Regeling vervallen per 01-04-2022

Verordening individuele studietoeslag gemeente Ommen 2015

Geldend van 22-06-2015 t/m 31-03-2022 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2015

Intitulé

Verordening individuele studietoeslag gemeente Ommen 2015

De raad van de gemeente Ommen;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 28 april 2015;

Besluit:

Vast te stellen:

de verordening individuele studietoeslag gemeente Ommen 2015

Artikel 1. Begrippen

Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet.

Artikel 2. Indienen verzoek

  • 1. Een verzoek als bedoeld in artikel 36b, eerste lid van de Participatiewet wordt ingediend door middel van een door het college beschikbaar gesteld formulier.

  • 2. De aanspraak op een individuele studietoeslag ontstaat niet eerder dan de dag van aanvraag.

  • 3. Het college kan bij het beoordelen van vervolgrechten ambtshalve beslissen.

Artikel 3. Advies over oordeel verdienen wettelijk minimumloon

Het college kan advies inwinnen over het oordeel of een persoon niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, maar wel mogelijkheden heeft tot arbeidsparticipatie overeenkomstig het gestelde in artikel 36b van de Participatiewet.

Artikel 4. Aanspraak op individuele studietoeslag

  • 1. Een persoon kan slechts eenmaal in een studiejaar in aanmerking komen voor een individuele studietoeslag.

  • 2. Het studiejaar bedoeld in het eerste lid loopt van 1 augustus tot 1 augustus.

Artikel 5. Hoogte individuele studietoeslag

  • 1. Een individuele studietoeslag bedraagt € 1.000,00 per studiejaar voor uitwonenden en € 370,- voor thuiswonenden.

  • 2. Indien ten tijde van de aanvraag over een gedeelte van een studiejaar aanspraak bestaat op een studietoeslag, is de hoogte van de studietoeslag naar rato.

  • 3. Het bedrag genoemd in het eerste lid wordt jaarlijks geïndexeerd overeenkomstig de ontwikkelingen van de consumentenprijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek. De bedragen worden naar boven afgerond op hele euro’s.

Artikel 6. Betaling individuele studietoeslag

De studietoeslag wordt in één keer over het studiejaar uitbetaald.

Artikel 7. Afwijken individueel geval

Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien onverkorte toepassing daarvan zou leiden tot onredelijkheid of onbillijkheid.

Artikel 8. Inwerkingtreding en intrekking oude verordening

Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking op 1-1-2015

Artikel 9. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening individuele studietoeslag 2015.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de gemeenteraad van Ommen op 4 juni 2015
De griffier, De voorzitter,
J.A.R.Tenkink M.J. Ahne

Algemene toelichting

Algemeen

De invoeringswet Participatiewet introduceert een studieregeling in de Participatiewet: de individuele studietoeslag. Hiermee krijgt het college de mogelijkheid mensen, van wie is vastgesteld dat ze niet in staat zijn het minimumloon te verdienen, een individuele studietoeslag te verstrekken als ze studeren. Het afronden van een studie versterkt de positie op de arbeidsmarkt. Een diploma is een bewijs tegenover werkgevers dat iemand gemotiveerd is en veel in zijn mars heeft.

Mensen met een arbeidshandicap hebben volgens de regering een extra steuntje in de rug nodig als het gaat om studeren. Voor hen is de drempel om te lenen een stuk hoger, omdat de kans op een baan later lager is. Een studieregeling stimuleert mensen om toch de stap te zetten om naar school te gaan of een studie te gaan volgen. Ook biedt het een financiële compensatie voor het feit dat het voor deze groep vaak moeilijk is om de studie te combineren met een bijbaan (TK 2013-2014, 33 161, nr. 125, p.2).

De individuele studietoeslag moet worden aangemerkt als een vorm van bijzondere bijstand (artikel 5, onderdeel d, van de Participatiewet). De individuele studietoeslag is niet gerelateerd aan bepaalde kosten. Het is een inkomensondersteunende maatregel voor mensen van wie is vastgesteld dat ze niet in staat zijn het minimumloon te verdienen. In die zin is de toeslag dan ook niet speciaal bedoeld voor studiekosten zelf. Hiervoor bestaat al een recht (zie onder “doelgroep”).

Verordeningsplicht

De Invoeringswet Participatiewet legt de gemeenteraad de verplichting op in een verordening regels te stellen over het verlenen van een individuele studietoeslag. Deze verordeningsopdracht is neergelegd in artikel 8, eerste lid, onderdeel c van de Participatiewet. De regels moeten in ieder geval betrekking hebben op de hoogte en de frequentie van de betaling van de individuele studietoeslag (artikel 8, derde lid van de Participatiewet).

Doelgroep

In artikel 36b, eerste lid van de Participatiewet is omschreven wie tot de doelgroep wordt gerekend, namelijk de persoon die op de datum van de aanvraag:

  • 1.

    18 jaar of ouder is;

  • 2.

    recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of recht heeft op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

  • 3.

    geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 heeft; en

  • 4.

    een persoon is van wie is vastgesteld dat hij niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon met arbeid, doch wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.

Deze afbakening geldt als geheel, zodat aan elke voorwaarde moet zijn voldaan. Beschikt iemand bijv. over meer vermogen dan het in artikel 34 van de Participatiewet vrij gelaten vermogen, dan voldoet hij dus niet aan alle voorwaarden en behoort daarmee niet tot de doelgroep.

Bij de vaststelling van deze verordening is in de wet nog expliciet opgenomen dat iemand niet in staat moet zijn om met voltijdse arbeid het minimumloon te verdienen. Inmiddels is een amendement aangenomen en heeft de staatssecretaris toegezegd voor de inwerkingtreding van de Participatiewet bepalingen in de wet op te nemen , waarbij ook rekening gehouden wordt met personen met een medische urenbeperking. De exacte uitwerking in de wet is op dit moment nog onbekend. Door de huidige omschrijving in artikel 3 en de verwijzing van de wet is geregeld dat deze verordening te allen tijde aansluit op de bepalingen in de wet.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begrippen

Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) of de Gemeentewet worden niet afzonderlijk gedefinieerd in deze verordening. Deze zijn vanzelfsprekend van toepassing op deze verordening.

Artikel 2. Indienen verzoek

In de wet is vastgelegd dat een persoon een verzoek tot verlening van een individuele studietoeslag kan indienen.

Om onduidelijkheid te voorkomen over de wijze waarop het verzoek moet worden ingediend, bepaalt artikel 2, eerste lid, van deze verordening dat het verzoek moet worden gedaan middels een door het college ter beschikking gesteld formulier. Een verzoek wordt dan gezien als een aanvraag zoals bedoeld in afdeling 4.1.1 van de Awb. Het gaat dan om een schriftelijke aanvraag (artikel 4:1 van de Awb) die wordt ondertekend door de aanvrager en ten minste de naam en het adres van de aanvrager bevat, de dagtekening en een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd (artikel 4:2, eerste lid van de Awb). De aanvrager verschaft ook de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen (artikel 4:2, tweede lid van de Awb).

De aanspraak op een individuele studietoeslag ontstaat niet eerder dan op de datum van aanvraag.

Op deze wijze kan het college de actuele situatie onderzoeken en daarmee beoordelen of aan alle gestelde voorwaarden wordt voldaan.

Artikel 3. Advies over oordeel verdienen wettelijk minimumloon

Artikel 36b, eerste lid van de Participatiewet regelt in welke gevallen het college op verzoek van een persoon, gelet op diens individuele omstandigheden, een individuele toeslag kan verlenen. In de algemene inleiding is op de doelgroep nader ingegaan.

Als het college op basis van overgelegde stukken of uit bij de gemeente al bekende informatie al kan bepalen dat een persoon tot de doelgroep behoort, is een aanvullend of extern onderzoek niet noodzakelijk. In sommige gevallen is het inwinnen van een extern advies gewenst. Dit artikel biedt hiervoor de basis.

Artikel 4. Aanspraak op individuele studietoeslag

Een persoon kan slechts eenmaal binnen een studiejaar in aanmerking komen voor een individuele studietoeslag. Voor de begripsbepaling is aangesloten bij het gebruikelijke studiejaar, dat loopt van 1 augustus tot 1 augustus.

Artikel 5. Hoogte individuele studietoeslag

In dit artikel is de hoogte van de individuele studietoeslag geregeld. Hierbij wordt de studietoeslag per persoon die voldoet aan de voorwaarden toegekend. De toeslag bedraagt € 1.000,00 per studiejaar voor uitwonenden en € 370,- per jaar voor thuiswonenden.

De hoogte van de individuele studietoeslag is niet in de Participatiewet voorgeschreven.

Het verlenen van één toeslag voor de gehele doelgroep, enkel om het feit dat men studeert, komt niet overeenkomt met het uitgangspunt van maatwerk zoals dat binnen het gehele sociale domein wordt gehanteerd. De noodzaak voor ondersteuning is groter voor mensen die niet meer bij de ouders thuis wonen. Wanneer men nog bij de ouders thuis woont komt men in aanmerking voor lagere studietoeslag. Het bedrag van € 370,- sluit aan bij het bedrag wordt gehanteerd voor de individuele inkomenstoeslag.

Wanneer het studiejaar bij de aanvraag al gedeeltelijk is verstreken dan bestaat er – mits aan de voorwaarden wordt voldaan – aanspraak op de toeslag naar rato.

Deze omrekening naar rato wordt niet gedaan bij beëindiging van de toeslag. Wanneer iemand recht heeft per 1 augustus en vervolgens stopt met zijn studie wordt niet teruggevorderd.

Om de administratieve lasten te beperken wordt gekozen voor een vast jaarbedrag en geen percentage van bijvoorbeeld de uitkeringsnorm of het minimumloon. Het substantiële bedrag hebben wij gevonden door driemaal de individuele inkomenstoeslag te nemen voor een alleenstaande en dit naar boven af te ronden op een honderdtal.

Is sprake van gehuwden die allebei afzonderlijk voldoen aan de voorwaarden voor een individuele studietoeslag, dan komen zij afzonderlijk in aanmerking voor de toeslag.

In het derde lid is een indexeringsbepaling opgenomen. Deze bepaling voorkomt dat de verordening telkens opnieuw moet worden vastgesteld, enkel voor indexatie van de bedragen.

Artikel 6. Betaling individuele studietoeslag

In dit artikel wordt de frequentie van de betaling van de individuele toeslag geregeld.

Nadat positief op het verzoek om een individuele studietoeslag is beslist, wordt het in artikel 5 genoemde bedrag jaarlijks uitbetaald. De toeslag betreft eenmalige bijzondere bijstand. Eenmalige bijzondere bijstand is onbelast en de toeslag heeft daardoor geen gevolgen voor andere inkomensafhankelijke toeslagen zoals huurtoeslag en zorgtoeslag.

Doorgaans kan een persoon ook tussentijds starten met een opleiding. Voor de beoordeling of hij in aanmerking komt voor een individuele studietoeslag wordt de situatie op de datum van de aanvraag beoordeeld (artikel 36b, eerste lid van de Participatiewet).

Artikel 7, 8. en 9.

Deze artikelen behoeven geen nadere toelichting.