Regeling vervallen per 01-01-2024

Beleidsregels krediethypotheek WWB Gemeente Olst-Wijhe

Geldend van 19-09-2013 t/m 31-12-2023

Intitulé

Beleidsregels krediethypotheek WWB Gemeente Olst-Wijhe

Inleiding

Bij de beoordeling of iemand aanspraak kan maken op een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) staat steeds de vraag centraal of de belanghebbende in zodanige omstandigheden verkeert of dreigt te raken dat hij niet over de middelen beschikt om te voorzien in de noodzakelijke kosten van het bestaan. Ook ten aanzien van degene die in het bezit is van een eigen woning kunnen dergelijke omstandigheden zich voordoen. Een eigen woning kan na aftrek van eventuele schulden een overwaarde hebben. Dit is geen reden om bijstandsverlening uit te sluiten. Criterium is of belanghebbende binnen een redelijke termijn over de overwaarde kan beschikken. Als dit niet kan kan de bijstand in de vorm van een geldlening worden verstrekt.

Artikel 48 lid 3 WWB geeft het college de bevoegdheid om aan het verlenen van bijstand in de vorm van een geldlening verplichtingen te verbinden die zijn gericht op meerdere zekerheid voor de nakoming van de aflossing.

Dit is ter vrije beoordeling van het college, al geeft de wetgever aan in de Memorie van toelichting, dat in geval van bijstandsverlening van beperkte omvang het mogelijk is, dat de kosten van het stellen van zekerheden onredelijk hoog zijn ten opzichte van het met het stellen van zekerheden te dienen belang en, dat het dan voor de hand ligt dat van het stellen van zekerheden wordt afgezien. Zie TK 2002-2003, 28 870 nr. 3, p. 72-72.

De mogelijkheid van het vestigen van pand of hypotheek is met name aan de orde als de bijstand op grond van artikel 50 lid 2 WWB als geldlening wordt verstrekt. Ook hierbij heeft de wetgever nadrukkelijk het oordeel of een pand- of hypotheekrecht moet worden verleend aan het college gelaten. zie TK 2002-2003, 28 870 nr. 3, p. 74.

Financiële overwegingen

Het stellen van zekerheid geeft de gemeente meer verhaal ingeval belanghebbende niet aan zijn terugbetalingsverplichtingen voldoet. Het moet wel om een bijstandsbedrag van enige omvang en verhaalsobjecten van enige betekenis gaan. Anders zijn de administratieve lasten in verhouding te hoog.

Overige overwegingen

Overige overwegingen die een rol spelen bij het invullen van deze beleidsregels zijn:

  • ·

    Zijn de kosten van het vestigen van pand- of hypotheek voor belanghebbende onevenredig bezwaarlijk gezien de hoogte van de lening?

  • ·

    Is er een reden om aan te nemen dat belanghebbende mogelijk in gebreke zal blijven bij het voldoen van zijn aflosverplichtingen?

  • ·

    Is er sprake van onnodige rechtsongelijkheid tussen eigen-woningbezitters en niet-eigen-woningbezitters?

In de voorliggende beleidsregels wordt uitgegaan van de volgende uitgangspunten

Het college verleent bijstand als geldlening onder verband van pand of hypotheek als de door belanghebbende of zijn gezin bewoonde eigen woning met bijbehorend erf een waarde heeft van meer dan € 48.900,- (het bedrag genoemd in artikel 34 lid 2 onder d WWB, bedrag geldt per 1 juli 2013) en er (naar verwachting) meer bijstand verleend wordt op jaarbasis dan het wettelijk netto minimumloon op maandbasis.

Daarbij worden voor de berekening van de waarde van de woning de daarop rustende schulden in mindering gebracht.

Een krediethypotheek wordt gevestigd op registergoederen (huizen en geregistreerde woonschepen).

Pandrecht wordt gevestigd op niet-registergoederen (woonwagens en niet-geregistreerde woonschepen).

 

BELEIDSREGELS KREDIETHYPOTHEEK

Artikel 1

Indien bijstand wordt verleend in de vorm van een geldlening als bedoeld in artikel 50 lid 2 WWB wordt voor de zekerheidstelling ervan een hypotheek- of pandovereenkomst afgesloten.

Artikel 2

  • 1. De geldlening, bedoeld in artikel 1 van deze beleidsregels, is ten hoogste de waarde van de woning in het economische verkeer bij vrije oplevering, verminderd met de daarop drukkende schulden en met het vrij te laten vermogen als bedoeld in artikel 34 lid 2 WWB (€ 48.900,00, bedrag geldt per 1 juli 2013.

  • 2. Ter vaststelling van de waarde van de woning vindt taxatie plaats door een taxateur voor onroerende zaken die door de belanghebbende in overeenstemming met het college wordt aangewezen.

  • 3. Er kan worden uitgegaan van de waarde van de woning op grond van de laatste Wet waardering onroerende zaken (WOZ) indien de waardevaststelling van de woning is gebaseerd op de actuele situatie en binnen anderhalf jaar voor datum van de aanvraag is vastgesteld.

  • 4. De kosten verbonden aan de taxatie, de hypotheekakte of pandovereenkomst en de inschrijving van de hypotheek of het pand, alsmede de bijkomende kosten, komen ten laste van de belanghebbende. Voor deze kosten bestaat recht op bijzondere bijstand om niet, met dien verstande dat, 100% van het aanwezige vermogen als bedoeld in artikel 34 lid 3 WWB voor de draagkracht in aanmerking wordt genomen.

Artikel 3

  • 1. Aan de geldlening worden in elk geval verbonden de voorwaarden genoemd in de artikelen 4 en 5.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde voorwaarden worden tezamen met de gebruikelijke bedingen opgenomen in de hypotheekakte of de pandovereenkomst.

Artikel 4

  • 1. Aflossing van de geldlening vindt plaats gedurende ten hoogste tien jaar.

  • 2. De aflossing vangt aan op het moment van beëindiging van de bijstandverlening en vindt maandelijks plaats.

  • 3. Het maandbedrag van de aflossing wordt telkens voor een periode van een jaar vastgesteld.

  • 4. Bij een inkomen als bedoeld in artikel 32 WWB dat niet uitgaat boven de op belanghebbende van toepassing zijnde bijstandsnorm, wordt geen aflossing gevergd.

  • 5. Indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven stelt het college, zo nodig tussentijds, het maandbedrag van de aflossing op een lager dan wel hoger bedrag vast.

  • 6. Bij de beoordeling van de omstandigheden als bedoeld in het vijfde lid wordt rekening gehouden met noodzakelijke, voor eigen rekening van belanghebbende komende, bijzondere bestaanskosten. Deze worden in mindering gebracht op het inkomen.

  • 7. Indien belanghebbende tijdens de aflossingsperiode van tien jaar schuldig nalatig is in het voldoen van de vastgestelde aflossing, is het nog niet afgeloste deel van de geldlening terstond opeisbaar en is daarover tevens de wettelijke rente verschuldigd.

Artikel 5

  • 1. Indien door toepassing van artikel 4, vierde tot en met zesde lid, na afloop van de aflossingsperiode van tien jaar een deel van de geldlening nog niet is afgelost, is vanaf dat moment maandelijks rente verschuldigd over het nog niet afgeloste deel van de geldlening.

  • 2. De rente, bedoeld in het eerste lid, is de wettelijke rente, verminderd met drie procent.

  • 3. Indien belanghebbende naar het oordeel van het college de rente geheel of gedeeltelijk kan betalen, doch niet kan aflossen, wordt een betaling eerst tot ten hoogste het bedrag van de verschuldigde maandrente aangemerkt als aflossing en wordt de rente die daardoor niet wordt betaald bijgeschreven bij het nog niet afgeloste deel van de geldlening.

  • 4. Indien belanghebbende naar het oordeel van het college geen rente kan betalen wordt de verschuldigde rente bijgeschreven bij het nog niet afgeloste deel van de geldlening.

  • 5. Over een bijgeschreven rentevordering is geen rente verschuldigd.

Artikel 6

  • 1. Bij verkoop of bij vererving van de woning, en indien het een echtpaar betreft bij vererving na overlijden van de langstlevende echtgenoot, worden het nog niet afgeloste deel van de geldlening, alsmede de op grond van artikel 5, derde en vierde lid, bijgeschreven rente, terstond afgelost.

  • 2. Bij verkoop van de woning kan het college wegens bijzondere omstandigheden van medische of sociale aard van belanghebbende dan wel wegens werkaanvaarding elders door belanghebbende, na toepassing van het eerste lid, besluiten tot het verlenen van een nieuwe geldlening eveneens onder verband van hypotheek of pand voor de aankoop van een andere woning, tot ten hoogste het bedrag van de ingevolge het eerste lid afgeloste geldlening, onder de voorwaarde dat belanghebbende het na aflossing vrijgekomen vermogen met inbegrip van het in het derde lid bedoelde bedrag volledig inzet voor de aankoop van de andere woning.

  • 3. Bij verkoop van de woning tegen een prijs overeenkomstig de waarde in het economisch verkeer bij vrije oplevering komt, voor zover de opbrengst daartoe toereikend is, aan belanghebbende in ieder geval het bedrag toe dat op grond van artikel 34 WWB bij de vaststelling van de geldlening op de waarde van de woning in mindering is gebracht.

  • 4. Indien bij verkoop van de woning op basis van de waarde in het economisch verkeer bij vrije oplevering het voor de afrekening beschikbare bedrag lager is dan het resterende bedrag van de geldlening en van de rentevordering, wordt het verschil kwijtgescholden.

Artikel 7

Indien binnen een periode van twee jaar na beëindiging van de bijstandverlening onder verband van hypotheek of pand wederom recht op bijstand bestaat, wordt deze verleend met toepassing van de laatst gevestigde hypotheek of pandovereenkomst.

Artikel 8

Aan belanghebbende wordt telkens na afloop van een kalenderjaar een opgave verstrekt van de stand van de geldlening en van de rentevorderingen.

Artikel 9

Deze beleidsregels treden in werking op de eerste dag na publicatie

Artikel 10

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels krediethypotheek WWB gemeente Olst-Wijhe.