Regeling vervallen per 15-04-2012

BESLUIT MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING GEMEENTE ONDERBANKEN 2007

Geldend van 03-03-2010 t/m 14-04-2012

Intitulé

BESLUIT MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING GEMEENTE ONDERBANKEN 2007

Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Onderbanken 2007

4e wijziging december 2009/januari 2010

BESLUIT MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING GEMEENTE ONDERBANKEN 2007

Het college van de gemeente Onderbanken

gelet op artikel 4 en 6 van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning

gelet op artikel 3, 6 en 7 van de Verordening Individuele Voorzieningen Maatschappelijke Ondersteuning

Gemeente Onderbanken 2007

overwegende dat het noodzakelijk is om uitvoeringsregels op te stellen naar aanleiding van de te treffen

voorzieningen om de beperkingen, die iemand heeft om te kunnen participeren in de samenleving, te

compenseren

besluit het volgende Besluit vast te stellen.

PARAGRAAF 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning.

  • b.

    Het college: het college van burgemeester en wethouders gemeente Onderbanken.

  • c.

    Aanvrager:

    • 1.

      een persoon met beperkingen van 18 jaar en ouder oftewel de wettelijk vertegenwoordiger of diens gemachtigde

    • 2.

      de wettelijk vertegenwoordiger oftewel een gemachtigde van een persoon met beperkingen van jonger dan 18 jaar.

  • d.

    Persoon met beperkingen: een persoon die ten gevolge van ziekte of gebrek, inclusief chronische psychische en psychosociale problemen, aantoonbare beperkingen ondervindt bij het uitvoeren van activiteiten op het gebied van het voeren van het huishouden, bij het normale gebruik van de woning; bij het verplaatsen in en om de woning, bij het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel of bij het ontmoeten van medemensen en het op basis daarvan aangaan van sociale verbanden

  • e.

    Algemene voorziening: een voorziening die wordt geleverd op basis van directe beschikbaarheid, een beperkte toegangsbeoordeling en die een snelle, regelarme en adequate oplossing biedt voor een persoon met beperkingen.

  • f.

    Individuele voorziening: een voorziening die individueel wordt aangeboden indien een algemene voorziening geen adequate oplossing biedt.

  • g.

    Eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten: een door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen bijdrage, die bij respectievelijk de verstrekking van een voorziening in natura, een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget betaald moet worden en op waarop de regels van het Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Onderbanken 2007 van toepassing zijn.

  • h.

    Meerkosten: kosten van een mogelijk krachtens de wet te verlenen voorziening, voorzover dit deel van de kosten uitgaan boven voor die persoon als algemeen gebruikelijk te beschouwen kosten voor een dergelijke voorziening.

  • i.

    Voorzieningen in natura: een voorziening die in eigendom, in bruikleen, in huur of in de vorm van persoonlijke dienstverlening wordt verstrekt.

  • j.

    Persoonsgebonden budget: een geldbedrag waarmee de aanvrager één of meer aan hem te verlenen compenserende voorzieningen kan verwerven en waarop de in de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Onderbanken 2007 en het Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Onderbanken 2007 te stellen regels van toepassing zijn.

  • k.

    Financiële tegemoetkoming: een bijdrage in de kosten van een voorziening, al dan niet met inachtneming van een eigen bijdrage of een eigen aandeel.

  • l.

    Inkomen zoals bedoeld in artikel 4, lid 4 t/m 7 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Onderbanken 2007: het inkomen zoals gedefinieerd in artikel 4.1 en 4.2 van het landelijke Besluit Maatschappelijke Ondersteuning, vastgesteld door de staatssecretaris van VWS (DMO/SFI-2718509, zie bijlage).

  • m.

    Hoofdverblijf: de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar de persoon met beperkingen zijn vaste woon,- en verblijfplaats heeft en in de gemeentelijke basisadministratie staat ingeschreven dan wel zal staan ingeschreven, dan wel het feitelijke woonadres indien de persoon met beperkingen met een briefadres is ingeschreven.

  • n.

    Gemeenschappelijke ruimte: gedeelte(n) van een woongebouw, niet behorende tot de onderscheiden woningen, bestemd en noodzakelijk om de woning van de persoon met beperkingen vanaf de toegang tot de woning te bereiken.

  • o.

    Compensatiebeginsel:

    De algemene verplichting aan het gemeentebestuur om personen met aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek door het treffen van voorzieningen een gelijkwaardige uitgangspositie te verschaffen zodat zij zelfredzaam zijn en in staat tot maatschappelijke participatie. (bijlage I)

  • p.

    Collectieve vervoersvoorziening / CVV

    Collectief vraagafhankelijk vervoer is een vorm van openbaar vervoer waarvan iedereen binnen het vervoersgebied gebruik kan maken en dat tevens voorziet in het deur tot deur vervoer van gehandicapten, al dan niet gebruik makend van een rolstoel (tot 1-1-2007 CAV (collectief aanvullend vervoer genaamd). Dit systeem is dus niet te verwarren met het huidige CVV-systeem dat per 1-1-2007 komt te vervallen in verband met deelname aan de Regiotaxi Limburg.

  • q

    Norminkomen:

    Bijstandsnorm zoal bedoeld in artikel 21 t/m 29 van de Wet Werk en Bijstand.

  • r.

    Algemeen gebruikelijk:

    Naar geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruiks- en bestedingspatroon van een persoon behorend

PARAGRAAF 2 VORM VAN TE VERSTREKKEN VOORZIENINGEN

Artikel 2 Persoonsgebonden budget

  • 1. Verstrekking van een toegekende individuele voorziening, zoals bedoeld in artikel 3 van de verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Onderbanken 2007, in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager.

  • 2. Het persoonsgebonden budget is inclusief onderhoud en reparatie zoals dat door het college aan de leverancier wordt betaald bij de verstrekking van een voorziening in natura.

  • 3. Verstrekking van het persoonsgebonden budget, zoals bedoeld in artikel 3 van de verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Onderbanken 2007, vindt niet plaats indien:

    • a.

      op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstig vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget;

    • b.

      op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstig vermoeden bestaat dat de aanvrager niet kan voldoen aan lopende financiële verplichtingen.

    • c.

      op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstig vermoeden bestaat dat de verstrekking van het persoonsgebonden budget niet bijdraagt aan het leveren van een adequate voorziening. In principe is en blijft de PGB-houder zelf verantwoordelijk voor aanschaf en kwaliteit van de voorziening.

  • 4. De verstrekking van een persoonsgebonden budget in het kader van hulp bij het huishouden wordt na toekenning op basis van bevoorschotting als volgt uitgekeerd:

    • a.

      persoonsgebonden budget tot € 2.500 op jaarbasis in één keer;

    • b.

      persoonsgebonden budget tussen € 2.500 en € 5.000 op jaarbasis: per half jaar;

    • c.

      persoonsgebonden budget tussen € 5.000 en € 25.000 op jaarbasis: per kwartaal;

    • d.

      persoonsgebonden budget boven € 25.000 op jaarbasis: maandelijks.

  • 5. Een ieder die een persoonsgebonden budget in het kader van hulp bij het huishouden toegekend heeft gekregen, legt hier verantwoording over af binnen zes weken na afloop van de verstrekking dan wel conform het onderstaande verantwoordingsritme:

    • a.

      persoonsgebonden budget tot € 2.500 op jaarbasis: in één keer;

    • b.

      persoonsgebonden budget tussen € 2.500 en € 5.000 op jaarbasis: per half jaar;

    • c.

      persoonsgebonden budget boven € 5.000 op jaarbasis: per kwartaal.

  • 6. De controle van de verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college, zoals bedoeld in artikel 6 onder lid 6 van de , Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Onderbanken 2007, vindt steekproefsgewijs plaats waarbij de steekproef minimaal een omvang heeft van 10% van de verstrekte persoonsgebonden budgetten, na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van enig kalenderjaar.

  • 7. Het persoonsgebonden budget ten behoeve van hulp bij het huishouden kent een vrij besteedbaar bedrag, waarover geen verantwoording verschuldigd is. Dit bedraagt 1,5% van het totaal toegekende bedrag, met een minimum van € 250,00 en een maximum van € 1.250,00 op jaarbasis.

  • 8. Een toegekende verstrekking van het persoonsgebonden budget kan achteraf worden teruggevorderd of ingetrokken bij gebleken misbruik of onverantwoord gebruik van het toegekende persoonsgebonden budget.

  • 9. Bij de verstrekking van een persoonsgebonden budget voor individuele voorzieningen, zoals bedoeld in artikel 12 van de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuningen gemeente Onderbanken 2007, wordt een eigen bijdrage en eigen aandeel in mindering gebracht zoals bedoeld in artikel 4 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Onderbanken 2007, tenzij anders is bepaald.

Artikel 3 Vaststelling persoonsgebonden budget bij individuele voorzieningen

  • 1. Voor het persoonsgebonden budget (pgb) voor individuele voorzieningen, met uitzondering van de hulp in de huishouding, wordt een bruto bedrag beschikbaar gesteld dat 100% is van het bedrag zoals de kosten van de te verstrekken voorziening in natura bedragen. De kosten in natura zijn de kosten zoals door de gemeente overeengekomen met de dienstverlenende organisatie die deze voorziening biedt, dan wel is vastgesteld op basis van de goedkoopst adequate offerte.

  • 2. Bij de toekenning van een pgb, met uitzondering van de hulp bij het huishouden, is conform artikel 6 lid 1 e van de verordening de Overeenkomst persoonsgebonden budget gemeente Onderbanken van toepassing. De overeenkomst is als bijlage VIII bij dit besluit opgenomen.

Artikel 4 Omvang van eigen bijdragen, eigen aandeel en inkomensgrenzen

  • 1. Voor personen tot 18 jaar aan wie maatschappelijke ondersteuning is verleend, wordt geen eigen bijdrage of eigen aandeel gehanteerd.

  • 2. Aan personen aan wie maatschappelijke ondersteuning is verleend, wordt, voor zover deze ondersteuning bestaat uit het verstrekken van een individuele voorziening of een persoonsgebonden budget een eigen bijdrage gevraagd, tenzij anders is bepaald.

  • 3. Onder gehuwd zijn wordt verstaan: gehuwd zijn voor de burgerlijke stand, een geregistreerd partnerschap of samenwonend met een fiscaal partnerschap.

  • 4. Het bedrag dat ongehuwde personen jonger dan 65 jaar dienen te betalen bedraagt €17,60 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn inkomen meer bedraagt dan € 22.222,00 het bedrag van €17,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en € 22.222,00.

  • 5. Het bedrag dat ongehuwde personen van 65 jaar of ouder dienen te betalen bedraagt € 17,20 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn inkomen meer bedraagt dan € 15.256,00 het bedrag van € 17,20 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en € 15.256,00.

  • 6. Het bedrag per vier weken dat gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar dienen te betalen bedraagt € 25,20 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 27.222,00 het bedrag van € 25,20 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en € 27.222,00.

  • 7. Het bedrag per vier weken dat gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn dienen te betalen bedraagt € 25,20 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 21.058,00 het bedrag van € 25,20 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en € 21.058,00.

  • 8. Ter bepaling of een aanvrager in aanmerking komt voor een vervoersvoorziening en / of een eigen bijdrage (aandeel) in de kosten van een woonvoorziening dient te betalen, wordt per categorie de grens van 1,5 maal het norminkomen gehanteerd (zie tabel bijlage V).

  • 9. Indien de woonvoorziening bestaat uit een traplift wordt deze in natura en in bruikleen verstrekt. De kosten komen voor 100% voor rekening van de gemeente en de aanvrager is derhalve geen eigen bijdrage verschuldigd.

  • 10. Voor woonvoorzieningen, exclusief hulp bij het huishouden, waarvan de kosten per aanvraag minder dan € 47,85 bedragen, wordt geen financiële tegemoetkoming verleend.

Artikel 5 Negenendertig perioden van vier weken

  • 1. Indien een voorziening bestaat uit een niet roerende zaak of uit een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning, wordt gedurende een periode van 39 maal vier weken een eigen bijdrage in rekening gebracht dan wel bij de vaststelling van de hoogte van een financiële tegemoetkoming gedurende die periode een met toepassing van het in artikel 4 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Onderbanken 2007 vastgestelde bedrag in mindering gebracht. (Met een maximum van 25 % van de aanpassingskosten).

  • 2. Indien een voorziening bestaat uit een roerende zaak wordt met inachtneming van artikel 4.8 van dit besluit een eenmalige bijdrage van € 47,85 in rekening gebracht.

PARAGRAAF 3 HULP BIJ HET HUISHOUDEN

Artikel 6 Vaststelling persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden

  • 1. Voor het persoonsgebonden budget ten aanzien van hulp in de huishouding wordt een bedrag per uur beschikbaar gesteld. Dit bedrag bedraagt voor de basishulp (HBH 1) € 14,82, voor de plushulp (HBH 2) € 17,95 en € 18,43 voor het zgn. overgangstarief (het tarief dat geldt voor de administratief geherindiceerden tot aan het moment dat hun oude awbz-indicatie afloopt). Deze tarieven worden jaarlijks met inachtneming van artikel 38 van de verordening geïndexeerd op basis van de prijsindex voor de gezinsconsumptie volgens het CBS.

PARAGRAAF 4 WOONVOORZIENINGEN

Artikel 7 Hoogte financiële tegemoetkoming in de kosten van woonvoorzieningen

  • 1.

    • a.

      De hoogte van de financiële tegemoetkoming, zoals bedoeld in artikel 13. onder d van de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Onderbanken 2007, minus het eventuele eigen aandeel voor de woonvoorziening, wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte dan wel het door het college voor dergelijke voorziening vastgesteld maximum (zoals vermeld in bijlage II) .

    • b.

      De hoogte van het persoonsgebonden budget zoals bedoeld in artikel 13. onder c van de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Onderbanken 2007 minus de eventuele eigen bijdrage voor de woningvoorziening, wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte dan wel het door het college voor dergelijke voorziening vastgesteld maximum. (zoals vermeld in bijlage II)

      c.De hoogte van de door het college vast te stellen financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget voor de kosten van een woonvoorziening als bedoeld in artikel 13 van de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Onderbanken 2007, bedraagt bij inkomens tot en met de inkomensgrenzen zoals genoemd in artikel 4 lid 8 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Onderbanken 2007, 100% van de voor subsidie in aanmerking komende kosten.

  • 2 Indien de kosten van een woningaanpassing € 6.910,81 dient belanghebbende in principe te verhuizen naar een voor hem geschikte, aangepaste en binnen 12 maanden beschikbare woning. Behoudens wanneer uitstel van aangepast wonen betekent dat de aanvrager niet thuis kan blijven wonen. Bij geen beschikbaarheid binnen 12 maanden komt de woningaanpassing alsnog voor vergoeding in aanmerking.

  • 2a. Indien de kosten van een woningaanpassing het in lid 2 vastgestelde bedrag overschrijdt en belanghebbende wenst niet te verhuizen kan belanghebbende aanspraak maken op een bedrag dat gelijk is aan het in artikel 7 lid 2 genoemde grensbedrag. De belanghebbende blijft in deze situatie verantwoordelijk voor de uiteindelijk te realiseren woonvoorziening conform de gestelde medische en/of ergonomische indicatie c.q. programma van eisen.

  • 3 De hoogte van de door het college te verlenen financiële tegemoetkoming voor een woonvoorziening als bedoeld in artikel 15 onder a van de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Onderbanken 2007 (tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten) bedraagt € 1.861,18 en heeft een geldigheidsduur van twee jaar.

  • 3a Een toegekende tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskostenvergoeding komt binnen de geldigheidsduur van twee jaar te vervallen indien door belanghebbende twee maal een geschikte woning wordt geweigerd.

  • 3b De geldigheidsduur van de toegekende tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskostenvergoeding wordt automatisch verlengd wanneer tijdens de geldigheidsduur geen of slechts één (geweigerd) aanbod is gedaan tot aan het moment dat een tweede aanbod is geweigerd.

  • 4 Een financiële tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, keuring en reparatie ten behoeve van een verstrekte voorziening zoals bedoeld in artikel 15 onder b, c en d van de Verordening individuele voorzieningen wordt verstrekt indien;

    • a.

      de woonvoorziening nog in het kader van de verordening Wet Voorzieningen Gehandicapten is verleend of;

    • b.

      de woonvoorziening in het kader van de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Onderbanken 2007 is verleend;

    • c.

      en de woonvoorziening voorkomt op de in bijlage III genoemde voorzieningen;

    • d.

      en de gehandicapte ten tijde van het onderhoud, keuring of reparatie de woonruimte als hoofdverblijf heeft en bewoont.

  • 5. Indien een woonvoorziening zoals bedoeld in artikel 15 onder b, c en d van de Verordening individuele voorzieningen wordt verstrekt en het betreft het uitbreiden van bestaande woningen, dan wel het groter bouwen van een nieuw te bouwen woning dan zonder de voorzieningen nodig zou zijn, kunnen burgemeester en wethouders een bijdrage verlenen voor de extra te verwerven grond die ten hoogste overeenkomt met de bijdrage voor het aantal vierkante meters per vertrek en een gedeelte van de buitenruimte bij de woning, zoals vermeld in bijlage IV.

  • 5a Indien de woningaanpassing bestaat uit het uitbreiden van een bestaande woning komen behalve de kosten van de goedkoopst adequate offerte ook de kosten genoemd in bijlage IX van dit besluit in aanmerking voor vergoeding.

  • 6. Het bedrag dat als maximum verstrekt wordt bij het bezoekbaar maken van de woonruimte, zoals bedoeld in artikel 19 lid 4 van de Verordening individuele maatschappelijke ondersteuning gemeente Onderbanken 2007, bedraagt € 3.189,61.

    De financiële tegemoetkoming kan worden toegekend voor het bezoekbaar maken van maximaal één woning.

  • 7. Indien de technische levensduur van de woonwagen ten tijde van de indiening van de aanvraag minder dan 5 jaar is, of de standplaats van de woonwagen binnen 5 jaar voor opheffing in aanmerking komt, bedraagt de hoogte van de aanpassingskosten de werkelijke kosten met een maximum van € 964,92.

  • 8. Indien de technische levensduur van de woonwagen ten tijde van de indiening van de aanvraag meer dan 5 jaar is, dan bedragen de maximale aanpassingskosten € 5.789,14.

  • 10. Het in artikel 21 van de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Onderbanken 2007 afschrijvingsschema luidt als volgt:

    terugbetaling:

    in het eerste jaar

    100% van de meerwaarde van de woning na subsidie

    in het tweede jaar

    80% van de meerwaarde van de woning na subsidie

    in het derde jaar

    60% van de meerwaarde van de woning na subsidie

    in het vierde jaar

    40% van de meerwaarde van de woning na subsidie

    in het vijfde jaar

    20% van de meerwaarde van de woning na subsidie

PARAGRAAF 5 HET ZICH LOKAAL VERPLAATSEN PER VERVOERMIDDEL

Artikel 8 Vaststelling persoonsgebonden budget

  • 1. Bij de verstrekking of toekenning van een algemene of individuele vervoersvoorziening geniet de voorziening, zoals bedoeld in artikel 22, onder a (collectief vervoer) en b (scootermobiel) van de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Onderbanken 2007, altijd het primaat boven de verstrekking van een persoonsgebonden budget. Uitzondering hierop zijn de vervoersvoorzieningen die om een medische reden en/of andere zwaarwegende redenen niet ingevuld kunnen worden door de verstrekking van een collectieve vervoersvoorziening en scootermobielen. (zie toelichting bijlage VI)

  • 2. Het persoonsgebonden budget voor een scootermobiel wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de huurprijs dan wel de koopprijs van de goedkoopst-adequate voorziening inclusief onderhoud en reparatie zoals dat door het college aan de leverancier wordt betaald.

Artikel 9 Eigen bijdragen en hoogte financiële tegemoetkomingen in de kosten van vervoersvoorzieningen

  • 1. Indien het inkomen, zoals bedoeld onder artikel 1 lid t van de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Onderbanken 2007 van een ongehuwde persoon of het gezamenlijk inkomen van gehuwde personen, meer bedraagt dan 1,5 maal de in artikel 4 lid 8 van dit Besluit voor de diverse categorieën genoemde inkomensgrenzen, wordt de aanvrager geacht de kosten van het lokaal vervoer of het bezit en gebruik van een auto zelf te kunnen dragen en derhalve algemeen gebruikelijk geacht, zodat een auto of een met een auto vergelijkbare voorziening en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten niet in aanmerking komen voor verstrekking of vergoeding.

  • 2. De eigen bijdrage voor een vervoersvoorzieningen als bedoeld in artikel 22, onder b van de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Onderbanken 2007 (een scootermobiel) wordt gedurende 39 maal 4 weken in rekening gebracht met toepassing van het in artikel 4 van het besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Onderbanken 2007 (4e wijziging januari 2010) vastgestelde bedrag, tot een maximum van 100% van de kostprijs van deze voorziening.

  • 3. De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming voor de aanpassing van een eigen auto wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte dan wel het door het college voor een dergelijke voorziening vastgesteld maximum € 3.014,19. De vergoeding wordt éénmaal per 5 jaar verstrekt.

    Indien als gevolg van toepassing van dit artikel extra verzekeringskosten en hogere kosten i.v.m. de motorrijtuigenbelasting ontstaan, komen deze meerkosten voor vergoeding in aanmerking.

    Bij tussentijdse hernieuwde aanvraag (aanschaf andere auto) wordt naar rato van de verstreken tijd een vergoeding verleend. Op de vergoeding wordt dan een mindering toegepast gebaseerd op de eerdere vergoeding voor hetzelfde type uitvoering van de auto. De korting wordt niet toegepast indien de hernieuwde aanvraag een gevolg is van een calamiteit.

  • 4. Voor cliënten die geen gebruik kunnen maken van het collectieve vervoerssysteem en daarvoor vóór 1-1-2007 door de gemeente Onderbanken zijn geïndiceerd komen in het kader van een overgangsregeling in aanmerking voor het gebruik van een vervoersvoorziening zoals bedoeld in artikel 22 onder c van de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Onderbanken 2007 en bedraagt:

    • a.

      € 602,84 per jaar voor een tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van personenvervoer;

    • b.

      € 1.205,68 per jaar voor een tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een rolstoelvervoer

    De cliënt aan wie een vergoeding zoals bedoeld in artikel 22 onder c van de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Onderbanken 2007 verstrekt wordt, is geen verantwoording van dit bedrag aan de gemeente verschuldigd.

  • 5. Indien aan een persoon een combinatie van vervoersvoorzieningen als bedoeld in artikel 22 onder b en c van de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Onderbanken 2007 toegekend is (b.v. scootermobiel en een Pgb), bedraagt de hoogte van de financiële vergoeding of het Pgb maximaal 75% van de hoogte zoals genoemd in dit besluit onder artikel 9 lid 4.

  • 6. Voor zover de behoeften van echtgenoten niet samenvallen, wordt bij een voorziening zoals bedoeld onder artikel 22 onder c van de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Onderbanken 2007, niet meer dan anderhalf maal een enkele vergoeding zoals genoemd in dit besluit onder artikel 9 lid 4 toegekend.

  • 7. Aan de gehandicapten aan wie een voorziening is verstrekt conform artikel 3 lid 3 Overgangsregeling Verordening Voorzieningen Gehandicapten 1998, zal door burgemeester en wethouders een vergoeding verstrekt worden die gelijk is aan het bedrag dat op grond van de Wet Voorzieningen Gehandicapten is verstrekt. Doch dit bedrag kan nooit meer bedragen dan de financiële tegemoetkoming ingevolge artikel 9 lid 4 sub b van het Besluit Maatschappelijke Ondersteuning Gemeente Onderbanken 2007. Deze vergoeding wordt in de vorm van een sterfhuisconstructie met ingang van 1-1-2010 jaarlijks geïndexeerd met het in artikel 38 van de verordening genoemde prijsindexcijfer voor de gezinsconsumptie.

Artikel 10 Besparingsbijdrage

Het bedrag dat door de aanvrager ten gevolge van de verstrekking van een voorziening wordt bespaard, omdat deze verstrekte voorziening een algemeen gebruikelijke voorziening vervangt of kan vervangen, wordt in mindering gebracht op het pgb waar de cliënt die deze voorziening aanvraagt recht op heeft, op basis van de goedkoopst adequate voorziening, dan wel als eigen bijdrage gevraagd wanneer deze voorziening in natura wordt verstrekt.

PARAGRAAF 6 ROLSTOELEN

Artikel 11 Vormen van rolstoelvoorzieningen en overige hulpmiddelen

Rolstoelvoorzieningen en overige hulpmiddelen worden in natura en in bruikleen of in de vorm van een persoonsgebonden budget verstrekt. Indien de rolstoelvoorziening of een hulpmiddel in de vorm van een persoongebonden budget verstrekt wordt, wordt de hoogte van de vergoeding bepaald door het gestelde zoals opgenomen in artikel 3 van dit besluit.

Het wederom verstrekken van een persoonsgebonden budget voor een reeds eerder verstrekte soortgelijke rolstoelvoorziening of hulpmiddel, kan slechts dan geschieden indien de economische afschrijvingstermijn, zoals deze gelden bij het verstrekken van een voorziening in natura,van de betreffende rolstoelvoorziening of hulpmiddel verstreken is.

In uitzondering op het gestelde in artikel 11 lid 1 van dit besluit wordt een sportrolstoel altijd als financiële tegemoetkoming/persoonsgebonden budget verstrekt.

De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming/persoonsgebonden budget voor een sportrolstoel zoals bedoeld in artikel 27 onder c, van de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Onderbanken 2007, is een vaste financiële tegemoetkoming en bedraagt € 2.445,36 per drie jaar.

PARAGRAAF 7 ADVISERING EN SAMENHANGENDE AFSTEMMING

Artikel 12 Advisering

  • 1. Het bedrag waarboven ingevolge artikel 32 lid 2 onder b van de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Onderbanken 2007, advisering moet worden gevraagd bedraagt: € 26.580,05. De advisering dient te geschieden door een onafhankelijk extern medisch adviesorgaan.

  • 2. De deskundige die volgens artikel 32 lid 1 b van de verordening belast is met een onderzoek en/of ondervraging ter beoordeling van het recht op een voorziening, wordt in eerste instantie ingehuurd bij GGD-Zuid-Limburg.

Artikel 13 Samenhang en afstemming

  • 1. Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager wordt bij het verzoek inzake het advies ex artikel 33 van de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Onderbanken 2007, indien van toepassing aandacht besteed aan:

    • a.

      de algemene gezondheidstoestand van de aanvrager;

    • b.

      de beperkingen die de aanvrager in zijn of haar functioneren ondervindt als gevolg van ziekte of gebrek;

    • c.

      de woning en woonomgeving van de aanvrager;

    • d.

      de psychisch en sociaal functioneren van de aanvrager;

    • e.

      de sociale omstandigheden van de aanvrager.

    Bij de besluitvorming en de motivering van het besluit wordt door het college bij deze bevindingen aangesloten.

PARAGRAAF 8 AANBESTEDING INDIVIDUELE VOORZIENINGEN

Artikel 14 Afwijking van aanbestedingsbeleid

  • 1. In  afwijking van het vigerende  aanbestedingsbeleid worden in het kader van de afhandeling van aanvragen voor een van de volgende standaard individuele voorzieningen in het kader van de Wmo geen offertes meer opgevraagd :

    • -

      douchezitje (wand)

    • -

      douchezitje (wand + plus vloersteun)

    • -

      douchezitje ( wand + armleuning)

    • -

      douchezitje (wand + steun + armleuning)

    • -

      douchezitje (vrijstaand0

    • -

      douchezitje (vrijstaand, verrijdbaar)

    • -

      beugels (30-50 cm; 60-80 cm; 90-100 cm; 120-140 cm)

    • -

      beugels opklapbaar 60-90 cm

    • -

      verhoogd toilet 6+

    • -

      verhoogd toilet 10+

    • -

      toiletstoel

    • -

      standaard scootmobiel

  • 2. Voor de  in  lid 1 genoemde  standaard individuele voorzieningen wordt gewerkt met een of meer vaste leveranciers. Ter bepaling van deze vaste leverancier(s) zal jaarlijks een aanbesteding plaatsvinden. Deze aanbesteding zal geschieden conform het vigerende aanbestedingsbeleid.

PARAGRAAF 9 SLOTBEPALINGEN

Artikel 15 Citeertitel

Dit besluit kan worden aangehaald als: 'Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Onderbanken, 4e wijziging december 2009/januari 2010.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het college van de Gemeente Onderbanken op 23 februari 2010.

Deze (gewijzigde) beleidsregels treden in werking op 3 maart 2010

De Burgemeester
De secretaris

Bijlage I:

ICF SCHEMA

afbeelding binnen de regeling

ICF in het WMO proces

afbeelding binnen de regeling

Compensatiebeginsel;

Dit houdt in dat de gemeente de wettelijke plicht heeft om mensen te compenseren voor hun beperkingen zodat ze echt kunnen deelnemen aan de maatschappij. Het gaat erom dat mensen in staat moeten zijn om zelfstandig een huishouden te voeren, zich te kunnen verplaatsen in en om de woning, beschikken over vervoersmogelijkheden, andere mensen kunnen ontmoeten en sociale verbanden aan kunnen gaan. Kortom, beperkingen die mensen ondervinden in hun zelfredzaamheid en in hun maatschappelijke participeren moeten door de gemeente worden gecompenseerd.

Aan het compensatiebeginsel is een motiveringsplicht gekoppeld. De gemeente moet beargumenteren dat een Wmo voorziening tot compensatie van een beperking leidt. De gemeente kan worden aangesproken op het behalen van het resultaat.

Het compensatiebeginsel en motiveringsplicht staat in relatie met het ICF (International classification of functioning, disability en health). Een classificatie/begrippenkader voor het beschrijven van het functioneren van mensen incl. factoren die op het functioneren van invloed kunnen zijn.

De beschrijving vindt plaats vanuit 3 perspectieven:

  • -

    het perspectief van de mens als organisme, als lichaam > stoornissen

  • -

    het perspectief van het menselijk handelen, de activiteiten > beperkingen

  • -

    het perspectief van participatie, deelname aan het maatschappelijk verkeer > participatieproblemen

Participatie:

Bij participatie gaat het erom of iemand mee kan doen aan het maatschappelijk leven op alle levensterreinen, of hij ook daadwerkelijk meedoet, en of iemand een volwaardig lid van de maatschappij is of kan zijn. Participatieprobleem kunnen ook ontstaan door omgevingsfactoren en impliceert niet altijd een beperking.

Daarnaast zijn er factoren die het functioneren beïnvloeden.

  • -

    medische factoren (de ziekte, de aandoening, het letsel)

  • -

    persoonlijke factoren (leeftijd, opleiding, voedingsgewoonten)

  • -

    externe factoren (kunnen fysiek zijn oa hulpmiddelen, maar ook de houding van mensen).

SCHEMATISCHE WEERGAVE OM TE KOMEN TOT HET TE COMPENSEREN DEEL BETREFFENDE HET ONDERVONDEN PARTICIPATIEPROBLEEM EN/OF HET GEBREK IN ZELFREDZAAMHEID.

afbeelding binnen de regeling

Model toepassen compensatiebeginsel

afbeelding binnen de regeling

BIJLAGE II

De vastgesteld bedragen woonvoorzieningen, zoals omschreven in artikel 7, lid 1van dit besluit bedragen (aangepast per 03-03-2010):

Omschrijving

Vergoeding, inclusief opslagen, montage en BTW

Verwijderen/afvoeren bestaande toiletpot

€ 23,93

Verhoogde toiletpot 6+ uitlaat onder (algemeen gebruikelijk)

€ 293,45

Verhoogde toiletpot 6+ uitlaat achter (algemeen gebruikelijk)

€ 264,73

Verhoogde toiletpot 10+ uitlaat onder

€ 304,07

Verhoogde toiletpot 10+ uitlaat achter

€ 277,50

Toiletbril Celmac-Annan

€ 46,78

Bestaande reservoir aanpassen

€ 37,22

Reservoir laaghangend Wisa 790

€ 125,46

Reservoir hooghangend Wisa 285

€ 161,60

Wandbeugels Linido 30 / 40 / 50 cm

€ 68,04

Wandbeugels Linido 60 / 70 / 80 cm

€ 73,36

Wandbeugels Linido 90 / 100 cm

€ 78,68

Wandbeugels Linido 120 / 130 /140 cm

€ 97,81

Wandbeugel verplaatsen

€ 30,83

Contraplaten (lichte wandconstructie 2 stuks)

€ 22,33

Vaste toiletbeugels Linido 60 / 70 / 80 / 90 cm

€ 122,27

Opklapbare toiletbeugels Linido 60 / 70 / 80 / 90 cm

€ 154,17

Toiletrolhouder

€ 24,45

Contraplaten (lichte wandconstructie 2 stuks)

€ 28,70

Hulppootset t.b.v. vaste en opklapbare beugel

€ 56,35

Opklapbaar douchezitje Linido

€ 213,71

Opklapbaar douchezitje Linido met rugleuning

€ 304,07

Opklapbaar douchezitje Linido met arm- en rugleuning

€ 351,92

Dubbele hulppootset voor zitje

€ 114,83

Douchezitje op vloerstatief (los van de muur)

€ 659,19

Contraplaten (lichte wandconstructie 2 stuks)

€ 74,43

Douchekop met glijstang 99 cm, STR

€ 88,24

Douchepin (opsteekhaak)

€ 18,08

Stokleuning incl. leuninghouders en aflakken per m1

€ 62,72

Schuine houtendorpel binnen

€ 32,97

Demonteren en verwijderen bestaande kraan

€ 13,82

Eengreepsdouchekraan (algemeen gebruikelijk)

€ 203,07

Eengreepsdouchekraan met uitloop onder (algemeen gebruikelijk)

€ 327,47

Eengreepskeukenkraan (algemeen gebruikelijk)

€ 233,91

Eengreepswastafelkraan (algemeen gebruikelijk)

€ 245,60

Thermostatische douchekraan (algemeen gebruikelijk)

€ 313,65

Thermostatische eengreepsdouchekraan (algemeen gebruikelijk)

€ 342,35

Hendelkraan t.b.v. wasautomaat (algemeen gebruikelijk)

€ 60.60

Opname / voorrijdkosten per werkadres

€ 54,23

De voorzieningen met de toevoeging ‘algemeen gebruikelijk’ komen wel voor vergoeding in aanmerking als er geen sprake is van afschrijving, renovatie of nieuwbouw.

Bijlage III. Vergoeding voor kosten van onderhoud, keuring en reparatie ingevolge artikel 7 lid 4 (aangepast per 03-03-2010).

Alleen de werkelijk gemaakte kosten van keuring, onderhoud (met een maximum van de in de tabel genoemde bedragen) en reparatie (niet expliciet gebonden aan een maximum) aan de hieronder genoemde onderdelen komen in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming.

  • a.

    stoelliften;

  • b.

    rolstoel- of sta-plateauliften;

  • c.

    woonhuisliften;

  • d.

    hefplateauliften;

  • e.

    balansliften;

  • f.

    de mechanische inrichting voor het verstellen van een in hoogte verstelbaar keukenblok, bad of wastafel;

  • g.

    elektromechanische openings- en sluitingsmechanisme van deuren.

De maximale vergoeding van kosten voor onderhoud en keuring van diverse soorten liften in woningen en trappenhuizen bedraagt:

Keuringen

onderhoud

Soorten liften

Frequentie keuring

Kosten excl. BTW

Frequentie onderhoud

Kosten excl. BTW

Stoellift

1x per 4 jaar

€ 229,87

1x per jaar

€ 471,32

Rolstoel-plateaulift

1x per 4 jaar

€ 280,04

1x per jaar

€ 471,32

Woonhuisliften

1 x per 1,5 jaar

€ 280,04

2x per jaar

€ 942,63

Hefplateaulift

1x per 1,5 jaar

€ 284,08

2x per jaar

€ 942,63

Balanslift*

1x per 1,5 jaar

€ 81,34

1x per jaar

€ 471,32

maximale toeslagen op bovengenoemde tarieven;

  • -

    50% voor installaties geplaatst buiten de woning;

  • -

    50% voor installaties die meer dan 1 verdieping overbruggen;

  • -

    50% voor installaties, uitgevoerd met elektrisch aangedreven plateaus en/of

    afrijdbeveiliging resp. elektrisch wegklapbare raildelen.

Bijlage IV Aantal m2 waarvoor een financiële tegemoetkoming kan worden gegeven ingevolge artikel 7 lid 5

Ingevolge artikel 8 lid 2 is het mogelijk om een tegemoetkoming te krijgen voor het verwerven van extra grond ten behoeve van een aanbouw of uitbreiding van een bepaald vertrek indien dit op grond van ergonomische beperkingen noodzakelijk zou zijn. Het aantal m2 wat voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt is per vertrek (zie tabel) gemaximeerd.

  • 1.a

    Aantal m2 waarvoor ten hoogste een financiële tegemoetkoming kan worden verleend, aangegeven per vertrek in een zelfstandige woning

    aantal m2 waarvoor ten hoogste financiële tegemoetkoming wordt verleend in geval van aanbouw van een vertrek

    aantal m2 waarvoor ten hoogste financiële tegemoetkoming wordt verleend in geval van uitbreiding van een reeds aanwezig vertrek

    soort vertrek

    woonkamer

    30

    6

    keuken

    10

    4

    eenpersoons slaapkamer

    10

    4

    tweepersoons slaapkamer

    18

    4

    toiletruimte

    2

    1

    badkamer

    - wastafelruimte

    2

    1

    - doucheruimte

    3

    2

    entree / gang / hal

    5

    2

    berging

    6

    4

  • 1.b

    Het aantal m2 verhard pad tussen de openbare weg en de hoofdingang tot een woonruimte, dan wel tussen een tweede ingang en een berging en/of tuinpoort dat bij het nieuw aanleggen van paden, dan wel bij het aanpassen van bestaande paden ten hoogste voor financiële tegemoetkoming in aanmerking komt bedraagt 20 m2.

Bijlage V Artikel 4 lid 8

Tabel norminkomens (bijstandsnorm) en inkomensgrenzen (1,5 maal norminkomen) per 01-01-2010 ingangdatum, met terugwerkende kracht vanaf, 1-1-2010.

De bedragen zijn exclusief vakantietoeslag

< 65 jaar

Bijstandsnorm netto per maand

Inkomensgrens netto per maand

Echtpaar

€ 1.234,09

€ 1.851,14

Één ouder

€ 1.110,68

€ 1.666,02

Alleenstaand

€ 863,86

€ 1.295,79

> 65 jaar

Bijstandsnorm netto per maand

Inkomensgrens netto per maand

Alleenstaand

€ 949,21

€ 1.423,82

Één ouder

€ 1.192,70

€ 1.789,05

Gehuwd beide ouder dan 65 jaar

€ 1.305,60

€ 1.958,40

Gehuwd één ouder dan 65+

€ 1.305,60

€ 1.958,40

Verblijvend in instelling

Instelling gehuwd

€ 427,42

€ 641,13

Instelling alleen

€ 274,80

€ 412,20

Toelichting:

In de AmvB zijn geen bepalingen m.b.t. de inkomensgrenzen opgenomen. Gemeenten zijn dus vrij om hieromtrent eigen beleid te voeren. Het in een aparte bijlage opnemen van een tabel heeft het voordeel dat deze snel (2 keer per jaar) op grond van de normen in het kader van de WWB bijgesteld kan worden.

BIJLAGE VI Toelichting paragraaf 5 artikel 8 lid 1

Gebruik van een algemene voorziening waaronder een systeem van collectief vraagafhankelijk vervoer, tegen gereduceerd tarief

Een algemene voorziening kan zijn het reguliere openbaar vervoer, mits dat toegankelijk, bereikbaar en bruikbaar is voor mensen met een functiebeperking. In praktijk is dat nog lang niet het geval.

Als WMO-geïndiceerde in het systeem van collectief vraagafhankelijk vervoer, kan de gehandicapte tegen gereduceerd tarief onbeperkt gebruik maken van het vervoerssysteem. Binnen de rangorde van te verstrekken voorzieningen heeft deze het primaat, aangezien deze tevens individuele voorzieningen (gedeeltelijk) overbodig kan maken.

Door een hoogwaardig systeem van CVV op te (doen) zetten kan een gemeente in belangrijke mate invulling geven aan het compensatiebeginsel ten aanzien van het vervoer buitenshuis. Een dergelijk systeem dient wel aan een aantal voorwaarden te voldoen.

In samenwerking met de Limburgse gemeenten heeft de Provincie een dekkend systeem opgezet welk vanaf 10-12-2006 wordt uitgevoerd door Veolia

Het systeem wordt gekenmerkt door de volgende kwaliteitseisen:

  • -

    vervoer van deur tot deur per minibus of rolstoeltaxi voor iedereen;

  • -

    onbeperkt gebruik van het CVV binnen het geldende vervoersgebied;

  • -

    openstelling gedurende 7 dagen per week, op maandag tot en met vrijdag van 06.00 uur tot 01.00 uur en op zaterdag tot en met zondag van 07.00 uur tot en met 01.00 uur;

  • -

    het vervoersgebied is vastgesteld op een gebied ter grootte van 5 openbaar vervoer zones vanaf het vertrekpunt van de reiziger;

  • -

    in het systeem zijn zogenaamde “puntbestemmingen” aangemerkt. Dit is een bestemming die buiten het gebied van 5 OV zones kan liggen maar waarvan de gemeente het belangrijk vindt dat Wmo-reizigers deze toch kunnen bereiken. Een voorbeeld is het Academisch ziekenhuis te Maastricht.

  • -

    indien de gehandicapte beschikt over een Openbaar Vervoer begeleiderskaart - welke ingeval van medische noodzaak op aanvraag verstrekt wordt door de NS - kan de gehandicapte een begeleider meenemen in het CVV, zonder dat voor de begeleider een reizigersbijdrage verschuldigd is;

  • -

    bij overstap op het reguliere openbaar vervoer bespreekt de reiziger de gewenste vertrektijd met de CVV vervoerder. Omdat Veolia ook verantwoordelijk is voor het reguliere openbare busvervoer en enkele treinverbindingen in Limburg, is afstemming minder complex dan in het verleden;

  • -

    desgewenst hulp bij in-, uit- en overstap;

  • -

    oproep gestuurd met een vooraanmeldtijd van 1 uur en een marge bij het ophalen van maximaal 15 minuten eerder of later dan het overeengekomen tijdstip;

  • -

    omrijfactor bij gecombineerde ritten niet meer dan 30 minuten.

Collectief vraagafhankelijk vervoer

Collectief vraagafhankelijk vervoer is een vorm van openbaar vervoer waarvan iedereen binnen het vervoersgebied gebruik kan maken en dat tevens voorziet in het deur tot deur vervoer van Wmo-geïndiceerden, al dan niet gebruik makend van een rolstoel.

Het CVV kent beperkingen die inherent zijn aan het systeem. Het collectief vraagafhankelijk vervoersysteem kan doorgaans niet garanderen dat iemand stipt op tijd wordt opgehaald. Het gezamenlijk reizen met anderen kan voor sommige cliënten een belasting zijn. Met deze kenmerken moet rekening gehouden worden bij het vaststellen of een CVV systeem voor de Wmo-geïndiceerde een adequate oplossing biedt.

De prijs die de Wmo-geïndiceerde in de gemeente Onderbanken voor het CVV betaalt is nihil. Elke andere reiziger is in het CVV een reizigersbijdrage verschuldigd.

Op grond van het gestelde in artikel 22 onder a van de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Onderbanken kan de Wmo-geïndiceerde gratis onbeperkt reizen binnen het geldende vervoersgebied.

In het algemeen wordt een vervoersvoorziening getroffen als het verplaatsingsgedrag van de gehandicapte in belangrijke mate is verstoord vanwege de ondervonden belemmeringen. Van een dergelijke verstoring is geen sprake als slechts incidenteel verplaatsingsmoeilijkheden optreden.

Algemeen.

De belangrijkste oorzaak van het mobiliteitsprobleem is het gegeven dat het openbaar vervoer onvoldoende toegankelijk is voor gehandicapten. Om deze reden is het noodzakelijk dat er aan gehandicapten een alternatief wordt aangeboden om zich te kunnen verplaatsen. Een mogelijkheid die in het WMO-beleid bestaat is de collectieve aanpak, waarbij opgemerkt dient te worden dat voorkomen moet worden dat WMO-middelen indirect worden ingezet om de problemen op te lossen waar het openbaar vervoer in algemene zin mee kampt.

De in het kader van de WMO te verstrekken vervoersvoorziening dient in ieder geval adequaat te zijn en te voldoen aan een aantal kwaliteitseisen, waarbij er sprake is van verminderen van mobiliteitsproblemen en niet van het wegnemen daarvan.

De selectie van de goedkoopst adequate vervoersvoorziening hangt af van:

  • -

    de ondervonden belemmeringen;

  • -

    het verplaatsingsmotief van de gehandicapte;

  • -

    de verplaatsingsbestemming;

  • -

    de frequentie van verplaatsingen;

  • -

    de wijze van verplaatsen.

Hoewel tot op zekere hoogte verwacht mag worden dat een gehandicapte zijn verplaatsingspatroon aanpast aan de handicap (de handicap op zich dwingt hiertoe), zal een WMO-voorziening verstrekt worden teneinde de deelname aan het maatschappelijk verkeer te bevorderen en waar mogelijk de belemmeringen en beperkingen ten gevolge van de handicap te compenseren,

Het leven van alle dag.

Met het verstrekken van een vervoersvoorziening wordt beoogd te bereiken dat de aanvrager in staat wordt gesteld in ieder geval datgene te doen wat mensen van dag tot dag plegen te doen. Voor het grootste deel zijn dat routine-verplaatsingen (dagelijkse boodschappen, bezoeken van familie en kennissen, het zomaar buiten zijn). Dergelijke verplaatsingen bevinden zich in de regel in de directe woon- en leefomgeving van de gehandicapte.

De voorziening is er op gericht gehandicapten de mogelijkheid te bieden nog in zo’n volledig mogelijke mate deel te nemen aan het leven van alle dag. De vervoersvoorziening heeft betrekking op de directe woon- en leefomgeving van de gehandicapte, tenzij het gaat om wezenlijk contact buiten dat gebied dat alleen onderhouden kan worden door persoonlijk bezoek van de gehandicapte en wanneer het wegvallen van dat contact zou leiden tot vereenzaming.

Voor verplaatsingen buiten het vervoersgebied van 5 OV zones is er een algemene voorziening in de vorm van het landelijk systeem voor bovenregionaal vervoer “Valys”. Mensen met een WMO indicatie voor vervoer of voor een rolstoel, kunnen na aanmelding gebruik maken van dat systeem.

Recreatieve bestemming kan onderdeel vormen van het dagelijkse patroon van het leven van alle dag, in welk geval met het treffen van een WMO-vervoersvoorziening dan ook rekening wordt gehouden. Een hulpmiddel dat aangevraagd wordt met het oog op recreatie en ontspanning alleen, wordt niet in het kader van de WMO verstrekt.

Het vervoer naar bijvoorbeeld dagopvang of dagverzorging valt niet onder de WMO. Deze bestemmingen zijn niet te vatten onder de verplaatsingen die mensen in het algemeen van dag tot dag plegen te doen.

Individuele invulling van het leven van alle dag.

De gemeente dient een zorgvuldig onderzoek te doen naar het verplaatsingspatroon van de gehandicapte om vast te stellen welke verplaatsingen voor de gehandicapte van belang zijn voor het onderhouden van de voor hem noodzakelijke sociale contacten. Zijn de door de gehandicapte regelmatig af te leggen afstanden uitzonderlijk hoog en/of is de frequentie waarmee die afstanden worden afgelegd uitzonderlijk hoog, dan wordt daarmee bij het vaststellen van de goedkoopst-adequate voorziening rekening gehouden.

Het is bijvoorbeeld mogelijk dat de betrokkene tijdelijk vanwege familie-omstandigheden extra verplaatsingen over grotere afstanden moet maken, bijvoorbeeld van opname van een naaste in een bepaald ziekenhuis of in een AWBZ-instelling. In zo’n geval kan tijdelijk een verhoging van de omvang van de te verstrekken vervoersvoorziening/vergoeding aan de orde zijn.

Ook kan de situatie zich voordoen dat het verplaatsingsgedrag van de gehandicapte uitzonderlijk laag is, waarmee dan ook rekening gehouden kan worden. Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn als iemand woonachtig is in een woonomgeving waar in de zeer directe nabijheid de meest noodzakelijke voorzieningen en dagbesteding aanwezig zijn, bv een verzorgingstehuis met de nodige faciliteiten. Een beperking van de omvang van de voorziening kan dan ook gemotiveerd zijn.

Openbaar vervoer niet kunnen bereiken en/of gebruiken.

Een gehandicapte kan voor een WMO-vervoersvoorziening in aanmerking komen wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek het gebruik of het bereiken van het openbaar vervoer onmogelijk maken. Hierbij wordt in de praktijk uitgegaan van de toegankelijkheid van de (stads-) bus. In de regel is de loopafstand tussen de woning en de bushalte bepalend, waarbij gebruiksmogelijkheden van fiets, brom- of snorfiets mede van invloed zijn.

Het betreft niet alleen lichamelijke, functionele belemmeringen. Ook psychische beperkingen kunnen aanleiding zijn voor het verstrekken van een WMO-vervoersvoorziening.

Psychische stoornissen kunnen alleen dan een criterium zijn om in aanmerking te komen voor een WMO-voorziening als de cliënt voor de stoornis onder specialistische behandeling is (geweest) die tot nu toe zonder resultaat is.

Primaat bij het Collectief Vraagafhankelijk Vervoer.

Binnen de gemeente Onderbanken is in het verstrekkingenbeleid het primaat gelegd bij het Collectief Vraagafhankelijk Vervoer (CVV).

Gehandicapten die geen gebruik kunnen maken van het openbaar vervoer, kunnen in aanmerking worden gebracht voor het collectief vervoersysteem. Wanneer dat systeem niet de goedkoopst-adequate oplossing biedt, dan kan de gehandicapte voor een van de andere vervoersvoorzieningen in aanmerking komen.

Algemeen gebruikelijk.

Het begrip “algemeen gebruikelijk” wordt bij de verstrekking van vervoersvoorzieningen ingevuld door voor enkele voorzieningen een inkomensgrens te stellen. Heeft men een inkomen onder de inkomensgrens, dan kan men in principe in aanmerking komen voor deze voorzieningen. Heeft men een inkomen boven de inkomensgrens, dan wordt gesteld dat met de voorziening samenhangende kosten algemeen gebruikelijk zijn.

Voorzieningen die niet algemeen gebruikelijk zijn, zoals aanpassingen van een auto of een speciaal voertuig voor gehandicapten, worden wel verstrekt aan gehandicapten met een inkomen boven de inkomensgrens.

Verder zijn in relatie tot vervoersvoorzieningen als algemeen gebruikelijk aan te merken de volgende hulpmiddelen: Bromfietsen, rijwielen en rijwielen met hulpmotor. Eventuele kosten van aanpassing van voornoemde voorzieningen zijn mogelijk wel voor rekening van de WMO te nemen.

Een aangepaste driewielfiets wordt, gezien het depotkarakter c.q. herverstrekkingsmogelijkheden, als verstrekking in bruikleen gegeven zonder toepassing van een algemeen gebruikelijke factor.

Ten aanzien van een tandem is, gezien de incidentele verstrekking, uit te gaan van meerkosten t.o.v. een algemeen gebruikelijke, vergelijkbare fiets.

Zie ook de specifieke beleidsregels per onderwerp.

De achtergrond van de omvang van de voorziening in relatie tot het compensatiebeginsel.

Ten aanzien van de omvang van de voorziening is in het algemeen te stellen dat de gemeente Onderbanken een relatie legt tussen de vervoersbehoefte van betrokkene en a. de leeftijd en b. het gebruik van andere vervoersvoorzieningen.

Ad a:

Binnen de gemeente wordt beleid betreffende de relatie tussen de vervoersbehoefte en de leeftijd als volgt gehanteerd:

Indien in individuele gevallen het tegendeel niet blijkt wordt ervan uitgegaan dat:

  • -

    er bij kinderen jonger dan 5 jaar geen sprake is van vervoersproblemen, omdat de ouders hen meenemen, zoals ook gebruikelijk is bij niet-gehandicapte kinderen;

  • -

    kinderen van 5 tot 12 jaar een geringe zelfstandige vervoersbehoefte hebben, omdat zij veelal door hun ouders worden begeleid, zoals ook gebruikelijk is met niet-gehandicapte kinderen;

  • -

    kinderen van 12 tot 15 jaar zich ontwikkelen in de richting van volwassen verplaatsingsgedrag;

  • -

    kinderen vanaf 15 jaar een zelfstandige vervoersbehoefte hebben die overeenkomt met die van volwassenen.

Voornoemde uitgangspunten hebben tot gevolg dat in de regel:

  • -

    aan gehandicapte kinderen tot 5 jaar geen vervoersvoorziening wordt verstrekt;

  • -

    aan gehandicapte kinderen van 5 tot 12 jaar een halve vervoersvoorziening wordt verstrekt;

  • -

    aan gehandicapte kinderen van 12 tot 15 jaar een 3/4 vervoersvoorziening wordt verstrekt;

  • -

    aan gehandicapte kinderen van 15 tot 18 jaar een volledige vervoersvoorziening wordt verstrekt.

Deze beperkingen gelden niet bij de toekenning van het CVV, wel bij andere individuele vervoersvoorzieningen.

Ad b:

Binnen de gemeente wordt beleid betreffende de relatie tussen de vervoersbehoefte en het gebruik

van andere en/of meerdere voorzieningen als volgt gehanteerd:

  • -

    Indien de gehandicapte een substantiële vervoersbehoefte heeft in de directe woonomgeving en daarvoor een open elektrische buitenwagen (elektrische rolstoel, scootermobiel e.d.) ter beschikking heeft gekregen vanuit de WMO of de AAW, is afhankelijk van de handicap, situatie en vervoersbehoefte een gedeeltelijke verstrekking van een andere vervoersvoorziening (o.a. CVV, individuele voorziening, overgangsregeling) aan de orde. De bedoelde andere voorziening wordt dan gekort met 25%.

  • -

    Samenloop van korting vanwege voornoemde is per gehandicapte te bepalen op maximaal 25%.

  • -

    Verstrekking van een voorziening(-en) in de vorm van een elektrische buitenrolstoel met bediening achterop (specifiek bedoeld voor de begeleider), een tandem, een aangepaste driewielfiets, een handbike, een handbewogen rolstoel/duwwandelwagen, aangepaste buggy leiden niet tot een korting.

Bijlage VII Beslisboom vervoer

afbeelding binnen de regeling

Bijlage VIII OVEREENKOMST Persoonsgebonden budget (PGB) GEMEENTE ONDERBANKEN

Ondergetekenden: Het college van burgemeester en wethouders van de Gemeente Onderbanken (verder te noemen verstrekker) en de heer/mevrouw……(n.a.w.)………… (verder te noemen houder) komen het volgende overeen:

Ten behoeve van de aanschaf van een individuele voorziening in het kader van de Wmo zijnde een………………………………………………. wordt aan houder een PGB ter beschikking gesteld ter hoogte van € …………….

Hierbij dienen beide partijen de volgende voorwaarden in acht te nemen:

  • a.

    Een PGB voor een woonvoorziening (niet zijnde een bouwkundige en/of woontechnische woonvoorziening), vervoersvoorziening of rolstoel, wordt verleend door een bedrag (op basis van een door een onafhankelijke deskundige opgesteld programma van eisen en de goedkoopst adequate offerte) in een keer beschikbaar te stellen zodat de houder zelf de voorziening aan kan schaffen.

  • b.

    Het PGB wordt beschikbaar gesteld door middel van een verleningsbeschikking. Hierin wordt het bedrag (gebaseerd op de goedkoopst adequate voorziening) beschikbaar gesteld door overmaking van het bedrag op de bankrekening van de houder.

  • c.

    De verleningsbeschikking wordt na aanschaf, controle en verantwoording gevolgd door een verstrekkingsbeschikking. Hierin wordt het uiteindelijk verantwoorde bedrag na controle van de aangeschafte/gerealiseerde voorziening (op basis van het programma van eisen), vastgesteld.

  • d.

    Het te verstrekken PGB geldt voor een periode die gelijk is aan de technische levensduur van de voorziening (gemiddelde afschrijvingstermijn van 7 jaar).

  • e.

    Wanneer de houder niet gedurende de volledige afschrijvingsperiode van de voorziening adequaat gebruik kan maken van, c.q. recht heeft op, de voorziening, wordt het PGB van de houder teruggevorderd tot het bedrag waarvoor de afschrijvingstermijn nog niet is verstreken. Hiermee wordt het risico voor het gebruik van het PGB bij de houder gelegd.

  • f.

    Het te verstrekken PGB is inclusief de eventueel noodzakelijke individuele aanpassingen.

  • g.

    Een PGB voor individuele aanpassingen kan slechts opnieuw beschikbaar worden gesteld indien de voorziening niet is afgeschreven en de voorziening zonder de nieuwe aanpassing niet meer adequaat is.

  • h.

    Het PGB dient door de houder te worden besteed aan de kosten die betrekking hebben op het compenseren van de in het indicatiebesluit geconstateerde beperking en te voldoen aan het opgestelde programma van eisen.

  • i.

    Indien door de houder een goedkopere (aan het programma van eisen voldoende) voorziening wordt aangeschaft wordt het PGB beperkt tot de aankoopprijs van de gekochte voorziening.

  • j.

    Indien nadat de afschrijvingstermijn is verstreken, de voorziening nog in goede staat verkeert wordt geen nieuw PGB verstrekt.

  • k.

    Van de houder wordt verwacht dat hij zorgvuldig met de voorziening omgaat en onnodige slijtage en schade voorkomt.

  • l.

    De verstrekker draagt (net als bij de ontvanger van zorg in natura) zorg voor een jaarlijks bedrag dat nodig is voor periodiek onderhoud, reparatie en een WA verzekering van een vervoersvoorziening waarbij dit door de Rijks dienst van het wegverkeer wordt vereist.

  • m.

    Een verzekering voor het verloren gaan van de voorziening als gevolg van diefstal komt voor rekening van de houder.

  • n.

    Wanneer de fysieke situatie van de houder verslechtert en dit consequenties heeft voor de door de houder aangeschafte, niet meer adequate en nog niet afgeschreven voorziening zal het restbedrag waarvoor de afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is verstreken in mindering worden gebracht op een eventueel opnieuw te verstrekken PGB voor een nieuwe wel adequate voorziening. Dit omdat bij verstrekking in natura een nog niet afgeschreven voorziening voor de leverancier nog een restwaarde heeft welke ook de pgb-houder kan gebruiken als inruilwaarde bij de aanschaf van mogelijk een andere voorziening.

  • o.

    Het PGB bij een bouwkundige en of woontechnische aanpassing (behalve een traplift) is gelijk aan de goedkoopst adequate offerte die aan de hand van een programma van eisen is opgesteld. Dit bedrag wordt bij bedragen tot aan het grensbedrag waarboven het primaat van verhuizing geldt in een keer aan de houder beschikbaar gesteld. Bij prijzen boven het grensbedrag is behalve een programma van eisen een aanvullend advies van een onafhankelijk deskundige noodzakelijk. Het PGB zal voor 75% beschikbaar worden gesteld bij de verleningsbeschikking. Na controle en verantwoording zal bij de verstrekkingsbeschikking het definitieve PGB worden vast- en betaalbaar gesteld.

  • p.

    Na aanschaf/realisatie van een individuele voorziening als bedoeld in artikel 6 lid 5van de verordening dient de verantwoording over het verstrekte budget plaats te vinden. Indien de voorziening onder 1.4 bestaat uit een bouwtechnische woningaanpassing waarvoor een bouwvergunning noodzakelijk is, is de looptijd 12 maanden. Voor voorzieningen genoemd onder 1.5 en 1.6 van de verordening geldt een looptijd van 3 maanden, welke bij ernstig vertraagde levering kan verlengd worden.

Schinveld, ………….20…..

Namens de verstrekker, Namens de houder,

Burgemeester en wethouders van Onderbanken’

Namens dezen,

Directeur Wonen Werken Welzijn,

P.C.J.M. Peulen Dhr/mevr………………….

Bijlage IX Kosten van woningaanpassingen.

De volgende kosten in het kader van een woningaanpassing kunnen in aanmerking worden genomen bij het bepalen van de kostprijs van de woonvoorziening c.q. de vaststelling van het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming:

  • 1.

    De aanneemsom (hierin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de voorziening;

  • 2.

    De risicoverrekening van loon- en materiaalkosten, met inachtneming van het bepaalde in de Risicoregeling woning- en utiliteitsbouw 1991;

  • 3.

    Het architectenhonorarium tot ten hoogste 10% van de aanneemsom met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in SR 1988 van de BNA. Alleen in die gevallen dat het noodzakelijk is dat een architect voor de woningaanpassing moet worden ingeschakeld worden deze kosten subsidiabel geacht. Het betreft dan veelal de ingrijpender woningaanpassingen.

  • 4.

    De kosten voor het toezicht op de uitvoering, indien dit noodzakelijk is, tot een maximum van 2% van de aanneemsom;

  • 5.

    De leges voorzover deze betrekking hebben op het treffen van de voorziening;

  • 6.

    De verschuldigde en niet verrekenbare of terugvorderbare omzetbelasting;

  • 7.

    Renteverlies, in verband met het verrichten van noodzakelijke betaling aan derden voordat de bijdrage is uitbetaald, voor zover dit verband houdt met de bouw dan wel het treffen van voorzieningen;

  • 8.

    De prijs van bouwrijpe grond, indien noodzakelijk als niet binnen het oorspronkelijke kavel gebouwd kan worden, volgens artikel 7 lid 5 en bijlge IV van het Besluit WMO.

  • 9.

    De door burgemeester en wethouders (schriftelijk) goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien hadden kunnen zijn;

  • 10.

    De kosten in verband met noodzakelijk technisch onderzoek en adviezen met betrekking tot het verrichten van de aanpassing;

  • 11.

    De kosten van aansluiting op een openbare nutsvoorziening;

  • 12.

    De administratiekosten die verhuurder maakt ten behoeve van het treffen van een voorziening voor de gehandicapte, voor zover de kosten onder 1 tot en met 11 meer dan € 1000,--  bedragen, 10% van die kosten, met een maximum van € 350,--.


Noot
*

Balansliften worden niet meer nieuw gemaakt. Bestaande balansliften kunnen nog wel gewoon gekeurd en onderhouden worden. Het lifteninstituut berekent de kosten voor periodieke keuring van balansliften op grond van een uurtarief van € 81,34