Regeling vervallen per 13-01-2014

Verordening op de heffing en de invordering van Rioolheffing 2013

Geldend van 01-01-2013 t/m 12-01-2014

De raad van de gemeente Onderbanken;

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 5 oktober 2012.

gelet op artikel 228a van de Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen de

VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN RIOOLHEFFING 2013

(Verordening rioolheffing 2013)

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan;

  • b.

    gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;

  • c.

    verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het waterleidingbedrijf betrekking heeft;

  • d.

    water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater of grondwater.

Artikel 2 Aard van de belasting

Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

  • a.

    de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en

  • b.

    de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater,

alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de

grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te

beperken.

Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1. De belasting wordt geheven van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd, dan wel dat belang heeft bij nakoming van de gemeentelijke waterzorgplichten,verder te noemen: gebruikersdeel.

  • 2. Als gebruiker wordt aangemerkt degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;

  • 3. voor toepassing van het tweede lid wordt:

    • a.

      gebruik van een perceel door de leden van een huishouden aangemerkt als gebruik door het door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen lid van dat huishouden;

    • b.

      gebruik door degene aan wie een deel van een perceel – niet zijnde een gedeelte als bedoeld in artikel 4 – in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven.

    • c.

      het ter beschikking stellen van een perceel voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die dat perceel ter beschikking heeft gesteld.

Artikel 4 Zelfstandige gedeelten

Indien gedeelten van een in artikel 2 bedoeld eigendom blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, worden de rechten geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één eigendom worden aangemerkt.

Artikel 5 Maatstaf van heffing

Het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, wordt geheven naar een vast bedrag per perceel.

Artikel 6 Belastingtarief

Het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, bedraagt per perceel € 278,28 per jaar

(€ 23,19 per maand).

Artikel 7 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8 Wijze van heffing

De rechten worden bij wege van aanslag geheven.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belasting is verschuldigd bij de aanvang van het belastingjaar, of zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het tijdstip van de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 10,00.

  • 4. Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt.

  • 5. Belastingbedragen van minder dan € 10,00 worden niet geheven. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op een aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen “rioolheffing” of andere heffingen aangemerkt als één belastingbedrag.

  • 6. Voor de vaststelling van de gebruikssituatie is beslissend hetgeen ter zake in de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA) is geregistreerd, tenzij blijkt dat de gebruikssituatie anders is.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in één termijn die vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet vermeld is.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen “rioolheffing” of andere heffingen minder is dan € 3.500,00en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso van de betaalrekening van de belastingschuldige kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in twaalf gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld. De volgende termijnen telkens één maand later.

  • 3. In afwijking van het tweede lid moeten de aanslagen worden betaald in één termijn, indien het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen “rioolheffing” of andere heffingen minder is dan € 50,00.

  • 4. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de rioolheffing.

Artikel 12 Overgangsrecht

De “Verordening rioolheffing 2012” vastgesteld op 10 en 11 november 2011, wordt ingetrokken met ingang

van de in artikel 13, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij

van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 13 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de 1e dag na die van bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2013.

Artikel 14 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als ”Verordening rioolheffing 2013”.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 8 en 9 november 2012.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 8 en 9 november 2012.
De griffier, De voorzitter,