Regeling vervallen per 10-01-2017

Nadere regels jeugdhulp gemeente Onderbanken 2016

Geldend van 01-01-2016 t/m 09-01-2017

Intitulé

Nadere regels jeugdhulp gemeente Onderbanken 2016

Nadere regels jeugdhulp gemeente Onderbanken2016

Artikel 1 Begripsbepalingen en algemene bepalingen.

  • 1.

    In deze beleidsregels en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a.

      algemeen gebruikelijke voorziening: voorziening die niet speciaal is bedoeld voor mensen met een beperking en die algemeen verkrijgbaar is en niet of niet veel duurder is dan vergelijkbare producten;

    • b.

      andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen;

    • c.

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Onderbanken;

    • d.

      individuele voorziening: op de jeugdige en/of zijn ouders toegesneden voorziening als bedoeld in artikel 2, tweede lid;

    • e.

      overige voorziening: overige voorziening als bedoeld in artikel 2, eerste lid;

    • f.

      pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige en/of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;

    • g.

      professionele hulp: hulp die wordt geleverd door één van onderstaande partijen:

      • a.

        een onderneming als bedoeld in artikel 5, onderdelen a, c, d of e, van de

        • 1.

          Handelsregisterwet 2007 waarvan de activiteiten volgens de inschrijving in het

        • 2.

          handelsregister, bedoeld in artikel 2 van die wet, geheel of gedeeltelijk bestaan uit het verlenen van zorg als bedoeld in artikel 1.1.1, onderdeel j of k;

      • b.

        een onderneming als bedoeld in artikel 5, onderdeel b, van de Handelsregisterwet 2007 waarvan de activiteiten blijkens de inschrijving in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van die wet, geheel of gedeeltelijk bestaan uit het verlenen van zorg als bedoeld in artikel 1.1.1, onderdeel j of k, en die toebehoort aan een zelfstandige zonder personeel waaraan een geldige beschikking als bedoeld in artikel 3.156 van de Wetinkomstenbelasting 2001 is afgegeven;

      • c.

        een persoon die is ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG) of het kwaliteitsregister Jeugd, voor het uitoefenen van een beroep voor het verlenen van zorg als bedoeld in artikel 1.1.1,onderdeel j of k.

    • h.

      gebruikelijke hulp: hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van (groot-)ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten.

    • i.

      hulp sociaal netwerk: hulp die wordt geleverd door een persoon die niet onder de definitie van professionele hulp en niet onder de definitie van gebruikelijke hulp valt.

  • 2.

    De in deze nadere regels gebruikte begrippen die niet in lid 1 zijn gedefinieerd hebben de betekenis zoals beschreven in de Jeugdwet of de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Algemeen gebruikelijke voorzieningen

  • 1.

    Algemeen gebruikelijke voorzieningen, als gedefinieerd in artikel 1 lid a van dit besluit, komen niet voor verstrekking als individuele voorziening of als persoonsgebonden budget in aanmerking.

  • 2.

    Onder gebruikelijke voorzieningen worden oplossingen verstaan, die beschikbaar zijn en in redelijkheid een oplossing bieden voor de jeugdige en/of zijn ouders.

  • 3.

    Daaronder wordt bijvoorbeeld verstaan: boodschappendienst, kinderoppas en sociale alarmering.

Artikel 3 Gebruikelijke hulp

  • 1.

    Gebruikelijke hulp, als gedefinieerd in artikel 1 lid h van dit besluit, komt niet voor verstrekking als individuele voorziening of als persoonsgebonden budget in aanmerking.

  • 2.

    Voor vaststelling van de omvang van gebruikelijke hulp wordt in de individuele situatie de richtlijn gebruikelijke hulp toegepast. De richtlijn is uitgewerkt in bijlage 1.

Artikel 4. Vormen van jeugdhulp

  • 1.

    Onder de overige voorzieningen vallen:

    • -

      Lichte ambulante hulp

    • -

      Informatie en advies

  • 2.

    Onder de individuele voorzieningen vallen:

    • -

      Specialistische ambulante hulp

    • -

      Crisisopvang

    • -

      Forensische hulp

    • -

      Gesloten jeugdhulp

    • -

      Medische kinderdagbehandeling

    • -

      Pleegzorg

    • -

      (Semi-)Residentiële hulp bij opgroei- en opvoedingsproblemen

    • -

      Residentiële hulp voor jeugdigen met verstandelijke beperkingen

    • -

      Specialistische dagbehandeling en verzorging verstandelijk beperkte jeugd

    • -

      Specialistische GGZ voor jeugdigen

    • -

      Verzorging van jeugd met een lichamelijke en zintuiglijke beperking

Artikel 5. Vaststelling hoogte PGB.

  • 1.

    Afhankelijk van de ondersteuningsvorm hanteren wij een tarief per uur (individuele dienstverlening), per dagdeel (groepsbegeleiding) en/of per etmaal (verblijf).

  • 2.

    Voor 2016 worden de volgende pgb-tarieven gehanteerd.

  • 3.

    Kortdurend verblijf wordt maximaal 3etmalen per week verstrekt.

  • 5.

    Voor groepsbegeleiding door het sociaal netwerk worden geen pgb-tarieven vastgesteld omdat ervan uit wordt gegaan dat deze vorm van jeugdhulp niet door het sociaal netwerk wordt geleverd.

  • 6.

    Voor zware vormen van jeugdhulp zoals bijvoorbeeld specialistische jeugd-ggz, pleegzorg en crisisverblijf worden geen pgb-tarieven vastgesteld omdat bij deze vormen van jeugdhulp een pgb slechts bij hoge uitzondering aan de orde zal zijn.

  • 7.

    Het college stelt jaarlijks voor1 oktober de pgb-tarieven vast voor het volgende kalenderjaar.

Professionele Hulp

Hulp Sociaal Netwerk

Persoonlijke verzorging

€ 27,02 per uur

€ 20,27 per uur

Individuele begeleiding

€ 35,84 per uur

€ 26,88 per uur

Begeleiding groep zonder vervoer

€ 44,30 per dagdeel

Geen tarief vastgesteld

Begeleiding groep met vervoer

€ 49,63 per dagdeel

Geen tarief vastgesteld

Kortdurend verblijf

€ 101 per etmaal

€ 101 per etmaal

Artikel 6. Voorwaarden individuele voorziening als pgb

  • 1.

    Verstrekking van een individuele voorziening als een pgb vindt plaats op basis van een gemotiveerd verzoek van de jeugdige of diens vertegenwoordiger, middels een persoonlijk pgb-plan.

  • 2.

    Uit het pgb-plan dient te kunnen worden afgeleid of, en in hoeverre:

    • a.

      de jeugdige of zijn ouders naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat zijn tot een redelijke waardering van de belangen ter zake dan wel met hulp uit hun sociale netwerk dan wel van een curator, bewindvoerder, mentor, gemachtigde, gecertificeerde instelling of aanbieder van gesloten jeugdhulp, in staat zijn de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren; en

    • b.

      de jeugdige of zijn ouders zich gemotiveerd op het standpunt stellen dat zij de individuele voorziening in natura die wordt geleverd door een aanbieder, niet passend achten; en

    • c.

      naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort en die de jeugdige of zijn ouders van het budget willen betrekken, van goede kwaliteit is.

  • 3.

    De bekwaamheid voor het hebben van een pgb wordt in samenspraak met de jeugdige of zijn ouders bepaald, maar het oordeel van de gemeente is hierin leidend.

  • 4.

    In de beoordeling van een persoonlijk pgb-plan betrekt het college in ieder geval de volgende aspecten in haar overweging:

    • a.

      de benodigde ondersteuning is niet goed vooraf in te plannen;

    • b.

      de benodigde ondersteuning moet op ongebruikelijke tijden geleverd worden;

    • c.

      de benodigde ondersteuning moet op veel korte momenten per dag geboden worden;

    • d.

      de benodigde ondersteuning moet op verschillende locaties worden geleverd;

    • e.

      als het noodzakelijk is om 24 uur ondersteuning op afroep te organiseren;

    • f.

      als de ondersteuning door de aard van de beperking door een vaste hulpverlener moet worden geboden.

    • g.

      er reeds op grond van andere wetten een pgb toegekend is aan de jeugdige of zijn ouders.

Indien sprake is van één of meerdere genoemde punten, wordt dit gezien als voldoende motivering voor een pgb.

Artikel 7 Uitsluitingscriteria verstrekking pgb

  • 1.

    Verstrekking van het pgb vindt niet plaats indien niet voldaan wordt aan de voorwaarden als genoemd in artikel 6 van dit Besluit.

  • 2.

    Het pgb mag niet besteed worden aan de bemiddeling bij het aanvragen van een indicatie of bij bemiddeling van het beheer van het pgb.

  • 3.

    Het college hanteert geen vrij besteedbaar bedrag van het pgb. Het vrij besteedbaar bedrag is € 0.

  • 4.

    Het pgb wordt geweigerd voor dat gedeelte van de kosten van het betrekken van de jeugdhulp van derden dat hoger is dan de kosten van de individuele voorziening in natura. De jeugdige of zijn ouders kunnen dit hogere gedeelte zelf bijbetalen.

  • 5.

    Het pgb wordt geweigerd indien eerder besloten is om een pgb te herzien dan wel in te trekken omdat de jeugdige of zijn ouders niet hebben voldaan aan de voorwaarden van het pgb.

  • 6.

    Het pgb wordt geweigerd indien eerder besloten is om een pgb te herzien dan wel in te trekken omdat door de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid.

  • 7.

    Het pgb wordt geweigerd indien eerder besloten is om een pgb te herzien dan in te trekken omdat door de jeugdige of zijn ouders het pgbniet, of voor een ander doel,is gebruikt dan waarvoor het bestemd was.

Artikel 8 Controlepgb

Het college onderzoekt periodiek of er aanleiding is een beslissing aangaande een pgb te heroverwegen.

Artikel 9 Uitbetaling pgb

  • 1.

    Het pgb voor een individuele voorziening eventueel al dan niet in combinatie met vervoer wordt na toekenning, op basis van declaratie, op grond van artikel 8.1.8 lid 1 van de Wet, uitgekeerd door de Sociale Verzekeringsbank.

  • 2.

    Het bruto pgb wordt uitbetaald.

Artikel 10 Betrekkenvan ingezetenen bij het beleid.

  • 1.

    Het college zal de Integrale adviesraad sociaal domein Onderbanken vroegtijdig in de gelegenheid stellen voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief re kunnen vervullen.

  • 2.

    Het college zorgt ervoor dat de Integrale adviesraad sociaal domein Onderbanken deel kan nemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kan aanmelden, en dat deze wordt voorzien van de voor een deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

Artikel 11 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de

bepalingen van deze nadere regels indien toepassing van de nadere regels tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 12Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2016 onder gelijktijdige intrekking van de Nadere regels jeugdhulp gemeente Onderbanken 2015 en onder gelijktijdige intrekking van de Eerste wijziging nadere regels jeugdhulp gemeente Onderbanken 2015.

  • 2.

    Dit besluit wordt aangehaald als: Nadere regels jeugdhulp gemeente Onderbanken 2016.

TOELICHTING NADERE REGELS JEUGDHULP ONDERBANKEN 2016

Algemeen

Gelet op het artikel 2 derde en vierde lid, artikel 12 derde en vierde lid, en artikel 17 derde lid van de verordening Jeugdhulp Onderbanken zijn nadere regels opgesteld. Het gaat om de volgende onderwerpen: vormen van jeugdhulp, regels voor pgb en het betrekken van ingezeten bij het beleid.

Daarnaast zijn bepalingen opgenomen ten aanzien van de onderwerpen algemeen gebruikelijke voorzieningen en gebruikelijke hulp.

Artikel 2

In dit artikel wordt expliciet gemaakt dat voorzieningen die als algemeen gebruikelijk kunnen worden aangemerkt niet voor verstrekking als individuele voorziening of persoonsgebonden budget in aanmerking komen.

Lid 2 bevat een niet limitatieve opsomming gebaseerd op het huidige beleid.

Waar de grens precies getrokken moet worden tussen wat algemeen gebruikelijk is en wat dat niet is, zal afgemeten moeten worden aan algemeen maatschappelijke normen en is ter invulling van de gemeente. In het algemeen kan gesteld worden dat iets algemeen gebruikelijk is wanneer voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • a.

    de aan te schaffen dienst kan voor een jeugdige en/of zijn ouders als er geen sprake is van een ondersteuningsvraag en er sprake is van een vergelijkbare financiële situatie tot het normale aanschaffingspatroon worden gerekend;

  • b.

    het is niet speciaal voor jeugdige en/of ouders met een ondersteuningsbehoefte;

  • c.

    het is algemeen verkrijgbaar;

  • d.

    het is niet duurder is dan soortgelijke producten

Artikel 3

In dit artikel wordt expliciet gemaakt dat hulp die als gebruikelijk kan worden aangemerkt niet voor verstrekking als individuele voorziening of persoonsgebonden budget in aanmerking komt.

Uitgangspunt is dat ouders verantwoordelijk zijn voor het opgroeien en de opvoeding van hun kinderen. Daarnaast is het uitgangspunt dat mensen die samen een leefeenheid vormen, elkaar horen te helpen, waar dat kan. Ze zijn dus ook gezamenlijk verantwoordelijk voor het creëren van een veilig klimaat waarin de jeugdigen kunnen opgroeien. Ze zijn ook gezamenlijk verantwoordelijk voor een huishouden. Het aandeel dat ieder lid van de leefeenheid geacht wordt bij te kunnen dragen aan het opvoeden en opgroeien wordt gebruikelijke hulp genoemd.

Lid 2 bevat een verwijzing naar de richtlijn gebruikelijke hulp die bij de beoordeling wordt gehanteerd.

Deze richtlijn is voor wat betreft de gemeentelijke taken op het terrein van Jeugdhulp gebaseerd op hoofdstuk 4 van de CIZ indicatiewijzer 2014, zoals deze werd gehanteerd in de Algemene wet bijzondere ziektekosten.

Artikel 4

Het gaat om overige voorzieningen en individuele voorzieningen. De overige voorzieningen zijn beschikbaar zonder een aanvraagprocedure. De overige voorzieningen bestaan uit het laagdrempelig verlenen van informatie en advies en uit het verstrekken van lichte ambulante hulpverlening. De overige voorzieningen zijn laagdrempelig beschikbaar en moet voorkomen dat de dure individueel hulpverlening wordt ingezet. Daarnaast kunnen de overige voorzieningen een goede ondersteuning bieden bij de inzet van een individuele voorzieningen.

De individuele voorziening is een voorziening die alleen via een aanvraag en een beschikking kan worden ingezet. Het is een dure voorziening, die niet vrij toegankelijk is voor ouders en jeugdigen.. Voorzieningen ter uitvoering van het gedwongen kader zijn hier niet opgenomen omdat deze geen jeugdhulp zijn in de zin van de wet en niet op aanvraag beschikbaar zijn. Het gaat hier om jeugdbescherming en jeugdreclassering. De gemeente is wel verantwoordelijk voor een toereikend aanbod van deze voorzieningen.

Artikel 5

De hoogte van het budget zal zodanig moeten zijn dat de jeugdige of zijn ouders de vastgestelde jeugdhulp ook werkelijk met dit budget kunnen inkopen. Om die reden zijn de pgb-tarieven afgeleid van de pgb-tarieven 2014 van het College van Zorgverzekeringen.

De bruto pgb jaarbedragen die het College voor Zorgverzekeringen in 2014 hanteerde zijn omgerekend naar uurtarieven (individuele dienstverlening) , tarieven per dagdeel (groepsbegeleiding) en per etmaal (kortdurend verblijf). Deze tarieven hanteren wij in 2016 als PGB-tarief voor professionele hulp.

Voor hulp door het sociaal netwerk wordt bij de individuele dienstverlening (persoonlijke verzorging en individuele begeleiding) een pgb-tarief gehanteerd van 75% van het pgb-tarief voor de in die situatie passende professionele jeugdhulp.

Voor kortdurend verblijf bij het sociaal netwerk wordt hetzelfde pgb-tarief gehanteerd als kortdurend verblijf bij professionele jeugdhulp. Hiervoor is gekozen omdat in casuïstiek is gebleken dat lastig is te motiveren hoeveel uren individuele begeleiding gedurende het verblijf nodig zijn.

Voor groepsbegeleiding door het sociaal netwerk zijn geen pgb-tarieven vastgesteld omdat ervan uit wordt gegaan dat deze vorm van jeugdhulp niet door het sociaal netwerk wordt geleverd.

Voor zware vormen van jeugdhulp zoals bijvoorbeeld specialistische jeugd-ggz, pleegzorg en crisisverblijf zijn geen pgb-tarieven vastgesteld omdat bij deze vormen van jeugdhulp een pgb slechts bij hoge uitzondering aan de orde zal zijn.

Artikel 6

Er is voor gekozen om de jeugdige of zijn ouders een plan te laten opstellen op basis waarvan de wettelijk voorgeschreven voorwaarden (artikel 8.1.1 lid 2 van de Jeugdwet) voor pgb kunnen worden getoetst.

De eerste voorwaarde stelt dat de jeugdige en zijn ouder er blijk van dienen te geven dat zij op eigen kracht voldoende in staat dienen te zijn tot een redelijke waardering van de belangen ter zake. Mocht dat niet het geval zijn dan zal afgewogen moeten worden of de jeugdige of zijn ouders met hulp uit het sociale netwerk òf met hulp van een curator, bewindvoerder, mentor, gemachtigde, gecertificeerde instelling of aanbieder van gesloten jeugdhulp in staat zijn de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren. Een jeugdige bij wie om wat voor reden dan ook een gecertificeerde instelling betrokken is of die gesloten jeugdhulp ontvangt, heeft bijvoorbeeld te maken met beperkingen die door de rechter zijn opgelegd. In dergelijke situaties is het denkbaar dat met hulp van de gecertificeerde instelling of van de aanbieder van gesloten jeugdhulp de jeugdige of zijn ouders in staat zullen zijn de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren. Het is aan de gemeente om daarover een oordeel te vellen (TK 2013-2014, 33983. nr. 3, p. 23).Bij deze voorwaarde gaat het overigens uitdrukkelijk niet om het beheren van het budget zelf. Dat blijft immers onder het college.

De tweede voorwaarde bepaalt dat de jeugdige of zijn ouders zich gemotiveerd op het standpunt moeten stellen dat de individuele voorziening die wordt geleverd door een aanbieder, door hen niet passend wordt geacht.

Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn als:

de jeugdhulp niet goed vooraf is in te plannen,

de jeugdhulp op ongebruikelijke tijden of op veel korte momenten per dag geboden moet worden, jeugdhulp op verschillende locaties moet worden geleverd,

het noodzakelijk is om 24 uur jeugdhulp op afroep te organiseren, of als de ondersteuning door de aard van de beperking door een vaste hulpverlener moet worden geboden.

Deze voorwaarde sluit aan bij de pgb-regeling in de AWBZ, waarbij in een budgetplan moet worden toegelicht waarom er geen gebruik gemaakt kan worden van het gecontracteerde zorgaanbod. Om dit te doen, zal de jeugdige of zijn ouders moeten aantonen dat zij zich voldoende hebben georiënteerd op de individuele voorziening 'in natura' en moeten onderbouwen waarom zij deze niet passend achten. Dit biedt het college de mogelijkheid voor innovatie in het aanbod van individuele voorzieningen in natura of het uitbreiden van het gecontracteerde aanbod (TK 2013-2014, 33 684, nr. 11, p. 16).

Ten slotte stelt de derde voorwaarde dat de jeugdhulp die de jeugdige en zijn ouders met het budget wensen in te kopen dient te voldoen aan de kwaliteitseisen. Zie voor deze eisen hoofdstuk 4 Jeugdwet "Kwaliteit jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen". De gemeente zal zich ervan moeten vergewissen dat de kwaliteit van de te kopen jeugdhulp goed is, hetgeen zowel voor de veiligheid van de jeugdige en zijn ouders als voor de effectiviteit van de inzet van de jeugdhulp van groot belang kan zijn (TK 2012-2013, 33 684, nr. 3, p. 222).

Artikel 7

In dit artikel slaat lid 1 volledig terug op de voorwaarden uit artikel 6. Het niet voldoen aan de voorwaarden is uiteraard reden voor uitsluiting. Daarnaast wordt door bemiddeling uit te sluiten bevorderd dat het pgb-budget zoveel mogelijk ten gunste komt van zorg. Het vrij besteedbaar bedrag is een bedrag waarover de budgethouder niet hoeft aan te tonen hoe hij of zij dit bedrag besteedt. Het college hanteert geen vrij besteed bedrag. Het vrij besteedbaar bedrag is € 0.

In artikel 12 van de verordening jeugdhulp is geregeld dat het pgb niet meer bedraagt dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura.

Bij amendement Bisschop en Voortman (Kamerstukken II 2013/14 33 684, nr. 100) is duidelijk geworden dat jeugdigen of hun ouders zelf kunnen bijbetalen wanneer het tarief van de door hen gewenste aanbieder duurder is dan de in de betreffende situatie goedkoopst adequate door het college te bieden individuele voorziening in natura. Het college het pgb slechts weigeren voor dat gedeelte dat duurder is dan deze door het college te bieden individuele voorziening in natura.

Artikel 8

Conform artikel 8.1.3 van de Jeugdwet onderzoekt het college periodiek of er aanleiding is een beslissing aangaande een persoonsgebonden budget te heroverwegen.

Artikel 9

In artikel 8.1.8 van de Jeugdwet is bepaald dat de Sociale verzekeringsbank, genoemd in artikel 3 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, namens het college de betalingen ten laste van verstrekte budgetten uitvoert.

Artikel 10

In dit artikel zijn bepalingen opgenomen over het betrekken van ingezetenen bij het beleid van de gemeente.

Artikel 11

Dit artikel regelt de toepassing van een hardheidsclausule als instrument voor

het college om onvoorziene omstandigheden het hoofd te bieden.

Bijlage 1: Richtlijn gebruikelijke hulp.

1.Algemeen.

Gebruikelijke hulp is hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten. Gebruikelijke hulp is ook alleen aan de orde als er een leefeenheid is die gemeenschappelijk een woning bewoont.

In het onderzoek wordt beoordeeld of de gevraagde hulp en ondersteuning tot de gebruikelijke hulp behoort en of de gebruikelijke hulp ook daadwerkelijk geleverd kan worden.

Bij gebruikelijke hulp wordt een onderscheid gemaakt in kortdurende en langdurige situaties:

  • -

    Kortdurend: er is uitzicht op herstel. Het gaat hierbij is het algemeen over een periode van maximaal drie maanden;

  • -

    Langdurig: het gaat om chronische situaties waarbij naar verwachting de hulp langer dan drie maanden nodig zal zijn.

In kortdurende situaties is het uitgangspunt dat deze als gebruikelijk wordt aangemerkt. Door het kortdurend karakter treedt doorgaans geen overbelasting op. In langdurige situaties is de hulp waarvan kan worden gezegd dat deze op basis van algemeen aanvaarde maatstaven door de sociale omgeving (ouders, partners, volwassen inwonende kinderen en andere inwonende huisgenoten) moet worden geleverd, algemeen gebruikelijke hulp.

Algemene uitzonderingen

Afhankelijk van de individuele situaties kan hulp, die naar algemeen aanvaarde maatstaven als gebruikelijke kan worden beschouwd hier toch niet gebruikelijk zijn.

Bijvoorbeeld wanneer:

  • -

    uit onderzoek blijkt dat een huisgenoot aantoonbare beperkingen heeft op grond van een aandoening, handicap of probleem, of dat deze kennis/vaardigheden mist en deze ook niet kan aanleren, waardoor redelijkerwijs de taken niet overgenomen kunnen worden.

  • -

    in een leefeenheid overbelasting dreigt, doordat, gegeven de voor die leefeenheid geldende gebruikelijke hulp, door de (chronische) uitval van iemand uit de leefeenheid gezinsleden alsnog onevenredig belast worden.

  • -

    de leden van een leefeenheid overbelast dreigen te raken door de combinatie van werk en verzorging van de zieke partner/huisgenoot. Ondersteuning in de vorm van een maatwerkvoorziening zal dan van korte duur zijn (3-6 maanden) om de leefeenheid de gelegenheid te geven de onderlinge taakverdeling aan de ontstane situatie aan te passen.

  • -

    hetzelfde geldt als een partner/ouder ten gevolge van het plotseling overlijden van de andere ouder overbelast dreigt te raken door de combinatie van werk en verzorging van de inwonende kinderen.

  • -

    de zieke partner/huisgenoot zich in de terminale levensfase bevindt.

Er wordt daarbij telkens onderzoek gedaan naar de verhouding tussen draagkracht en draaglast van de individuele cliënt. Zie hiertoe hoofdstuk 4 van deze richtlijn. Ten aanzien van Persoonlijke Verzorging en Begeleiding worden deze uitzonderingen in hoofdstuk 3 nader uitgewerkt.

Fysieke afwezigheid

Indien de huisgenoot van een hulpvrager vanwege werk fysiek niet aanwezig is, wordt hiermee bij het indiceren uitsluitend rekening gehouden, wanneer het om aaneengesloten perioden van tenminste zeven etmalen gaat. De afwezigheid van de huisgenoot moet een verplichtend karakter hebben en inherent zijn aan diens werk; denk hierbij aan offshore werk, internationaal vrachtverkeer en werk in het buitenland. Wanneer iemand aaneengesloten perioden van tenminste zeven etmalen van huis is, is er in die periode feitelijk sprake van een éénpersoonshuishouden en kan er geen gebruikelijke hulp worden geleverd. Wanneer de fysieke afwezigheid van de partner minder dan 7 etmalen bedraagt, zal er altijd onderzocht moeten worden of de huisgenoot feitelijk kan voorzien in het verlenen van de hulp.

Ouderlijke zorgplicht bij echtscheiding

Bij echtscheiding vervalt het samenwonen en daarmee dus ook de gebruikelijke hulp voor het huishouden en de onderlinge persoonlijke verzorging van partners. De zorgplicht voor de kinderen verdwijnt niet. Bij uitval van de verzorgende ouder moet wel onderzoek gedaan worden naar de mogelijkheid van opvang van de kinderen door de niet thuiswonende ouder door te kijken naar de voor de rechtbank vastgelegde afspraken tussen de ex-echtgenoten.

Voor die perioden dat de kinderen bij de verzorgende -uitgevallen- ouder zijn kan er dan een indicatie voor opvang zijn. Als de zorgplicht door de niet-verzorgende ouder kennelijk niet wordt nagekomen, beschouwen we de situatie als een eenoudergezin.

2.Huishoudelijke taken

Huishoudelijke taken: uitstelbaar en niet uitstelbaar

Onder huishoudelijke taken vallen zowel de uitstelbare als de niet-uitstelbare taken.

  • -

    Niet-uitstelbare taken zijn maaltijd verzorgen/opwarmen, de kinderen verzorgen, afwassen en opruimen;

  • -

    Uitstelbare taken zijn wasverzorging, zwaar huishoudelijk werk: stofzuigen, sanitair, keuken, bedden verschonen.

Bijdrage van kinderen en jong-volwassenen aan het huishouden

In geval de leefeenheid van de hulpvrager mede bestaat uit kinderen, dan gaat de indicatiesteller ervan uit, dat de kinderen, afhankelijk van hun leeftijd en psychosociaal functioneren, een bijdrage kunnen leveren aan de huishoudelijke taken.

  • -

    Kinderen tot 5 jaar leveren geen bijdrage aan de huishouding.

  • -

    Kinderen van 5 tot en met 12 jaar worden naar hun eigen mogelijkheden betrokken bij lichte huishoudelijke werkzaamheden als opruimen, tafel dekken/afruimen, afwassen/afdrogen, kleding in de wasmand gooien.

  • -

    Kinderen van 13 tot en met 17 jaar kunnen, naast bovengenoemde taken hun eigen kamer op orde houden, d.w.z. rommel opruimen, stofzuigen, bed verschonen.

Taken van een 18-23 jarige

Van een meerderjarige gezonde huisgenoot wordt verwacht dat deze een gedeelte van de huishoudelijke taken overneemt wanneer de primaire verzorger uitvalt.

Een 18-23 jarige wordt verondersteld de volgende taken uit te kunnen voeren:

schoonhouden van sanitaire ruimte,

  • -

    keuken en een kamer,

  • -

    de was doen,

  • -

    boodschappen doen,

  • -

    maaltijd verzorgen,

  • -

    afwassen en opruimen.

Dit is genormeerd naar 2 uur uitstelbare, zware huishoudelijke taken en 3 uur lichte, niet uitstelbare huishoudelijke taken per week.

Daarnaast kunnen zij eventuele jongere gezinsleden veren en begeleiden. Vanaf 23 jaar wordt iemand geacht de huishoudelijke taken volledig over te nemen.

Kinderen jonger dan 23 jaar

Of en in welke mate de kinderen en jongvolwassenen in het huishouden betrokken worden in het overnemen van taken, is afhankelijk van de specifieke situatie en derhalve maatwerk. Ook het sociale netwerk van het gezin wordt betrokken.

Gebruikelijke hulp van ouders voor kinderen met een normaal ontwikkelingsprofiel in

verschillende levensfasen van het kind

Kinderen 0 tot 3 jaar

  • -

    Hebben bij alle activiteiten hulp van een ouder nodig;

  • -

    Ouderlijk toezicht is zeer nabij nodig;

  • -

    Zijn in toenemende mate zelfstandig in bewegen en verplaatsen;

  • -

    Hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • -

    Hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Kinderen van 3 tot 5 jaar

  • -

    Kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan binnenshuis korte tijd op gehoorafstand (bijvoorbeeld de ouder kan de was ophangen in een andere kamer);

  • -

    Hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • -

    Kunnen zelf zitten, en op gelijkvloerse plaatsen zelf staan en lopen;

  • -

    Ontvangen zindelijkheidstraining van ouders/verhulpers;

  • -

    Hebben gedeeltelijk hulp en volledig stimulans en toezicht nodig bij aan- en uitkleden, eten en wassen, in- en uit bed komen, dag- en nachtritme en dagindeling bepalen;

  • -

    Hebben begeleiding nodig bij hun spel en vrijetijdsbesteding;

  • -

    Zijn niet in staat zich zonder begeleiding in het verkeer te begeven;

  • -

    Hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Kinderen van 5 tot 12 jaar

  • -

    Kinderen vanaf 5 jaar hebben een reguliere dagbesteding op school, oplopend van 22 tot 25 uur per week;

  • -

    Kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan op enige afstand (bijvoorbeeld het kind kan buitenspelen in de directe omgeving van de woning als de ouder thuis is);

  • -

    Hebben toezicht nodig en nog maar weinig hulp bij hun persoonlijke verzorging;

  • -

    Hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • -

    Zijn overdag zindelijk, en „s nachts merendeels ook; ontvangen zo nodig zindelijkheidstraining van de ouders/verzorgers;

  • -

    Hebben begeleiding van een volwassene nodig in het verkeer wanneer zij van en naar school, activiteiten ter vervanging van school of vrijetijdsbesteding gaan.

  • -

    Hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Kinderen van 12 tot 18 jaar

  • -

    Hebben geen voortdurend toezicht nodig van volwassenen;

  • -

    Kunnen vanaf 12 jaar enkele uren alleen gelaten worden;

  • -

    Kunnen vanaf 16 jaar dag en nacht alleen gelaten worden;

  • -

    Kunnen vanaf 18 jaar zelfstandig wonen;

  • -

    Hebben bij hun persoonlijke verzorging geen hulp en maar weinig toezicht nodig;

  • -

    Hebben tot 18 jaar een reguliere dagbesteding op school/opleiding;

  • -

    Hebben begeleiding en stimulans nodig bij ontplooiing en ontwikkeling (bijvoorbeeld huiswerk of het zelfstandig gaan wonen);

  • -

    Hebben tot 17 jaar een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

  • 3.

    Gebruikelijke hulp bij de functies Persoonlijke Verzorging en Begeleiding

Dit hoofdstuk heeft specifiek betrekking op het bepalen van gebruikelijke hulp bij de functies Persoonlijke Verzorging (PV) en Begeleiding (BG). De richtlijn is gebaseerd op de voormalige Beleidsregels indicatiestelling AWBZ van VWS. Vanuit het oogpunt van continuïteit worden deze beleidsregels nu opgenomen in voorliggende richtlijn.

Voor zover het gebruikelijk is dat partners, ouders, inwonende kinderen en/of andere huisgenoten elkaar bepaalde zorg bieden, is de ondersteuningsbehoevende niet aangewezen op gemeentelijke maatwerkondersteuning wat betreft de functies Persoonlijke Verzorging en Begeleiding. Het hangt af van de sociale relatie welke zorg mensen elkaar moeten bieden. Hoe intiemer de relatie, des te meer zorg mensen elkaar horen te geven. Als het gebruikelijk is dat mensen in een bepaalde relatie elkaar zorg bieden, bijvoorbeeld ouders aan hun kinderen, is dat niet vrijblijvend met betrekking tot de aanspraak op gemeentelijke maatwerkondersteuning.

Hoofdregels gebruikelijke hulp PV en BG

Bij gebruikelijke hulp wordt een onderscheid gemaakt in kortdurende en langdurige situaties. Dit onderscheid is eerder in de richtlijn reeds omschreven en geldt ook voor PV en BG.

Algemeen aanvaarde maatstaven:

  • -

    In kortdurende situaties moet alle PV en BG door de gebruikelijke helper worden geboden.

  • -

    In langdurige situaties is de zorg waarvan kan worden gezegd dat deze op basis van algemeen aanvaarde maatstaven door de sociale omgeving (ouders, partners, volwassen inwonende kinderen en andere volwassen huisgenoten) aan de ondersteuningsbehoevende moet worden geboden gebruikelijke hulp.

Hieronder een schematische weergave van de hoofdregels gebruikelijke hulp. De inhoud van dit schema wordt in de rest van het hoofdstuk verder uitgeschreven.

Kortdurende situatie

Langdurige situatie

Partners onderling

-Alle PV

-Alle BG

-Gebruikelijke BG

Ouders aan kinderen

-Alle PV

-Alle BG

-Beschermende woonomgeving

-Gebruikelijke PV

-Gebruikelijke VP

-G ebruikelijke BG

-Beschermende woonomgeving

Volwassen inwonende kinderen en/of andere volwassen huisgenoten onderling

-Alle BG

-Gebruikelijke BG

Kortdurende situatie

Langdurige situatie

Afweging gebruikelijke en bovengebruikelijke hulp

Bij gebruikelijke hulp wordt gekeken naar wat aan tijdsbesteding bij die activiteit bij een gezond persoon gebruikelijk is. Daarbij omvat gebruikelijke hulp de zorg die iedereen nodig heeft (wassen, eten en dergelijke) maar ook de zorg die deze activiteiten in verband met gezondheidsproblemen vervangt.

Van bovengebruikelijke hulp is sprake wanneer mensen elkaar bij ziekte of handicap langdurig meer zorg bieden dan wat binnen de sociale relatie gewoon is. Voorbeeld: het is niet gebruikelijk dat een volwassene langdurig hulp nodig heeft bij de toiletgang. Hier is dus sprake van bovengebruikelijke hulp.

Algemene uitzonderingen op het bieden van gebruikelijke hulp aan volwassenenen kinderen voor de functies PV en BG

  • 1.

    Voor zover een partner, ouder, volwassen kind en/of elke andere volwassen huisgenoot geobjectiveerde beperkingen heeft en/of kennis/vaardigheden mist om gebruikelijke persoonlijke verzorging, en/of begeleiding voor de ondersteuningsbehoevende uit te voeren en deze vaardigheden niet kan aanleren, wordt van hen geen bijdrage verwacht. De betreffende ondersteuning kan worden geïndiceerd. Geobjectiveerde beperkingen zijn beperkingen gerelateerd aan gezondheidsproblemen. De reden dat de gebruikelijke helper de vaardigheden niet kan aanleren, moet worden gemotiveerd.

  • 2.

    Voor zover een partner, ouder, volwassen kind en/of andere volwassen huisgenoot overbelast is of dreigt te raken, wordt van hem geen gebruikelijke persoonlijke verzorging en/of begeleiding verwacht, totdat deze dreigende overbelasting is opgeheven. Er kan in een dergelijke situatie in eerste instantie enkel een kortdurende indicatie worden afgegeven. Hierbij geldt het volgende:

    • a.

      Wanneer voor de partner, ouder, volwassen kind en/ of andere volwassen huisgenoot eigen mogelijkheden en/of voorliggende voorzieningen zijn om de (dreigende) overbelasting op te heffen moeten deze eigen mogelijkheden en/of voorliggende voorzieningen hiertoe worden aangewend. Als er sprake is van (dreigende) overbelasting vanwege het zelf leveren van geïndiceerde ondersteuning/zorg moet men die overbelasting opheffen door deze ondersteuning/zorg door (andere) hulpverleners uit te laten voeren/in te kopen;

    • b.

      Voor zover de (dreigende) overbelasting wordt veroorzaakt door maatschappelijke activiteiten buiten de gebruikelijke persoonlijke verzorging en/of begeleiding, wel of niet in combinatie met een fulltime school- of werkweek, gaat het verlenen van gebruikelijke persoonlijke verzorging en/of begeleiding voor op die maatschappelijke activiteiten.

  • 3.

    Voor zover de ondersteuningsbehoevende zich in de terminale levensfase bevindt, wordt geen bijdrage verwacht van een partner, ouder, kind en/of andere huisgenoot.

Persoonlijke Verzorging

Partners onderling

Kortdurende situaties

Van partners wordt verwacht dat zij elkaar Persoonlijke Verzorging bieden als er sprake is van een kortdurende zorgsituatie (hierbij gaat het over het algemeen over een periode van maximaal drie maanden) met uitzicht op een dusdanig herstel van het gezondheidsprobleem en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van de ondersteuningsbehoevende, dat maatwerkondersteuning daarna niet langer is aangewezen. Bijvoorbeeld wanneer de partner een been breekt.

Deze zorg valt buiten de aanspraken van de gemeentelijke ondersteuningsplicht. De zorgplicht van partners onderling betreft de persoonlijke, lichaamsgebonden zorg in de vorm van assistentie bij, of overname van alle activiteiten die onder de functie PV vallen. Maar ook aandacht en begeleiding bij een aandoening horen hierbij. Cliëntsoevereiniteit behoort bij partners onderling niet tot de categorie uitzonderingen en is daarom hier niet van toepassing, ook niet vanwege geloofsovertuiging, culturele achtergrond of binnen een gezinssituatie waarin partners ruzie hebben.

Langdurende situaties

Als vanaf de start van de zorgsituatie duidelijk is dat de zorgsituatie een langdurig karakter heeft, is er geen sprake van gebruikelijke hulp. Er hoeft dan dus niet eerst drie maanden “gebruikelijke hulp” door partners geleverd te worden, alvorens maatwerkondersteuning kan worden geïndiceerd.

Volwassen inwonende kinderen en/of andere volwassen huisgenoten onderling

Persoonlijke Verzorging van volwassen inwonende kinderen en andere volwassen huisgenoten, anders dan partners onderling, is geen gebruikelijke hulp.

Partners onderling en volwassen inwonende kinderen en/of andere volwassen huisgenotenonderling

Aanleren aan derden

Het aanleren van handelingen op het gebied van Persoonlijke Verzorging aan derden (familie, vrienden) is gebruikelijke hulp. Als anderen dan de gebruikelijke helper de handelingen uitvoeren als de gebruikelijke helper niet aanwezig is, wordt van de gebruikelijke helper verwacht dat hij die handelingen zelf aan de desbetreffende persoon aanleert.

Begeleiding

Partners onderling, ouders en volwassen inwonende kinderen en/of andere volwassenhuisgenoten onderling

Kortdurende situaties

Alle begeleiding van de ondersteuningsbehoevende door de partner, ouder, volwassen kind en/of elke andere volwassen huisgenoot is gebruikelijke hulp als er sprake is van een kortdurende zorgsituatie met uitzicht op een dusdanig herstel van het gezondheidsprobleem en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van de ondersteuningsbehoevende, dat maatwerkondersteuning daarna niet langer is aangewezen. Daarbij gaat het over het algemeen over een periode van maximaal drie maanden.

Langdurige situaties

Als het gaat om een chronische situatie is de Begeleiding van een volwassen ondersteuningsbehoevende gebruikelijke hulp wanneer die Begeleiding naar algemeen aanvaarde maatstaven door partner, ouder, inwonend kind en/of andere huisgenoot in de persoonlijke levenssfeer onderling aan elkaar moet worden geboden. Het gaat hierbij in ieder geval om de volgende vormen van begeleiding aan een ondersteuningsbehoevende:

  • -

    Het geven van BG aan een ondersteuningsbehoevende op het terrein van de maatschappelijke participatie.

  • -

    Het begeleiden van ondersteuningsbehoevende bij het normaal maatschappelijk verkeer binnen de persoonlijke levenssfeer zoals het bezoeken van familie/vrienden, huisarts, enzovoort.

  • -

    Het bieden van hulp bij of het overnemen van taken die bij een gezamenlijk huishouden horen, zoals het doen van de administratie. Dit kan worden overgenomen door een niet -beperkte huisgenoot wanneer die taak altijd door de nu beperkte ondersteuningsbehoevende werd uitgevoerd.

Aanleren aan derden

Het leren omgaan van derden (familie/vrienden) met de ondersteuningsbehoevende is gebruikelijke hulp.

4.Richtlijn bij (dreigende) overbelasting van partner, ouder, volwassen kinden/of andere huisgenoten

Algemeen

De zorg voor een ziek kind of een zieke partner, kan zo zwaar worden dat van overbelasting sprake is. In de meeste gevallen is de bovengebruikelijke hulp die geïndiceerd wordt voldoende om deze overbelasting te voorkomen. Maar soms blijkt deze geïndiceerde hulp niet voldoende te zijn. In zulke gevallen kan de gebruikelijke Persoonlijke Verzorging en/of Begeleiding zo nodig geheel of gedeeltelijk geïndiceerd worden. Voor het bieden van een beschermende woonomgeving blijven ouders, ook bij overbelasting, zelf verantwoordelijk.

Beoordeling van overbelasting

Aan het indiceren van gebruikelijke hulp gaat het beoordelen van de overbelasting vooraf.

Overbelasting wijst op een verstoring van het evenwicht tussen draagkracht en draaglast waardoor fysieke en/of psychische klachten ontstaan. Tekort schieten van het “coping mechanisme”kan er de oorzaak van zijn; emotionele labiliteit en slapeloosheid het gevolg. Naast de aard en ernst van de overbelasting wordt ook onderzocht of deze komt doordat er iets met de gebruikelijke helper zelf aan de hand is (draagkracht vermindering) en/of dat deze gevolg is van de ernst van de ziekte van het kind of de partner (draaglast verhoging).

De vraag is of in individuele situaties van een uitzondering sprake is op grond waarvan toch gebruikelijke hulptaken moeten worden overgenomen. Eén van de redenen daarvoor kan zijn dat degenen van wie wordt verwacht dat zij taken overnemen, overbelast zijn (geraakt) en niet meer in staat zijn de gebruikelijke hulp te leveren. Steeds moet duidelijk zijn hoe de overbelasting zich uit en wat deze inhoudt. De met de overbelasting gepaard gaande klachten moeten duidelijk beschreven worden. In voorkomende gevallen kan het opnemen van contact met de huisarts over de ouder, partner of huisgenoot helpen om een oordeel te vormen. Soms is het duidelijk dat de ouder, partner of huisgenoot overbelast is, maar soms ook niet. Er bestaat niet één, simpel af te nemen test, die hierover direct uitsluitsel geeft. Wel gebruiken behandelaars en hulpverleners vragenlijsten waarmee overbelasting (mede) onderbouwd kan worden. Niet alleen de omvang van de zorgtaken, maar ook de leveringsvoorwaarde van de zorg zijn van invloed op de belastbaarheid van de gebruikelijke helper. Met andere woorden: het uitvoeren van enkele zorgtaken op vooraf afgesproken momenten is vaak minder belastend dan het uitvoeren van dezelfde zorgtaken waarbij continue aanwezigheid en alertheid van de gebruikelijke helper noodzakelijk is.

Klachten en symptomen die bij een aanpassingsstoornis (DSM-IV-TR) optreden, kunnen opoverbelasting wijzen zonder dat van een stoornis in psychiatrische zin sprake hoeft te zijn.

Het gaat om klachten en symptomen zoals:

  • -

    angst of gespannenheid: nervositeit, onrust, rusteloosheid, slecht slapen;

  • -

    depressie: hopeloosheid, huilbuien, somberheid;

  • -

    gedragsproblemen: negeren van normen en regels, onaangepast gedrag;

  • -

    gecombineerd emotioneel en gedragsgestoord: depressie en/of angst gecombineerd met een gedragsstoornis of onaangepast gedrag;

  • -

    lichamelijke klachten, verminderde prestaties of concentratieproblemen.

Er moet een verband zijn tussen de overbelasting en de zorg die iemand (aan partner of kind) biedt.

Bij overbelasting door een dienstverband van teveel uren of als gevolg van spanningen op het werk, zal de oplossing in de eerste plaats gezocht moeten worden in minder uren gaan werken of aanpak van de spanningen op het werk. Steeds zal daarom moeten worden aangegeven dat, wanneer de overbelasting bijvoorbeeld door het herinrichten van het huiselijk leven en/of werk kan worden teruggedrongen, dit dan ook van een ouder, partner of huisgenoot wordt verwacht. Wanneer de geldigheidsduur van het besluit verlopen is en een herindicatie wordt aangevraagd, zal worden gekeken of en welke inspanningen zijn gedaan om de overbelasting terug te dringen.