WOB-MANDAATBESLUIT BEDRIJFSVOERING OMGEVINGSDIENST REGIO ARNHEM 2020

Geldend van 10-07-2020 t/m heden

Intitulé

WOB-MANDAATBESLUIT BEDRIJFSVOERING OMGEVINGSDIENST REGIO ARNHEM 2020

Het dagelijks bestuur en de voorzitter van de Omgevingsdienst Regio Arnhem, ieder voor zover het zijn bevoegdheid betreft,

gelet op:

  • Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • Wet openbaarheid van bestuur;

  • afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht;

BESLUITEN

vast te stellen het Wob-mandaatbesluit bedrijfsvoering Omgevingsdienst Regio Arnhem:

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • a. In dit besluit wordt verstaan onder:

  • b. ambtelijke organisatie: de ambtelijke organisatie van de omgevingsdienst;

  • c. ambtenaar: hij die door of vanwege de omgevingsdienst is aangesteld om in openbare dienst werkzaam te zijn, alsmede hij met wie een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht is aangegaan;

  • d. bestuursorgaan: het dagelijks bestuur, het algemeen bestuur of de voorzitter, voor zover bevoegd;

  • e. dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van de omgevingsdienst;

  • f. deelnemer: de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Arnhem, Rheden, Doesburg, Renkum, Overbetuwe, Zevenaar, Duiven, Westervoort, Lingewaard, Rozendaal en het college van gedeputeerde staten van de provincie Gelderland die tezamen de gemeenschappelijke regeling hebben getroffen ter behartiging van een of meer bepaalde belangen van die gemeenten en provincie;

  • g. gemeenschappelijke regeling: de gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Regio Arnhem;

  • h. manager: de functionaris belast met de functie van manager zoals bedoeld in de Organisatieverordening Omgevingsdienst Regio Arnhem en in dienst van of werkzaam voor de omgevingsdienst;

  • i. mandaat: de bevoegdheid om in naam van het bevoegde bestuursorgaan besluiten als bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht te nemen, alsmede de noodzakelijke feitelijke handelingen in het kader van de voorbereiding, bekendmaking en uitvoering daarvan te verrichten;

  • j. omgevingsdienst: het openbaar lichaam Omgevingsdienst Regio Arnhem, bedoeld in artikel 2 van de gemeenschappelijke regeling;

  • k. plaatsvervangend manager: degene die op grond van de vervangingsregeling van de omgevingsdienst is aangewezen om de manager te vervangen of waar te nemen bij diens verhindering of ontstentenis;

  • l. voorzitter: de voorzitter van de omgevingsdienst, bedoeld in artikel 19 van de gemeenschappelijke regeling;

  • m. Wob: Wet openbaarheid van bestuur.

Artikel 2 Mandaat

Het dagelijks bestuur en de voorzitter, ieder voor zover het zijn bevoegdheid betreft, mandateren aan de managers de bevoegdheid tot het nemen van primaire besluiten op verzoeken om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur welke geen betrekking hebben op taken en bevoegdheden die de omgevingsdienst namens een deelnemer uitvoert, met inbegrip van besluiten waarbij een verzoek geheel of gedeeltelijk wordt geweigerd.

Artikel 3 Ondermandaat en vervanging

  • 1. De managers kunnen de bevoegdheden, genoemd in artikel 2 niet ondermandateren aan functionarissen in dienst van of werkzaam voor de omgevingsdienst.

  • 2. In de gevallen waarin de plaatsvervangend manager de manager vervangt wegens verhindering of ontstentenis, beschikt deze krachtens dit besluit over dezelfde bevoegdheden als de manager, tenzij in de vervangingsregeling van de omgevingsdienst anders is bepaald.

Artikel 4 Reikwijdte mandaat

  • 1. Indien het bestuursorgaan mandaat verleent ten aanzien van de uitvoering van een bevoegdheid bij of krachtens dit besluit, geschiedt deze verlening in de ruimste zin des woords voor zover direct te maken hebbend met de opgedragen bevoegdheid en onverminderd het bepaalde in artikel 5, eerste lid.

  • 2. De uitoefening van bevoegdheden in mandaat, verleend bij of krachtens dit besluit, geschiedt met inachtneming van de ter zake schriftelijk vastgelegde instructies per geval of in algemene zin van het algemeen bestuur, dagelijks bestuur dan wel de voorzitter.

Artikel 5 Grenzen aan mandaat

  • 1. De uitoefening van de gemandateerde bevoegdheden geschiedt binnen de grenzen en met inachtneming van het daaromtrent gestelde bij of krachtens wetten, besluiten, verordeningen, regelingen, aanwijzingen en richtlijnen, hoe ook genaamd, van Europese, rijks-, provinciale en gemeentelijke wetgevers of andere bestuursorganen.

  • 2. Het bestuursorgaan kan de managers algemene instructies en instructies per geval geven omtrent de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid. Indien instructies worden gegeven, geschiedt dit schriftelijk en op een zodanig tijdstip dat de inachtneming of tijdige verdaging van beslistermijnen gewaarborgd wordt.

  • 3. De managers stellen het bestuursorgaan tijdig en vooraf in kennis van krachtens mandaat te nemen besluiten waarvan moet worden aangenomen dat kennisneming door het bestuursorgaan gewenst is. Hier is in ieder geval sprake van, indien de maatschappelijke, beleidsmatige, juridische of financiële omstandigheden daartoe aanleiding geven. De managers verschaffen hierbij alle benodigde informatie en voeren overleg met het bestuursorgaan.

  • 4. Het niet-voldoen aan de in het vorige lid genoemde verplichting doet niet af aan de rechtsgeldigheid van een krachtens mandaat genomen besluit.

  • 5. In geval een manager op basis van het bepaalde in het derde lid een krachtens mandaat te nemen besluit voorlegt aan het bestuursorgaan, neemt het ter zake bevoegde bestuursorgaan het besluit zelf of geeft het de instructies, waaronder de manager gebruik mag maken van zijn gemandateerde bevoegdheid.

Artikel 6 Ondertekening

  • 1. In geval van uitoefening van een bevoegdheid van het dagelijks bestuur krachtens mandaat worden uitgaande stukken als volgt ondertekend: “Namens het dagelijks bestuur van Omgevingsdienst Regio Arnhem,”gevolgd door de functieaanduiding van degene aan wie mandaat is verleend en zijn of haar naam en handtekening.

  • 2. In geval van uitoefening van een bevoegdheid van de voorzitter krachtens mandaat worden uitgaande stukken als volgt ondertekend: “Namens de voorzitter van Omgevingsdienst Regio Arnhem,”gevolgd door de functieaanduiding van degene aan wie mandaat is verleend en zijn of haar naam en handtekening.

  • 3. Indien een bevoegdheid als bedoeld in het eerste, tweede en derde lid is uitgeoefend door een plaatsvervanger, dient dit in de ondertekening tot uitdrukking te worden gebracht door toevoeging van “plv.” aan de functieaanduiding van degene aan wie mandaat is verleend, gevolgd door de handtekening en naam van de plaatsvervanger.

Artikel 7 Slotbepaling

  • 1. Dit besluit treedt in werking de dag nadat het is bekend gemaakt.

  • 2. Dit besluit wordt aangehaald als: “Wob-Mandaatbesluit bedrijfsvoering Omgevingsdienst Regio Arnhem 2020”.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het Dagelijks Bestuur van de Omgevingsdienst Regio Arnhem op 25 juni 2020,

De voorzitter,

J. Maouche

De secretaris,

R.M. Vlaander

TOELICHTING WOB-MANDAATBESLUIT BEDRIJFSVOERING ODRA 2020

Op grond van de Wet openbaarheid bestuur moet een verzoek om informatie worden ingediend bij het bestuursorgaan waar de desbetreffende stukken berusten. Dit besluit maakt het mogelijk voor de managers om namens het dagelijks bestuur of de voorzitter, ieder voor zover het zijn bevoegdheid betreft, primaire besluiten te nemen op verzoeken om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur, met inbegrip van besluiten waarbij een verzoek geheel of gedeeltelijk wordt geweigerd. De verantwoordelijkheid en de mogelijkheid tot het uitoefenen van de gemandateerde bevoegdheden blijven echter onverminderd aanwezig bij de bestuursorganen die mandateren. Bij de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheden dienen opgelegde instructies van het dagelijks bestuur dan wel de voorzitter te worden nageleefd. De bevoegdheid tot het beslissen op bezwaarschriften of op verzoeken als bedoeld in artikel 7:1a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht ten aanzien van besluiten op verzoeken om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur welke berust bij het dagelijks bestuur of de voorzitter en geen betrekking heeft op taken en bevoegdheden die de omgevingsdienst namens een deelnemer uitvoert, wordt niet gemandateerd aan de managers. Deze bevoegdheid is in het mandaat-en volmachtregeling aan directeur gemandateerd aan de directeur.

Artikel 1, onder h, geeft aan, aan welke functionarissen mandaat kan worden verleend. Ook aan managers die niet ondergeschikt zijn aan de Omgevingsdienst als werkgever kan mandaat worden verleend. Dit betekent dat ten behoeve van een manager die bijvoorbeeld op detacheringsbasis werkzaam is binnen de ambtelijke organisatie geen separaat mandaatbesluit door het bevoegde bestuursorgaan behoeft te worden genomen, maar dat in dergelijke situaties dit besluit van toepassing is ten behoeve van de taak die door de gedetacheerde wordt uitgeoefend. Daarbij is het dan wel van belang dat op basis van de detacheringsovereenkomst voldoende helderheid bestaat welke functie iemand uitoefent en onder wiens verantwoordelijkheid dit gebeurt. Ingevolge artikel 5 dient een manager zich bij de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid te houden aan alle door het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur vastgestelde richtlijnen, beleidsregels en vastgestelde (financiële) kaders, die relevant zijn voor de uitoefening van de betreffende bevoegdheid, bijvoorbeeld de gemeenschappelijke regeling en de budgethoudersregeling. Ook mag hij niet in strijd handelen met Europese, nationale, provinciale en gemeentelijke wetgeving en de daarbij behorende jurisprudentie. Van maatschappelijke, beleidsmatige, juridische of financiële omstandigheden als bedoeld in het derde lid van artikel 5 is onder meer sprake, indien:

  • 1. het besluit genomen moet worden met toepassing van de in artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht vervatte inherente afwijkingsbevoegdheid;

  • 2. uit het te nemen besluit of de te verrichten rechtshandeling financiële gevolgen kunnen voortvloeien die onvoorzien zijn of niet passen binnen de kaders en bedragen van de (meerjaren)begroting en de te beheren budgetten;

  • 3. er persoonlijke betrokkenheid van de gemandateerde bij het te nemen besluit bestaat;

  • 4. de uitoefening van een bevoegdheid bij of krachtens dit besluit ingrijpende gevolgen voor de Omgevingsdienst kan hebben, of indien het algemeen bestuur vooraf om inlichtingen verzoekt.

Het vierde lid van artikel 5 maakt duidelijk dat in het derde lid wordt gedoeld op een terugkoppelingsplicht van de gemandateerde manager. Deze terugkoppelingsplicht betreft een interne kwestie, die niet naar buiten werkt. Het zegt namelijk niets over de bevoegdheidstoedeling an sich. Daarmee wordt voorkomen, dat het niet voldoen aan de terugkoppelingsverplichting voor vervelende, gerechtelijke procedures kan zorgen.

Ondertekening