Regeling vervallen per 01-01-2020

Regeling Melding vermoeden misstand Omgevingsdienst Rivierenland

Geldend van 01-07-2013 t/m 31-12-2019

Intitulé

Regeling Melding vermoeden misstand Omgevingsdienst Rivierenland

gelet op het bepaalde in artikel 15:2 van de CAR-UWO,

HET ALGEMEEN BESTUUR VAN DE OMGEVINGSDIENST RIVIERENLAND;

gelet op het instemmende besluit van de ondernemingsraad

Besluit:

vast te stellen de Regeling Melding Vermoeden Misstand Omgevingsdienst Rivierenland:

Regeling Melding Vermoeden Misstand Omgevingsdienst Rivierenland

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • -

    ambtenaar: de ambtenaar bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, onderdeel a en artikel 1:2, onderdeel c, d, e, g, h van de CAR-UWO die bij de Omgevingsdienst Rivierenland werkzaam is, alsmede de persoon die anders dan op basis van een aanstelling of een arbeidsovereenkomst bij de Omgevingsdienst Rivierenland werkzaam is.

  • -

    bestuur: het bestuur van de omgevingsdienst waar de ambtenaar werkzaam is.

  • -

    melder: de ambtenaar die een vermoeden van een misstand meldt overeenkomstig hoofdstuk 2 van deze regeling.

  • -

    vertrouwenspersoon: de functionaris die als zodanig door het bestuur van de Omgevingsdienst Rivierenland is aangewezen.

  • -

    meldpunt: een externe commissie of persoon die als zodanig door het bestuur van de Omgevingsdienst Rivierenland is aangewezen. De Landelijke Commissie Klokkenluiders Gemeenten kan aangewezen worden als meldpunt.

  • -

    vermoeden van een misstand: een op redelijke gronden gebaseerd vermoeden met betrekking tot de organisatie van de Omgevingsdienst Rivierenland waar de ambtenaar werkzaam is omtrent:

    • a.

      een strafbaar feit;

    • b.

      een schending van regelgeving of beleidsregels;

    • c.

      het misleiden van justitie;

    • d.

      een gevaar voor de volksgezondheid, de veiligheid of het milieu, of

    • e.

      het bewust achterhouden van informatie over deze feiten.

Interne meldingsprocedure

Artikel 2 Melding

  • 1. De ambtenaar doet een melding bij zijn leidinggevende, bij de vertrouwenspersoon of, indien daartoe aanleiding bestaat, rechtstreeks bij het meldpunt.

  • 2. Een melding laat de wettelijke verplichting tot het doen van aangifte van een strafbaar feit onverlet.

Artikel 3 Melding door een gewezen ambtenaar

De gewezen ambtenaar die een vermoeden van een misstand wil melden doet dit binnen een periode van twaalf maanden na zijn ontslag of beëindiging van zijn werkzaamheden voor de omgevingsdienst in Gelderland. Hij kan alleen een melding van een vermoeden van een misstand doen als hij in de hoedanigheid van ambtenaar kennis heeft gekregen van het vermoeden.

Voor de in dit artikel bedoelde gewezen ambtenaar zijn artikelen 4 tot en met 13 van deze regeling van toepassing.

Artikel 4 Identiteit ambtenaar

  • 1. De persoon of entiteit bij wie een melding wordt gedaan maakt de identiteit van de ambtenaar die de melding doet niet bekend zonder instemming van de ambtenaar.

  • 2. Diegenen die betrokken zijn bij de behandeling van een melding gaan op behoorlijke en zorgvuldige wijze met de identiteit van de melder om.

Artikel 5 Informeren van bestuur

De persoon of entiteit bij wie een melding is gedaan draagt er zorg voor dat het bestuur onverwijld op de hoogte wordt gesteld van de melding en van de datum waarop de melding ontvangen is.

Artikel 6 Onderzoek door bestuur

  • 1. Het bestuur stelt na ontvangst van de mededeling over de melding onverwijld een onderzoek in.

  • 2. Het bestuur zendt aan de ambtenaar dan wel de vertrouwenspersoon die een vermoeden van een misstand heeft gemeld, een ontvangstbevestiging. De ontvangstbevestiging bevat het gemelde vermoeden van een misstand en het moment waarop de ambtenaar het vermoeden aan de leidinggevende of de vertrouwenspersoon heeft gemeld.

  • 3. Het bestuur informeert de persoon of personen op wie een melding betrekking heeft over de melding, tenzij daardoor het onderzoeksbelang kan worden geschaad.

Artikel 7 Standpunt bestuur

1.Het bestuur stelt de ambtenaar of de entiteit bij wie de ambtenaar melding heeft gedaan binnen twaalf weken schriftelijk op de hoogte van zijn standpunt omtrent het gemelde vermoeden van een misstand.

2.Indien niet binnen twaalf weken uitvoering kan worden gegeven aan het eerste lid wordt de ambtenaar of entiteit bij wie de ambtenaar melding heeft gedaan voordat deze termijn is verlopen daarvan schriftelijk en gemotiveerd op de hoogte gesteld. daarbij wordt de termijn aangegeven waarbinnen de ambtenaar of entiteit een kennisgeving als bedoeld in het eerste lid ontvangt.

Artikel 8 Jaarverslag

De vertrouwenspersoon maakt jaarlijks een verslag van de aard en de omvang van het aantal interne meldingen. Dit verslag wordt aan het bestuur van de Omgevingsdienst Rivierenland en de ondernemingsraad gestuurd en openbaar gemaakt.

Procedure bij het meldpunt

Artikel 9 Het meldpunt

1.Het bestuur van de Omgevingsdienst Rivierenland wijst één of meerdere personen aan die het meldpunt vormt of vormen.

2.Het meldpunt heeft tot taak een door de ambtenaar gemeld vermoeden van een misstand te onderzoeken en het bestuur daarover te adviseren.

3.Indien het meldpunt uit meerdere personen bestaat, is dit altijd een oneven aantal, inclusief de voorzitter. In dat geval kunnen ook een secretaris, een plaatsvervangend voorzitter en andere plaatsvervangende leden worden benoemd. Zij beslissen bij gewone meerderheid van stemmen.

Artikel 10 Melding bij het meldpunt

1.De ambtenaar kan het vermoeden van een misstand binnen redelijke termijn melden bij het meldpunt, indien a. hij het niet eens is met het standpunt bedoeld in artikel 7; b. hij geen standpunt heeft ontvangen binnen de termijnen bedoeld in artikel 7.

2.Het meldpunt maakt de identiteit van de ambtenaar niet bekend zonder instemming van de ambtenaar.

Artikel 10a Rechtstreekse melding bij het meldpunt.

Indien zwaarwegende belangen de toepassing van de interne procedure in weg staan, kan de ambtenaar het vermoeden van een misstand rechtstreeks melden bij het meldpunt.

Artikel 11 Ontvangstbevestiging en onderzoek

  • 1.

    Het meldpunt bevestigt de ontvangst van een melding van een vermoeden van een misstand aan de ambtenaar die het vermoeden heeft gemeld.

  • 2.

    Het meldpunt draagt er zorg voor dat het bestuur op de hoogte wordt gesteld van de melding bij het meldpunt.

  • 3.

    Het bestuur informeert de persoon of personen op wie een melding betrekking heeft over de melding bij het meldpunt, tenzij het onderzoeksbelang hierdoor kan worden geschaad.

4.Indien het meldpunt dit voor de oefening van zijn taak noodzakelijk acht, stelt het een onderzoek in.

5.Ten behoeve van het onderzoek genoemd in lid 4 van dit artikel is het meldpunt bevoegd bij het bestuur alle inlichtingen in te winnen die het voor de vorming van zijn advies nodig acht. Het bestuur verschaft het meldpunt alle inlichtingen.

6.Het meldpunt kan het onderzoek of gedeelten daarvan opdragen aan een van de leden of aan een deskundige.

7.Wanneer de inhoud van bepaalde door het bestuur verstrekte informatie vanwege het vertrouwelijke karakter uitsluitend ter kennisneming van het meldpunt dient te blijven, wordt dit aan het meldpunt meegedeeld. Het meldpunt beveiligt informatie met een vertrouwelijk karakter tegen kennisneming door onbevoegden.

Artikel 12 Niet ontvankelijkheid

Het meldpunt verklaart de melding niet ontvankelijk indien:a. de misstand niet van voldoende gewicht is;

  • b.

    de melder niet valt onder de definitie van ambtenaar op grond van deze regeling;

  • c.

    de ambtenaar de procedure bedoeld in artikel 2 niet heeft gevolgd en artikel 10a niet van toepassing is, of

  • d.

    de ambtenaar de procedure bedoeld in artikel 2 heeft gevolgd, maar de termijn bedoeld in artikel 3 nog niet is verstreken.

  • e.

    de melding niet binnen redelijke termijn is geschied.

Artikel 13 Advies van het meldpunt

1.Indien de melding ontvankelijk is, legt het meldpunt binnen twaalf weken zijn bevindingen neer in een advies aan het bestuur. Het meldpunt zendt een afschrift van het advies aan de ambtenaar met inachtneming van het eventueel vertrouwelijk karakter van de aan het meldpunt verstrekte informatie.

  • 2.

    Indien niet binnen twaalf weken een advies kan worden gegeven wordt de melder en/of de vertrouwenspersoon alsmede het bestuur voordat deze termijn is verlopen daarvan schriftelijk en gemotiveerd op de hoogte gesteld. Daarbij wordt de termijn aangegeven waarbinnen het advies als bedoeld in het eerste lid gereed is.

  • 3.

    Het advies wordt in geanonimiseerde vorm en met inachtneming van het eventueel vertrouwelijke karakter van de aan het meldpunt verstrekte informatie en de ter zake geldende wettelijke bepalingen openbaar gemaakt op een wijze die het meldpunt geëigend acht, tenzij zwaarwegende belangen zich hiertegen verzetten.

Artikel 14 Standpunt bestuur naar aanleiding van het advies van het meldpunt

1.Het bestuur stelt binnen twee weken na ontvangst van het advies van het meldpunt de melder alsmede het meldpunt schriftelijk op de hoogte van zijn standpunt.

2.De melder van wie de identiteit niet bekend is gemaakt door het meldpunt zal het bestuur het standpunt via het meldpunt doen toekomen.

3.Een van het advies afwijkend standpunt wordt gemotiveerd.

Artikel 15 Jaarverslag

1.Jaarlijks wordt door het meldpunt een verslag opgemaakt.

2.In dat verslag wordt in geanonimiseerde zin en met inachtneming van de ter zake wettelijke bepalingen gemeld: a. het aantal en de aard van de meldingen van een vermoeden van een misstand; b. het aantal meldingen dat niet heeft geleid tot een onderzoek; c. het aantal onderzoeken dat het meldpunt heeft verricht; d. het aantal adviezen en de aard van de adviezen dat het meldpunt heeft uitgebracht.

3.Dit jaarverslag wordt aan het bestuur van de Omgevingsdienst Rivierenland en de ondernemingsraad gestuurd en openbaar gemaakt.

Bescherming tegen gevolgen van de melding

Artikel 16 Bescherming van de ambtenaar

1.De ambtenaar zal als gevolg van de melding van een vermoeden van een misstand geen nadelige gevolgen ondervinden voor zijn rechtspositie. Onder nadelige gevolgen worden in ieder geval verstaan besluiten tot: a. het verlenen van ongevraagd ontslag; b. het niet verlengen van een aanstelling voor bepaalde tijd; c. het niet omzetten van een aanstelling voor bepaalde tijd in een vaste aanstelling; d. de opgelegde benoeming in een andere functie; e. het treffen van disciplinaire maatregelen; f. het onthouden van salarisverhoging, incidentele beloning of toekenning van vergoedingen; g. het onthouden van promotiekansen en h. het afwijzen van een verlofaanvraag, voor zover deze besluiten worden genomen vanwege de door de ambtenaar gedane melding van een vermoeden van een misstand.

2.Het bestuur draagt er zorg voor dat de melder ook anderszins bij de uitoefening van zijn functie geen nadelige gevolgen van de melding ondervindt.

3.Het bepaalde in lid 1 en 2 van dit artikel geldt ook voor de ambtenaar die te goeder trouw een vermoeden van een misstand meldt in een andere organisatie dan die waar de ambtenaar werkzaam is, volgens een bij die organisatie geldende regeling. De bescherming geldt alleen als de ambtenaar - uit hoofde van zijn functie met die andere organisatie samenwerkt of heeft samengewerkt; - uit hoofde van zijn functie kennis heeft verkregen van de vermoede misstand; - het vermoeden van de misstand tijdig bij zijn leidinggevende heeft gemeld; - zich heeft gehouden aan de afspraken die ter zake van deze melding met hem zijn gemaakt door het bestuur.

Artikel 17 Bescherming van de vertrouwenspersoon

De vertrouwenspersoon geniet bescherming overeenkomstig het bepaalde in artikel 16 lid 1 en 2 tegen benadeling als gevolg van de hem bij deze regeling toebedeelde taken.

Intrekking en inwerkingtreding

Artikel 18 Intrekking en inwerkingtreding

1.Deze regeling treedt in werking op 1 juli 2013.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het Algemeen Bestuur van de Omgevingsdienst Rivierenland op 27 juni 2013,

De voorzitter, de secretaris,

C.A.H. Zondag A. Schipper

Toelichting bij de regeling Melding Vermoeden Misstand

Ter introductie

In 2003 is in de Ambtenarenwet een nieuw artikel opgenomen (artikel 125 quinquies, vierde lid, en deels een uitwerking van artikel 125, eerste lid onder f, van de Ambtenarenwet) met de verplichting voor de werkgever om procedurevoorschriften vast te stellen voor het melden van vermoedens van misstanden binnen de organisatie waar de melder werkzaam is.

In de CAR-UWO is deze verplichting opgenomen in het artikel 15:2 ‘Klokkenluiders’. In 2003 zag vervolgens de Voorbeeldregeling Klokkenluiders 2003 het licht.

Gemeenten konden ervoor kiezen deze regeling in te voeren voor de eigen gemeente.

Ook werd in 2003 voor de sector gemeenten de Landelijke Klokkenluiders Commissie Gemeenten ingesteld. Deze fungeert als extern meldpunt voor die gemeenten die de Commissie als zodanig aanwijzen.

In 2008 zijn de klokkenluiderregelingen bij de overheid in opdracht van het ministerie van BZK geëvalueerd. Het rapport «Evaluatie klokkenluiderregelingen publieke sector» (Kamerstukken II, 2007/08, 28 844, nr. 13) bevat duidelijke conclusies en verbeterpunten.

Een belangrijke conclusie was dat lang niet alle vermoedens van misstanden worden gemeld. Het rapport noemt verbeterpunten voor de meldingsprocedure en voor de bescherming van de melder.

Reden genoeg om de Voorbeeldregeling Klokkenluiders 2003 aan te passen. Ook de regelingen voor de provincies en Rijk zijn naar aanleiding van de evaluatie aangepast.

In de gewijzigde voorbeeldregeling Melding Vermoeden Misstand zijn ten opzichte van de Voorbeeldregeling Klokkenluiders 2003 de volgende zaken aangepast:

  • ·

    De kring van melders is uitgebreid

  • ·

    Ook voormalige ambtenaren kunnen een melding doen

  • ·

    Onder bepaalde voorwaarden kan een melding worden gedaan bij een andere overheidsorganisatie dan waar de ambtenaar werkzaam is

  • ·

    De bescherming van de melder en van de vertrouwenspersoon is concreet ingevuld

Overigens blijft de structuur ongewijzigd: het gaat om een tweetrapsraket. Een melding wordt in principe eerst intern gedaan. De melder kan hierbij kiezen tussen melden bij zijn leidinggevende of, als hij de melding vertrouwelijk wil doen, bij de vertrouwenspersoon. Zijn identiteit wordt alleen bekendgemaakt als hij daar desgevraagd geen bezwaar tegen heeft.

Als de afdoening van deze melding niet naar tevredenheid verloopt, bijvoorbeeld te lang op zich laat wachten, kan de melding worden gedaan bij het externe meldpunt. Men kan daar ook in eerste instantie heen, als wegens zwaarwegende redenen niet eerst de interne procedure kan worden doorlopen.

Verzekering

De rechtsbijstandsverzekering voor gemeenten wordt uitgebreid met dekking voor rechtskundige bijstaand in bezwaar- en beroepsprocedures die het gevolg zijn van het melden van een vermoeden van een misstand.

De nieuwe regeling is weliswaar uitgebreid met meer bescherming voor de melder, toch kunnen procedures aan de orde komen, bijvoorbeeld over ontslag of disciplinaire maatregelen. De verzekering maakt geen onderdeel uit van de regeling, maar wordt meegenomen in de communicatie over de nieuwe regeling.

Landelijk meldpunt

Naar aanleiding van het evaluatierapport en discussies met de Tweede Kamer heeft BZK onderzocht of er behoefte zou zijn aan een landelijk meldpunt. Daarmee zijn in Vlaanderen en het VK goede ervaringen opgedaan. Een centraal meldpunt bevordert expertise omdat er nu eenmaal veel meer meldingen zullen binnenkomen dan bij de decentrale commissies afzonderlijk. Daarnaast wordt verondersteld dat hierdoor de bekendheid van de klokkenluiderregelingen wordt vergroot.

De Stichting van de Arbeid (STAR) en de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid (ROP) is om advies gevraagd. Zij pleiten beide voor één landelijk advies- en verwijspunt klokkenluiden voor zowel de publieke als de private sector. De ROP pleit daarnaast ten behoeve van de overheidssectoren voor een extern centraal meldpunt integriteitschendingen.

In afwachting van de verdere besluitvorming hierover rept de Modelregeling nog steeds over een meldpunt dat gemeenten kunnen benoemen en blijft de Landelijke Klokkenluiders Commissie Gemeenten.

Als het landelijk meldpunt een feit is, zal voor de gemeenten dit ook als centraal meldpunt fungeren en wordt de Landelijke Klokkenluiders Commissie Gemeenten ontbonden.

Andere werkgevers dan gemeenten.

Instellingen (werkgevers) die geen lid zijn van de VNG kunnen zich ook aansluiten bij de Landelijke Klokkenluiders Commissie Gemeenten. De onderstaande tekst is gelijk aan die van het model van de VNG, met enkele uitzonderingen. De belangrijkste uitzonderingen zijn: “gemeente” is veranderd in “werkgever” en “college” is veranderd in “bestuur”.

Artikelgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsbepalingen

De definitie van ambtenaar is uitgebreid. Beroep op de regeling staat hiermee ook open voor personen die op andere basis dan aanstelling of arbeidsovereenkomst werkzaam zijn bij de werkgever, zoals inleenkrachten.

De vertrouwenspersoon is bij werkgevers een bestaand fenomeen. Het gaat hier ook om die bestaande vertrouwenspersoon die conform de lokale regeling bij de werkgever is aangesteld.

Het meldpunt wordt eveneens conform de lokale procedure aangewezen. Van belang is dat dit meldpunt voldoende afstand heeft tot de organisatie van de werkgever. Het kan immers voorkomen dat een melding wordt gedaan over gedrag van bestuur of management. Het meldpunt moet zich vrij voelen ongehinderd over de melding te beslissen.

De omschrijving van een misstand is ongewijzigd gebleven. Opgemerkt wordt dat een strafbaar feit uiteraard altijd moet worden gemeld bij politie.

Het gaat om een vermoede misstand in de organisatie van de werkgever. Die kan zich ook uitstrekken tot andere organisaties, maar dan moet er wel aantoonbaar een band zijn met de werkgever.

Interne meldingsprocedure

Artikel 2 Melding

Het is aan de ambtenaar te bepalen waar hij zijn melding in eerste instantie wil doen. Het zal aan de omstandigheden liggen of dat zijn leidinggevende dan wel de vertrouwenspersoon is.

Het is belangrijk dat hij de melding doet. Het bestuur zal in de communicatie over de nieuwe regeling duidelijk moeten zijn in de mogelijkheden.

Een directe melding bij het meldpunt is mogelijk. Dat ligt voor de hand als de melding gaat over bijvoorbeeld een handelwijze van bestuursleden zelf. Artikel 9a gaat hier verder op in.

Artikel 3 Melding door een gewezen ambtenaar

Zoals in de toelichting bij artikel 1 al opgemerkt kunnen ook ex-ambtenaren –waarbij de definitie van ambtenaar is als die genoemd in artikel 1- een vermoeden van een misstand melden. Dat kan gedurende een periode van een jaar na de ontslagdatum.

Procedurevoorschriften zijn hierbij hetzelfde als voor de ambtenaar die nog werkzaam is voor de werkgever.

Artikel 4 Identiteit melder

Een belangrijke conclusie van het onderzoek naar de klokkenluiderregelingen bij de overheid was dat onvoldoende rekening werd gehouden bij de wens van de melder zijn identiteit geheim te houden. Overigens was daarin wel voorzien bij de modelregeling. De formulering is in deze gewijzigde regeling aangepast. Uitgangspunt is de anonimiteit. Deze wordt pas doorbroken als de melder hiervoor toestemming geeft.

Opname van het nieuwe lid 2 versterkt de verplichting om zorgvuldig met de identiteit van de melder om te gaan.

Artikel 5 Informeren van het bestuur

Het bestuur moet een oordeel geven over de melding. Het is logisch dat het bestuur zo snel mogelijk op de hoogte wordt gesteld van een melding. Ook als een melding wordt gedaan zonder bekendmaking van de identiteit van de melder kan een onderzoek plaatsvinden.

Artikel 6 Onderzoek van het bestuur

Het bestuur doet ook zo snel mogelijk onderzoek. Daarover worden alle betrokkenen geïnformeerd. Het is van belang daarbij de datum van ontvangst van de melding te noemen gezien de termijnen genoemd in artikel 7 en het gevolg van het overschrijden ervan, zie artikel 9.

Bij een melding van een vermoeden van een misstand kan de integriteit van andere personen werkzaam bij de werkgever in het geding zijn en onderwerp van onderzoek. Daarom is de bepaling opgenomen dat het bestuur deze betrokkenen informeert. Maar daarbij geldt wel als beperking dat het onderzoeksbelang niet geschaad wordt.

Artikel 7 Standpunt bestuur

Het bestuur krijgt twaalf weken de tijd om onderzoek te doen en een standpunt te bepalen.

Deze termijn is overigens ook opgenomen in de regeling Rijk. De praktijk wijst uit dat het onderzoek de nodige tijd vergt. Is de periode van twaalf weken niet voldoende, dan kan verlengd worden. Het is echter geen verlenging met een open einde. Het bestuur moet aangeven hoeveel tijd nodig is om een standpunt te kunnen bepalen en ook waarom de langere periode nodig is. Hiermee wordt uitdrukking gegeven aan het belang van een snelle doch zorgvuldige afhandeling van de melding.

Als een melding anoniem wordt gedaan kan dit een reden zijn voor een langere termijn omdat het bestuur hierdoor meer tijd nodig kan hebben om alle relevante feiten boven tafel te krijgen.

Artikel 8 Jaarverslag

Dit is een nieuw artikel.

In lijn met de plicht die ligt bij het externe meldpunt om jaarlijks verslag uit te brengen aan bestuur en Ondernemingsraad van een aantal en de aard van de meldingen gedaan bij het externe meldpunt, is ten aanzien van de interne meldingen bij de vertrouwenspersoon de verplichting neergelegd de interne meldingen te monitoren en daarvan jaarlijks een verslag op te maken. Dat wordt naar de bestuur van de Omgevingsdienst Rivierenland en de ondernemingsraad gestuurd en openbaar gemaakt.

Procedure bij het meldpunt (externe procedure)

Artikel 9 Het meldpunt

Als wordt gekozen voor een meldpunt binnen de organisatie van de werkgever is zeer aan te bevelen dat het meldpunt in dat geval uit meerdere personen bestaat, om te voorkomen dat de indruk kan ontstaan dat het oordeel van het meldpunt wordt beïnvloed door eventuele druk vanuit de werkgever.

Artikel 10 Melding bij het meldpunt

Er is geen harde termijn gegeven voor de melding bij het meldpunt.’Redelijk’ zal per geval ingevuld moeten worden; het oordeel is aan het meldpunt zelf. Als het meldpunt tot de conclusie komt dat de melding te laat wordt gedaan volgt niet ontvankelijkheid. Dat is opgenomen in artikel 12.

De bescherming van de identiteit van de melder is vergelijkbaar met de interne procedure.

Artikel 10a Rechtstreekse melding bij het meldpunt

Dit is ongewijzigd gebleven. Een rechtstreekse melding bij het meldpunt kan geëigend zijn als het bijvoorbeeld gaat om vermoeden van een misstand begaan door (leden van) het bestuur of de directeur.

Artikel 11 Bevestiging en onderzoek

Net als het bestuur moet het meldpunt zorgvuldig zijn in de procedure. Alle betrokkenen dienen te worden geïnformeerd. Vertrouwelijke gegevens worden adequaat behandeld en zonodig beveiligd.

Deze bepaling is ongewijzigd, met uitzondering van lid 2 en lid 3, die erin voorzien dat het bestuur en eventuele in de organisatie werkzame personen op wie de melding betrekking heeft worden geïnformeerd.

Artikel 12 Ontvankelijkheid

Deze bepaling is niet gewijzigd.

Als de misstand naar oordeel van het meldpunt van onvoldoende gewicht is, is de melding niet ontvankelijk. Vanzelfsprekend moet er sprake zijn van een vermoeden zoals omschreven in artikel 1. De misstand waarover wordt gemeld geldt er niet-ontvankelijkheid als het gaat om de melding van een misstand die niet valt onder de definitie van artikel 1.

Artikel 13 Advies

Net als het bestuur heeft ook het meldpunt maximaal 12 weken ter beschikking om tot een advies te komen. Ook dit is te verlengen, mits gemotiveerd.

Voor het eventuele noodzakelijke onderzoek van het meldpunt zal voldoende tijd moeten zijn teneinde zorgvuldig en afgewogen tot een advies ten komen.

De genoemde termijn is vergelijkbaar met de termijnen in de Rijksregeling.

Artikel 14 Standpunt bestuur naar aanleiding van advies

Het bestuur moet binnen twee weken een besluit nemen op het advies van het meldpunt. Deze relatief korte termijn is niet gewijzigd. Als een gemotiveerd advies van het meldpunt beschikbaar is, moet het bestuur snel tot een besluit komen. De belangen van de melder en de eventuele andere betrokkenen binnen de organisatie wegen hierbij zwaar: onzekerheid moet niet langer duren dan noodzakelijk.

Artikel 15 Jaarverslag

Deze bepaling is ongewijzigd.

Het meldpunt maakt jaarlijks een verslag van het aantal en de aard van de meldingen en de onderzoeken en adviezen van het meldpunt. Dit verslag gaat naar het bestuur van de Omgevingsdienst Rivierenland en de ondernemingsraad en wordt openbaar gemaakt. De LCKG publiceert zijn jaarverslag op de website van de VNG.

Bescherming tegen gevolgen van de melding

Artikel 16 Bescherming van de ambtenaar

Een belangrijke conclusie in het al genoemde Evaluatierapport klokkenluiderregelingen is dat veel ambtenaren vermoedens van een misstand niet melden omdat ze vrezen voor negatieve gevolgen voor zichzelf. De Ambtenarenwet biedt kennelijk te weinig bescherming. En de norm ‘goed werkgeverschap’ geeft geen concrete invulling.

Daarom is in artikel 16 een uitwerking van artikel 125 quinquies, derde lid Ambtenarenwet opgenomen. De gekozen formulering sluit overigens aan bij de regelingen voor provincie en rijk.

Het betreft niet alleen de bescherming van de in artikel 1 genoemde ambtenaar. De bescherming ziet ook op de ambtenaar die een misstand heeft gemeld in een andere organisatie dan zijn eigen werkgever. Dat kan bijvoorbeeld gebeuren als een medewerker tijdelijk samenwerkt met collega’s van een andere werkgever, of participeert in de projectorganisatie met andere organisaties. Noodzakelijk is wel dat de ambtenaar uit hoofde van zijn functie de misstand gewaar wordt.

Aan de bescherming zijn voorwaarden verbonden. Die zijn opgenomen in artikel 16. Deze voorwaarden dienen om te voorkomen dat een onzorgvuldige en/of onjuiste melding bij een andere organisatie leidt tot verstoorde verhoudingen.

Artikel 17 Bescherming van de vertrouwenspersoon

Nieuw is ook de bescherming voor de vertrouwenspersoon; deze is in de huidige Voorbeeldregeling niet expliciet geregeld.