Ondermandaatbesluit directeur Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid voor provinciale taken 2019

Geldend van 10-04-2019 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-04-2019

Intitulé

Ondermandaatbesluit directeur Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid voor provinciale taken 2019

Besluit van de directeur van de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid van 4 april 2019 tot vaststelling van de ondermandaatlijst voor de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid voor provinciale taken 2019

De directeur van de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid,

Gelet op:

- Het besluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland van 8 januari 2019, PZH-2018-671299077 (DOS-2015-0007878), houdende het toekennen van mandaat en machtiging aan de directeur van de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid (Mandaatbesluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland voor de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid 2019);

- Het besluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland van 26 maart 2019, PZH-2019-684926672 (DOS-2015-0007878), houdende wijziging van het Mandaatbesluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland voor de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid 2019.

Besluit:

vast te stellen het Ondermandaatbesluit directeur Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid voor provinciale taken 2019 overeenkomstig de bij dit besluit behorende ondermandaatlijst met inachtneming van onderstaande bepalingen:

Artikel 1 Ondermandaat

De directeur van de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid stelt het ondermandaat ten behoeve van functionarissen van de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid vast overeenkomstig de bij dit besluit behorende ondermandaatlijst.

Artikel 2 Reikwijdte en voorwaarden

Het ondermandaat, behorend bij de ondermandaatlijst, geldt met inachtneming van de in het Mandaatbesluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland voor de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid van respectievelijk 8 januari en 26 maart 2019 en de daarbij behorende mandaatlijst opgenomen bepalingen en gestelde voorwaarden.

Artikel 3 Ondertekening

Indien een besluit wordt genomen bij of krachtens het bepaalde in artikel 1 luidt de ondertekening:

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,

namens dezen,

Gevolgd door de handtekening, naam van de functionaris, directeur Omgevingsdienst Zuid-Holland Z uid, of gevolgd door een ondertekening door middel van naam-functieaanduiding en een automatisch genereerde disclaimer.

Of (unitmanager):

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,

namens dezen,

Gevolgd door de handtekening, naam en functie van de functionaris (unitmanager) en aanduiding van de unit, of gevolgd door een ondertekening door middel van naam-functie (unitmanager)-unitaanduiding en een automatisch gegenereerde disclaimer.

Of (medewerker):

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,

namens dezen,

Gevolgd door de handtekening, naam en functie van de functionaris en naam van de unit waar de functionaris werkzaam is, of gevolgd door een ondertekening door middel van naam-functie-unitaanduiding e n een automatisch gegenereerde disclaimer.

Artikel 4 Slotbepalingen

  • 1. Het Ondermandaatbesluit directeur Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid voor provinciale taken 2019 van 28 januari 2019 (publicatieblad Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid 29 januari 2019, nr. 99) wordt ingetrokken met ingang van 1 april 2019.

  • 2. Dit besluit wordt bekendgemaakt in het publicatieblad van de Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid.

  • 3. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dag van bekendmaking in het publicatieblad van de Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid, en werkt terug tot en met 1 april 2019.

  • 4. Dit besluit wordt aangehaald als: Ondermandaatbesluit directeur Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid voor provinciale taken 2019.

Ondertekening

Aldus vastgesteld op 4 april 2019.

De directeur Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid,

Mr. R. Visser

ONDERMANDAATLIJST als bedoeld in artikel 1 van het Ondermandaatbesluit directeur Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid voor provinciale taken 2019

 

BEVOEGDHEDEN/BESLUITEN

Algemeen

TOELICHTING/

VOORWAARDEN

UNITMANAGER,

TENZIJ ANDERS

AANGEGEVEN

 

RAA01

 

Besluiten in bestuursrechtelijke procedures:

- Proceshandelingen in bestuursrechtelijke procedures zoals het voeren van verweer, indien het besluit in mandaat is genomen door de directeur Omgevingsdienst of een onder zijn verantwoordelijkheid vallende leidinggevende.

- Besluiten inzake verzoeken om toepassing van rechtstreeks beroep (art. 7:1a Awb).

 

N.B. Op een verzoek om toepassing van rechtstreeks beroep kan op grond van art. 10:3 Awb niet worden beslist door degene die het besluit waartegen een bezwaar zich richt in mandaat heeft genomen.

     

V.w.b. indienen van het verweerschrift en toepassing rechtstreeks beroep: unitmanager

V.w.b. overige proceshandelingen: medewerker

 

RAA02

 

Besluiten op grond van:

a. art. 4:5 en 4:6, Awb (vereenvoudigde wijze van afdoen en afdoen herhaalde aanvraag);

b. art. 4.7 en 4:8, Awb (horen);

c. afdeling 4.1.3, Awb (opschorten beslistermijn);

d. besluiten over dwangsommen bij niet tijdig beslissen;

e. titel 4.4, Awb (bestuursrechtelijke geldschulden) met uitzondering van afdeling 4.4.4, Awb (aanmaning en invordering bij dwangbevel);

f. art. 8:51a, 8:51b, 8:51c, 8:80a en 8:80b, Awb (bestuurlijke lus en tussenuitspraak);

g. afdeling 3.4 Awb (openbare voorbereidingsprocedure van toepassing verklaren). 

   

 

RAA03

 

- Het eenmalig dan wel doorlopend machtigen van medewerkers of externe adviseurs om Gedeputeerde Staten te vertegenwoordigen in bestuursrechtelijke procedures.

- Het eenmalig dan wel doorlopend machtigen van medewerkers of externe adviseurs om namens Gedeputeerde Staten ter zitting, binnen de grenzen van het geschil en het daarmee gepaarde gaande financiële belang, mee te werken aan finale geschillenbeslechting en toezeggingen ten aanzien daarvan te doen. 

 

Artikel 5, derde lid van het mandaatbesluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland voor OZHZ is niet van toepassing.

Directeur

 

RAA04

 

- Het aanwijzen van functionarissen voor het voeren van mediationgesprekken en voor het aangaan en ondertekenen van mediationovereenkomsten.

- Het maken van afspraken en het aangaan en ondertekenen van vaststellingsovereenkomsten naar aanleiding van mediationgesprekken.

 

Vaststellingsovereenkomsten als resultaat van mediationgesprekken mogen alleen in mandaat worden aangegaan en ondertekend, indien het conflict zijn oorsprong vindt in een besluit dat is genomen door de directeur Omgevingsdienst of een onder zijn verantwoordelijkheid vallende leidinggevende.

Artikel 5, derde lid van het mandaatbesluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland voor OZHZ is voor wat betreft het aanwijzen van functionarissen voor het voeren van mediationgesprekken niet van toepassing. 

Directeur

 

RAA05

 

Besluiten op bezwaarschriften op grond van de Awb conform advies van de bezwarencommissie (art. 7:11, Awb) indien het primaire besluit genomen is door een onder de verantwoordelijkheid van de directeur Omgevingsdienst vallende leidinggevende.

   

 

Omvat mede besluiten in het kader van de voorbereiding, zoals toepassing van art. 2:2 (weigeren raadsman of vertegenwoordiger), 7:10 (verdagen beslistermijn), Awb.

Artikel 5, derde lid van het mandaatbesluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland voor OZHZ is niet van toepassing. 

Directeur

 

RAA06

 

Het aanwijzen van personen belast met het houden van toezicht.

     

Directeur

 

RAA07

 

Het aanvragen en verantwoorden van subsidies op basis van regelingen van andere overheidsorganen, het Rijk en de Europese Unie, alsmede het aangaan van uitvoeringsovereenkomsten ter verkrijging van deze subsidies.  

Het mandaat heeft geen betrekking op:

- het besluit om als leadpartner op te treden en daarmee (mede) de verantwoordelijkheid te dragen voor de uitvoering van projecten door derden;

- het besluit om Gedeputeerde Staten te committeren aan het vaststellen van een subsidieregeling. 

 

De uitgezonderde besluiten blijven voorbehouden aan Gedeputeerde Staten.

Directeur

 

RAA08

 

Besluiten in het kader van het beheren van een zekerheidstelling.

   

 

RAA09

 

Het uitoefenen van de bevoegdheden op grond van de Wet Bibob, met uitzondering van het verwerken van het advies “ernstig gevaar” van het Landelijk Bureau Bibob.

 

Artikel 5, derde lid van het mandaatbesluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland voor OZHZ is niet van toepassing op het vragen van advies.  

NB. Het mandaat omvat mede het, voorafgaand aan het vragen van advies aan Landelijk Bureau Bibob, uit te voeren eigen onderzoek.

Het verwerken van het advies “ernstig gevaar” van het Landelijk Bureau Bibob is voorbehouden aan Gedeputeerde Staten. 

Unitmanager

Indien het betreft het vragen van advies aan het Landelijk Bureau Bibob (LBB) en het verwerken van dit advies:

Directeur

 

RAA10

 

Het uitoefenen van bevoegdheden op grond van de Wob.

 

Het mandaat omvat zowel de bevoegdheid tot het nemen van besluiten en het verrichten van handelingen strekkend tot passieve openbaarmaking

(art. 3 Wob), als tot het nemen van besluiten en het verrichten van handelingen strekkend tot actieve openbaarmaking (art. 8 Wob). 

Uitoefening van het mandaat vindt plaats met inachtneming van een door het college van Gedeputeerde Staten te geven werkinstructie Wob, alsmede met inachtneming van de door het college van Gedeputeerde Staten vastgestelde beleidsregels inzake actieve openbaarheid, zoals deze op het moment waarop het onderhavige mandaat wordt uitgeoefend geldend zijn.

Onverminderd het bepaalde in artikel 5, eerste lid van het mandaatbesluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland voor OZHZ, zendt de directeur van de omgevingsdienst in de eerste week van elke kalendermaand een overzicht aan Gedeputeerde Staten van alle bij de omgevingsdienst ingediende verzoeken om passieve openbaarheid, alsmede informatie over de stand van zaken van in de behandeling zijnde verzoeken. 

   

BEVOEGDHEDEN/BESLUITEN

Vergunningverlening

TOELICHTING/

VOORWAARDEN

UNITMANAGER,

TENZIJ ANDERS

AANGEGEVEN

 

RMV01

 

Besluiten omtrent

a. vergunningen op grond van de Wabo tenzij sprake is van besluiten op grond van art 3.1 Bor of besluiten die strijdig zijn met een provinciaal ruimtelijk belang;

b. het stellen van nadere voorwaarden na een gebruiksmelding brandveilig gebruik of sloopmelding op grond van het Bouwbesluit 2012;

c. maatwerkvoorschriften en besluiten op gelijkwaardigheidsverzoeken op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer.

Geldt niet voor besluiten op grond van:

- art. 3 Wet Bibob;

- hoofdstuk 2 van de Wabo met betrekking tot provinciale wegen, en voor zover betrekking hebbend op omgevingsvergunningen voor wegaansluitingen op provinciale wegen, reclame-uitingen op gebouwen, beplantingen en enkelvoudige uitwegen (enkelvoudige omgevingsvergunning). 

 

Betreft:

- Procedure-stappen;

- ontwerpbesluit;

- besluit.

Daaronder vallen zowel vergunningverlening als intrekking van de vergunning.

     

Procedurestappen: medewerker

Ontwerpbesluit en besluit: unitmanager

 

RMV02

 

Besluiten op grond van de Wabo:

- een wettelijk advies op grond van art. 2.26, Wabo;

- een verklaring van geen bedenkingen op grond van art. 2.27 of 2.28, Wabo, aan het bevoegd gezag voor een onderdeel van de omgevingsvergunning zoals bedoeld in de artikel 6.8 Bor, behoudens als het wettelijk verplicht advies uitsluitend betrekking heeft op een provinciale weg;

- een verzoek aan de gemeente tot wijziging of intrekking van een door de gemeente afgegeven omgevingsvergunning, voor zover dit verzoek betrekking heeft op één of meerdere provinciale taken, behoudens als deze taak uitsluitend betrekking heeft op het provinciale wegbeheer.

Besluiten op grond van artikel 11 Interimwet stad-en-milieubenadering. 

Geldt niet voor besluiten op grond van artikel 6.5 lid 4 en art 6.6 lid 1 Bor. 

 

Daaronder vallen zowel de verklaring van geen bedenkingen voor één onderdeel van de omgevingsvergunning, als de verklaring van geen bedenkingen voor het totaal van de onderdelen van de omgevingsvergunning.

 

RMV04

 

Besluiten op grond van Hoofdstuk 8, 10, 13, 14, 17 en 19 Wm.

Geldt niet voor artikel 10:63 Wm 

 

NB. De vergunningverlenende taak o.g.v. artikel 10:63 Wm is opgedragen aan de Omgevingsdienst Midden-Holland.

Procedurestappen: medewerker

Ontwerpbesluit en besluit: unitmanager

 

RMV06

 

Besluiten op grond van hetgeen is bepaald bij of krachtens het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen. 

 

Betreft het verlenen van ontheffing voor bepaalde afvalstoffen

 

RMV09

 

Besluiten op grond van hetgeen is bepaald bij of krachtens het Vuurwerkbesluit. 

 

 

RMV13

 

Besluiten in het kader van de MER, niet zijnde plannen en structuurvisies (hoofdstuk 7 Wm). Indien het betreft een vormvrije m.e.r.-beoordeling, als bedoeld in artikel 2, lid 5, sub b van het Besluitmilieueffectrapportage in het kader van taken die geheel bij een andere omgevingsdienst zijn ondergebracht, dan besluit in dat geval de omgevingsdienst waar die taak geconcentreerd is ondergebracht. De betreffende omgevingsdienst waarin de activiteit plaatsvindt moet om advies worden gevraagd.

 

 

Betreft mede:

- procedurestappen;

- advies reikwijdte en detailniveau MER;

- besluit MER-beoordeling;

- aanvaardbaarheids-verklaring (op grond van overgangsregels);

Ingeval het besluit betrekking heeft op een activiteit die plaatsvindt op het grondgebied van meerdere omgevingsdiensten, geldt het mandaat voor de gehele activiteit. In dat geval wordt in overleg tussen de betrokken omgevingsdiensten en het  bureauhoofd van de provincie bepaald wie het besluit in mandaat neemt.  

Procedurestappen: medewerker

Overig: unitmanager

     

BEVOEGDHEDEN/BESLUITEN

Toezicht en handhaving

TOELICHTING/

VOORWAARDEN

UNITMANAGER,

TENZIJ ANDERS

AANGEGEVEN

 

RH01

 

Besluiten omtrent gedoogbeschikkingen.

 

 

Directeur

 

RH02

                 

 

Besluiten betreffende het uitoefenen van toezicht op naleving van het bepaalde bij of krachtens de wet- en regelgeving zoals gemandateerd in dit besluit in de mandaatnummers RMV01 t/m RMV13, alsmede artikel 10:63 Wm.

 

 

Betreft mede:

a. voorwaarschuwingsbrief;

b. accepteren van een melding of beoordelen van rapportages op grond van vergunningvoorschriften;

c. nemen van goedkeuringsbesluiten op basis van vergunningvoorschriften;

d. beoordelen van milieujaarverslagen overeenkomstig de bij of krachtens titel 12.3 Wm gestelde regels;

e. vorderingen om informatie in het kader van de controle op de naleving van regelgeving, alsmede de reacties op de in dit kader toegezonden informatie (art. 5.16, Awb). 

Medewerker ten aanzien van a en e en ten aanzien van bezoeksbevestigingsbrieven. Unitmanager ten aanzien van b, c en d.

 

RH02A

 

Het naar aanleiding van de kenbaar gemaakte zienswijze(n) afzien van bestuursrechtelijk handhavend optreden. 

 

Directeur

 

RH03

 

Besluiten op verzoeken van derden om bestuursrechtelijk handhavend op te treden. 

 

 

RH04

 

Besluiten op grond van Titel 5.3 en Titel 5.4, Awb (herstelsancties en bestuurlijke boete).

 

 

Betreft mede het besluit tot het opleggen van een spoedeisende last onder bestuursdwang, dan wel het toepassen van spoedeisende bestuursdwang, conform art. 5.31, Awb juncto 5.17, Wabo, dan wel de schriftelijke bekrachtiging van de mondelinge aanzegging daartoe.

De verplichting tot het plegen van vooroverleg, als bedoeld in artikel 5, eerste en derde lid, van het mandaatbesluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland voor OZHZ is niet van toepassing bij een direct gevaar voor de menselijke gezondheid dan wel dreiging daarvan, dan wel bij aanmerkelijke gevolgen voor het milieu of de natuur. In dat geval worden de portefeuillehouder en het bureauhoofd van de provincie zo spoedig mogelijk door de directeur Omgevingsdienst geïnformeerd over de toepassing van het mandaat.

Besluiten tot het opleggen van een last onder dwangsom en tot het opleggen van een last onder bestuursdwang:

Directeur

 

RH05

 

 

Besluiten op grond van hetgeen is bepaald bij of krachtens de Wabo. 

 

 

RH06

 

 

Besluiten op grond van hetgeen is bepaald bij of krachtens het Vuurwerkbesluit.

 

 

RH07

 

 

Besluiten op grond van hetgeen is bepaald bij of krachtens artikel 1.1a, hoofdstuk 8,10, 13, 14, 17 en 19 Wm.

 

 

 

Bij ongewone voorvallen en gevallen waarbij de stabiliteit van afvalvoorzieningen in het geding is, zal in spoedeisende gevallen voorafgaand vooroverleg niet altijd mogelijk zijn. Artikel 5, eerste en derde lid, van het mandaatbesluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland voor OZHZ is dan niet van toepassing. In dat geval worden portefeuillehouder en  bureauhoofd van de provincie zo spoedig mogelijk geïnformeerd over de toepassing van het mandaat.

 

RH08

 

 

Besluiten op grond van hetgeen is bepaald bij of krachtens:

- de Ontgrondingenwet;

- de Omgevingsverordening Zuid-Holland voor de bevoegdheden betreffende ontgrondingen, stiltegebieden, bodemsanering, ontgassen van varende schepen en de milieubeschermingsgebieden voor grondwater;

- de PMV voor wat betreft de milieubeschermingsgebieden voor grondwater;

- het Besluit geluidproductie sportmotoren.

 

In de nieuwe Omgevingsverordening zullen grotendeels de bevoegdheden die voorheen in de PMV stonden opgaan. Voor het deel van de milieubeschermingsgebieden voor grondwater blijft de PMV echter nog van kracht; dit deel van de verordening zal pas later worden overgebracht naar de Omgevingsverordening, dus tot die tijd blijft de PMV de grondslag.

 

RH09

 

1. Toezicht/handhaving op het aanwezig hebben van een begeleidingsbrief bij het vervoer van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen.

2. Vorderingen om informatie in het kader van de controle op de naleving van regelgeving, alsmede de reacties op de in dit kader toegezonden informatie.

 

Betreft een mandaat op grond van art. 18.2c Wm (taak om zorg te dragen voor de bestuursrechtelijke handhaving van de bij of krachtens hoofdstuk 10 gestelde verplichtingen, voor zover zij betrekking hebben op het aanwezig hebben van een begeleidingsbrief bij het vervoer van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen als bedoeld in artikel 10.44 Wm). 

Dit mandaat heeft met name betrekking op vervoer tussen bedrijven.  

Medewerker

 

RH10

 

 

Besluiten in het kader van omgevingsvergunningen voor zover het betreft de PMV en de Omgevingsverordening Zuid-Holland, waarbij Gedeputeerde Staten niet het bevoegd gezag zijn.

 

Betreft mede:

Het verzoek om handhaving bij een gemeente als bedoeld in art. 5.20, eerste lid, Wabo (Indien na ambtelijk/bestuurlijk overleg door de gemeente geen gevolg wordt gegeven aan het handhavingsadvies kan een formeel verzoek om handhaving worden ingediend bij de gemeente).

Het ingebreke stellen van een gemeente indien niet tijdig wordt besloten op het handhavingsverzoek(Alvorens tot ingebrekestelling wordt overgegaan, dient eerst nog ambtelijk/bestuurlijk overleg plaatste vinden). De PMV is slechts gedeeltelijk ingetrokken en zal pas op een later moment geheel opgaan in de Omgevingsverordening.

Directeur

 

RH12

 

Besluiten in het kader van toezicht op en handhaving van:

a. Wnb

b. Natuurschoonwet 1928;

c. Beleidsregel Compensatie Natuur, Recreatie en Landschap Zuid-Holland 2013; 

Betreft niet besluiten op grond van de hardheidsclausule.  

Geldt voor het gehele grondgebied van Zuid-Holland.

 

N.B. de vergunningverlening van a en b is opgedragen aan de Omgevingsdienst Haaglanden.

 

N.B. de vergunningverlening van c is opgedragen aan de Omgevingsdienst Midden-Holland.   

Ondermandaat conform RH02 voor zover van toepassing

 

RH13

 

Verzoeken tot intrekking van door de Faunabeheereenheid Zuid-Holland aan derden gegeven toestemming op grond van artikel 5.10 van de Omgevingsverordening Zuid-Hollland.

 

Dit betreft de toestemming als bedoeld in artikel 3.17, derde lid, van de Wet natuurbescherming.

Dit geschiedt op verzoek van Gedeputeerde Staten (en in overleg met het afdelingshoofd van de provincie).

  

 

BEVOEGDHEDEN/BESLUITEN

Bodem

TOELICHTING/

VOORWAARDEN

UNITMANAGER,

TENZIJ ANDERS

AANGEGEVEN

 

Onderzoeksfase bodemsaneringsprojecten

 

 

 

RBS01

 

Besluiten op grond van art. 48 en 49, Wbb.

 

Betreft het uitvoeren van onderzoek en van saneringen, alsmede stakings- en gedoogbevelen. 

 

Besluiten op basis van de Wet bodembescherming

 

 

RBS02

 

Besluiten op grond van art. 30, 32, Wbb, met betrekking tot het treffen van maatregelen bij ongewone voorvallen. 

 

Directeur

 

RBS03

 

Het uitvoeren van maatregelen bij ongewone voorvallen als bedoeld in de art. 30, 32, Wbb, die zijn genomen met behulp van RBS02.

 

 

Omvat niet de besluiten tot het nemen van maatregelen bij ongewone voorvallen als bedoeld in de art. 30en 32, Wbb. 

 

RBS04

 

Besluiten in het kader van meldingen nieuwe verontreinigingen en historische verontreinigingen voor wat betreft:

a. procedurestappen;

b. ontwerpbesluiten;

c. definitieve besluiten.

 

Omvat niet de besluiten tot inzet van het bevelsinstrumentarium.   

 

RBS05

 

Besluiten op grond van art. 43 Wbb, met betrekking tot de inzet van het bevelsinstrumentarium. 

 

Directeur

 

RBS06

 

Het voorbereiden en uitvoeren van besluiten op grond van art. 43 Wbb, met betrekking tot de inzet van het bevelsinstrumentarium, die zijn genomen met RBS05. 

 

Omvat niet de besluiten tot de inzet van het bevelsinstrumentarium

 

 

RBS06A

 

Besluiten op grond van de art. 55ab en 55b, Wbb (handhaving onderzoeksplicht en saneringsplicht). 

 

 

RBS07

 

Besluiten op grond van de art. 70 en 71, Wbb (gedogen van onderzoek en inzet middelen). 

 

Directeur

 

RBS08

 

Het voorbereiden en uitvoeren van besluiten op grond van art. 70 en 71, Wbb (gedogen van onderzoek en inzet middelen), die zijn genomen met behulp van RBS07.

 

Omvat niet de besluiten tot het gedogen van onderzoek en inzet middelen

 

 

RBS09

 

Besluiten op grond van art. 50, lid 1, Wbb (vordering van gebruik of eigendom onroerende zaken of beperkte rechten). 

 

 

Directeur

 

Besluit Verbond/Bsb

 

 

 

RBS10

 

Besluiten in het kader van de uitvoering van het besluit Verbond c.q. Bsb-operatie met uitzondering van de in RBS11 bedoelde besluiten.

 

 

 

RBS11

 

Ontwerpaanwijzing ex. Besluit verplicht bodemonderzoek bedrijfsterreinen op grond van verkennend onderzoek van art. 4, Besluit Verbond. 

 

Directeur

 

Overig

 

 

 

RBS13

 

Besluiten inzake subsidieverstrekking voor de sanering van bedrijfsterreinen, zoals bedoeld in het Besluit financiële bepalingen bodemsanering tot een bedrag van max. € 100.000. 

 

 

RBS13A

 

Besluiten inzake subsidieverstrekking voor de sanering van bedrijfsterreinen zoals bedoeld in het Besluit financiële bepalingen bodemsanering waarbij een bedrag boven de € 100.000 is gevraagd/toegekend, voor zover het betreft:

- verlenging beslistermijn;

- wijziging uitvoeringstermijn;

- vaststelling subsidie;

- wijzigingen van ondergeschikt belang. 

 

 

RBS14

 

Besluiten omtrent het afstand doen van recht van kostenverhaal op grond van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging artikel 75 lid 6 Wet bodembescherming. 

 

 

RBS15

 

Besluiten op grond van de Wbb in het kader van de nazorg van gesaneerde bodemsaneringslocaties.

 

Betreft:

- meldingen en adviesaanvragen;

- verzoek om toestemming voor bodemonderzoek, monitoring en nazorgmaatregelen;

- aanmeldingen schademelding bij verzekeraar of schade-expert. 

Bijlage Lijst van afkortingen

  • Art.: artikel

  • Awb: Algemene wet bestuursrecht

  • Bibob: bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur

  • Bor: Besluit omgevingsrecht

  • Brzo: Besluit risico's zware ongevallen 2015

  • Bsb: Bodemsanering bedrijfsterreinen

  • MER: Milieueffectrapportage

  • PMV: Provinciale milieuverordening Zuid-Holland

  • RIE: Richtlijn industriële emissies

  • Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

  • Wbb: Wet bodembescherming

  • Wm: Wet milieubeheer

  • Wnb: Wet natuurbescherming

  • Wob: Wet openbaarheid bestuur