Regeling vervallen per 01-01-2015

Maatregelenverordening wet werk en bijstand 2013

Geldend van 01-01-2015 t/m 31-12-2014

Intitulé

Maatregelenverordening wet werk en bijstand 2013

De raad van de gemeente Oldenzaal;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 22 januari 2013, nr. 4/5, reg.nr. INTB-13-00563;

gelet op artikel 8, eerste lid onder b en i van de Wet werk en bijstand;

b e s l u i t :

vast te stellen de Maatregelenverordening wet werk en bijstand 2013

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepaling

  • 1. Alle begrippen die in deze verordening gebruikt worden en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (WWB) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

  • 2. Deze verordening verstaat onder:

    • a.

      de wet: de Wet werk en bijstand;

    • b.

      bijstand: de bijstandsnorm bedoeld in hoofdstuk 3, paragraaf 2 en 3, van de wet;

    • c.

      het college: het college van burgemeester en wethouders;

    • d.

      werk-/trajectplan: een individueel plan, gericht op het vergroten van de mogelijkheden tot inschakeling in het arbeidsproces;

    • e.

      plan van aanpak: het plan, zoals bedoeld in artikel 44a van de wet;

    • f.

      rechthebbende: degene die bijstand ontvangt of heeft ontvangen;

    • g.

      recidiveboete: bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 18a, vijfde lid, van de wet.

  • 3. De verlaging van de bijstand zoals bedoeld in deze verordening wordt toegepast op de algemene bijstand en de eventuele, op grond van hoofdstuk 4 van de wet, te verstrekken (periodieke) bij-zondere bijstand.

Hoofdstuk 2 Geen of onvoldoende medewerking verlenen aan het verkrijgen of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid (arbeidsverplichtingen)

Artikel 2 1e categorie

Bij de volgende gedragingen wordt de bijstand verlaagd met 5% van de bijstand gedurende een maand:

  • 1.

    het zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij het UWV WERKbedrijf, dan wel de inschrijving niet of niet tijdig verlengen;

  • 2.

    het niet binnen de gestelde termijn retourneren van het sollicitatieformulier.

Artikel 3 2e categorie

Bij de volgende gedragingen wordt de bijstand verlaagd met 10% van de bijstand gedurende een maand:

  • 1.

    het later terugkeren van vakantie dan ingevolge artikel 13, eerste lid, onder d, van de wet is toegestaan;

  • 2.

    het niet binnen de gestelde termijn ondertekenen of aan het college retourneren van een exemplaar van het werk-/trajectplan.

Artikel 4 3e categorie

Bij de volgende gedragingen wordt de bijstand verlaagd met 20% van de bijstand gedurende een maand:

  • 1.

    het niet dan wel niet tijdig voldoen aan een oproep om, in verband met de arbeidsinschakeling, op een aangegeven plaats en tijd verschijnen;

  • 2.

    het niet dan wel in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling, dan wel aan een onderzoek naar de geschiktheid voor scholing of opleiding;

  • 3.

    gedragingen die de inschakeling in de algemeen geaccepteerde arbeid belemmeren;

  • 4.

    het later terugkeren van vakantie dan ingevolge artikel 13, eerste lid, onder d, van de wet is toegestaan en waarbij het reïntegratie- en integratietraject wordt geschaad;

  • 5.

    het niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen;

  • 6.

    het weigeren het sollicitatieformulier in te leveren;

  • 7.

    het niet meewerken aan het opstellen, uitvoeren of evalueren van een plan van aanpak door een uitkeringsgerechtigde jonger dan 27 jaar;

  • 8.

    het niet voldoen aan de aan de ontheffing verbonden re-integratieverplichtingen die een alleen-staande ouder heeft als hem op grond van artikel 9a van de wet een ontheffing van de arbeidsplicht is verleend;

  • 9.

    het niet voldoen aan de verplichting tot het leveren van een tegenprestatie naar vermogen.

Artikel 5 4e categorie

Bij het in onvoldoende mate nakomen van de verplichting gebruik te maken van de geboden voorzieningen gericht op reïntegratie en integratie van de belanghebbende, wordt de bijstand verlaagdmet 50% van de bijstand gedurende een maand.

Artikel 6 5e categorie

Bij de volgende gedragingen wordt de bijstand verlaagd met 100% van de bijstand gedurende een maand:

  • 1.

    het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid;

  • 2.

    het door eigen toedoen niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid;

  • 3.

    het weigeren gebruik te maken van de aangeboden voorzieningen tot arbeidsintegratie of de aan-geboden ondersteuning gericht op arbeidsintegratie.

Artikel 7 Medische behandeling

Wanneer de rechthebbende niet of niet tijdig meewerkt aan de verplichting verbonden aan een zorgtra-ject als bedoeld in artikel 55 van de wet, stemt het college de bijstand hierop af. Het percentage en de duur van de verlaging zullen, al naar gelang de ernst van de gedraging, overeenkomstig de verla-gingen, bedoeld in de artikelen 3, 4, 5 en 6 plaatsvinden.

Hoofdstuk 3 Maatregelen in verband met andere gedragingen dan de schending van de inlichtingen- dan wel arbeidsverplichtingen

Artikel 8 Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid

  • 1. Indien de rechthebbende anderszins blijk heeft gegeven van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de wet, wordt een verlaging opgelegd die wordt afgestemd op de hoogte van het benadelingsbedrag.

  • 2. De verlaging wordt op de volgende wijze vastgesteld:

    • a.

      bij een benadelingsbedrag tot € 1.000,00: 10% van de bijstandsnorm gedurende een maand;

    • b.

      bij een benadelingsbedrag van € 1.000,00 tot € 2.000,00: 20% van de bijstandsnorm gedurende een maand;

    • c.

      bij een benadelingsbedrag van € 2.000,00 tot € 4.000,00: 40% van de bijstandsnorm gedurende een maand;

    • d.

      bij een benadelingsbedrag van € 4.000,00 of meer: 100% van de bijstandsnorm gedurende minimaal een maand.

Artikel 9 Maatregel bij verlies van een passende en toereikende voorliggende voorziening door toepassing van bestuurlijke boete

  • 1. In afwijking van het bepaalde in artikel 8 wordt, indien belanghebbende(n) geen beroep meer kan doen op een passende en toereikende voorliggende voorziening, omdat deze volledig wordt verrekend met een bestuurlijke boete in het kader van het bij herhaling schenden van de inlichtingenplicht, een maatregel opgelegd van 100% gedurende de eerste drie maanden, gerekend vanaf de start van de verrekening.

  • 2. Artikel 11 is met betrekking tot de maatregel, bedoeld in het eerste lid, van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 4 Verrekening bestuurlijke boete bij recidive

Artikel 10 De uitoefening van de bevoegdheid tot verrekening

Het college verrekent het openstaande boetebedrag gedurende de eerste drie maanden na het moment van dagtekening van het besluit tot oplegging van een recidiveboete, zonder dat het bepaalde in artikel 4:93, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht in acht wordt genomen.

Artikel 11 Verzoek tot doorbetaling huur/hypotheekrente

  • 1. Belanghebbende kan verzoeken om, in afwijking van het bepaalde in artikel 10, de huur dan wel hypotheekrente na aftrek van huurtoeslag respectievelijk hypotheekrenteaftrek, alsmede de energielasten gedurende de in artikel 10 genoemde periode direct vanuit de bijstand te voldoen. Indien dit verzoek wordt toegekend wordt de verrekening daarop aangepast.

  • 2. Een verzoek als bedoeld in het eerste lid wordt in ieder geval afgewezen indien belanghebbende(n) in redelijkheid over voldoende gelden kan beschikken om de genoemde drie maanden in zijn levensonderhoud te voorzien dan wel in redelijkheid deze gelden op korte termijn kan verwerven.

Artikel 12 Verrekening met inachtneming van artikel 4:93, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht

In afwijking van artikel 10 verrekent het college het openstaande boetebedrag met inachtneming van artikel 4:93, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht indien:

  • a.

    toepassing van artikel 10 en 11 onaanvaardbare consequenties heeft voor de eventuele minderjarige belanghebbende(n); dan wel

  • b.

    de gezondheidstoestand van (een van de) belanghebbende(n) naar het oordeel van het college ernstig wordt bedreigd doordat mogelijkheden ontbreken om de noodzakelijke medicatie of behandeling te financieren.

Hoofdstuk 5 Overige bepalingen

Artikel 13 Afwijking van de bedoelde percentages

  • 1. Van de in de artikelen 2 tot en met 8 genoemde percentages kan naar beneden of naar boven worden afgeweken op grond van de ernst van de gedraging, de mate waarin de rechthebbende de gedraging verweten kan worden en de omstandigheden waarin rechthebbende verkeert.

  • 2. Van het opleggen van een verlaging wordt in ieder geval afgezien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.

  • 3. Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kan het college besluiten af te zien van het opleggen van een verlaging.

Artikel 14 Recidive en cumulatie

  • 1. De periode van verlaging van de bijstand, zoals bedoeld in de artikelen 2 tot en met 8, wordt verdubbeld, indien de rechthebbende zich binnen 12 maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte gedraging opnieuw schuldig maakt aan dezelfde of ernstiger verwijtbare gedraging van het betreffende hoofdstuk.

  • 2. Indien er sprake is van meerdere verwijtbare gedragingen, zoals bedoeld in de artikelen 2 tot en met 8, die zich tegelijk voordoen, worden de verlagingen gecumuleerd.

  • 3. Indien er sprake is van schendingen van meerdere verplichtingen, zoals bedoeld in de artikelen 2 tot en met 8, door één gedraging, wordt tenminste de hoogste verlaging toegepast.

Artikel 15 Volharding en heroverweging

  • 1. Indien de rechthebbende na de recidive bedoeld in artikel 14 volhardt in de gedraging, kan de bijstand voor onbepaalde tijd verlaagd worden. Er dient dan telkens na uiterlijk 3 maanden een heroverweging van de verlaging plaats te vinden.

  • 2. Wanneer er ingevolge de artikelen 2 tot en met 8 een verlaging van de bijstand plaatsvindt gedurende een langere periode dan drie maanden, dient elke drie maanden te worden nagegaan of de hoogte en de duur van de verlaging op basis van de omstandigheden van de rechthebbende dienen te worden aangepast.

Artikel 16 Geen of onvoldoende inspanningen om werk / onderwijs te vinden

Wanneer de uitkeringsgerechtigde jonger dan 27 jaar in de vier weken voorafgaand aan zijn uitkeringsaanvraag geen of onvoldoende aantoonbare inspanningen heeft gepleegd om werk dan wel onderwijs te vinden verlagen burgemeester en wethouders de uitkering. De hoogte en de duur van de verlaging zullen, indien mogelijk, overeenkomstig de categorie-indeling van de artikelen 4, 5, 6, 14 en 15 van deze verordening plaatsvinden.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 17 Handhavingsbeleid

Het college informeert de gemeenteraad door middel van een handhavingsplan, over de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan handhaving, bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de Wet werk en bijstand en de te verwachten resultaten en rapporteert hierover jaarlijks aan de gemeenteraad.

Artikel 18 Beleid

Het college kan ten behoeve van de uitvoering van deze verordening nadere regels vaststellen.

Artikel 19 Onvoorziene situaties

In gevallen, die de uitvoering van deze verordening betreffen en waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 20 Intrekking

De Maatregelenverordening Wet werk en bijstand 2012 wordt ingetrokken.

Artikel 21 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 maart 2013 en werkt terug tot 1 januari 2013.

Artikel 22 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Maatregelenverordening Wet werk en bijstand 2013.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van 25 februari 2013,
de griffier, de voorzitter,
J.H. Brokers T.J. Schouten

Toelichting behorende bij de Maatregelenverordening Wet werk en bijstand 2013

Toelichting behorende bij de Maatregelenverordening Wet werk en bijstand 2013