Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oldenzaal houdende regels omtrent terugvorderingen en invordering bbz (Beleidsregels terugvordering en invordering Bbz 2004 gemeente Oldenzaal 2020)

Geldend van 30-04-2020 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2020

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oldenzaal houdende regels omtrent terugvorderingen en invordering bbz (Beleidsregels terugvordering en invordering Bbz 2004 gemeente Oldenzaal 2020)

Het college van burgemeester en wethouders van Oldenzaal;

gelet op het bepaalde in artikel 1:3, vierde lid, artikel 3:42, titel 4.3 en titel 4.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), en artikel 12, tweede lid, onderdeel c, artikel 39 eerste lid onderdeel a onder 3, artikel 39 tweede lid en artikel 41, vierde e vijfde lid Bbz ;

b e s l u i t :

vast te stellen de Beleidsregels terugvordering en invordering Bbz 2004 (Besluit bijstands-verlening zelfstandigen 2004) gemeente Oldenzaal 2020.

Hoofdstuk 1. Algemeen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    Bbz: Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004;

  • b.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • c.

    BW: Burgerlijk Wetboek;

  • d.

    Uitkering: uitkering ingevolge de Participatiewet, IOAW, IOAZ of Bbz;

  • e.

    College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oldenzaal;

  • f.

    Debiteur: de persoon van wie wordt teruggevorderd.

  • g.

    ROZ: Regionaal Orgaan Zelfstandigen waaraan het college mandaat heeft verleend voor uit-voering Bbz.

Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de wetten en de daarop berustende regelingen, alsmede in de Algemene wet bestuursrecht en het Burgerlijk Wetboek.

Hoofdstuk 2 Terugvordering

Artikel 2. Algemeen

Het college maakt ten volle gebruik van de bevoegdheid tot:

  • a.

    het terugvorderen van ten onrechte verleende bijstand of uitkering zoals neergelegd in:

    • -

      artikel 12, tweede lid, onderdeel c, Bbz;

    • -

      artikel 39, eerste lid, onderdeel a onder 3 Bbz;

    • -

      artikel 39, tweede lid, Bbz;

    • -

      artikel 41, vierde en vijfde lid Bbz.

  • b.

    het vestigen van een recht van hypotheek of pandrecht ter meerdere zekerheid tot terugbeta-ling van de verstrekte uitkering.

Artikel 3. Brutering

  • 1. Loonbelasting en de premies volksverzekering waarvoor de gemeente die de bijstand verstrekt krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 worden teruggevorderd, voor zover deze belasting en premies niet verrekend kunnen worden met de belastingdienst en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

  • 2. Als er géén sprake is van enig verwijtbaar gedrag van de zijde van de debiteur én de debiteur niet kan worden tegengeworpen dat de vordering niet in zijn geheel binnen het kalenderjaar waarop de vordering betrekking heeft is voldaan, wordt van brutering afgezien.

Artikel 4. Terugvorderingsbeschikking

Het college vermeldt in de terugvorderingsbeschikking, in aanvulling op hetgeen in artikel 4:86 Awb is gesteld en voor zover geen betalingsregeling is opgenomen, in ieder geval:

  • a.

    de mogelijkheid voor de debiteur om voor het verstrijken van de gestelde betalingstermijn een gemotiveerd verzoek tot het treffen van een betalingsregeling te doen;

  • b.

    dat, bij gebreke van tijdige betaling of het tijdig indienen van een verzoek tot het treffen van een betalingsregeling, het college zal overgaan tot het instellen van rechtsmiddelen waarmee uiteindelijk tot (dwang)invordering kan worden overgegaan. Alle hieruit voortkomende invorde-ringskosten kunnen op de debiteur worden verhaald..

Artikel 5. Terugvordering van verstrekt bedrijfskapitaal

Het college vordert het bedrijfskapitaal, dat is toegekend op grond van artikel 20 en 24 Bbz terug als de zelfstandige ook na een tweede aanmaning niet aan zijn betalingsverplichting voldoet.

Artikel 6. Afzien van terugvordering

  • 1. Afzien van terugvordering is in de volgende gevallen mogelijk:

    • a.

      aan de debiteur is te veel uitkering verleend en hij had dit redelijkerwijs niet kunnen begrij-pen;

    • b.

      aan de debiteur is te veel uitkering verleend en hij had dit redelijkerwijs kunnen begrijpen, maar de betaling heeft reeds meer dan twee jaar geleden plaatsgevonden.

    • c.

      de terugvordering zou leiden tot onaanvaardbare sociale of financiële gevolgen.

  • 2. Afzien van terugvordering zoals in het eerste lid aangegeven onder a tot en met c, kan alleen in incidentele gevallen, gebaseerd op een individuele afweging van relevante omstandigheden. Zowel financiële als niet-financiële (immateriële) omstandigheden, zoals re-integratieactiviteiten, schuldsituaties en andere sociale motieven kunnen een rol spelen.

  • 3. Een besluit tot afzien van terugvordering wordt ingetrokken als op een later moment blijkt dat belanghebbende onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste en volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.

  • 4. Afzien van terugvordering is niet aan de orde als de vordering:

    • a.

      het gevolg is van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan; of

    • b.

      door pand- of hypotheekrecht wordt gedekt; of

    • c.

      is ontstaan ten gevolge van het schenden van de inlichtingenplicht. Voor vorderingen ten gevolge van het schenden van de inlichtingenplicht is afzien niet mogelijk.

Artikel 7. Matigen van vordering

  • 1. Als het college een concreet signaal heeft ontvangen, waaruit redelijkerwijs moet worden afgeleid dat de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag wordt verstrekt, dan heeft het college, na de ontvangst van dat signaal nog zes maanden de tijd om het recht op bijstand in overeenstemming te brengen met de feitelijke situatie. De bijstand die na die zes maanden ten onrechte of tot een te hoog bedrag wordt verstrekt, wordt niet teruggevorderd.

  • 2. De terugvordering beperkt zich tot de bijstand die het college niet zou hebben verleend als belanghebbende tijdig alle van belang zijnde inlichtingen zou hebben verstrekt.

Hoofdstuk 3. Invordering

Artikel 8. Betalingsverplichting debiteuren zonder uitkering

  • 1. Het college heeft de bevoegdheid om als betalingsverplichting een betaling van de volledige vordering ineens op te leggen, dan wel ambtshalve een maandelijkse aflossingstermijn vast te stellen.

  • 2. In de betalingsverplichting kunnen nadere voorwaarden worden opgenomen.

  • 3. Indien de debiteur in gebreke blijft tot volledige nakoming van de betalingsverplichting, wordt het besluit tot terugvordering ten uitvoer gelegd.

Artikel 9. Aflossingscapaciteit debiteuren met een bijstandsuitkering

  • 1. Als de debiteur een inkomen heeft op bijstandsniveau, bedraagt de aflossingscapaciteit, met in achtneming van de beslagvrije voet, maximaal 5% van de van toepassing zijnde bijstands-norm per maand, inclusief de vakantietoeslag.

  • 2. In geval van beslaglegging door een derde, kan de aflossingscapaciteit ingevolge de voor-gaande leden voor alle vorderingen worden bepaald op de volledige beslagruimte, zoals aan-gegeven in artikel 475d leden 1 en 2 van het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

Artikel 10. Tussentijdse beoordeling aflossingscapaciteit

Het college kan de hoogte van een eerder vastgestelde aflossingsverplichting verhogen dan wel wijzigen in een aflossingsverplichting ineens:

  • a.

    als de gewijzigde omstandigheden van de debiteur daartoe aanleiding geven, of

  • b.

    als de debiteur desgevraagd geen informatie geeft over zijn omstandigheden.

Artikel 11. Verrekening en beslaglegging

  • 1. Als de debiteur niet tot betaling van de vordering overgaat, wordt het terugvorderingsbesluit ten uitvoer gelegd door middel van verrekening met de uitkering of door middel van invorde-ring bij dwangbevel en beslaglegging.

  • 2. Het college kan tevens de invordering overdragen aan een derde.

  • 3. De aan het tweede lid verbonden invorderingskosten worden volledig doorberekend aan de debiteur.

  • 4. Van verdere invordering kan worden afgezien als de restvordering minder bedraagt dan € 150.

Artikel 12. Uitstel van betaling

  • 1. Indien de financiële situatie of de bijzondere omstandigheden van de debiteur hiertoe aanlei-ding geven, kan het college ambtshalve of op verzoek daartoe besluiten tot het verlenen van uitstel van betaling gedurende een bepaalde periode. Nadat een dwangbevel wettelijk ten uit-voer is gelegd, kan het college op verzoek besluiten de aflossingsverplichting te matigen, met handhaving van het derdenbeslag.

  • 2. Aan het uitstel van betaling, dan wel de matiging van de betalingsverplichting, kan het college voorwaarden verbinden.

Hoofdstuk 4 Kwijtschelding

Artikel 13. Afzien na tijdsverloop

  • 1. Er kan van (verdere) invordering van niet verwijtbare vorderingen worden afgezien, als:

    • a.

      gedurende 5 jaar volledig aan de betalingsverplichtingen is voldaan; of

    • b.

      gedurende 5 jaar niet volledig aan de betalingsverplichtingen is voldaan, maar het achter-stallige bedrag alsnog is betaald; of

    • c.

      gedurende 5 jaar geen betalingen zijn verricht vanwege onvoldoende aflossingscapaciteit; of

    • d.

      gedurende 3 jaar geen betalingen zijn verricht, omdat de verblijfplaats onbekend is en niet aannemelijk is dat op enig moment nog betalingen zullen worden verricht; of

    • e.

      een bedrag, overeenkomend met tenminste 50% van de restsom in één keer wordt afge-lost; van deze mogelijkheid kan slechts gebruik worden gemaakt als wordt beargumen-teerd dat de afkoop van de schuld naar verwachting meer oplevert dan de reguliere incas-so-strategie.

  • 2. De periode van 5 jaar wordt 3 jaar als het gemiddelde inkomen van de debiteur minus de af-lossing die is gedaan ter nakoming van de betalingsverplichting in die periode de beslagvrije voet niet te boven is gegaan.

  • 3. Bij verwijtbare vorderingen gelden de bepalingen van het eerste en tweede lid, met dien ver-stande dat de hierin genoemde termijnen dan steeds 10 jaar bedragen.

Artikel 14. Kwijtschelding (leen)bijstand in verband met een schuldregeling

  • 1. Het college ziet gedeeltelijk van (verdere) invordering af als duidelijk is dat een schuldregeling alleen tot stand kan komen op voorwaarde, dat zij ook hieraan deelneemt en gedeeltelijk afziet van invordering. De voorwaarden hiervoor zijn:

    • a.

      er moet sprake zijn van een problematische schuldensituatie;

    • b.

      de medewerking is vereist voor het tot stand komen van de schuldregeling;

    • c.

      evenredige verdeling met schuldeisers van gelijke rang. De gemeente kan voor terugge-vorderde bijstand als preferente schuldeiser het dubbele percentage eisen ten opzichte van de concurrente schuldeisers;

    • d.

      het gedeelte van de lening of de vordering dat door gestelde zekerheden wordt gedekt, blijft buiten het akkoord.

  • 2. De medewerking wordt weer ingetrokken als achteraf blijkt dat:

    • a.

      er geen schuldregeling tot stand is gekomen binnen de daarvoor gestelde termijn;

    • b.

      de verplichtingen van de schuldregeling niet correct worden nagekomen;

    • c.

      er onjuiste informatie is verstrekt.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 15. Hardheidsclausule

In gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien, neemt het college een besluit, waarbij zoveel mogelijk aansluiting wordt gezocht bij vergelijkbare situaties met inachtneming van de individuele omstandigheden van de belanghebbende.

Artikel 16. Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als Beleidsregels terugvordering en invordering Bbz 2004 gemeente Oldenzaal 2020.

Artikel 17. Inwerkingtreding

De Beleidsregels terugvordering en invordering Bbz 2004 gemeente Oldenzaal 2020 treden in werking de dag na bekendmaking en werken terug tot 1 januari 2020.

Ondertekening

Vastgesteld in de collegevergadering van 14 april 2020.

Het college van burgemeester en wethouders

de secretaris

de burgemeester