Regeling vervallen per 01-01-2022

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Oldenzaal houdende regels omtrent de heffing en de invordering van parkeerbelastingen (Verordening parkeerbelastingen 2021)

Geldend van 01-01-2021 t/m 31-12-2021

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Oldenzaal houdende regels omtrent de heffing en de invordering van parkeerbelastingen (Verordening parkeerbelastingen 2021)

De raad van de gemeente Oldenzaal;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 24 november 2020, nr.44/11, reg.nr. INTB-20-04789;

gelet op artikelen 156, eerste en tweede lid, aanhef en onderdeel h en 225 van de Gemeentewet en de Parkeerverordening 1993 Oldenzaal;

b e s l u i t :

vast te stellen de Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2021

Artikel 1 Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, an-ders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstap-pen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • b.

    motorvoertuigen: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 onder ia van het RVV 1990;

  • c.

    elektronisch motorvoertuig: volledig elektronisch personen- of bedrijfsmotorvoertuig met vier of meer wielen, voorzien van een Europese typegoedkeuring of een Plug-in hybride motorvoertuig met vier of meer wielen dat minimaal beschikt over een bereik van ten minste 30 volledig elek-tronisch aangedreven kilometers en tevens is voorzien van een Europese typegoedkeuring;

  • d.

    houder: degene op wiens naam het motorrijtuig ten tijde van het parkeren in het kentekenregister, bedoeld in de Wegenverkeerswet 1994, was ingeschreven;

  • e.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, centrale computer en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerappara-tuur wordt verstaan;

  • f.

    centrale computer: computer van de bedrijven waarmee de gemeente Oldenzaal een overeen-komst heeft gesloten, bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen in het kader van het verlenen van diensten op het gebied van betaald parkeren met gebruik van een telefoon of een ander communicatiemiddel.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam parkeerbelastingen worden de volgende belastingen geheven:

  • a.

    een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

  • b.

    een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een voertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 2. Als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

    • a.

      degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

    • b.

      zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft plaatsge-vonden: de houder van het voertuig, met dien verstande dat

      • -

        indien een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overge-legd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het voertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd;

      • -

        indien blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 3. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

  • 4. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd dan wel degene ten behoeve van wie de vergunning is aangevraagd.

Artikel 4 Vrijstelling

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven voor een motorvoertuig waarin vanaf de buitenkant van het voertuig duidelijk zichtbaar een geldige gehandicaptenkaart als bedoeld in artikel 49 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW) is aangebracht.

  • 2. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven als met elektrische motorvoer-tuigen, als bedoeld in artikel 1, onder c, ten behoeve van het opladen van de batterijen wordt ge-parkeerd op parkeer apparatuur plaatsen, die zijn ingericht met een oplaadpaal en aangeduid met een E-4 verkeersbord met onderbord, gedurende de tijd dat daadwerkelijk wordt opgeladen.

Artikel 5 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze veror-dening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

Artikel 6 Wijze van heffing

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangif-te. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college van burgemeester en wethouders gestelde voorschriften.

  • 2. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven bij wege van voldoening op aangif-te.

  • 3. Bij de voldoening op aangifte moet het kenteken van het motorvoertuig waarmee wordt gepar-keerd of waarvoor de vergunning geldt worden opgegeven.

Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren, tenzij het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een mobiele telefoon of ander communicatiemiddel inloggen op de centrale compu-ter.

  • 2. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergun-ning wordt verleend.

Artikel 8 Termijnen van betaling

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren, tenzij het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een mobiele telefoon of ander communicatiemiddel inloggen op de centrale compu-ter.

  • 2. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergun-ning wordt verleend.

Artikel 9 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.

Artikel 10 Bevoegdheid tot gebruik wielklem en wegsleepregeling

Niet van toepassing

Artikel 11 Kosten

De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, be-dragen € 65,30.

Artikel 12 Kwijtschelding

Bij de invordering van deze belasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 13 Overgangsrecht

  • 1. De Verordening parkeerbelastingen 2020 van 16 december 2019, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 14, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Indien de datum van inwerkingtreding van deze verordening ligt na de in artikel 14, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, blijft de in het eerste lid genoemde verordening gel-den voor de in de tussenliggende periode plaatsvindende belastbare feiten voor zover de heffing van de rechten hiervoor in die periode plaatsvindt.

Artikel 14 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2021.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2021.

Artikel 15 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Verordening parkeerbelastingen 2021.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van 14 december 2020,

de griffier,

J.H. Brokers

de voorzitter,

P.G. Welman

Bijlage 1 Tarieventabel parkeerbelastingen 2021

Tarieventabel behorende bij de Verordening parkeerbelastingen 2021

1

Het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedraagt:

 

1.1

in het op de kaart groen gekleurde gebied, per uur van de eerste twee uren

€ 1,30

 

vervolgens, per uur van de volgende twee uren

€ 0,90

 

vervolgens, per uur van de volgende maximaal acht uren op dezelfde dag:

€ 0,00

 
 
 

2

Het tarief voor een parkeervergunning als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, bedraagt:

 

2.1

voor een vergunning geldend voor een belanghebbendenparkeerplaats aangeduid met een kenteken, geldend voor datzelfde kenteken:

 

2.1.1

per kalenderjaar

€ 60,00

2.1.2

per kalenderkwartaal

€ 15,00

 
 
 

2.2

voor een vergunning geldend voor een belanghebbendenparkeerplaats binnen een bepaald gedeelte van de gemeente, geldend voor één kenteken zonder garantie op een vrije parkeerplaats

 

2.2.1

per kalenderjaar

€ 60,00

2.2.2

per kalenderkwartaal

€ 15,00

 
 
 

2.3

voor een vergunning geldend voor een belanghebbendenparkeerplaats binnen een bepaald gedeelte van de gemeente, niet geldend voor één kenteken zonder garantie op een vrije parkeerplaats

 

2.3.1

per kalenderjaar

€ 60,00

2.3.2

per kalenderkwartaal

€ 15,00

 
 
 

2.4

voor een vergunning geldend voor een parkeerapparatuurplaats binnen een bepaald gedeelte van de gemeente, geldend voor één kenteken zonder garantie op een vrije parkeerplaats

 

2.4.1

per kalenderjaar

€ 60,00

2.4.2

per kalenderkwartaal

€ 15,00

 
 
 

2.5

voor een vergunning geldend voor een parkeerapparatuurplaats binnen een bepaald gedeelte van de gemeente, geldend voor één kenteken, zonder garantie op een vrije parkeerplaats, van maandag tot en met donderdag van 9.00 tot 18.00 uur, vrijdag van 9.00 tot 21.00 uur en zaterdag van 9.00 tot 17.00 uur

 

2.5.1

per kalenderjaar

€ 170,00

2.5.2

per kalenderkwartaal

€ 42,50

 
 
 

3

Gedeelten van de in deze tabel genoemde eenheden van tijdsduur worden voor volle eenheden gerekend

 

Behoort bij besluit van de raad der gemeente Oldenzaal van 14 december 2020, nr. 1042

Mij bekend,

De griffier,

Bijlage 2 Betaald parkeren

afbeelding binnen de regeling