Regeling vervallen per 05-12-2016

Boomverordening Onderbanken 2010

Geldend van 01-10-2010 t/m 04-12-2016

Intitulé

Boomverordening Onderbanken 2010

De raad van de gemeente Onderbanken,

gezien het voorstel van het College van Burgemeester en Wethouders van 11 mei 2010;

overwegende dat het vanwege de komende inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht noodzakelijk is om de gemeenteljke Erfgoedverordening, Algemene Plaatselijke Verordening en Boomverordening te wijzigen;

Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, de artikelen 12, 14, 15 en 38 van de Monumentenwet 1988 en de artikelen 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

besluit vast te stellen de volgende verordening tot wijziging van de Erfgoedverordening, Algemene plaatselijke verordening en Boomverordening Onderbanken 2010.

Artikel 1: Begripsomschrijvingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      bebouwde kom: de bebouwde kom van de gemeente Onderbanken, vastgesteld ingevolge artikel 1, vijfde lid, van de Boswet (zie bijlage A: de Boswet);

    • b.

      bevoegd gezag: bestuursorganen als bedoeld in artikel 1.1., eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

    • c.

      boom: een houtachtig, opgaand gewas, zowel vitaal als afgestorven, met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 20 centimeter op 1,30 meter boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam. De in het kader van een herplant- of instandhoudingplicht aangeplante bomen met een dwarsdoorsnede kleiner dan 20 cm. vallen ook onder het begrip “boom”;

    • d.

      boomwaarde: de monetaire waarde van een boom zoals getaxeerd volgens de meest recente richtlijnen van de NVTB (Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen);

    • e.

      college: College van burgemeester en wethouders van de gemeente Onderbanken;

    • f.

      conifeer: kegeldragende naaldboom;

    • g.

      hakhout: één of meer bomen of boomvormers, die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen;

    • h.

      hoogstamfruitboom: vruchtboom die op niet aantoonbare, bedrijfseconomische wijze wordt geëxploiteerd én op een hoogte van 1,5 meter vertakt;

    • i.

      houtopstand: één of meer bomen, hakhout, een houtwal, hoogstamfruitbomen, een landschappelijk element, een grotere (lint)begroeiing van heesters en struiken, een beplanting van bosplantsoen en bijzondere hagen mits deze oude zijn dan 50 jaar. Coniferen zijn uitgezonderd van houtopstand.

    • j.

      knotten/kandelaberen: het tot op de oude snoeiplaats verwijderen van uitgelopen takhout bij knotbomen, gekandelaberde bomen of leibomen als periodiek noodzakelijk onderhoud;

    • k.

      meidoornhaag: op een rij naast elkaar geplaatste meidoornstruiken met een lengte van meer dan 1 meter;

    • l.

      monumentale boom: bijzondere beschermwaardige houtopstand met een relatief hoge leeftijd en met een bijzondere schoonheid- of zeldzaamheidswaarde, of een houtopstand met een bijzondere functie voor de omgeving;

    • m.

      vellen: rooien of kappen;

    • n.

      vruchtboom: boom die eetbare vruchten oplevert.

Artikel 2: Kapverbod

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag houtopstanden te vellen of te doen vellen.

  • 2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor houtopstanden, indien het betreft:

    • a.

      wegbeplantingen en éénrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, beide zover bestaande uit populieren of wilgen, tenzij deze zijn geknot;

    • b.

      vruchtbomen en windschermen om boomgaarden;

    • c.

      kweekgoed;

    • d.

      activiteiten van bosbouwondernemingen als zodanig.

  • 3. Het is verboden zonder kennisgeving aan het college meidoornhagen te vellen tenzij die meidoornhagen krachtens de Plantenziektewet of krachtens een aanschrijving of last van het college moet worden gerooid.

  • 4. Houtopstanden aangelegd in het kader van ‘Zorg voor natuur en landschap in de gemeente Onderbanken’ dienen na velling te worden gecompenseerd door beplanting met dezelfde kwaliteit als bij de aanleg van de houtopstand is gebruikt. Het betreft: -landschapselementen op percelen buiten de sfeer van erven en tuinen; -hoogstamfruitboomgaarden en heggen; -erfbeplantingen.

Artikel 3: Aanvraag vergunning

  • 1. Onverminderd het bepaalde in of krachtens artikel 2.8, eerste lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, verstrekt de aanvrager in of bij de aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2 een verklaring waaruit de toestemming voor de aanvraag om vergunning blijkt van degene die krachtens zakelijk recht of publiekrechtelijke bevoegdheid, is gerechtigd om over de houtopstand te beschikken, voor zover de aanvrager dat niet zelf is.

  • 2. Wanneer door of namens de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aan het bevoegd gezag een afschrift is toegezonden van de ontvangstbevestiging als bedoeld in artikel 2 van de Boswet, beschouwt het bevoegd gezag dit afschrift mede als een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 2.

Artikel 4: Weigeringgronden

  • 1. Het bevoegd gezag kan de vergunning om te vellen in specifieke gevallen weigeren dan wel onder voorschriften verlenen.

  • 2. Een vergunning wordt geweigerd als het belang van verlening niet opweegt tegen één of meer van de volgende waarden van behoud van de houtopstand:

    • natuur- en milieuwaarden;

    • landschappelijke waarden;

    • cultuurhistorische waarden;

    • waarden van stads- en dorpsschoon;

    • waarden van recreatie en leefbaarheid;

    • beeldbepalende waarden;

    • boomwaarde.

    Voor de beoordeling van bovenstaande waarden wordt het in de bijlage B opgenomen sjabloon als hulpmiddel gebruikt. Ongeacht het voorgaande behouden burgemeester en wethouders zich het recht voor, om een kapvergunning te verlenen of te weigeren in specifieke gevallen.

  • 3. Indien het bevoegd gezag de vergunning weigert of onder voorschriften verleent en dat motiveert met de boomwaarde, verwijst het college zoveel mogelijk naar gemeentelijke bestemmings-, groen-, bomen- of landschapsplannen.

  • 4. De burgemeester kan toestemming geven tot het direct vellen, indien sprake is van grote gevaarzetting of vergelijkbaar spoedeisend belang.

Artikel 5: Intrekken vergunning

De vergunning als bedoeld in artikel 2 kan door het bevoegd gezag worden ingetrokken als hiervan niet binnen één jaar nadat deze onherroepelijk is geworden, volledig gebruik is gemaakt. In het geval de vergunning als bedoeld in artikel 2 betrekking heeft op meer dan één boom, kan deze door het bevoegd gezag worden ingetrokken na verloop van één jaar, ook als in fasen wordt geveld of één boom of enkele bomen al zijn geveld.

Artikel 6: Bijzondere vergunningsvoorschriften

  • 1. Het bevoegd gezag kan aan een vergunning als bedoeld in artikel 2 voorschriften verbinden. Tot deze voorschriften kan behoren het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen moet worden herplant.

  • 2. Wordt een voorschrift als bedoeld in het eerste lid gegeven, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn niet geslaagde beplanting moet worden vervangen.

  • 3. Indien de vergunningaanvrager een bedrijf of instelling is en er voldoende termen aanwezig zijn om overeenkomstig het bepaalde in lid 1 een herplantvoorschrift te verbinden aan de vergunning, doch uitvoering hiervan in ruimtelijke zin niet mogelijk is naar maatstaven van redelijkheid en onvoldoende compensatie biedt voor het vellen van de houtopstand, kan het bevoegd gezag aan de vergunning voorschriften verbinden. De vergunningaanvrager is alsdan een door het bevoegd gezag te bepalen vergoeding, gebaseerd op de boomwaarde, verschuldigd te storten in de groenreserve van de gemeente die wordt ingezet voor herplant.

  • 4. Tot aan de vergunning te verbinden voorschriften kunnen aanwijzingen behoren ter bescherming van in en rond de houtopstand voorkomende flora en fauna.

Artikel 7: Herplant-/instandhoudingplicht

  • 1. Indien de houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze verordening van toepassing is, zonder vergunning van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gedaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond, dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen binnen een termijn van één jaar te herplanten overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen.

  • 2. De voorschriften en verplichtingen van dit artikel gelden ook voor bomen kleiner dan de in artikel 1 van deze verordening genoemde minimummaat.

  • 3. Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij door het bevoegd gezag tevens worden bepaald op welke wijze en binnen welke termijn niet-geslaagde beplanting moet worden vervangen.

  • 4. Indien een houtopstand waarop het verbod als bedoeld in artikel 2 van toepassing is, in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.

Artikel 8: Schadevergoeding

Het college beslist op een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 17 van de Boswet (zie bijlage A: Boswet).

Artikel 9: Bestrijding van iepziekte en bacterievuur

  • 1. Dit artikel verstaat onder:

    • a.

      iepziekte: de aantasting van iepen door de schimmel Ophiostoma ulmi (Buism.) Nannf. (syn eratocystis ulmi (Buism.) C. Moreau);

    • b.

      iepenspintkever: het insect, in elk ontwikkelingsstadium, behorende tot de soorten Scolytus scolytus (F.) en Scolytus multistratus (Marsch) en scolytus pygmaeus.

  • 2. Als zich op een terrein één of meerdere iepen bevinden die naar het oordeel van het college gevaar opleveren voor verspreiding van de iepziekte of voor vermeerdering van de iepenspintkevers, is de rechthebbende, als hij daartoe door het college is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn:

    • a. als de iepen in de grond staan, deze te vellen;

      • b.

        de iepen te ontbasten en de bast te vernietigen;

      • c.

        de niet ontbaste iepen of delen daarvan te vernietigen of zodanig te behandelen dat verspreiding van de iepziekte wordt voorkomen.

  • 3.

    • a.

      het is verboden ongeschilde, gevelde iepen of delen daarvan voorhanden of in voorraad te hebben of te vervoeren;

    • b.

      het verbod is niet van toepassing op geheel ontbast iepenhout of iepenhout met een doorsnede kleiner dan 4 centimeter;

    • c.

      het college kan ontheffing verlenen van het onder a van dit lid gestelde verbod.

  • 4. Dit artikel verstaat onder:

    bacterievuur: de aantasting door de bacterie Erwinia amylovora.

  • 5. Indien zich op een terrein één of meerdere aangetaste bomen of struiken bevinden die naar het oordeel van het college gevaar opleveren voor de verspreiding van bacterievuur, is de rechthebbende indien hij daartoe door het college is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijven vast te stellen termijn:

    • a.

      indien de aangetaste bomen en struiken in de grond staan deze te vellen dan wel te snoeien op een zodanige wijze dat verspreiding van de ziekte wordt voorkomen;

    • b.

      de aangetaste bomen en struiken te vernietigen of zodanig te behandelen dat verspreiding van bacterievuur wordt voorkomen.

  • 6.

    • a.

      Het is verboden aangetaste bomen en struiken of delen daarvan voorhanden of in voorraad te hebben of te vervoeren;

    • b.

      Het college kan ontheffing verlenen voor het onder a van dit lid gestelde verbod.

  • 7. Het niet voldoen aan de in het tweede en vijfde lid bedoelde aanschrijving, biedt een basis voor de toepassing van bestuursdwang, waarbij de noodzakelijke werkzaamheden voor risico en voor rekening van aangeschrevene, door of namens de gemeente kunnen worden verricht.

Artikel 10: Verhouding tussen activiteiten kappen, bouwen en uitvoeren werk

Het is verboden om voorwerpen en/of grond onder de kroonprojectie van bomen op te slaan, danwel in opslag te houden, al dan niet tijdelijk, op zodanige wijze dat de gesteldheid van die bomen kan verslechteren danwel dat die bomen kunnen worden beschadigd of kunnen afsterven.

Artikel 11: Bescherming bomen

  • 1. Het is verboden om openbare houtopstanden te beschadigen, bekladden, beplakken, snoeien of daaraan snoeiwerk te verrichten behoudens door boomverzorgers, ter uitoefening van de hun door of namens de eigenaar opgedragen boomverzorgende taak.

  • 2. Het is verboden om een of meer voorwerpen in of aan een openbare houtopstand aan te brengen of anderszins te bevestigen, behoudens met ontheffing van het college.

  • 3. De voorschriften en verplichtingen van dit artikel gelden ook voor bomen kleiner dan de in artikel 1 van deze verordening genoemde minimummaat.

Artikel 12: Uitzicht belemmerende beplanting

  • 1. De rechthebbende op een boom, heg, struik of andere beplanting welke aan het wegverkeer het vrije uitzicht belemmert of daarvoor naar het oordeel van het college op andere wijze hinder of gevaar kan opleveren, is verplicht deze beplanting te snoeien, op te binden of te verwijderen na aanschrijven door het college en binnen een door hen in te stellen termijn en overeenkomstig zijn aanwijzingen.

  • 2. Het niet voldoen aan de in het eerste lid bedoelde aanschrijving biedt een basis voor de toepassing van bestuurlijke sancties als bedoeld in de artikelen 5:21 tot en met 5:54 van de Algemene wet bestuursrecht, waarbij de noodzakelijke werkzaamheden voor risico en rekening van aangeschrevene, eventueel door of namens het college kunnen worden verricht.

Artikel 13: Strafbepaling

  • 1. Degene aan wie een voorschrift als bedoeld in artikel 4, eerste of derde lid, of in artikel 6, is gegeven of een verplichting als bedoeld in artikel 7 is opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger, is gehouden dienovereenkomstig te handelen.

  • 2. Degene die handelt in strijd met artikel 2 lid 3, artikel 10 of artikel 11, lid 1 of lid 2, dan wel een voorschrift onderscheidenlijk een verplichting als bedoeld in het eerste lid van dit artikel niet nakomt, kan worden gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie. Tevens kan een rechterlijke veroordeling op grond van dit artikel openbaar worden gemaakt. Bij de strafmaatbepaling kan rekening worden gehouden met de boomwaarde.

Artikel 14: Opsporing

  • 1. Met de toezicht op de naleving van de in deze verordening strafbaar gestelde feiten zijn behalve de ambtenaren, genoemd in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, ook de daartoe bij besluit van het bevoegd gezag aangewezen ambtenaren belast.

  • 2. Met het toezicht op de uitvoering en de handhaving van het bepaalde bij deze verordening zijn behalve de ambtenaren, genoemd in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, ook de daartoe bij besluit van het bevoegd zag aangewezen ambtenaren belast.

  • 3. De krachtens het bepaalde in de leden 1 en 2 aangewezen ambtenaren zijn bevoegd, zo dikwijls de zorg voor de naleving van enig voorschrift van deze verordening dit vereist, met medeneming van de benodigde apparatuur, een woning te betreden zonder toestemming van de bewoner.

Artikel 15: Betreden terreinen

Zo dikwijls de zorg voor de naleving van enig voorschrift van deze verordening dit vereist, wordt hierbij aan hen die met de zorg voor de naleving daarvan zijn belast of daaraan moeten meewerken, de last verstrekt terreinen te betreden, desnoods tegen de wil van de rechthebbende. Indien er een risico bestaat dan wel redelijkerwijs te verwachten is dat er besmetting van dieren of gewassen kan plaats vinden door betreding van het erf, treedt dit artikel terug.

Artikel 16: Overgangsbepaling

De kapvergunningaanvragen, die zijn ingediend voor de in artikel 17 genoemde datum van inwerkingtreding, vallen onder de verordening die van kracht was voorafgaande aan deze verordening.

Artikel 17: Slotbepaling

  • 1. Deze verordening kan worden aangehaald als Boomverordening Onderbanken.

  • 2. Deze verordening treedt in werking per 1 oktober 2010.

    Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 1 juli 2010.

    De voorzitter,

    M.A.H. Clermonts-Aretz

    De griffier,

    M.M.G.M. Richter

Bijlage A: de Boswet

Tekst: afkomstig uit Boswet

Artikel 1, vijfde lid.

“De gemeenteraad stelt bij besluit vast welke voor de toepassing van deze wet de grenzen van de bebouwde kom of kommen der gemeente zijn. Dit besluit behoeft de goedkeuring van Gedeputeerde Staten. De goedkeuring kan worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang. Gedeputeerde Staten kunnen voor een door hen te bepalen termijn van deze verplichting ontheffing verlenen. Het ontwerp van het door de gemeenteraad te nemen besluit ligt gedurende dertig dagen ter gemeentesecretarie voor een ieder ter inzage. De burgemeester maakt de nederlegging tevoren in de Staatscourant, in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente verspreid worden, en voorts op de gebruikelijke wijze bekend.”

Artikel 17, juncto artikel 13 vierde lid van de Boswet.

Artikel 17

Indien de gebruiker of eigenaar van een houtopstand tengevolge van een krachtens provinciale of gemeentelijke verordening genomen besluit, houdende een verbod tot vellen van een houtopstand of een weigering tot ontheffing van een verbod tot vellen van een houtopstand, schade lijdt, welke redelijkerwijs niet of niet geheel voor zijn rekening behoort te blijven, kennen de in de provinciale, onderscheidenlijk de gemeentelijke verordening aangewezen organen hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding uit de provinciale, onderscheidenlijk de gemeentekas toe.

Artikel 13

  • 1.

    Onze minister van onderwijs, cultuur en wetenschap en van landbouw, natuur en voedselkwaliteit kunnen ter bewaring van natuur- en landschapsschoon het vellen en doen vellen, anders dan bij wijze van dunning, van bossen en andere houtopstanden telkens voor ten hoogste vijf jaar verbieden.

  • 2.

    De bekendmaking van een besluit houdende een verbod als bedoeld in het eerste lid, geschiedt door toezending of uitreiking aan de gebruiker van de grond waarop de houtopstand zich bevindt en, indien deze niet de eigenaar van de grond is, tevens aan deze laatste. Van dit besluit wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.

  • 3.

    Een verbod als bedoeld in het eerste lid kan niet worden opgelegd in het geval, omschreven in artikel 5, eerste lid.

  • 4.

    Indien de in het tweede lid bedoelde gebruiker of eigenaar tengevolge van een verbod, als bedoeld in het eerste lid, schade lijdt, welke redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kennen Onze in het eerste lid genoemde ministers hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding uit ´s Lands kas toe.

Bijlage B: onderverdeling per waarderingskenmerk

Bij een totaal van 35 punten of minder mag de boom worden gekapt.

A.

Onderverdeling groenstructuur:

punten

A.1

staat in de hoofdstructuur

20

A.2

staat in de nevenstructuur

10

A.3

staat niet in groenstructuur

0

B.

Dorpsschoonwaarden/Onvervangbaar:

B.1

boom is onvervangbaar

15

B.2

boom is te vervangen

0

C.

Esthetisch:

C.1

boom is esthetisch waardevol en goed te zien vanaf openbaar terrein

15

C.2

boom is esthetisch waardevol en nauwelijks te zien van openbaar terrein 10

C.3

boom is esthetisch waardevol en niet te zien vanaf openbaar terrein

5

C.4

boom is esthetisch niet waardevol

0

D.

Cultuurhistorisch:

D.1

boom is cultuurhistorisch waardevol

10

D.2

boom is cultuurhistorisch niet waardevol

0

E.

Ecologisch:

E.1

boom heeft grote ecologische waarde

15

E.2

boom heeft geringe ecologische waarde

10

E.3

boom heeft geen bijzondere ecologische waarde

0

F.

Dendrologisch:

F.1

boom is genetisch zeer waardevol

15

F.2

boom komt in omgeving niet of nauwelijks voor

15

F.3

boom is in de directe omgeving uitzonderlijk groot

15

F.4

boom is zeer zeldzaam vlgs. de nederlandse dendrologie

15

F.5

boom is vrij zeldzaam vlgs. de nederlandse dendrologie

10

F.6

boom is algemeen vlgs. de nederlandse dendrologie

5

F.7

boom is zeer algemeen vlgs. de nederlandse dendrologie

0

G.

Educatief:

G.1

boom is educatief waardevol

10

G.2

boom is niet educatief waardevol

0

H.

Recreatie en leefbaarheid:

H.1

boom heeft grote waarde voor recreatie en leefbaarheid

15

H.2

boom heeft geringe waarde voor recreatie en leefbaarheid

10

H.3

boom heeft geen waarde voor recreatie en leefbaarheid

0

Toelichting waarderingskenmerken

A. Groenstructuur:

De boom maakt als element onderdeel uit van de architectonische hoofd- of nevenstructuur in het groen. Deze groenstructuur wordt aangegeven in het gemeentelijk beleid of een bestemmings-, bomen-, groen-, of landschapsplan.

B. Dorpsschoonwaarden/Onvervangbaar:

Is de boom te vervangen? Kan een ander exemplaar op deze plaats of in zijn directe omgeving de functie overnemen, of vervalt bij het wegvallen van de boom ook de groeiplaats voor een nieuwe boom?

C. Esthetisch:

De vorm en de omvang in relatie tot de standplaats zijn de criteria waarop de esthetische waarde (de schoonheid van de boom) wordt bepaald. Omdat dit een subjectieve benadering is, zal de onderhavige boom in vergelijking met andere bomen meer dan gemiddeld moeten scoren om het predikaat esthetisch waardevol te krijgen. Voorbeelden zijn bomen met een aantrekkelijke bloei, een bijzondere groeiwijze of mooie vruchtdracht.

D. Cultuurhistorisch:

Een boom is cultuurhistorisch waardevol als deze een rol van betekenis speelt in de geschiedenis van zijn omgeving. Te denken valt hier aan bomen die herinneren aan gebeurtenissen of bomen die een bepaald punt markeren, zoals een herdenkingsboom, markeringsboom, kruis- / kapelboom of een vormboom(leilinden, gekandelaberde bomen), dan wel deel uitmakend van oude(cultuurhistorische) lanen of hoogstamboomgaarden.

E. Ecologisch:

In feite is bijna iedere boom ecologisch interessant. Een boom is echter ecologisch waardevol als deze extra´s toevoegt in het ecosysteem en of deel uitmaakt van de E.H.S. zoals deze is vertaald in het Landschapsbeleidsplan. Als een dergelijke boom wegvalt dan zijn er directe gevolgen voor de naaste omgeving. Voorbeelden zijn nestelplaatsen voor zeldzame vogels, slaapplaats voor vleermuizen en overige schuilplaatsen voor dieren.

F. Dendrologisch:

Een boom is dendrologisch waardevol als de soort in Nederland zeldzaam of zeer zeldzaam is, volgens de meest recente versie “Nederlandse Dendrologie” van dr. B.K. Boom.

G. Educatief:

Een boom is educatief waardevol als hij in het opvoedkundige proces een rol speelt; de boom is onderwijskundig van belang.

H. Recreatie en leefbaarheid:

Hierbij wordt gedacht aan buitengewone bomen die algemeen gewaardeerd worden vanwege hun schaduw of bomen die een buitengewone dempende werking hebben op hinderlijke (monotone) geluiden van verkeer of industrie. Ook de boomtechnisch lelijke of scheve boom die echter om zijn karakteristieke vorm wordt gewaardeerd, als herkenningspunt in een park dient of een speelplek voor de jeugd accent geeft, is extra beschermingswaardig.