Regeling vervallen per 01-01-2021

Enquêteverordening gemeente Onderbanken 2003

Geldend van 19-03-2004 t/m 31-12-2020

Intitulé

Enquêteverordening gemeente Onderbanken 2003

De raad, het college en de burgemeester van de gemeente Onderbanken;

ieder voor zoveel het hun bevoegdheden betreft;

gezien het voorstel van het college;

gelet op de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet;

besluiten vast te stellen de volgende verordening:

Enquêteverordening gemeente Onderbanken 2003.

Artikel 1.

  • 1. De raad kan op voorstel van een of meer van zijn leden een onderzoek naar het door het college of de burgemeester gevoerde bestuur instellen.

  • 2. Het besluit tot het instellen van een onderzoek omvat een omschrijving van het onderwerp van onderzoek, alsmede een toelichting.

  • 3. De uitvoering van dit besluit wordt opgedragen aan hetzij een reeds door de raad ingestelde commissie, hetzij aan een daartoe in te stellen commissie.

  • 4. De in het vorige lid bedoelde commissie bestaat uit minimaal vijf (5) raadsleden.

  • 5. De raad wijst uit haar midden een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter aan.

  • 6. Het raadspresidium wijst op voorstel van de raadsgriffier de secretaris van de commissie aan.

  • 7. De omschrijving als genoemd in lid 2 kan, hangende het onderzoek, al dan niet op verzoek van de commissie die het onderzoek verricht, door de raad worden gewijzigd.

  • 8. De commissie kan de bij deze verordening of Gemeentewet verleende bevoegdheden uitsluitend uitoefenen, indien meer dan de helft van het aantal commissieleden aanwezig is.

Artikel 2.

  • 1. Op het besluit tot instelling van een onderzoek en tot instelling van de onderzoekscommissie, alsmede het besluit tot wijziging van de omschrijving van het onderwerp van een onderzoek zijn de artikelen 139, tweede lid, 140 en 141 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

  • 2. De besluiten tot instelling van een onderzoek en tot instelling van de onderzoekscommissie worden gelijktijdig bekend gemaakt en treden in werking een dag na bekendmaking.

Artikel 3.

  • 1. Met ingang van de inwerkingtreding van de besluiten tot instelling van een onderzoek en tot instelling van de onderzoekscommissie zijn leden ge gewezen leden van de raad, de burgemeester en gewezen burgemeesters, wethouders en gewezen wethouders, leden en gewezen leden van een door de raad, het college of de burgemeester ingestelde commissie, ambtenaren en gewezen ambtenaren, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld, of daaraan ondergeschikt, verplicht te voldoen aan een vordering van de onderzoekscommissie tot het verschaffen van inzage in, het geven van afschrift van of het anderszins laten kennisnemen van alle bescheiden waarover zij beschikken en waarvan naar het redelijk oordeel van de onderzoekscommissie inzage, afschrift of kennisneming anderszins voor het doen van een onderzoek als bedoeld in artikel 1 nodig is.

  • 2. Indien een vordering als bedoeld in het eerste lid betrekking heeft op bescheiden die afkomstig zijn van een instelling van de Europese Unie of van het Rijk van kennisneming van die bescheiden door de onderzoekscommissie het belang van de Europese Unie of de Staat kan schaden, wordt niet dan met toestemming van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan de vordering voldaan.

  • 3. Ambtenaren, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt, zijn gehouden om aan een onderzoek alle door de onderzoekscommissie gevorderde medewerking als bedoeld in lid 1 te verlenen.

  • 4. Een ieder die over informatie denkt te beschikken die van belang kan zijn voor het onderzoek, wordt uitgenodigd zich te melden bij de voorzitter. De commissie publiceert een dergelijke uitnodiging, met een omschrijving van het onderwerp van het onderzoek overeenkomstig de wijze als genoemd in artikel 2, eerste lid, van deze Verordening. De commissie besluit of van deze informatie gebruik wordt gemaakt.

Artikel 4.

  • 1. Personen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, zijn verplicht te voldoen aan een oproep van de ondezoekscommissie om als getuige te worden gehoord.

Artikel 5.

Artikel 6.

De getuigen of deskundigen dienen de oproeping als bedoeld in artikel 5, eerste lid, tenminste drie dagen voor de dag van het verhoor te ontvangen.

Artikel 7.

Artikel 8.

Artikel 9.

Artikel 10.

Artikel 20.

Deze verordening kan worden aangehaald als “Enquêteverordening gemeente Onderbanken 2003” en treedt in werking met ingang van de dag gelegen zes weken na die van haar bekendmaking.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de gemeenteraad van Onderbanken
Van 18 maart 2004.
De voorzitter,
De burgemeester,
De griffier,
De secretaris,
De burgemeester,

Artikelsgewijze toelichting.

Artikel 1.

Begripsbepalingen zijn alleen uit de wet overgenomen als daaraan in deze verordening meer specifieke betekenis moest worden toegekend.

Artikel 2.

De ministeriële Regeling bouw en inrichting archiefruimten en archiefbewaarplaatsen (Nederlandse Staatscourant nr. 180 d.d. 18 september 2001, verbeterd in nr. 209 d.d. 29 oktober 2001) stelt op grond van artikel 13, vierde lid, van het Archiefbesluit 1995 vast, aan welke bouwkundige en inrichtingseisen de archiefbewaarplaats en de archiefruimten moeten voldoen.

Artikel 3.

De aanwijzing van de beheerders is opgenomen in de op grond van Artikel 7 te stellen voorschriften:

Het Besluit Informatiebeheer.

Artikel 5.

De ministeriële Regeling duurzaamheid archiefbescheiden (Nederlandse Staatscourant nr. 180 d.d. 18 september 2001) stelt op rond van artikel 11 tweede lid van het Archiefbesluit 1995 nadere regels omtrent de kwaliteit van en de procedures rond het materiële behoud van de daarvoor in aanmerking komende archiefbescheiden. Artikel 11 van het Archiefbesluit 1995 kent de in dit artikel bedoelde verplichting slechts ten behoeve van de interne stukken. Uit overwegingen van behoorlijk bestuur en ter besparing van conserveringskosten voor de overheid als geheel achten wij dit onjuist. Daarom is in het tweede lid bepaald, dat ook de te verzenden stukken aan de genoemde Regeling dienen te voldoen. De gemeente heeft als ontvanger van door andere overheden opgemaakte stukken daarvan zelf ook profijt.

Artikel 7.

De bedoelde voorschiften zijn opgenomen in het Besluit Informatiebeheer. Voor het beheer van de naar de archiefbewaarplaats overgebrachte archiefbescheiden worden de voorschriften gegeven in de Archiefverordening (citeertitel vermelden).

Artikel 8.

Binnen één zittingsperiode verneemt de gemeenteraad aldus tenminste tweemaal wat er op het gebied van de archiefzorg, het archiefbeheer en het toezicht daarop heeft plaatsgevonden. “Twee” staat tussen haakjes omdat dit een modelverordening is. Een jaarlijkse verslaglegging wordt thans in veel gemeenten wenselijk geacht.

Artikel 11.

De ontwikkeling op het gebied van de moderne informatietechnologie hebben in de wet geleid tot een gewijzigde definitie van de term “archiefbescheiden”. De wetgever heeft – binnen de formele betekenis van het begrip archiefbescheiden – bedoeld onder deze term alle op enigerlei wijze vastgelegde informatie te begrijpen inclusief die welke slechts via informatietechnologie opgevraagd kan worden. Ondanks de ruimere betekenis van “archiefbescheiden” kan de materie veelal met de traditionele bepalingen worden geregeld, zij het dat sommige begrippen een andere ruimere inhoud hebben gekregen. Dat heeft onder andere gevolgen voor een term als “beheer”. Zo zal het voor het toezicht op het beheer van machine leesbare gegevensbestanden niet meer voldoende zijn dat toegang tot de ruimte is verzekerd. De formulering betreffende de noodzakelijke medewerking is ontleend aan de artikelen 52 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 13.

Slechts die aspecten van de uitoefening van het archiefbeheer zijn hier vermeld, die bij constatering achteraf tot onevenredig hoge kosten zouden kunnen leiden, of die ernstige schade voor het behoud dan wel de openbaarheid van de archiefbescheiden en de rechtszekerheid van de burger tot gevolg zouden hebben.