Regeling vervallen per 01-01-2020

Besluit van het algemeen bestuur van de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant houdende regels omtrent het directiestatuut (Directiestatuut Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant)

Geldend van 01-10-2019 t/m 31-12-2019

Intitulé

Besluit van het algemeen bestuur van de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant houdende regels omtrent het directiestatuut (Directiestatuut Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant)

Het algemeen bestuur van de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant

Gelet op:

  • -

    artikel 21, lid 2 in samenhang met artikel 22, lid 2 van de gemeenschappelijke artikel 24, lid 3 van de Gemeenschappelijke regeling;

  • -

    de Mandaatregeling van het dagelijks bestuur aan de directeur van de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant;

Besluit:

Vast te stellen:

het Directiestatuut van de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant, houdende de vaststelling van de nadere regels ten aanzien van de taak en de bevoegdheid van de directeur van de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant

Artikel 1: Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    bestuur: het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur van de Omgevingsdienst;

  • b.

    dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van de Omgevingsdienst;

  • c.

    deelnemers: de rechtspersonen achter de deelnemende colleges, zoals bedoeld in artikel 1:1, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, die het besluit hebben genomen om deel te nemen aan de regeling;

  • d.

    directeur: de directeur van de Omgevingsdienst, bedoeld in artikel 24 van de regeling;

  • e.

    functionaris: een medewerker, behorende tot de ambtelijke organisatie van de Omgevingsdienst, aangesteld krachtens publiekrechtelijk besluit dan wel een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht;

  • f.

    Omgevingsdienst: de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant, bedoeld in artikel 2 van de regeling;

  • g.

    regeling: de gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant, en;

  • h.

    CAR-UWO: de Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling en de Uitwerkingsovereenkomst voor het gemeentepersoneel.

Artikel 2: Taken en verantwoordelijkheden ter ondersteuning van het bestuur

  • 1. De directeur draagt zorg voor een goede voorbereiding van de vergaderingen van het bestuur;

  • 2. De directeur draagt er gevraagd en ongevraagd zorg voor dat de leden van het bestuur over de informatie kunnen beschikken die zij nodig hebben om hun functie naar behoren uit te kunnen oefenen;

  • 3. De directeur draagt zorg voor een gedegen en tijdige advisering aan het bestuur. De directeur adviseert het bestuur ten behoeve van de door het bestuur te nemen besluiten;

  • 4. De directeur is verantwoordelijk voor een snel en adequaat verloop van voor het proces van besluitvorming noodzakelijke procedures en bevordert een voortvarende uitvoering van de besluiten van het bestuur;

  • 5. De directeur draagt er zorg voor dat de door het bestuur genomen besluiten worden vastgelegd in een besluitenlijst en dat een presentielijst wordt bijgehouden;

  • 6. De directeur is verantwoordelijk voor het onderhouden van een goede relatie met de deelnemers in hun rol van eigenaar van de Omgevingsdienst;

  • 7. De directeur is verantwoordelijk voor het onderhouden van een goede relatie met de deelnemers in hun rol als opdrachtgever van de Omgevingsdienst;

  • 8. De directeur oefent zijn taken, waar nodig, uit in nauwe samenwerking met het managementteam;

Artikel 3: Overige taken en verantwoordelijkheden van de directeur

  • 1. De directeur draagt, binnen de door het bestuur gestelde kaders, zorg voor een adequate organisatorische inrichting en een goede kwaliteit van de functionarissen;

  • 2. De directeur schept de voorwaarden die het optimaal functioneren van de Omgevingsdienst en de functionarissen bevorderen en houdt deze voorwaarden in stand;

  • 3. De directeur draagt, binnen het door het bestuur gestelde financiële kader, zorg voor de sturing op middelen binnen de Omgevingsdienst;

  • 4. De directeur draagt, binnen de door het bestuur gestelde kaders, zorg voor de uitvoering van het personeelsbeleid, de CAR-UWO en andere op wet- en regelgeving berustende rechtspositionele bepalingen;

  • 5. De directeur draagt zorg voor de exploitatie van de huisvestingslocatie en de inventaris van de dienst;

  • 6. De directeur draagt er zorg voor dat vanuit de Omgevingsdienst afgeronde adviezen en voorstellen worden voorbereid ten behoeve van het bestuur;

  • 7. De directeur draagt zorg voor de goede uitvoering van de activiteiten die aan de Omgevingsdienst zijn opgedragen, gebaseerd op een voldoende planning van activiteiten en met inachtneming van het ter zake vastgestelde beleid;

  • 8. De directeur draagt zorg voor de samenhang en een voldoende gecoördineerd en geïntegreerd handelen van de onderdelen van de ambtelijke organisatie van de Omgevingsdienst;

  • 9. De directeur treedt op als bestuurder als bedoeld in de Wet op de ondernemingsraden en overlegt met de ondernemingsraad;

  • 10. De directeur vertegenwoordigt de Omgevingsdienst naar buiten toe en draagt zorg voor een actieve voorlichting over de werkzaamheden van de Omgevingsdienst.

Artikel 4: Bijzondere omstandigheden

  • 1. Wanneer de directeur vermoedt dat er zodanig tegenstellingen ontstaan of dreigen te ontstaan in het beleid van de deelnemers en dat het functioneren van de Omgevingsdienst daardoor kan worden bemoeilijkt, meldt hij dit aan het dagelijks bestuur en aan het bestuur van de betreffende deelnemers;

  • 2. De directeur informeert, in overleg met het dagelijks bestuur of zo nodig terstond, de besturen van de deelnemers over een gebeurtenis die voor de deelnemers van direct belang is en, indien van toepassing, adviseert de directeur de besturen van de deelnemers over de naar aanleiding van die gebeurtenis te nemen maatregelen.

Artikel 5: Afwezigheid en bereikbaarheid

  • 1. De directeur stelt, bij afwezigheid van ten minste een kalenderweek, de voorzitter van het bestuur hiervan in kennis;

  • 2. De directeur draagt bij afwezigheid zorg voor een adequate vervanging en bereikbaarheid van de Omgevingsdienst.

Artikel 6: Slotbepalingen

Dit besluit wordt aangehaald als Directiestatuut Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant.

Artikel 7: Bekendmaking en inwerkingtreding

  • 1. Dit besluit wordt bekend gemaakt in het provinciaal blad van de provincie Noord-Brabant, onverminderd het bepaalde in artikel 152, vijfde lid, van de Provinciewet (oud) en artikel 136 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 2. Dit besluit treedt in werking op 12 december 2012.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van het algemeen bestuur van de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant van 12 december 2012 en zoals gewijzigd in de vergadering van 3 april 2013.

De secretaris,

A.M.A. Houtman

De voorzitter,

....................