Besluit van het algemeen bestuur van de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid houdende de vaststelling van bijdragen en vergoedingen van de deelnemers aan de gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid

Geldend van 02-04-2022 t/m heden

Intitulé

Besluit van het algemeen bestuur van de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid houdende de vaststelling van bijdragen en vergoedingen van de deelnemers aan de gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid

BIJDRAGEVERORDENING OMGEVINGSDIENST ZHZ

Besluit van het algemeen bestuur van de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid houdende de vaststelling van bijdragen en vergoedingen van de deelnemers aan de gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid

Het algemeen bestuur van de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid,

 

Gelet op

artikel 25, vierde lid, van de Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid;

 

Besluit

vast te stellen:

 

de Bijdrageverordening Omgevingsdienst ZHZ

 

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

Artikel 1: Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. additionele bijdrage voor wettelijke taken: de additionele bijdrage, verschuldigd door deelnemers voor de uitvoering van de additionele wettelijke taken;

b. additionele wettelijke taken: de taken die de Omgevingdienst, overeenkomstig een daartoe strekkend mandaat uitvoert ten behoeve van de deelnemers en die niet uitdrukkelijk worden genoemd in, maar wel mogelijk gemaakt worden door artikel 4, tweede en derde lid van de regeling;

c. adviesdiensten: het geven van advies door de Omgevingsdienst aan de deelnemers, overeenkomstig artikel 4, eerste lid van de regeling;

d. algemeen bestuur: het algemeen bestuur van de Omgevingsdienst;

e. bijdrage voor wettelijke taken: de bijdrage, verschuldigd door deelnemers voor de uitvoering van de wettelijke taken;

f. dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van de Omgevingsdienst;

g. deelnemers: de deelnemers als bedoeld in artikel 1, onder e, van de regeling;

h. directeur: de directeur van de Omgevingsdienst, bedoeld in artikel 23 van de regeling;

i. gedeputeerde staten: gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland;

j. inwonerbijdrage: de door de deelnemers verschuldigde bijdrage per inwoner in Zuid-Holland Zuid, overeenkomstig artikel 25, vierde lid van de regeling;

k. kostenontwikkeling: de loon- en prijsindex voor de overheidsconsumptie, blijkend uit de septembercirculaire van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties alsmede de Minister van Financiën, waaraan het volume en de tarieven per peildatum van 1 januari van elk boekjaar worden aangepast;

l. Omgevingsdienst: het openbaar lichaam Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid, bedoeld in artikel 2 van de regeling;

m. programmataken: de programma’s en projecten met een regionaal karakter op het gebied van milieuruimte, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de regeling;

n. provincie: de provincie Zuid-Holland;

o. regeling: de Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid;

p. uitvoeringsovereenkomst: De tussen de regiogemeenten en de Omgevingsdienst gesloten uitvoeringsovereenkomst houdende het raamwerk en de algemene voorwaarden voor uitvoering van wettelijke taken, additionele wettelijke taken en adviesdiensten door de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid op grond van artikel 4 van de Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid;

q. vergoeding vooradviesdiensten: de vergoeding verschuldigd door deelnemers voor de uitvoering van adviesdiensten door de Omgevingsdienst;

r. volume: een elk boekjaar af te spreken budgettair volume in € (euro) met dien verstande dat iedere deelnemer verplicht is ter hoogte van dit volume wettelijke taken en, indien van toepassing, additionele wettelijke taken af te nemen van de Omgevingsdienst;

s. wettelijke taken: de taken die de Omgevingsdienst, overeenkomstig een daartoe strekkend mandaat uitvoert ten behoeve van de deelnemers, die uitdrukkelijk zijn genoemd in artikel 4, tweede en derde lid van de regeling.

 

Hoofdstuk 2: Bijdragen en vergoedingen

Artikel 2: Grondslag voor bijdragen en vergoedingen

1. Elke deelnemer is jaarlijks een inwonerbijdrage verschuldigd aan de Omgevingsdienst.

2. Elke deelnemer die door de Omgevingdienst wettelijke taken laat uitvoeren, is een bijdrage voor wettelijke taken verschuldigd aan de Omgevingsdienst.

3. Elke deelnemer die door de Omgevingsdienst additionele wettelijke taken laat uitvoeren, is een additionele bijdrage voor additionele wettelijke taken verschuldigd aan de Omgevingsdienst.

4. Elke deelnemer die door de Omgevingsdienst adviesdiensten laat uitvoeren, is een vergoeding voor adviesdiensten verschuldigd aan de Omgevingsdienst.

5. Programmataken worden gefinancierd uit de inwonerbijdrage dan wel uit de ten behoeve van de programma’s door de Omgevingsdienst verworven financiële middelen van derden, waaronder subsidies, met dien verstande dat het algemeen bestuur binnen de kaders van de begroting bepaalt welk deel van de kosten van een programma gefinancierd wordt uit de inwonerbijdrage.

6. Elke deelnemer die deelneemt aan de Regionale Verkeers- en Milieukaart (RVMK), is jaarlijks in het jaarprogramma een vaste afgesproken bijdrage verschuldigd voor het beheer en de toepassing van de RVMK in de periode 2020 tot en met 2029 (vereveningsconstructie). Een eventueel in enig jaar resterend budget wordt in een volgend jaar aangewend voor het RVMK en blijft beschikbaar op de balans van OZHZ.

Artikel 3: Vaststelling van de inwonerbijdrage

1. Onverminderd het bepaalde in artikel 25, vierde lid, van de regeling stelt het algemeen bestuur jaarlijks in de begroting de aanpassing van de inwonerbijdrage per deelnemer vast. De aanpassing van de inwonerbijdrage wordt bepaald aan de hand van twee factoren:

a. het aantal inwoners per gemeente en van alle regiogemeenten bij elkaar opgeteld, en

b. de kostenontwikkeling.

2. De inwonerbijdrage voor de gemeente in Zuid-Holland Zuid is het product van de bijdrage per inwoner van € 3,40 (peil 2011) en het aantal inwoners van de gemeente.

3. De voor de provincie geldende inwonerbijdrage wordt bepaald op grond van de verhouding van de omzet voor wettelijke taken van de provincie ten opzichte van de gemeenten.

4. Met ingang van 2022 wordt de inwonerbijdrage geïndexeerd met de index van de begrotingsrichtlijnen. De inwonerbijdrage wordt met ingang van 2025 vierjaarlijks herijkt op grond van de inwoneraantallen.

Artikel 4: Uitvoering van wettelijke en additionele wettelijke taken

1. De wettelijke taken en, voor zover van toepassing, additionele wettelijke taken en adviesdiensten worden uitgevoerd conform de ter zake geldende landelijke kwaliteitseisen.

2. De Omgevingsdienst voert, hetzij op eigen initiatief dan wel op grond van een concrete opdracht, voor de deelnemers wettelijke taken en, voor zover van toepassing, additionele wettelijke taken uit overeenkomstig:

a. het mandaat van de gemeente aan de directeur voor de uitvoering van wettelijke taken en, voor zover van toepassing, additionele wettelijke taken;

b. de bij het mandaat, bedoeld onder a, horende algemene of specifieke instructies overeenkomstig artikel 10:6, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, en

c. overige ter zake geldende afspraken tussen Omgevingsdienst en deelnemer.

 

Artikel 5: Vaststelling van de bijdrage voor de uitvoering van wettelijke en additionele wettelijke taken

1. Onverminderd het bepaalde in artikel 25, vierde lid van de regeling, geschiedt het vaststellen van het volume voor de uitvoering van de wettelijke taken dat de deelnemers moeten afnemen van de Omgevingsdienst, alsmede van de tarieven en van de financiering van de Omgevingsdienst overeenkomstig het hierna bepaalde.

a. Als initieel volume voor de uitvoering van de wettelijke taken geldt het volume zoals dat in de begroting 2011 tussen Omgevingsdienst en regiogemeente is overeengekomen en vastgelegd in de Uitvoeringsovereenkomsten.

b. Elk boekjaar, niet later dan op de eerste werkdag in oktober van het voorafgaande boekjaar, wordt het volume voor de uitvoering van de wettelijke taken voor het navolgende boekjaar vastgesteld. Het voor een boekjaar overeen te komen volume met een structureel karakter als bedoeld in de Nota Bedrijfsvoering 2022 – 2026 bedraagt niet minder dan 98% (achtennegentig procent) van het volume van het daaraan voorafgaande boekjaar, dat eerst wordt aangepast aan de algemene loonontwikkeling en prijsontwikkeling. In aanvulling op de vorige volzin geldt dat over vier achtereenvolgende boekjaren gemeten het overeen te komen volume nooit minder dan 92% (tweeënnegentig procent) van het voor het eerste van de vier voorafgaande boekjaren geldende initiële volume kan bedragen.

c. Uitgangspunt voor het vast te stellen volume, conform het gestelde onder b, vormt het uitvoeringskader van de deelnemer ten behoeve van de uitvoering van bestaande dan wel nieuwe wettelijke taken.

d. Elke vier boekjaren wordt vastgesteld of het percentage 98% (achtennegentig procent), genoemd in het gestelde onder b, aanpassing behoeft.

e. Indien geen nieuw volume als bedoeld in het gestelde onder b, wordt vastgesteld kan het algemeen bestuur het volume aanpassen aan de algemene loonontwikkeling en prijsontwikkeling. Het algemeen bestuur meldt de aanpassing aan de algemene loonontwikkeling en prijsontwikkeling schriftelijk aan de deelnemer niet later dan op de dag bedoeld in het gestelde onder b.

f. De deelnemer garandeert de Omgevingsdienst de uitvoering van de wettelijke taken tot ten minste de hoogte van het volume. De Omgevingsdienst kan, onder opgave van redenen, opdrachten voor uitvoering van de wettelijke taken weigeren indien uitvoering zou leiden tot het overstijgen van het volume voor het betreffende boekjaar.

g. Bij overbesteding en onderbesteding in enig boekjaar ten opzichte van het vastgestelde volume, wordt als volgt te werk gegaan:

i. overbesteding en onderbesteding binnen de toegestane bandbreedte van 10% (tien procent) meer of minder, wordt verdisconteerd in het volume per product of prestatie binnen het daaropvolgende boekjaar;

ii. bij overbesteding buiten de toegestane bandbreedte van 10% (tien procent) meer, brengt de Omgevingsdienst de daardoor ontstane kosten rechtstreeks bij de deelnemer in rekening indien deze overbesteding het gevolg is van concrete opdrachten van de deelnemer, respectievelijk neemt de Omgevingsdienst deze kosten buiten de bandbreedte voor zijn rekening indien deze kosten het gevolg zijn van op eigen initiatief van de Omgevingsdienst meer geleverde producten;

iii. bij onderbesteding buiten de toegestane bandbreedte van 10% (tien procent), neemt de Omgevingsdienst het resterende budget mee naar het eerst daarop volgende boekjaar indien deze onderbesteding het gevolg is van een verminderde vraag van de deelnemer, respectievelijk betaalt de Omgevingsdienst het bedrag buiten de bandbreedte waarvoor geen prestaties zijn verricht terug aan de deelnemer indien de onderbesteding is ontstaan door omstandigheden die binnen de invloedssfeer van de Omgevingsdienst liggen, en

iv. indien zich onvoorziene omstandigheden voordoen, buiten de invloedssfeer van de deelnemer of de Omgevingsdienst, waaronder, maar niet uitsluitend, ontwikkelingen in de nationale en Europese wetgeving en regelgeving, die ertoe kunnen leiden of hebben geleid dat de toegestane bandbreedte van 10% (tien procent) meer of minder wordt of is onderschreden, of dat het overeengekomen volume wordt of is overschreden, kunnen de deelnemer en de Omgevingsdienst in afwijking van hetgeen is bepaald onder ii, afspraken maken over een andere bandbreedte of tijdelijk aanvullende financiering.

h. Ten aanzien van onderbesteding als bedoeld in het gestelde bij g, onder i, geldt aanvullend dat de deelnemer er na verloop van vier boekjaren zorg voor draagt dat het totaal overeengekomen volume voor die boekjaren is besteed.

i. Indien de deelnemer het volume structureel wil verlagen buiten de in de vorige leden gestelde kaders is de deelnemer eenmalig een bedrag verschuldigd van 3 (drie) maal het te verlagen bedrag, exclusief bijbehorende belasting toegevoegde waarde, tenzij de structurele aanpassing het gevolg is van ontwikkelingen in de nationale en Europese wetgeving en regelgeving of indien sprake is van een collectieve door het algemeen bestuur vastgestelde verlaging van het volume. Indien sprake is van een collectieve door het algemeen bestuur vastgestelde verlaging van het volume, dan brengt de Omgevingsdienst in beeld wat het effect is op het uitvoeringsniveau en de meerjarenbegroting (inclusief het terugverdienen van de aanloopkosten en de opbouw van het weerstandsvermogen) en wat de reële frictiekosten zijn. Hiertoe wordt alsdan een financieel dekkingsvoorstel voorgelegd aan het algemeen bestuur.

2. Het volume voor de uitvoering van de additionele wettelijke taken bestaat uit een vast deel en een variabel deel. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op het vaste deel van het volume voor de uitvoering van de additionele wettelijke taken. De deelnemer en de Omgevingsdienst maken nadere afspraken over in elk geval het variabele deel van het volume voor de additionele wettelijke taken. Deze nadere afspraken dienen door partijen rechtsgeldig te worden ondertekend.

3. Het volume, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt jaarlijks bij vaststelling van de begroting aangepast aan de kostenontwikkeling. Het volume is een budgettair volume, met dien verstande dat de bepalingen van deze verordening de deelnemer verplichten om de wettelijke en additionele wettelijke taken, ter hoogte van een bepaald bedrag af te nemen van de Omgevingsdienst. De bij het budgettair volume behorende hoeveelheid activiteiten in het kader van deze taken is afhankelijk van de tarieven voor deze taken. Het dagelijks bestuur bepaalt de tarieven, bedoeld in de vorige volzin en de aanpassing ervan aan de kostenontwikkeling.

Artikel 6: Tarief voor wettelijke taken en additionele wettelijke taken

1. Het dagelijks bestuur stelt jaarlijks bij de begrotingsrichtlijnen (t+2) een tarievenblad vast.

2. Het tarievenblad wordt jaarlijks door het dagelijks bestuur gedifferentieerd en aangepast aan de algemene loonontwikkeling en prijsontwikkeling. De aanpassing overeenkomstig de vorige volzin vindt niet later plaats dan op de dag, bedoeld in artikel 5, eerste lid onder b.

3. In aanvulling op het vorige lid kan het algemeen bestuur het tarief ook aanpassen buiten de algemene loonontwikkeling en prijsontwikkeling. De aanpassing vindt niet later plaats dan op de dag bedoeld in artikel 5, eerste lid onder b.

4. Een nieuw tarief, dat overeenkomstig het tweede en derde lid is vastgesteld, is uniform geldend voor alle deelnemers.

Artikel 7: Uitvoering van adviesdiensten

De Omgevingsdienst voert slechts op basis van een concrete opdracht van de deelnemer adviesdiensten uit. Een opdracht komt tot stand op basis van:

a. een schriftelijke opdrachtverstrekking door de deelnemer, die door de deelnemer en de Omgevingsdienst rechtsgeldig is ondertekend, of

b. een schriftelijke offerte van de Omgevingsdienst, die door de deelnemer en de Omgevingsdienst rechtsgeldig is ondertekend.

Artikel 8: Tarief voor adviesdiensten

1. Het dagelijks bestuur stelt een tarievenblad vast.

2. Het bepaalde in artikel 6, tweede, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 9: Facturering en betaling

1. De betaling van de bijdrage voor wettelijke taken en, voor zover van toepassing, de bijdrage voor additionele wettelijke taken alsmede de inwonerbijdrage vindt plaats op de wijze, bepaald in artikel 28 van de regeling, met dien verstande dat de deelnemer uiterlijk op 15 december, 15 maart, 15 juni en 15 september van elk boekjaar voor het eerstvolgende kwartaal een voorschot betaalt op de af te nemen wettelijke taken en, voor zover van toepassing, additionele wettelijke taken.

2. De Omgevingsdienst geeft viermaandelijks inzicht in de voortgang van uitvoering van de prestaties en vermeldt:

a. de uitgevoerde wettelijke taken en, voor zover van toepassing, additionele wettelijke taken, tot en met het voorafgaande kwartaal, en

b. de besteding van het volume voor wettelijke taken en, voor zover van toepassing, additionele wettelijke taken tot en met het voorafgaande kwartaal.

3. In aanvulling op het bepaalde in het tweede lid, wordt elk boekjaar op 15 februari de eindfactuur opgemaakt voor de uitgevoerde wettelijke en, voor zover van toepassing, additionele wettelijke taken in het voorafgaande boekjaar.

4. Facturatie en betaling van de vergoeding voor adviesdiensten vindt plaats na afronding van de opdracht. Ingeval de adviesopdracht de geïndexeerde waarde van € 20.000 (twintigduidend euro) te boven gaat heeft de Omgevingsdienst het recht 50% (vijftig procent) van de opdrachtwaarde bij opdrachtverlening als voorschot aan de deelnemer in rekening te brengen.

Artikel 10: Overige bepalingen ten aanzien van de vaststelling van bijdragen en tarieven

1. De inwonerbijdrage en de tarieven voor producten en prestaties worden, met inachtneming van het door het algemeen bestuur vastgestelde beleid inzake reservevorming, bepaald op basis van de werkelijke te verwachten kosten voor het desbetreffende boekjaar verminderd met te verwachten overige inkomsten.

2. De deelnemers dragen er zorg voor dat de Omgevingsdienst te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen.

 

Hoofdstuk 3: Slotbepalingen

Artikel 11: Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Bijdrageverordening Omgevingsdienst ZHZ.

Artikel 12: Bekendmaking en inwerkingtreding

1. Het besluit van het algemeen bestuur van 7 december 2010 tot vaststelling van de Bijdrageverordening Omgevingsdienst ZHZ 2011 wordt ingetrokken met ingang van de dag waarop dit besluit in werking treedt.

2. Deze verordening wordt bekendgemaakt in het provinciaal blad van de provincie Zuid-Holland.

3. Deze verordening treedt in werking op de dag volgend op de dag van bekendmaking.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het algemeen bestuur van de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid van 23 januari 2013.

R.A. Janssen,

voorzitter

L.A.B. de Jong,

directeur

 

TOELICHTING

Op 4 oktober 2012 is de eerste wijziging van de Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst ZHZ in werking getreden. Met deze wijziging zijn veranderingen aangebracht in het deelnemerschap, de bestuurssamenstelling en de stemverhoudingen binnen de gemeenschappelijke regeling. Alle colleges van de regiogemeenten in Zuid-Holland Zuid zijn toegetreden, en het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling Publieke Gezondheid en Jeugd ZHZ, als opvolger van het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling Zuid-Holland Zuid, is uit de regeling getreden. In de nota van toelichting bij de eerste wijziging van de gemeenschappelijke regeling is geconstateerd dat met deze eerste wijziging de gemeenschappelijke regeling als zogenoemde collegeregeling in stand blijft, terwijl de eerder gemaakte afspraken over de financiering en het functioneren van de dienst inhoudelijk integraal blijven gelden. Deze eerste wijziging had daarom met name ten doel een direct deelnemerschap en bijbehorende zeggenschap van de regiogemeenten als eigenaren te realiseren ter vervanging van de indirecte relatie die er was. De herstructurering was er alleen op gericht om de gemeenten te laten toetreden en de RZHZ te laten uittreden. Inhoudelijk is het geheel van regelingen niet aangepast.

Naast de wijziging van de gemeenschappelijke regeling diende ook een aantal verordeningen en mandaatbesluiten te worden aangepast. De voorliggende gewijzigde bijdrageverordening bevat thans de bepalingen die voorheen in de tussen de Omgevingsdienst ZHZ en de 19 regiogemeenten gesloten uitvoeringsovereenkomst waren opgenomen. De budgetten voor de uitvoering van de wettelijke taken, additionele wettelijke taken en adviestaken lopen derhalve thans niet meer via de privaatrechtelijke uitvoeringsovereenkomst, maar zijn op publiekrechtelijke wijze geregeld via de gemeenschappelijke regeling zelf en de bijdrageverordening. Dit is gebruikelijk in de publieke setting van een gemeenschappelijke regeling, en leidt tot een aanzienlijke administratieve vereenvoudiging voor de Omgevingsdienst en de gemeenten.

De bepalingen uit de uitvoeringsovereenkomst welke thans zijn overgenomen in de bijdrageverordening hebben betrekking op het volgende:

- Het initieel volume voor de uitvoering van de wettelijke en additionele wettelijke taken.

- De geldende afspraken inzake de overbesteding en onderbesteding van het vastgestelde volume.

- De geldende afspraken indien een deelnemer het volume structureel wil verlagen buiten de gestelde kaders.

- De tarieven voor wettelijke taken en additionele wettelijke taken en de geldende afspraken om deze tarieven te differentieren en aan te passen aan of buiten de algemene loonontwikkeling en prijsontwikkeling.

- De uitvoering van adviesdiensten en het tarief voor adviesdiensten.

- De wijze van facturering en betaling.

Nieuw is dat thans in het tweede lid van artikel 5 is bepaald dat het volume voor de uitvoering van de additionele wettelijke taken bestaat uit een vast deel en een variabel deel. Achtergrond hiervan is de fluctuatie in het werkaanbod en daarmee de legesinkomsten.