Regeling vervallen per 01-01-2021

Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Onderbanken 2017

Geldend van 01-01-2017 t/m 31-12-2020

Intitulé

Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Onderbanken 2017

Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Onderbanken 2017

Het College van de gemeente Onderbanken

Gelet op het bepaalde in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

Gezien de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Onderbanken 2015

overwegende dat het noodzakelijk is om burgers te ondersteunen als zij dusdanige beperkingen ondervinden bij hun maatschappelijke participatie en zelfredzaamheid dat zij niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg, met hulp van het sociale netwerk of met gebruikmaking van algemene voorzieningen hierin geheel of gedeeltelijk kunnen voorzien;

overwegende dat het noodzakelijk is om burgers met psychische of psychosociale problemen en burgers die de thuissituatie hebben verlaten, al dan niet in verband met risico's voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, te ondersteunen bij het zich handhaven in de samenleving als zij niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg , of met hulp van het sociale netwerk of met gebruikmaking van algemene voorzieningen hierin geheel of gedeeltelijk kunnen voorzien;

overwegende dat het noodzakelijk is om nadere regels op te stellen met betrekking tot de invulling van de plicht tot ondersteuning, gelet op de artikelen 2.1.1 en 2.3.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

b e s l u i t :

In te trekken de nadere regels maatschappelijke ondersteuning 2016 vastgesteld op 30 december 2015,

Vast te stellen:

Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Onderbanken 2017

Artikel 1. Begripsbepalingen

De in deze nadere regels gebruikte begrippen die niet in dit artikel zijn gedefinieerd, hebben de betekenis zoals beschreven in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de Algemene wet bestuursrecht of de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015.

  • a.

    Centraal Administratiekantoor (CAK): publieke dienstverlener die in opdracht van het Ministerie van VWS voor het college de eigen bijdrage in het kader van de Wmo berekent, oplegt en int;

  • a.

    Gesprek: ‘keukentafel’-gesprek t.b.v. onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

  • a.

    Goedkoopst adequate voorziening: een voorziening die doelmatig/effectief en doeltreffend/efficiënt is;

  • a.

    Professionele hulp: hulp die wordt geleverd door een onderneming, ingeschreven in het handelsregister, of door een BIG-geregistreerd persoon;

  • a.

    Verordening: Verordening maatschappelijke ondersteuning Gemeente Onderbanken 2015;

  • a.

    Zelfredzaamheid-Matrix (ZRM): methode om de mate van zelfredzaamheid van de cliënt te meten;

  • a.

    Zorg in Natura (ZIN): Zorg/diensten/ondersteuning geleverd door een gemeentelijk gecontracteerde zorgaanbieder, leverancier en/of ketenpartner van een woningcoöperatie.

ARTIKEL 2. TOEPASSINGSBEREIK

Deze nadere regels zijn van toepassing op maatschappelijke ondersteuning, voor zover deze betrekking heeft op de zelfredzaamheid en participatie van ingezetenen van de gemeente Onderbanken, zoals bedoeld in artikel 1.1.1 lid 1 van de wet, met uitzondering van Beschermd wonen en Opvang. Op beschermd wonen en opvang zijn de nadere regels WMO Opvang en Beschermd Wonen gemeente Onderbanken van toepassing.

Zelfredzaamheid- en participatieproblemen kunnen betrekking hebben op:

  • A.

    Wonen, en het voeren van een gestructureerd huishouden inclusief persoonlijke begeleiding

  • A.

    Het zich verplaatsen in en nabij de woning en vervoer in de woon- en leefomgeving ten behoeve van het aangaan van sociale verbanden (maatschappelijk, recreatief, sportief en religieus).

  • A.

    Dagbesteding en kortdurend verblijf;

Hoofdstuk I. TOEGANGSPROCEDURE MAATWERKVOORZIENING

De volgende artikelen vormen de basis voor een zorgvuldige toegangsprocedure tot een maatwerkvoorziening binnen de Wmo.

ARTIKEL 3. MELDING

  • 1.

    Een melding kan schriftelijk, telefonisch, fysiek bij het loket of per e-mail worden gedaan. Burgers die een melding doen, kunnen zelf een keuze maken wie zij ter ondersteuning willen meenemen bij het gesprek. Voor burgers die zelf geen cliëntondersteuning kunnen organiseren heeft het college CMWW en MEE ingehuurd.

  • 1.

    Wanneer de melding verband houdt met een behoefte aan Beschermd wonen of Opvang dan is hierop van toepassing het meldingsprotocol van de centrumgemeente Heerlen respectievelijk het Regionaal Team Opvang en Beschermd Wonen (TOBW).

  • 1.

    In spoedeisende gevallen als bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet neemt het college na de melding onverwijld een beslissing tot verstrekking - altijd in natura - van een tijdelijke maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek en een aanvraag als vervolg op de (spoed)melding van belanghebbende, indien noodzakelijk.

ARTIKEL 4. ONDERZOEK

  • 1.

    Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, a t/m j van de wet, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over belanghebbende en zijn situatie; daartoe wordt zo spoedig mogelijk een afspraak voor een gesprek gemaakt.

  • 1.

    Het college informeert belanghebbende voorafgaand aan het onderzoek over het proces, diens rechten (zoals gratis, onafhankelijke cliëntondersteuning) en plichten en de vervolgprocedure en vraagt belanghebbende toestemming om zijn persoonsgegevens te verwerken.

  • 1.

    Het college maakt gebruik van de werkwijze 1 gezin, 1 plan, 1 regisseur waarin de zelfredzaamheidsmatrix is opgenomen om de onderdelen van het onderzoek in kaart te brengen.

  • 1.

    Het college vraagt advies van een onafhankelijk extern medisch adviesorgaan indien:

    • te verwachten is dat een aanvraag om medische reden zal worden afgewezen;

    • er twijfel bestaat omtrent de beperking.

ARTIKEL 5. VERSLAG

Het college verstrekt binnen de daarvoor geldende wettelijke termijn van 6 weken, aan belanghebbende een schriftelijk verslag, zijnde het ondersteuningsplan, waarin een combinatie van maatwerk-voorzieningen en afspraken is vastgelegd.

ARTIKEL 6. AANVRAAG

  • 1.

    Een plan kan pas als aanvraag als bedoeld in artikel 8.3 en 8.4 van de Verordening worden aangemerkt als het door belanghebbende ondertekend retour wordt gestuurd; tenzij het onderzoek niet binnen 6 weken is afgerond.

  • 1.

    Indien belanghebbende niet kan instemmen met de inhoud van het plan dient dit kenbaar te worden gemaakt bij de zelfredzaamheidscoach.

  • 1.

    Indien belanghebbende minderjarig is dan is ondertekening door de gezaghebbende ouder(s) vereist.

ARTIKEL 7. BESLUIT EN BEZWAAR

  • 1.

    Het college beslist binnen de wettelijk vastgestelde termijn (artikel 2.3.5 lid 2 van de Wet) na ontvangst van de aanvraag.

  • 1.

    Verlenging van de beslistermijn is mogelijk mits belanghebbende hierover tijdig op de hoogte is gesteld.

Hoofdstuk II. CRITERIA VOOR MAATWERKVOORZIENINGEN ter ondersteuning van zelfredzaamheid en participatie

A.WONEN en huishoud ing INCLUSIEF BEGELEIDING

ARTIKEL 8. OMVANG HULP BIJ HUISHOUDEN

  • 1.

    Ter uitvoering van de in artikel 2, sub a genoemde ondersteuning bij het voeren van een huishouden, wordt uitgegaan van een schoon en verzorgd huis waarbij onderscheid wordt gemaakt in:

    • a.

      Het schoonhouden van de woning.

    • a.

      Het organiseren van het huishouden (de zogenaamd plus-variant): naast de onder sub a. bedoelde huishoudelijke werkzaamheden, tevens de organisatie van het huishouden indien belanghebbende niet zelf de regie kan voeren dan wel dat er binnen de leefeenheid kinderen van jonger dan 12 jaar zijn.

  • 1.

    Licht en zwaar huishoudelijk werk dient op de gebruikelijke wijze te kunnen worden uitgevoerd opdat het resultaat van een schoon en verzorgd huis kan worden bereikt, waarbij algemeen gangbare huishoudelijke apparatuur beschikbaar dient te zijn.

  • 1.

    Woonruimten die onder de compensatieplicht vallen zijn in elk geval die ruimten die op het niveau sociale woningbouw voor dagelijks gebruik noodzakelijk zijn, in het bijzonder de keuken, de badkamer, het separaat toilet, woonkamer, slaapkamer(s) en gang.

  • 1.

    Niet voor dagelijks gebruik en daardoor uitgesloten zijn in ieder geval: de zolder, de kelder, de tuin.

artikel 9. kortdurende hulp bij het huishouden

  • 1.

    In afwijking op het bepaalde in artikel 10 lid 2 sub a van de Verordening kan het college in de volgende gevallen tijdelijk hulp bij het huishouden verstrekken:

    • a.

      bij het ontbreken van alternatieve opvangmogelijkheden voor kinderen of indien sprake is van een acute noodsituatie ter overbrugging van die noodsituatie;

    • a.

      bij een plotseling opkomende niet structurele behoefte aan hulp bij de huishouding kan tijdelijk ondersteuning worden geboden;

    • a.

      bij (dreigende) overbelasting kan er tijdelijk ondersteuning worden geboden, totdat er eigen oplossingen voorhanden zijn om het probleem op te lossen.

    • a.

      In geval belanghebbende een zeer korte levensverwachting heeft, kan er ter verlichting van de belasting van de leefeenheid van belanghebbende door het college ondersteuning worden geboden.

  • 1.

    Indien aannemelijk is dat huisgenoten geen of onvoldoende ervaring hebben in de huishouding dan kan het college ter overbrugging tot belanghebbende de vaardigheden heeft verworven voor maximaal 6 weken hulp bij de huishouding verstrekken om de taken aan te leren.

ARTIKEL 10. BEGRENZING VAN DE ONDERSTEUNING en HHT

  • 1.

    Voor het bepalen van de mate waarin ondersteuning bij het huishouden noodzakelijk is, wordt gebruik gemaakt van de op het CIZ-protocol gebaseerde ‘Richtlijn voor toekenning van een maatwerkvoorziening ter ondersteuning van zelfredzaamheid en participatie Wmo’.

  • 1.

    Door begrenzing van ondersteuning als gevolg van de Wmo 2015 en het aflopen van de HHT-regeling 2015-2016 is voor cliënten met een beschikking voor huishoudelijke zorg aanvullende ondersteuning mogelijk. Zie hiervoor de ‘Uitvoeringsregeling Huishoudelijke Hulp Toelage-HHT Gemeente Onderbanken 2017-2018’.

Artikel 11. maatwerk ten behoeve van een geschikte woning

  • 1.

    Indien de ongeschiktheid van de woning is vastgesteld, wordt in alle gevallen de optie ‘verhuizen’ met belanghebbende besproken.

  • 1.

    Indien belanghebbende niet wil verhuizen en de kosten van de maatwerkvoorziening bedragen minder dan € 6.500 voor de inpandige aanpassing van de woning en niet meer dan €3.000 voor het bezoekbaar maken, dan zal de woning worden aangepast.

  • 1.

    Indien de kosten van de woningaanpassing € 6.500 of meer bedragen, dan dient belanghebbende te verhuizen naar een voor hem geschikte en beschikbare woning die voldoet aan het programma van eisen (primaat van verhuizing).

  • 1.

    Op het moment dat het primaat van verhuizing is opgelegd wordt zowel door het college, de coöperatie(s) als de belanghebbende zelf binnen een termijn van maximaal 6 maanden, een geschikte woning gezocht. Als uitgangspunt geldt dat een woning in een straal van 15 kilometer, gemeten vanaf het woonadres, als geschikt wordt aangemerkt. Indien niet binnen 6 maanden na het verhuisprimaat een geschikte woonruimte beschikbaar is, komt belanghebbende in aanmerking voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een woningaanpassing.

  • 1.

    In afwijking van het gestelde in lid 3 kan belanghebbende in aanmerking komen voor aanpassing van de woning indien:

    • a.

      de belanghebbende in afwachting van een geschikte en beschikbare woning, niet meer in de eigen woning kan blijven wonen;

    • a.

      er medische redenen zijn waarom een verhuizing niet mogelijk is;

    • a.

      er andere redenen zijn waardoor het redelijkerwijs niet van belanghebbende kan worden gevergd om te verhuizen.

  • 1.

    Indien bij een opgelegd primaat van verhuizing belanghebbende om een of meerdere buiten de wet gelegen redenen niet wenst te verhuizen en daartoe ook geen aantoonbare stappen heeft ondernomen, terwijl er naar verwachting een geschikte woning binnen 6 maanden beschikbaar zal zijn, kan het college besluiten geen verdere ondersteuning bij woningaanpassing te bieden.

Artikel 12. Procedure bij maatwerkvoorzieningen tBV een geschikte woning

  • 1.

    Indien een bouwkundige of woon-technische maatwerkvoorziening t.b.v. een geschikte woning noodzakelijk is en die voorziening, als geheel, is opgenomen in de Scio-lijst (lijst van standaard woonvoorzieningen met prijsopgave) dan kan die voorziening tegen het in die lijst opgenomen maximale bedrag worden verstrekt zonder dat belanghebbende voorafgaand een offerte behoeft te overleggen. Indien de voorziening niet of niet geheel in de Scio-lijst (zie bijlage 5) is opgenomen, dient belanghebbende voorafgaand tenminste een offerte, en indien belanghebbende tevens eigenaar van de woning is, ten minste twee offertes aan het college te overleggen, afkomstig van ondernemingen die aan het door het college te stellen eisen voldoen. Uitgangspunt blijft de goedkoopst adequate voorziening als bedoeld in artikel 23 van deze Nadere regels.

  • 1.

    Een uitbreiding van de woning is slechts mogelijk indien een inpandige woningaanpassing technisch niet mogelijk is, dan wel niet de goedkoopste adequate oplossing is.

  • 1.

    Een uitbreiding van een huurwoning is slechts mogelijk indien vooraf vaststaat dat de huurwoning opnieuw beschikbaar komt voor personen die in aanmerking komen voor een gelijksoortige maatwerkvoorziening.

  • 1.

    Indien een herbruikbare losse unit bij een eigen woning de goedkoopste adequate oplossing is, dan kan het college hiertoe beslissen.

  • 1.

    Bij elke bouwkundige, niet-bouwkundige en/of woon-technische maatwerkvoorziening wordt in een door het college vast te stellen programma van eisen bepaald aan welke eisen de voorziening moet voldoen om in aanmerking te komen voor een toekenning/vergoeding.

  • 1.

    De woonvoorziening in een huurwoning wordt alleen beschikbaar gesteld als zorg in natura. Het daarmee gemoeide bedrag wordt betaalbaar gesteld aan de eigenaar van de woonruimte dan wel op verzoek van de eigenaar aan de aannemer die de aanpassing realiseert.

Artikel 13. Weigeringsgronden bij maatwerkvoorzieningen tBV een geschikte woning

Een maatwerkvoorziening wordt geweigerd indien:

  • a.

    aan de door het college aangewezen personen geen toegang wordt verleend tot de woonruimte van belanghebbende dan wel geen toegang tot de nieuw te betrekken woning wordt verleend;

  • a.

    geen inzage wordt geboden in de bescheiden en tekeningen welke betrekking hebben op de maatwerkvoorziening;

  • a.

    geen of onvoldoende gelegenheid wordt geboden om vast te stellen of wordt voldaan aan het programma van eisen;

  • a.

    niet die informatie wordt verstrekt die nodig is om de kosten van de maatwerkvoorzieningen c.q. aanpassingen te kunnen beoordelen;

  • a.

    zonder (voorafgaande) toestemming van het college wordt afgeweken van het programma van eisen dan wel van de werkzaamheden zoals omschreven in de aan het college overgelegde bouwtekening;

  • a.

    de maatwerkvoorzieningen c.q. aanpassingen aan de woning in strijd zijn met de geldende bouwvoorschriften;

  • a.

    de offerte niet voldoet aan de door het college gestelde eisen.

Artikel 14. Financiële Terugvordering van maatwerkvoorzieningen tbv een geschikte woning bij verkoop

  • 1.

    De eigenaar en/of bewoner, die op grond van de wet een maatwerkvoorziening heeft ontvangen voor een woningaanpassing en die binnen een periode van tien jaar na de datum van gereedmelding van de werkzaamheden de woning verkoopt, is gehouden om binnen één week na het passeren van de akte van verkoop het college hiervan schriftelijk op de hoogte te stellen.

  • 1.

    Het college vordert overeenkomstig artikel 14, lid 2 en 4 van de Verordening, van de maatwerkvoorziening, zijnde een bouwkundige of woon-technische woonvoorziening, met aftrek van de reeds betaalde eigen bijdrage, de volgende bedragen per jaar terug:

    • a.

      In het eerste jaar 100% van het bedrag van de woonvoorziening;

    • a.

      In het tweede jaar 90% en in het derde tot en met het tiende jaar in aflopende zin telkens 10% minder dan in het voorgaande jaar.

  • 1.

    De periode waarover de terugvordering als bedoeld in het tweede lid geldt, gaat in op de datum van gereedmelding van de woonvoorziening door de belanghebbende aan het college.

Artikel 15. Onderhoud, keuring en reparatie

De kosten van onderhoud, keuring en reparatie van een verstrekte maatwerkvoorziening ten behoeve van een geschikte woning worden niet verstrekt indien:

  • a.

    De woning is overgedragen aan een andere persoon dan belanghebbende waaraan de maatwerk-voorziening is toegekend en/of is verstrekt, zonder dat daar een indicatie voor is vastgesteld.

  • a.

    De maatwerkvoorziening is afgeschreven.

  • B.

    VERVOER

Artikel 16. Het zich verplaatsen in en om de woning

  • 1.

    Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 2 onder b: het zich verplaatsen in, om en nabij de woning, geldt als te behalen resultaat dat belanghebbende in staat is in huis door middel van een te verstrekken maatwerkvoorziening de woonkamer, het slaapvertrek, het toilet, de douche, de keuken en de tuin te bereiken en zich daar zodanig te kunnen redden dat zelfstandig functioneren mogelijk is.

  • 1.

    Indien een medische noodzaak wordt vastgesteld voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een rolstoel, kan het college deze aan belanghebbende verstrekken.

  • 1.

    Het college bepaalt aan de hand van een op te stellen programma van eisen aan welkefunctionaliteiten de rolstoelvoorziening dient te voldoen.

  • 1.

    Indien aan belanghebbende een rolstoelvoorziening in natura wordt verstrekt, worden de van toepassing zijnde kosten van huur, onderhoud, keuring, reparatie en verzekering door het college conform het leveringscontract rechtstreeks aan de leverancier betaald.

Artikel 17. Het verplaatsen in de woon- en leefomgeving per vervoermiddel

  • 1.

    Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 2 sub b.: het zich verplaatsen in de woon- en leefomgeving, geldt als te bereiken resultaat: het zich lokaal/regionaal kunnen verplaatsen per vervoermiddel in de eigen woon- en leefomgeving met een straal van maximaal 20 kilometer/5 ov-zones rond de woning.

  • 1.

    Een maatwerkvoorziening in de vorm van Collectief Vraagafhankelijk Vervoer (CVV) gaat voor op een andere maatwerkvoorziening ten aanzien van verplaatsen en vervoer.

  • 1.

    Een belanghebbende kan voor een andere maatwerkvoorziening gericht op vervoer dan het in het tweede lid genoemde CVV, in aanmerking komen indien:

    • a.

      door aantoonbare beperkingen het gebruik van het CVV onmogelijk is;

    • a.

      dit bij een zeer beperkte loopafstand als aanvulling op het gebruik van het CVV noodzakelijk is.

  • 1.

    Indien een individueel toepasbare collectieve vervoersvoorziening niet of niet voldoende de beperkingen van belanghebbende compenseert, kan belanghebbende in aanmerking komen voor:

    a.Een aanpassing van de eigen auto éénmaal per 5 jaar met een maximum bedrag van € 6.148,95 voor een auto incl. rolstoelvervoer en € 3.074,50 voor een auto excl. rolstoelvervoer.

Deze maatwerkvoorziening wordt enkel verstrekt indien de auto niet ouder is dan 3 jaar en een kilometerstand heeft van maximaal 40.000 km.

    • a.

      Een bijdrage in de taxikosten (indien belanghebbende geen eigen auto heeft) van €1229,79 inclusief rolstoelvervoer en € 614,90,- exclusief rolstoelvervoer per jaar, met dien verstande dat indien de partner eveneens in aanmerking komt voor een bijdrage in de taxikosten, de hoogte van de bijdrage tezamen wordt bepaald op anderhalf maal het geldende bedrag.

    • a.

      Indien en voor zover belanghebbende door de aanpassing van de auto als bedoeld in lid 4, sub a. meer verzekeringspremie resp. motorrijtuigenbelasting dient te betalen, komen deze extra kosten voor vergoeding in aanmerking.

  • 1.

    Bij tussentijdse hernieuwde aanvraag voor een autoaanpassing wordt naar rato van de verstreken tijd een vergoeding verleend. Op de vergoeding wordt een korting toegepast gebaseerd op de eerdere vergoeding. De korting wordt niet toegepast indien de hernieuwde aanvraag een gevolg is van een calamiteit.

  • 1.

    Indien belanghebbende voor het kunnen aangaan van sociale verbanden uitsluitend is aangewezen op een sportvoorziening en alleen door deze voorziening zijn participatieprobleem kan oplossen, kan hij in aanmerking komen voor een sportvoorziening, waaronder een sportrolstoel, met een maximum bedrag van €2.700,- per 3 jaar voor aanschaf, onderhoud en reparatie.

  • 1.

    De aanvraag voor een individueel toepasbaar collectieve vervoersvoorziening voor een kind tot en met 11 jaar wordt afgewezen voor zover kan worden aangenomen dat het kind in de regel niet alleen met het openbaar vervoer reist of kan reizen.

Hoofdstuk III. PERSOONSGEBONDEN BUDGET (pgb)

ARTIKEL 18. VOORWAARDEN MAATWERKVOORZIENING in de vorm van PGB

  • 1.

    De verplichting tot het verstrekken van een pgb op grond van artikel 2.3.6 van de wet bestaat niet indien er naar het oordeel van het college zwaarwegende bezwaren bestaan om niet over te gaan tot verstrekking van het persoonsgebonden budget.

  • 1.

    Het college verstrekt alleen een PGB indien uit het persoonlijk plan blijkt dat belanghebbende de zorg in natura niet passend acht.

  • 1.

    In de beoordeling van een persoonlijk plan betrekt het college de volgende aspecten in haar overweging:

    • a.

      de benodigde ondersteuning is niet goed vooraf in te plannen;

    • a.

      de benodigde ondersteuning moet op ongebruikelijke tijden worden geleverd;

    • a.

      de benodigde ondersteuning moet op veel korte momenten per dag worden geboden;

    • a.

      de benodigde ondersteuning moet op verschillende locaties geleverd worden;

    • a.

      als het noodzakelijk is om 24 uur ondersteuning op afroep te organiseren;

    • a.

      als de ondersteuning door de aard van de beperking door een vaste hulpverlener moet worden geboden.

    • a.

      er reeds op grond van andere wetten een pgb toegekend is aan belanghebbende of zijn ouders.

Indien sprake is van één of meerdere genoemde punten, wordt dit gezien als voldoende motivering voor een pgb.

1.Het wederom verstrekken van een pgb voor een reeds eerder verstrekte soortgelijke voorziening kan slechts dan geschieden indien de economische afschrijvingstermijn, zoals deze geldt bij het verstrekken van een voorziening in natura, van de betreffende voorziening is verstreken en indien die voorziening niet meer adequaat is. Zie bijlage 3.

ARTIKEL 19. UITSLUITINGSCRITERIA VERSTREKKING PGB

  • 1.

    Verstrekking van een pgb blijft achterwege indien er duidelijk aanwijzingen zijn dat:

    • a.

      Belanghebbende problemen zal hebben bij het op een goede wijze omgaan met een pgb;

    • a.

      Belanghebbende niet of niet voldoende zal kunnen voldoen aan lopende of toekomstige financiële verplichtingen;

    • a.

      Door de verstrekking van het pgb het aanbod van de collectieve voorziening dermate onder druk komt te staan dat deze redelijkerwijs niet meer kan worden verstrekt.

  • 1.

    Verstrekking van een pgb voor hulpmiddelen blijft achterwege indien er duidelijk aanwijzingen zijn dat bij belanghebbende sprake is van een medische prognose, waarbij vaststaat dat iemands toestand zodanig zal verslechteren, en dat als gevolg daarvan een hulpmiddel slechts voor beperkte tijd zal volstaan. Dan is ZIN hierop van toepassing.

Artikel 20. De hoogte van een Pgb

  • 1.

    Het college stelt jaarlijks voor 1 oktober de pgb-tarieven vast voor het volgend kalenderjaar. De PGB tarieven voor 2017 zijn opgenomen in bijlage 1 van deze regels.

  • 1.

    Het bepalen van de hoogte van een pgb gebeurt met toepassing van de volgende regels:

    • a.

      Er is een door belanghebbende opgesteld persoonlijk plan over hoe hij het pgb gaat besteden c.q. welke persoon ingezet gaat worden om de ondersteuning te bieden;

    • a.

      Het pgb is toereikend om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot een maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken, en wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud, verzekering en reparatie.

    • a.

      Het pgb bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate voorziening in natura (ook wanneer dit een voorziening in natura op huurbasis is; inclusief reparatie, verzekering en onderhoud).

    • a.

      De kwaliteitseisen die aan zorg in natura worden gesteld zijn niet één op één ook aan de ondersteuning via het pgb te stellen. Het is voldoende als geconstateerd kan worden dat de ondersteuning in redelijkheid geschikt is voor het doel waarvoor het pgb is verstrekt.

ARTIKEL 21. VERANTWOORDING EN CONTROLE VAN HET PGB

  • 1.

    Een belanghebbende aan wie een pgb voor hulpmiddelen en/of niet bouwkundige woon-technische voorzieningen is toegekend, verstrekt binnen 6 maanden na het verlenen van de voorziening de hierop betrekking hebbende originele factuur aan het college. De voorwaarden voor verstrekking van een PGB zijn opgenomen in bijlage 2 van de regels.

  • 1.

    Aan wie een pgb als bedoeld in artikel 11 lid 2 voor een woningaanpassing is toegekend, dan wel de eigenaar van de woning, meldt zo mogelijk binnen een termijn van 12 maanden nadat de financiële bijdrage of het pgb is verleend, op basis van een door het college aan te reiken gereedmeldingsformulier, dat de woningaanpassing is gerealiseerd met overlegging van de hierop betrekking hebbende originele facturen;

  • 1.

    De vaststelling van de hoogte van het pgb vindt plaats nadat het gereedmeldingsformulier met bijbehorende facturen door het college is ontvangen en het college heeft vastgesteld dat de aanpassing heeft plaatsgevonden overeenkomstig het programma van eisen;

  • 1.

    Het college is bevoegd de belanghebbende bij een woningaanpassing, al dan niet gefaseerd, een voorschot te verlenen van maximaal 80% van het te verstrekken bedrag;

  • 1.

    Indien een pgb niet of niet voldoende wordt verantwoord, wordt het bedrag dat niet verantwoord is niet uitbetaald, dan wel indien betaling al heeft plaatsgevonden, van de aanvrager teruggevorderd.

  • 1.

    Verantwoording van het pgb voor hulp bij het huishouden, persoonlijke begeleiding, dagbesteding en kortdurend verblijf geschiedt op basis van het trekkingsrecht via de Sociale Verzekeringsbank (SVB).

  • 1.

    Het college onderzoekt uit oogpunt van kwaliteit periodiek en steekproefsgewijs of er volgens artikel 2.3.10 van de wet aanleiding is een beslissing aangaande een pgb te heroverwegen. De bestedingen en inzet van de pgb’s van budgethouders, ten aanzien waarvan door de Sociale Verzekeringsbank bijzonderheden worden gesignaleerd, worden in elk geval gecontroleerd.

Artikel 22. Uitbetaling PGB

  • 1.

    Het pgb voor hulp bij het huishouden, persoonlijke begeleiding, kortdurend verblijf, dagbesteding, eventueel al dan niet in combinatie met vervoer, wordt na toekenning, op basis van declaratie, op grond van artikel 2.6.2 van de Wet, uitgekeerd middels het trekkingsrecht door de Sociale Verzekeringsbank.

  • 1.

    Tussenpersonen of belangenbehartigers mogen niet uit het pgb worden betaald.

HOOFDSTUK iv. ALGEMEEN

Artikel 23. Goedkoopst adequaat

  • 1.

    Het college zet de goedkoopst adequate voorziening in.

  • 1.

    Indien belanghebbende een duurdere voorziening wenst dan de voorziening die het goedkoopst adequaat is, dan dient belanghebbende de meerkosten (inclusief de eventuele extra vervoerskosten en kosten voor onderhoud, verzekering e.d.) zelf te betalen, ongeacht ZIN of PGB.

ARTIKEL 24. KEUZEVRIJHEID

  • 1.

    Een maatwerkvoorziening wordt verstrekt in natura tenzij belanghebbende een gemotiveerd pgb-plan indient om de zorg zelf te organiseren via een pgb en voldoet aan de voorwaarden en criteria die daartoe zijn gesteld zoals genoemd in artikel 2.3.6 van de Wet en in bijlage 2.

  • 1.

    Indien belanghebbende kiest voor een maatwerkvoorziening in natura, maakt belanghebbende een vrije keuze uit de door de gemeente gecontracteerde aanbieders.

Artikel 25. Gebruikelijke hulp

  • 1.

    Gebruikelijke hulp komt niet voor verstrekking als individuele voorziening of als persoonsgebonden budget in aanmerking.

  • 1.

    Voor het bepalen van de omvang van gebruikelijke hulp wordt in de individuele situatie de richtlijn gebruikelijke hulp toegepast als opgenomen in bijlage 4.

Artikel 26. Financiële bijdrage

Een bijdrage als bedoeld in artikel 19a van de Verordening is voor personen die aannemelijke meerkosten maken als gevolg van hun beperking of chronische psychische of psychosociale problemen.

  • 1.

    Een financiële bijdrage in de kosten verhuizing

    • a.

      Een belanghebbende met een aanvraag voor een maatwerkvoorziening, gerelateerd aan artikel 11 – maatwerk ten behoeve van een geschikte woning – en die gebaat is met een passender ondersteuning i.c.m. verhuizing, kan een financiële bijdrage krijgen op basis van artikel 19a van de Verordening, ter bekostiging van de verhuizing boven een straal van 10 km, met een bedrag van €2.500.

    • a.

      Een belanghebbende met een aanvraag voor een maatwerkvoorziening, gerelateerd aan artikel 11 – maatwerk ten behoeve van een geschikte woning – die gebaat is met een passender ondersteuning i.c.m. verhuizing binnen een straal van 10 km, waarvan de draagkracht (inkomen en vermogen op bijstandsniveau) ontoereikend is, krijgt een financiële tegemoetkoming in de verhuiskosten ad € 500,-.

  • 1.

    Een financiële bijdrage in de kosten voor het bezoekbaar maken van de woning

    • a.

      De maatwerkvoorziening voor het bezoekbaar maken van een woning bedraagt maximaal €3.000, (eenmalig).

    • a.

      Deze kan worden toegekend voor het bezoekbaar maken voor maximaal één woning indien de persoon met beperkingen zijn hoofdverblijf heeft in een Wlz-instelling.

    • a.

      Onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan dat de persoon met beperkingen de woonruimte, de woonkamer en een toilet(voorziening) kan gebruiken.

Artikel 27. Waardering mantelzorgers

  • 1.

    De regeling voor waardering van mantelzorgers inclusief het mantelzorgcompliment (de mantelzorger verleent langer dan 3 maanden en meer dan 8 uur p/w onbetaalde zorg aan een naaste, niet verblijvend in een 24-uurs voorziening) is opgenomen in het gemeentelijk mantelzorgbeleid 2016-2018.

  • 1.

    De hoogte van het jaarlijks vast te stellen mantelzorgcompliment bedraagt € 200 (per hulpvrager 1 compliment).

  • 1.

    Voor jeugdige mantelzorgers, in de leeftijd van 12 jaar tot 18 is een blijk van waardering beschikbaar in de vorm van 4 bioscoopbonnen ter waarde van €10 per stuk.

  • 1.

    De hulpvrager dient in de gemeente Onderbanken te wonen. Mantelzorgers kunnen uit een andere gemeente afkomstig zijn.

  • 1.

    Jaarlijks organiseert het college een waarderingsbijeenkomst voor alle mantelzorgers.

ARTIKEL 28. TARIEVEN

  • 1.

    De tarieven voor zorg in natura (ZIN) worden door het college vastgesteld op basis van de dienstverleningsovereenkomsten.

  • 1.

    De pgb-tarieven zijn opgenomen in bijlage 1.

Artikel 29. eigen Bijdrage in de kosten voor een algemene voorziening

Voor het gebruik van een algemene voorziening die geheel of gedeeltelijk wordt bekostigd door de gemeente, niet zijnde cliëntondersteuning, kan belanghebbende een bijdrage in de kosten verschuldigd zijn.

Artikel 30. eigen Bijdrage voor maatwerkvoorzieningen (in Natura of Pgb)

  • 1.

    Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 15 van de Verordening, wordt op een maatwerkvoorziening (ZIN / pgb) een inkomensafhankelijke eigen bijdrage door het CAK in rekening gebracht gedurende de periode dat de voorziening wordt gebruikt.

  • 1.

    Geen eigen bijdrage is verschuldigd voor maatwerkvoorzieningen:

    • a.

      voor personen tot 18 jaar met uitzondering van een woningaanpassing conform artikel 15 lid 2 van de Verordening;

    • a.

      zijnde een rolstoel.

  • 1.

    De eigen bijdrage wordt bepaald aan de hand van de kostprijs van de voorziening in relatie tot het verzamelinkomen. De eigen bijdrage mag de daadwerkelijke kostprijs c.q. de huurprijs per jaar van de voorziening niet te boven gaan. De bedragen worden per vier weken in rekening gebracht door het CAK. De hoogte van de bedragen en de inkomensbedragen worden op grond van artikel 3.8 van het Uitvoeringsbesluit Wmo die jaarlijks bij ministeriële regeling wordt gewijzigd.

Voor 2017 zijn de eigen bijdragen als volgt vastgesteld:

  • a.

    Voor de ongehuwde persoon die de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, nog niet heeft bereikt € 17,50 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn bijdrage-plichtig inkomen meer bedraagt dan € 22.632 het bedrag van € 17,50 wordt verhoogd met een dertiende deel van 12,5% van het verschil tussen dat inkomen en € 22.632;

  • a.

    Voor de ongehuwde persoon die de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, heeft bereikt € 17,50 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn bijdrage-plichtig inkomen meer bedraagt dan € 17.033 het bedrag van € 17,50 wordt verhoogd met een dertiende deel van 12,5% van het verschil tussen dat inkomen en € 17.033;

  • a.

    Voor de gehuwde personen indien een van beide de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, nog niet heeft bereikt of beiden die leeftijd nog niet hebben bereikt € 00,00 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke bijdrage-plichtig inkomen meer bedraagt dan € 35.000 het bedrag van € 00,00 wordt verhoogd met een dertiende deel van 12,5% van het verschil tussen dat gezamenlijke inkomen en € 35.000;

  • a.

    Voor de gehuwde personen die beiden de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, hebben bereikt € 17,50 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke bijdrage-plichtig inkomen meer bedraagt dan € 23.525 het bedrag van € 17,50 wordt verhoogd met een dertiende deel van 12,5% van het verschil tussen dat gezamenlijke inkomen en € 23.525.

Artikel 31 Herziening, intrekking en terugvordering

  • 1.

    Het college kan kosten (in geldwaarde) terugvorderen van een ten onrechte verstrekte maatwerkvoorziening of pgb. Het terugvorderingsbesluit heeft een executoriale titel in de zin van het Tweede Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

  • 1.

    Indien een genoten maatwerkvoorziening niet kan worden teruggevorderd, kan het college de waarde van de genoten maatwerkvoorziening uitdrukken in een bedrag dat voor terugvordering in aanmerking komt. Dit geldt ook voor eigendom en in bruikleen verstrekte voorzieningen.

  • 1.

    Als teveel pgb is verstrekt kan het college het ten onrechte ontvangen bedrag terugvorderen.

Artikel 32. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

Het college stelt de volgende eisen aan de kwaliteit van een maatwerkvoorziening overeenkomstig de inkoop- of subsidieafspraken met aanbieders:

  • 1.

    De aanbieder moet ingeschreven staan bij de Kamer van Koophandel;

  • 1.

    De hulpverlener moet beschikken over een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG);

  • 1.

    De hulpverlener moet over een adequate opleiding beschikken;

  • 1.

    De hulpverlener moet bevoegd en bekwaam zijn om de gevraagde hulp te verlenen en, voor zover dit voor de aard van de dienstverlening van toepassing is, beschikken over een BIG-registratie;

  • 1.

    De aanbieder moet meewerken aan een cliënt-ervaringsonderzoek en/of daarvoor de benodigde informatie verstrekken.

  • 1.

    Hulp vanuit het sociale netwerk – Hierbij worden aan de hulpverlener geen bijzondere eisen gesteld. Het is de eigen verantwoordelijkheid van belanghebbende om de gestelde resultaten te bereiken en deze ook zichtbaar te maken. Dit wordt beoordeeld bij de toekenning en/of de herbeoordeling.

ARTIKEL 33. MELDINGSREGELING CALAMITEITEN EN GEWELD

  • 1.

    Conform artikel 18 van de Verordening moeten aanbieders iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening zo snel mogelijk melden aan de door het College aangewezen toezichthouder, zijnde de directeur van de Publieke Gezondheid van de GGD Zuid-Limburg. De toezichthouder doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.

  • 1.

    Een melding als bedoeld in het eerste lid kan worden gedaan via het meldingsformulier op www.ggdzl.nl/toezichtwmo.

ARTIKEL 34. MEDEZEGGENSCHAP EN KLACHTENREGELING BIJ AANBIEDERS

Het college heeft in de inkoop/ en/of subsidievoorwaarden opgenomen dat aanbieders verplicht zijn een toegankelijke en laagdrempelige klachtenregeling in te richten. De algemene wettelijke eisen hieromtrent staan ook in de Wet Kwaliteit, Klacht en Geschillen Zorg (WKKGZ).

Artikel 35. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze nadere regels, indien toepassing van deze nadere regels tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 36. Indexering

Het college kan jaarlijks m.i.v. 1 januari 2018 de voor uitvoering van deze Nadere regels van toepassing zijnde bedragen, indexeren.

ARTIKEL 37. OVERGANGSBEPALING

Aanvragen en/of meldingen die zijn ingediend voor 1 januari 2017 worden op basis van de Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Onderbanken 2016 afgehandeld. Indien de indicatietermijn in de beschikking afloopt in 2017, is deze datum ook de einddatum en zal zo nodig een herindicatie plaatsvinden volgens Wmo 2015 en deze Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Onderbanken 2017.

Artikel 38. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2017 onder gelijktijdige intrekking van de Nadere regels maatschappelijke ondersteuning Gemeente Onderbanken 2016.

  • 1.

    Dit besluit wordt aangehaald als: Nadere regels maatschappelijke ondersteuning Gemeente Onderbanken 2017.

Aldus vastgesteld door het College van de gemeente Onderbanken 13 december 2016.

De Burgemeester

De Secretaris

1.BIJLAGE Tarieven PGB 2017

Afhankelijk van de ondersteuningsvorm wordt een (uur)tarief gehanteerd;

  • -

    per uur (huishoudelijke hulp / persoonlijke verzorging),

  • -

    per dagdeel van 4 uur (persoonlijke begeleiding groep / dagbesteding)

  • -

    per etmaal (kortdurend verblijf / logeeropvang / respijtzorg)

Voor 2017, na indexering (0,9%) zijn de tarieven:

WMO

Professionele hulp

Hulp sociaal netwerk

Huishoudelijke zorg

€ 15,83

€ 15,83

Huishoudelijke zorg plus

€ 19,17

€ 15,83

Persoonlijke verzorging

€ 27,26

€ 20,45

Persoonlijke begeleiding individueel

€ 36,16

€ 27,12

Persoonlijke begeleiding groep /dagbesteding

zonder vervoer

€ 44,70 (per dagdeel)

-geen tarief vastgesteld

met vervoer

€ 50,08 (per dagdeel)

-geen tarief vastgesteld

Kortdurend verblijf /logeeropvang /respijtzorg

€ 101,91 (per etmaal)

€ 101,91 (per etmaal)

Toelichting tariefopbouw:

1.Hulp bij het huishouden:

Het pgb voor huishoudelijke zorg kent 3 tarieven:

    • a.

      Een tarief voor hulp vanuit het sociaal netwerk

    • a.

      Een tarief voor professionele hulp

    • a.

      Een tarief voor professionele hulp waarvoor een bijzondere deskundigheid is vereist (plus)

  • 1.

    Overige maatwerkvoorzieningen (persoonlijke verzorging /persoonlijke begeleiding /begeleiding groep /dagbesteding)

    • a.

      Een tarief voor ondersteuning vanuit het sociaal netwerk

    • a.

      Een tarief voor ondersteuning door een professional

  • 1.

    Kortdurend verblijf wordt maximaal 3 etmalen per week verstrekt.

  • 1.

    Indien slechts een gedeelte van een dagdeel (is gelijk aan 4 uur) respectievelijk van een etmaal is geïndiceerd, wordt het toepasselijk pgb-tarief naar rato bijgesteld.

Bijlage 2. Voorwaarden bij verstrekking van een PGB

Onderstaande voorwaarden kunnen afhankelijk van de maatwerkvoorziening worden opgenomen in het besluit/voorlopige beschikking waarin de voorziening wordt toegekend in de vorm van een pgb:

  • -

    De voorlopige beschikking wordt na aanschaf, controle en verantwoording gevolgd door een definitieve beschikking. Hierin wordt het uiteindelijk te verantwoorden bedrag na controle van de aangeschafte/gerealiseerde voorziening (op basis van het PVE), vastgesteld.

  • -

    De hoogte van het pgb wordt vastgesteld op grond van de offerte van de door ons aangewezen leverancier dit is inclusief de eventueel noodzakelijke individuele aanpassingen. Het pgb wordt toegekend voor de periode die gelijk is aan de technische levensduur van de voorziening (gemiddelde afschrijvingstermijn van <48/60/72> maanden).

  • -

    Het pgb wordt teruggevorderd indien u niet gedurende de volledige afschrijvingsperiode van de voorziening adequaat gebruik kan maken van, c.q. recht heeft op de voorziening, wordt het pgb van u teruggevorderd tot het bedrag waarvoor de afschrijvingstermijn nog niet is verstreken. Dit geldt ook indien u verhuist naar een andere gemeente en de afschrijvingstermijn is nog niet verstreken, Hiermee wordt het risico voor het gebruik van het pgb bij belanghebbende gelegd.

  • -

    Een pgb voor individuele aanpassingen kan slechts opnieuw beschikbaar worden gesteld indien de voorziening niet is afgeschreven en de voorziening zonder de nieuwe aanpassing niet meer adequaat is.

  • -

    Het pgb dient te worden besteed aan de kosten die betrekking hebben op de voorziening en dient te voldoen aan het opgestelde PVE.

  • -

    Indien belanghebbende een goedkopere (aan het PVE voldoende) voorziening aanschaft, wordt het pgb beperkt tot de aankoopprijs van de gekochte voorziening.

  • -

    Van belanghebbende wordt verwacht dat hij zorgvuldig met de voorziening omgaat en onnodige slijtage en schade voorkomt. Vóór het verstrijken van de afschrijvingstermijn wordt namelijk géén nieuw pgb verstrekt, tenzij de voorziening als gevolg van een technische niet verwijtbare oorzaak niet meer adequaat is.

  • -

    Het college draagt (net als bij de ontvanger van ZIN) zorg voor een jaarlijks bedrag dat nodig is voor periodiek onderhoud, reparatie en eventueel een WA verzekering van de voorziening wanneer dit door de Rijksdienst van het wegverkeer wordt vereist. Voor de duur van <48/60/72> maanden.

  • -

    Indien de voorziening nog in goede staat verkeert nadat de afschrijvingstermijn is verstreken, wordt geen nieuw pgb verstrekt. Op dat moment kan een nieuwe aanvraag voor periodiek onderhoud, reparatie en eventueel een WA verzekering van de voorziening worden ingediend.

  • -

    Een verzekering voor het verloren gaan van de voorziening als gevolg van diefstal komt voor eigen rekening.

  • -

    Wanneer de fysieke situatie van belanghebbende verslechtert en dit consequenties heeft voor de aangeschafte, niet meer adequate en nog niet afgeschreven maatwerkvoorziening dan zal het restbedrag waarvoor de afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is verstreken in mindering worden gebracht op een eventueel opnieuw te verstrekken pgb voor een nieuwe wel adequate voorziening. Dit omdat bij verstrekking in natura een nog niet afgeschreven voorziening voor de leverancier nog een restwaarde heeft welke ook de pgb-houder kan gebruiken als inruilwaarde bij de aanschaf van mogelijk een andere voorziening.

  • -

    Terstond na aanschaf van de voorziening dient belanghebbende een opgave te verstrekken van de werkelijk gemaakte kosten, middels rekeningen en betalingsbewijzen. Dit dient binnen <3/12> maanden nadat het pgb is verleend te gebeuren. Deze zogenaamde gereedmelding is tevens een verzoek tot definitieve vaststelling. Belanghebbende wordt verzocht bijgevoegde verklaring ingevuld naar de gemeente te sturen zodra de voorziening is aangeschaft.

BIJLAGE 3. Financiële Afschrijving hulpmiddelen i.v.m. bepaling pgb

5 jaar

-

Hulpmiddelen voor kinderen ( leeftijd tot 18 jaar), douche- en toiletvoorzieningen.

7 jaar

-

Overige hulpmiddelen

15 jaar

-

Traplift

Voor wat betreft aanpassingen aan een badkamer en/of toilet wordt er vanuit gegaan dat een badkamer van 20 jaar en ouder niet meer voor aanpassing in aanmerking komt. Renovatie wordt dan als algemeen gebruikelijk gezien.

BIJLAGE 4. RICHTLIJN GEBRUIKELIJKE HULP

1.Algemeen.

Gebruikelijke hulp is hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten. Gebruikelijke hulp is ook alleen aan de orde als er een leefeenheid is die gemeenschappelijk een woning bewoont.

In het onderzoek wordt beoordeeld of de gevraagde hulp en ondersteuning tot de gebruikelijke hulp behoort en of de gebruikelijke hulp ook daadwerkelijk geleverd kan worden.

Bij gebruikelijke hulp wordt een onderscheid gemaakt in kortdurende en langdurige situaties:

  • -

    Kortdurend: er is uitzicht op herstel. Het gaat hierbij is het algemeen over een periode van maximaal drie maanden;

  • -

    Langdurig: het gaat om chronische situaties waarbij naar verwachting de hulp langer dan drie maanden nodig zal zijn.

In kortdurende situaties is het uitgangspunt dat deze als gebruikelijk wordt aangemerkt. Door het kortdurend karakter treedt doorgaans geen overbelasting op. In langdurige situaties is de hulp waarvan kan worden gezegd dat deze op basis van algemeen aanvaarde maatstaven door de sociale omgeving (ouders, partners, volwassen inwonende kinderen en andere inwonende huisgenoten) moet worden geleverd, algemeen gebruikelijke hulp.

Algemene uitzonderingen

Afhankelijk van de individuele situaties kan hulp, die naar algemeen aanvaarde maatstaven als gebruikelijke kan worden beschouwd, toch niet gebruikelijk zijn.

Bijvoorbeeld wanneer:

  • -

    uit onderzoek blijkt dat een huisgenoot aantoonbare beperkingen heeft op grond van een aandoening, handicap of probleem, of dat deze kennis/vaardigheden mist en deze ook niet kan aanleren, waardoor redelijkerwijs de taken niet overgenomen kunnen worden.

  • -

    in een leefeenheid overbelasting dreigt, doordat, gegeven de voor die leefeenheid geldende gebruikelijke hulp, door de (chronische) uitval van iemand uit de leefeenheid gezinsleden alsnog onevenredig belast worden.

  • -

    de leden van een leefeenheid overbelast dreigen te raken door de combinatie van werk en verzorging van de zieke partner/huisgenoot. Ondersteuning in de vorm van een maatwerkvoorziening zal dan van korte duur zijn (3-6 maanden) om de leefeenheid de gelegenheid te geven de onderlinge taakverdeling aan de ontstane situatie aan te passen.

  • -

    een partner/ouder ten gevolge van het plotseling overlijden van de andere ouder overbelast dreigt te raken door de combinatie van werk en verzorging van de inwonende kinderen.

  • -

    een zieke partner/huisgenoot zich in de terminale levensfase bevindt.

Er wordt daarbij telkens onderzoek gedaan naar de verhouding tussen draagkracht en draaglast van de individuele cliënt. Zie hiertoe hoofdstuk 4 van deze richtlijn. Ten aanzien van Persoonlijke Verzorging en Begeleiding worden deze uitzonderingen in hoofdstuk 3 nader uitgewerkt.

Fysieke afwezigheid

Indien de huisgenoot van een hulpvrager vanwege werk fysiek niet aanwezig is, wordt hiermee bij het indiceren uitsluitend rekening gehouden, wanneer het om aaneengesloten perioden van tenminste zeven etmalen gaat. De afwezigheid van de huisgenoot moet een verplichtend karakter hebben en inherent zijn aan diens werk; denk hierbij aan offshore werk, internationaal vrachtverkeer en werk in het buitenland. Wanneer iemand aaneengesloten perioden van tenminste zeven etmalen van huis is, is er in die periode feitelijk sprake van een éénpersoonshuishouden en kan er geen gebruikelijke hulp worden geleverd. Wanneer de fysieke afwezigheid van de partner minder dan 7 etmalen bedraagt, zal er altijd onderzocht moeten worden of de huisgenoot feitelijk kan voorzien in het verlenen van de hulp.

Ouderlijke zorgplicht bij echtscheiding

Bij echtscheiding vervalt het samenwonen en daarmee dus ook de gebruikelijke hulp voor het huishouden en de onderlinge persoonlijke verzorging van partners. De zorgplicht voor de kinderen verdwijnt niet. Bij uitval van de verzorgende ouder moet wel onderzoek gedaan worden naar de mogelijkheid van opvang van de kinderen door de niet thuiswonende ouder door te kijken naar de voor de rechtbank vastgelegde afspraken tussen de ex-echtgenoten.

Voor die perioden dat de kinderen bij de verzorgende -uitgevallen- ouder zijn kan er dan een indicatie voor opvang zijn. Als de zorgplicht door de niet-verzorgende ouder kennelijk niet wordt nagekomen, beschouwen we de situatie als een eenoudergezin.

2.Huishoudelijke taken

Huishoudelijke taken: uitstelbaar en niet uitstelbaar

Onder huishoudelijke taken vallen zowel de uitstelbare als de niet-uitstelbare taken.

  • -

    Niet-uitstelbare taken zijn maaltijd verzorgen/opwarmen, de kinderen verzorgen, afwassen en opruimen;

  • -

    Uitstelbare taken zijn wasverzorging, zwaar huishoudelijk werk: stofzuigen, sanitair, keuken, bedden verschonen.

Bijdrage van kinderen en jongvolwassenen aan het huishouden

In geval de leefeenheid van de hulpvrager mede bestaat uit kinderen, dan gaat de indicatiesteller ervan uit, dat de kinderen, afhankelijk van hun leeftijd en psychosociaal functioneren, een bijdrage kunnen leveren aan de huishoudelijke taken.

  • -

    Kinderen tot 8 jaar leveren geen bijdrage aan de huishouding.

  • -

    Kinderen van 8 tot en met 12 jaar worden naar hun eigen mogelijkheden betrokken bij lichte huishoudelijke werkzaamheden als opruimen, tafel dekken/afruimen, afwassen/afdrogen, kleding in de wasmand gooien.

  • -

    Kinderen van 13 tot en met 17 jaar kunnen, naast bovengenoemde taken hun eigen kamer op orde houden, d.w.z. rommel opruimen, stofzuigen, bed verschonen.

Taken van een 18-23 jarige

Van een meerderjarige gezonde huisgenoot wordt verwacht dat deze een gedeelte van de huishoudelijke taken overneemt wanneer de primaire verzorger uitvalt.

Een 18-23 jarige wordt verondersteld de volgende taken uit te kunnen voeren:

  • -

    schoonhouden van sanitaire ruimte;

  • -

    keuken en een kamer;

  • -

    de was doen;

  • -

    boodschappen doen;

  • -

    maaltijd verzorgen;

  • -

    afwassen en opruimen.

Dit is genormeerd naar 2 uur uitstelbare, zware huishoudelijke taken en 3 uur lichte, niet uitstelbare huishoudelijke taken per week.

Daarnaast kunnen zij eventuele jongere gezinsleden veren? en begeleiden. Vanaf 23 jaar wordt iemand geacht de huishoudelijke taken volledig over te nemen.

Kinderen jonger dan 23 jaar

Of en in welke mate de kinderen en jongvolwassenen in het huishouden betrokken worden in het overnemen van taken, is afhankelijk van de specifieke situatie en derhalve maatwerk. Ook het sociale netwerk van het gezin wordt betrokken.

Gebruikelijke hulp van ouders voor kinderen met een normaal ontwikkelingsprofiel in verschillende levensfasen van het kind

Kinderen 0 tot 3 jaar

  • -

    Hebben bij alle activiteiten hulp van een ouder nodig;

  • -

    Ouderlijk toezicht is zeer nabij nodig;

  • -

    Zijn in toenemende mate zelfstandig in bewegen en verplaatsen;

  • -

    Hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • -

    Hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Kinderen van 3 tot 5 jaar

  • -

    Kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan binnenshuis korte tijd op gehoorafstand (bijvoorbeeld de ouder kan de was ophangen in een andere kamer);

  • -

    Hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • -

    Kunnen zelf zitten, en op gelijkvloerse plaatsen zelf staan en lopen;

  • -

    Ontvangen zindelijkheidstraining van ouders/verhulpers;

  • -

    Hebben gedeeltelijk hulp en volledig stimulans en toezicht nodig bij aan- en uitkleden, eten en wassen, in- en uit bed komen, dag- en nachtritme en dagindeling bepalen;

  • -

    Hebben begeleiding nodig bij hun spel en vrijetijdsbesteding;

  • -

    Zijn niet in staat zich zonder begeleiding in het verkeer te begeven;

  • -

    Hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Kinderen van 5 tot 12 jaar

  • -

    Kinderen vanaf 5 jaar hebben een reguliere dagbesteding op school, oplopend van 22 tot 25 uur per week;

  • -

    Kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan op enige afstand (bijvoorbeeld het kind kan buitenspelen in de directe omgeving van de woning als de ouder thuis is);

  • -

    Hebben toezicht nodig en nog maar weinig hulp bij hun persoonlijke verzorging;

  • -

    Hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • -

    Zijn overdag zindelijk, en ‘s-nachts merendeels ook; ontvangen zo nodig zindelijkheidstraining van de ouders/verzorgers;

  • -

    Hebben begeleiding van een volwassene nodig in het verkeer wanneer zij van en naar school, activiteiten ter vervanging van school of vrijetijdsbesteding gaan.

  • -

    Hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Kinderen van 12 tot 18 jaar

  • -

    Hebben geen voortdurend toezicht nodig van volwassenen;

  • -

    Kunnen vanaf 12 jaar enkele uren alleen gelaten worden;

  • -

    Kunnen vanaf 16 jaar dag en nacht alleen gelaten worden;

  • -

    Kunnen vanaf 18 jaar zelfstandig wonen;

  • -

    Hebben bij hun persoonlijke verzorging geen hulp en maar weinig toezicht nodig;

  • -

    Hebben tot 18 jaar een reguliere dagbesteding op school/opleiding;

  • -

    Hebben begeleiding en stimulans nodig bij ontplooiing en ontwikkeling (bijvoorbeeld huiswerk of het zelfstandig gaan wonen);

  • -

    Hebben tot 17 jaar een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

  • 3.

    Gebruikelijke hulp bij de functies Persoonlijke Verzorging en Begeleiding

Dit hoofdstuk heeft specifiek betrekking op het bepalen van gebruikelijke hulp bij de functies Persoonlijke Verzorging (PV) en Begeleiding (BG). De richtlijn is gebaseerd op de voormalige Beleidsregels indicatiestelling AWBZ van VWS. Vanuit het oogpunt van continuïteit worden deze beleidsregels nu opgenomen in voorliggende richtlijn.

Voor zover het gebruikelijk is dat partners, ouders, inwonende kinderen en/of andere huisgenoten elkaar bepaalde zorg bieden, is de ondersteuning behoevende niet aangewezen op gemeentelijke maatwerkondersteuning wat betreft de functies Persoonlijke Verzorging en Begeleiding. Het hangt af van de sociale relatie welke zorg mensen elkaar moeten bieden. Hoe intiemer de relatie, des te meer zorg mensen elkaar horen te geven. Als het gebruikelijk is dat mensen in een bepaalde relatie elkaar zorg bieden, bijvoorbeeld ouders aan hun kinderen, is dat niet vrijblijvend met betrekking tot de aanspraak op gemeentelijke maatwerkondersteuning.

Hoofdregels gebruikelijke hulp PV en BG

Bij gebruikelijke hulp wordt een onderscheid gemaakt in kortdurende en langdurige situaties. Dit onderscheid is eerder in de richtlijn reeds omschreven en geldt ook voor PV en BG.

Algemeen aanvaarde maatstaven:

  • -

    In kortdurende situaties moet alle PV en BG door de gebruikelijke helper worden geboden.

  • -

    In langdurige situaties is de zorg waarvan kan worden gezegd dat deze op basis van algemeen aanvaarde maatstaven door de sociale omgeving (ouders, partners, volwassen inwonende kinderen en andere volwassen huisgenoten) aan de ondersteuning behoevende moet worden geboden gebruikelijke hulp.

Hieronder een schematische weergave van de hoofdregels gebruikelijke hulp. De inhoud van dit schema wordt in de rest van het hoofdstuk verder uitgeschreven.

Kortdurende situatie

Langdurige situatie

Partners onderling

-Alle PV

-Alle BG

-Gebruikelijke BG

Ouders aan kinderen

-Alle PV

-Alle BG

-Beschermende woonomgeving

-Gebruikelijke PV

-Gebruikelijke BG

-Beschermende woonomgeving

Volwas sen inwonende kinderen en/of andere volwassen huisgenoten onderling

-Alle BG

-Gebruikelijke BG

Afweging gebruikelijke en boven gebruikelijke hulp

Bij gebruikelijke hulp wordt gekeken naar wat aan tijdsbesteding bij die activiteit bij een gezond persoon gebruikelijk is. Daarbij omvat gebruikelijke hulp de zorg die iedereen nodig heeft (wassen, eten en dergelijke) maar ook de zorg die deze activiteiten in verband met gezondheidsproblemen vervangt.

Van boven gebruikelijke hulp is sprake wanneer mensen elkaar bij ziekte of handicap langdurig meer zorg bieden dan wat binnen de sociale relatie gewoon is. Voorbeeld: het is niet gebruikelijk dat een volwassene langdurig hulp nodig heeft bij de toiletgang. Hier is dus sprake van boven gebruikelijke hulp.

Algemene uitzonderingen op het bieden van gebruikelijke hulp aan volwassenenen kinderen voor de functies PV en BG

  • 1.

    Voor zover een partner, ouder, volwassen kind en/of elke andere volwassen huisgenoot geobjectiveerde beperkingen heeft en/of kennis/vaardigheden mist om gebruikelijke persoonlijke verzorging, en/of begeleiding voor de ondersteuning behoevende uit te voeren en deze vaardigheden niet kan aanleren, wordt van hen geen bijdrage verwacht. De betreffende ondersteuning kan worden geïndiceerd. Geobjectiveerde beperkingen zijn beperkingen gerelateerd aan gezondheidsproblemen. De reden dat de gebruikelijke helper de vaardigheden niet kan aanleren, moet worden gemotiveerd.

  • 1.

    Voor zover een partner, ouder, volwassen kind en/of andere volwassen huisgenoot overbelast is of dreigt te raken, wordt van hem geen gebruikelijke persoonlijke verzorging en/of begeleiding verwacht, totdat deze dreigende overbelasting is opgeheven. Er kan in een dergelijke situatie in eerste instantie enkel een kortdurende indicatie worden afgegeven. Hierbij geldt het volgende:

    • a.

      Wanneer voor de partner, ouder, volwassen kind en/ of andere volwassen huisgenoot eigen mogelijkheden en/of voorliggende voorzieningen zijn om de (dreigende) overbelasting op te heffen moeten deze eigen mogelijkheden en/of voorliggende voorzieningen hiertoe worden aangewend. Als er sprake is van (dreigende) overbelasting vanwege het zelf leveren van geïndiceerde ondersteuning/zorg moet men die overbelasting opheffen door deze ondersteuning/zorg door (andere) hulpverleners uit te laten voeren/in te kopen;

    • a.

      Voor zover de (dreigende) overbelasting wordt veroorzaakt door maatschappelijke activiteiten buiten de gebruikelijke persoonlijke verzorging en/of begeleiding, wel of niet in combinatie met een fulltime school- of werkweek, gaat het verlenen van gebruikelijke persoonlijke verzorging en/of begeleiding voor op die maatschappelijke activiteiten.

  • 1.

    Voor zover de ondersteuning behoevende zich in de terminale levensfase bevindt, wordt geen bijdrage verwacht van een partner, ouder, kind en/of andere huisgenoot.

Persoonlijke Verzorging

Partners onderling

Kortdurende situaties

Van partners wordt verwacht dat zij elkaar Persoonlijke Verzorging bieden als er sprake is van een kortdurende zorgsituatie (hierbij gaat het over het algemeen over een periode van maximaal drie maanden) met uitzicht op een dusdanig herstel van het gezondheidsprobleem en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van de ondersteuning behoevende, dat maatwerkondersteuning daarna niet langer is aangewezen. Bijvoorbeeld wanneer de partner een been breekt.

Deze zorg valt buiten de aanspraken van de gemeentelijke ondersteuningsplicht. De zorgplicht van partners onderling betreft de persoonlijke, lichaam gebonden zorg in de vorm van assistentie bij, of overname van alle activiteiten die onder de functie PV vallen. Maar ook aandacht en begeleiding bij een aandoening horen hierbij. Cliëntsoevereiniteit behoort bij partners onderling niet tot de categorie uitzonderingen en is daarom hier niet van toepassing, ook niet vanwege geloofsovertuiging, culturele achtergrond of binnen een gezinssituatie waarin partners ruzie hebben.

Langdurende situaties

Als vanaf de start van de zorgsituatie duidelijk is dat de zorgsituatie een langdurig karakter heeft, is er geen sprake van gebruikelijke hulp. Er hoeft dan dus niet eerst drie maanden “gebruikelijke hulp” door partners geleverd te worden, alvorens maatwerkondersteuning kan worden geïndiceerd.

Volwassen inwonende kinderen en/of andere volwassen huisgenoten onderling

Persoonlijke Verzorging van volwassen inwonende kinderen en andere volwassen huisgenoten, anders dan partners onderling, is geen gebruikelijke hulp.

Partners onderling en volwassen inwonende kinderen en/of andere volwassen huisgenoten onderling

Aanleren aan derden

Het aanleren van handelingen op het gebied van Persoonlijke Verzorging aan derden (familie, vrienden) is gebruikelijke hulp. Als anderen dan de gebruikelijke helper de handelingen uitvoeren als de gebruikelijke helper niet aanwezig is, wordt van de gebruikelijke helper verwacht dat hij die handelingen zelf aan de desbetreffende persoon aanleert.

Begeleiding

Partners onderling, ouders en volwassen inwonende kinderen en/of andere volwassen huisgenoten onderling

Kortdurende situaties

Alle begeleiding van de ondersteuning behoevende door de partner, ouder, volwassen kind en/of elke andere volwassen huisgenoot is gebruikelijke hulp als er sprake is van een kortdurende zorgsituatie met uitzicht op een dusdanig herstel van het gezondheidsprobleem en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van de ondersteuning behoevende, dat maatwerkondersteuning daarna niet langer is aangewezen. Daarbij gaat het over het algemeen over een periode van maximaal drie maanden.

Langdurige situaties

Als het gaat om een chronische situatie is de Begeleiding van een volwassen

Ondersteuning behoevende gebruikelijke hulp? Klopt die zin? wanneer die Begeleiding naar algemeen aanvaarde

maatstaven door partner, ouder, inwonend kind en/of andere huisgenoot in de persoonlijke levenssfeer onderling aan elkaar moet worden geboden. Het gaat hierbij in ieder geval om de volgende vormen van begeleiding aan een ondersteuning behoevende:

  • -

    Het geven van BG aan een ondersteuning behoevende op het terrein van de maatschappelijke participatie.

  • -

    Het begeleiden van ondersteuning behoevende bij het normaal maatschappelijk verkeer binnen de persoonlijke levenssfeer zoals het bezoeken van familie/vrienden, huisarts, enzovoort.

  • -

    Het bieden van hulp bij of het overnemen van taken die bij een gezamenlijk huishouden horen, zoals het doen van de administratie. Dit kan worden overgenomen door een niet - beperkte huisgenoot wanneer die taak altijd door de nu beperkte ondersteuning behoevende werd uitgevoerd.

Aanleren aan derden

Het leren omgaan van derden (familie/vrienden) met de ondersteuning behoevende is gebruikelijke hulp.

4.Richtlijn bij (dreigende) overbelasting van partner, ouder, volwassen kinden/of andere huisgenoten

Algemeen

De zorg voor een ziek kind of een zieke partner kan zo zwaar worden dat van overbelasting sprake is. In de meeste gevallen is de boven gebruikelijke hulp die geïndiceerd wordt voldoende om deze overbelasting te voorkomen. Maar soms blijkt deze geïndiceerde hulp niet voldoende te zijn. In zulke gevallen kan de gebruikelijke Persoonlijke Verzorging en/of Begeleiding zo nodig geheel of gedeeltelijk geïndiceerd worden. Voor het bieden van een beschermende woonomgeving blijven ouders, ook bij overbelasting, zelf verantwoordelijk.

Beoordeling van overbelasting

Aan het indiceren van gebruikelijke hulp gaat het beoordelen van de overbelasting vooraf.

Overbelasting wijst op een verstoring van het evenwicht tussen draagkracht en draaglast waardoor fysieke en/of psychische klachten ontstaan. Tekort schieten van het “coping mechanisme” kan er de oorzaak van zijn; emotionele labiliteit en slapeloosheid het gevolg. Naast de aard en ernst van de overbelasting wordt ook onderzocht of deze komt doordat er iets met de gebruikelijke helper zelf aan de hand is (draagkracht vermindering) en/of dat deze gevolg is van de ernst van de ziekte van het kind of de partner (draaglast verhoging).

De vraag is of in individuele situaties van een uitzondering sprake is op grond waarvan toch gebruikelijke hulptaken moeten worden overgenomen. Eén van de redenen daarvoor kan zijn dat degenen van wie wordt verwacht dat zij taken overnemen, overbelast zijn (geraakt) en niet meer in staat zijn de gebruikelijke hulp te leveren. Steeds moet duidelijk zijn hoe de overbelasting zich uit en wat deze inhoudt. De met de overbelasting gepaard gaande klachten moeten duidelijk beschreven worden. In voorkomende gevallen kan het opnemen van contact met de huisarts over de ouder, partner of huisgenoot helpen om een oordeel te vormen. Soms is het duidelijk dat de ouder, partner of huisgenoot overbelast is, maar soms ook niet. Er bestaat niet één, simpel af te nemen test, die hierover direct uitsluitsel geeft. Wel gebruiken behandelaars en hulpverleners vragenlijsten waarmee overbelasting (mede) onderbouwd kan worden. Niet alleen de omvang van de zorgtaken, maar ook de leveringsvoorwaarde van de zorg zijn van invloed op de belastbaarheid van de gebruikelijke helper. Met andere woorden: het uitvoeren van enkele zorgtaken op vooraf afgesproken momenten is vaak minder belastend dan het uitvoeren van dezelfde zorgtaken waarbij continue aanwezigheid en alertheid van de gebruikelijke helper noodzakelijk is.

Klachten en symptomen die bij een aanpassingsstoornis (DSM-5 * ) optreden, kunnen opoverbelasting wijzen zonder dat van een stoornis in psychiatrische zin sprake hoeft te zijn.

Het gaat om klachten en symptomen zoals:

  • -

    angst of gespannenheid: nervositeit, onrust, rusteloosheid, slecht slapen;

  • -

    depressie: hopeloosheid, huilbuien, somberheid;

  • -

    gedragsproblemen: negeren van normen en regels, onaangepast gedrag;

  • -

    gecombineerd emotioneel en gedragsgestoord: depressie en/of angst gecombineerd met een gedragsstoornis of onaangepast gedrag;

  • -

    lichamelijke klachten, verminderde prestaties of concentratieproblemen.

Er moet een verband zijn tussen de overbelasting en de zorg die iemand (aan partner of kind) biedt. Bij overbelasting door een dienstverband van teveel uren of als gevolg van spanningen op het werk, zal de oplossing in de eerste plaats gezocht moeten worden in minder uren gaan werken of aanpak van de spanningen op het werk. Steeds zal daarom moeten worden aangegeven dat, wanneer de overbelasting bijvoorbeeld door het herinrichten van het huiselijk leven en/of werk kan worden teruggedrongen, dit dan ook van een ouder, partner of huisgenoot wordt verwacht. Wanneer de geldigheidsduur van het besluit verlopen is en een herindicatie wordt aangevraagd, zal worden gekeken of en welke inspanningen zijn gedaan om de overbelasting terug te dringen.