Regeling vervallen per 01-03-2019

Algemeen verbindend voorschrift van de gemeenteraad van de gemeente Oldenzaal houdende uitvoering Jeugdwet Verordening uitvoering Jeugdwet gemeente Oldenzaal 2015

Geldend van 01-01-2015 t/m 28-02-2019

Intitulé

Verordening uitvoering Jeugdwet gemeente Oldenzaal 2015

De raad van de gemeente Oldenzaal;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 23 september 2014, nr. 36/6, reg.nr. INTB-14-1550;

gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12, 8.1.1. vierde lid en 12.4 tweede lid van de Jeugdwet;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

overwegende dat:

  • de Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp bij de gemeente heeft belegd, waarbij het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt;

  • het noodzakelijk is om regels vast te stellen over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige voorzieningen, de wijze van afstemming met andere voorzieningen, de wijze waarop het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld, de bestrijding misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet en regels ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor levering van jeugdhulp en de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan;

b e s l u i t :

vast te stellen de Verordening uitvoering Jeugdwet gemeente Oldenzaal 2015

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a.

      algemene voorziening: aanbod van diensten of activiteiten als bedoeld in artikel 2, eerste lid, dat toegankelijk is zonder voorafgaand diepgaand onderzoek naar de behoeften en persoonskenmerken van de aanvrager.

    • b.

      andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen;

    • c.

      besluit: Besluit jeugdhulp gemeente Oldenzaal 2015

    • d.

      cliënt: de jeugdige of zijn ouders als bedoeld in artikel 1.1 van de wet;

    • e.

      hulpvraag: behoefte van een cliënt aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet;

    • f.

      individuele voorziening: op de cliënt toegesneden voorziening als bedoeld in artikel 2, tweede lid;

    • g.

      pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet;

    • h.

      uitvoeringsbesluit: het landelijke Uitvoeringsbesluit Jeugdhulp

    • i.

      wet: Jeugdwet.

  • 2. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, het Uitvoeringsbesluit en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2. Vormen van jeugdhulp

  • 1. De volgende vormen van algemene voorzieningen zijn beschikbaar:

    • a.

      informatie en opvoedadvies;

    • b.

      preventie opvoed- en opgroeiondersteuning individueel;

    • c.

      preventie opvoed- en opgroeiondersteuning groepsgewijs;

    • d.

      kortdurende en lichte ambulante ondersteuning.

  • 2. De volgende vormen van individuele voorzieningen zijn in ieder geval beschikbaar:

    • a.

      specialistische jeugdhulp intramuraal en extramuraal;

    • b.

      jeugd AWBZ intramuraal en extramuraal;

    • c.

      jeugd GGZ intramuraal en extramuraal;

    • d.

      pleegzorg.

  • 3. Het college kan nadere regels vaststellen over welke algemene en individuele voorzieningen op basis van het eerste en tweede lid beschikbaar zijn.

Hoofdstuk 2. Toegang tot jeugdhulp

Artikel 3. Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts

  • 1. Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist of jeugdarts, als en voor zover de jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is.

  • 2. Het college legt de te verlenen individuele voorziening, dan wel het afwijzen daarvan, vast in een beschikking als bedoeld in artikel 7.

Artikel 4. Toegang jeugdhulp via gecertificeerde instellingen, rechter, OM of JJI

  • 1. Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp die de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering.

  • 2. Het college draagt tevens zorg voor de inzet van jeugdhulp die de rechter, de officier van justitie, de directeur van de justitiële jeugdinrichting (JJI) of de selectiefunctionaris van de JJI nodig acht bij de uitvoering van jeugdreclassering.

Artikel 5. Toegang jeugdhulp via gemeente

  • 1. Een individuele voorziening wordt toegekend door middel van een besluit van het college.

  • 2. Het college neemt het besluit als bedoeld in het eerste lid op grond van de aanvraag als bedoeld in artikel 6 en het onderzoek als bedoeld in artikel 8.

  • 3. In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke maatregel of vraagt het college een machtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet.

  • 4. Cliënten kunnen zich rechtstreeks wenden tot een algemene voorziening.

Hoofdstuk 3. Individuele voorziening

Paragraaf 1. Procedureel

Artikel 6. Aanvraag

  • 1. Een aanvraag voor een individuele voorziening kan door of namens een cliënt worden ingediend.

  • 2. Als de jeugdhulp betrekking heeft op een ander dan de aanvrager, behoeft de aanvraag de instemming van de cliënt waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 3. Heeft de aanvraag betrekking op een minderjarige:

    • a.

      die jonger is dan 12 jaren, of;

    • b.

      die ouder is dan 12 jaren en niet in staat tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zakedan is niet de instemming van de minderjarige vereist, maar van diens wettelijke vertegenwoordiger.

  • 4. Heeft de aanvraag betrekking op een minderjarige die de leeftijd van 12 maar nog niet die van 16 jaren heeft bereikt, dan behoeft de aanvraag de instemming van zowel de minderjarige als de wettelijke vertegenwoordiger. Weigert de wettelijke vertegenwoordiger in te stemmen met de aanvraag, dan kan het college toch een besluit nemen als de jeugdhulp voor de minderjarige kennelijk nodig is teneinde ernstig nadeel voor de minderjarige te voorkomen, alsmede indien de minderjarige ook na de weigering van de toestemming de jeugdhulp weloverwogen blijft wensen.

  • 5. De cliënt die een aanvraag indient voor een individuele voorziening, verstrekt het college indien noodzakelijk een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

  • 6. Het college stelt nadere regels vast met betrekking tot de procedure voor de aanvraag van een individuele voorziening.

Artikel 7. Beschikking

  • 1. In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening wordt aangegeven of deze als voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt.

  • 2. Bij het verstrekken van een voorziening in natura vermeldt de beschikking in ieder geval:

    • a.

      welke individuele voorziening verstrekt wordt en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      de ingangsdatum en duur van de verstrekking;

    • c.

      hoe de voorziening wordt verstrekt, en indien van toepassing;

    • d.

      welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn;

    • e.

      of een ouderbijdrage verschuldigd is.

  • 3. Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een pgb vermeldt de beschikking in ieder geval:

    • a.

      aan welk resultaat het pgb moet worden besteed;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

    • c.

      de hoogte van het pgb en hoe dit tot stand is gekomen;

    • d.

      de duur van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld;

    • e.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb, en;

    • f.

      of een ouderbijdrage verschuldigd is.

Paragraaf 2. Beoordeling

Artikel 8. Onderzoek

  • 1. Het college onderzoekt in een gesprek met de cliënt zo spoedig mogelijk en voor zover nodig in het kader van de hulpvraag:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de cliënt en het probleem of de hulpvraag;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

    • c.

      het vermogen van de cliënt om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

    • d.

      de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;

    • e.

      de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een algemene voorziening;

    • f.

      de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;

    • g.

      de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;

    • h.

      hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders.

  • 2. Tijdens het gesprek wordt de cliënt in begrijpelijke bewoordingen medegedeeld welke mogelijkheden bestaan om te kiezen voor een pgb en wat de gevolgen van die keuze zijn.

  • 3. In de gevallen bedoeld in artikel 8.2.1 van de wet informeert het college de ouders dat een ouderbijdrage is verschuldigd en hoe deze bijdrage wordt geïnd.

  • 4. Het college kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de inhoud van en de wijze waarop het onderzoek wordt uitgevoerd.

Artikel 9. Criteria voor een individuele voorziening

  • 1. Cliënten kunnen slechts in aanmerking komen voor een individuele voorziening voor zover:

    • a.

      zij op eigen kracht of met hulp van andere personen uit het sociale netwerk geen oplossing kunnen vinden voor de hulpvraag;

    • b.

      zij geen oplossing kunnen vinden voor de hulpvraag door gebruik te maken van een algemene voorziening, of;

    • c.

      zij geen oplossing kunnen vinden voor de hulpvraag door gebruik te maken van een andere voorziening.

  • 2. Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning van een individuele voorziening.

Artikel 10. Regels voor pgb

  • 1. De hoogte van het pgb wordt bepaald aan de hand van en tot het maximum van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura en is toereikend voor de aanschaf daarvan.

  • 2. De hoogte van een pgb voor dienstverlening is opgebouwd uit verschillende kostencomponenten, zoals salaris, vervanging tijdens vakantie, verzekeringen en reiskosten.

  • 3. De persoon aan wie een pgb wordt verstrekt, kan de jeugdhulp onder de volgende voorwaarden betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk:

    • a.

      deze persoon krijgt een lager tarief betaald voor zijn diensten dan het door het college in het besluit vastgestelde tarief. Dit lagere tarief wordt door het college in het besluit vastgesteld.

    • b.

      dat deze persoon heeft aangegeven dat de zorg aan de belanghebbende voor hem niet tot overbelasting leidt;

    • c.

      dat tussenpersonen of belangbehartigers niet uit het pgb mogen worden betaald.

  • 4. Het college stelt in het besluit nadere regels vast over de hoogte van het pgb en de aan het pgb verbonden voorwaarden en verplichtingen.

Hoofdstuk 4. Herziening, Intrekking, terugvordering en controle

Artikel 11. Herziening, intrekking en terugvordering

  • 1. Onverminderd artikel 8.1.4 van de wet kan het college een beslissing aangaande een individuele voorziening herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de cliënt niet langer op de individuele voorziening of op het pgb is aangewezen;

    • c.

      de individuele voorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de cliënt niet voldoet aan de voorwaarden van de individuele voorziening of het pgb, of

    • e.

      de cliënt de individuele voorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruikt dan waarvoor het is bestemd.

  • 2. Als het college een beslissing op grond van het eerste lid heeft herzien of ingetrokken, kan het college de geldswaarde vorderen van de teveel of ten onrechte genoten individuele voorziening of het teveel of ten onrechte genoten pgb.

Artikel 12. Controle

  • 1. Het college onderzoekt, al dan niet steekproefsgewijs, of de verstrekte voorzieningen worden gebruikt dan wel besteed ten behoeve van het doel waarvoor ze verstrekt zijn.

  • 2. Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot deze controle.

Hoofdstuk 5. Verhouding prijs en kwaliteit

Artikel 13. Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering

Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met de algemene en specifieke kwaliteitseisen en voorwaarden opgenomen in de inkoopbestekken van het regionale samenwerkingsverband Samen 14.

Hoofdstuk 6. Vertrouwenspersoon, klachten en medezeggenschap

Artikel 14. Vertrouwenspersoon

Het college wijst cliënten erop dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

Artikel 15. Klachtregeling

Het college behandelt klachten van cliënten die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van meldingen en aanvragen als bedoeld in deze verordening overeenkomstig de op dat moment geldende procedure van behandeling van klachten binnen de gemeente Oldenzaal.

Artikel 16. Inspraak en medezeggenschap

  • 1. Het college betrekt de ingezetenen van de gemeente bij de voorbereiding van het beleid betreffende jeugdhulp overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2. Ter uitvoering van lid 1 stelt het college de adviescommissie Wmo vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 3. Het college zorgt ervoor dat de adviescommissie Wmo kan deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 4. Het college kan nadere regels vaststellen ter uitvoering van het tweede en derde lid.

Hoofdstuk 7. Gegevensverwerking

Artikel 17. Privacy

  • 1. Het college verwerkt geen gegevens betreffende een cliënt, tenzij dit voor de uitvoering van de wet noodzakelijk is.

  • 2. Het college verwerkt geen persoonsgegevens betreffende een cliënt zonder daartoe van de cliënt toestemming te verkrijgen.

  • 3. In afwijking van het tweede lid kan het college persoonsgegevens van een cliënt verwerken zonder daartoe de toestemming van die cliënt te hebben verkregen, wanneer daarmee tegemoet gekomen wordt aan een spoedeisend belang van de cliënt of een wettelijke plicht.

  • 4. Het college beveiligt de persoonsgegevens die zijn verkregen ten behoeve van de uitvoering van de wet deugdelijk en adequaat.

Hoofdstuk 8. Slotbepalingen

Artikel 18. Evaluatie

  • 1. Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt in 2016 geëvalueerd en vervolgens eenmaal per twee jaar. Het college zendt hiertoe na de inwerkingtreding van de verordening telkens om de twee jaar aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de verordening in de praktijk.

  • 2. Het college informeert de raad jaarlijks over ontwikkelingen met betrekking tot de jeugdhulp.

Artikel 19. Nadere regels en hardheidsclausule

  • 1. In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffend, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

  • 2. Het college kan nadere regels stellen over de uitvoering van deze verordening.

  • 3. Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 20. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening uitvoering Jeugdwet gemeente Oldenzaal 2015.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van 27 oktober 2014,
de griffier, de voorzitter,
J.H. Brokers T.J. Schouten

Toelichting op de Verordening uitvoering Jeugdwet gemeente Oldenzaal 2015

Toelichting op de Verordening uitvoering Jeugdwet gemeente Oldenzaal 2015