Regeling vervallen per 01-01-2021

Verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor het parkeren

Geldend van 01-01-2017 t/m 31-12-2020

Intitulé

Verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor het parkeren

DE RAAD VAN DE GEMEENTE OOSTERHOUT;

Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 30 augustus 2004.

Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 2a van de Wegenverkeerswet,

BESLUIT:

Vast te stellen de Verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor het parkeren.

Afdeling I: Definities en begripsomschrijvingen.

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens van 26 juli 1990, Staatsblad 459;

  • b.

    motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990;

  • c.

    Parkeren: het gedurende de aaneengesloten periode doen of laten staan van een motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijke voorschrift is verboden.

  • d.

    houder van een motorrijtuig: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorrijtuig dat is ingeschreven in het - krachtens de Wegenverkeerswet 1994 - aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

  • e.

    huishouden: één of meerdere personen die samen op één adres wonen en er samenleven, in de zin van samen in hun dagelijkse levensbehoefte voorzien, vormen een huishouden.

  • f.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten met inbegrip van verzamelparkeermeters en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • g.

    parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats behorende bij parkeerapparatuur;

  • h.

    vergunninghouderplaats: een parkeerplaats die

  • i.

    parkeervergunning: een door Burgemeester en Wethouders verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorrijtuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur- en/of belanghebbendenplaatsen;

  • j.

    vergunninghouder: de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend.100%

  • k.

    Bewonersvergunning (A-vergunning): een vergunning ten behoeve van de eigenaar of houder van een motorvoertuig, die als bewoner in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op een adres staat ingeschreven en van wie het adres een zelfstandige woning betreft, in een gebied waar het vergunningengebied van kracht is.

  • l.

    Bedrijfsvergunning (B-vergunning): een vergunning ten behoeve van bedrijven die als bedrijf op een adres staat ingeschreven in een gebied waar het vergunningengebied van kracht is.

  • m.

    Onderhoudsvergunning (C-vergunning): een vergunning ten behoeve van bedrijven of personen die tijdelijk werkzaam zijn in een gebied waar het vergunningengebied van kracht is.

  • n.

    Bezoekersvergunning (D-vergunning): een vergunning, in de vorm van een kraskaart, ten behoeve van bezoekers van de bewoners in het vergunningengebied welke maximaal één dag geldig is.

  • o.

    Zorgvergunning (E-vergunning): een vergunning ten behoeve zorgverlenende instanties zonder winstoogmerk, die vanwege het zorgverlenende karakter snel en op korte afstand van hun cliënten moeten kunnen komen.

Afdeling II: Plaatsen voor vergunninghouders, vergunningen en vergunningbewijzen

Artikel 2: Aanwijzen plaatsen en tijden

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders kan, bij openbaar te maken besluit, weggedeelten aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders kan bij openbaar te maken besluit, de tijdstippen vaststellen waarop het parkeren aan vergunninghouders is toegestaan.

Artikel 3: Aanvraag parkeervergunning

  • 1.

    Burgemeester en Wethouders kunnen op een daartoe strekkende aanvraag een vergunning verlenen voor het parkeren op vergunninghouderplaatsen of parkeerapparatuurplaatsen.

  • 2.

    Een parkeervergunning kan worden verleend aan:

    • a.

      de eigenaar of houder van een motorvoertuig, wanneer deze volgens het gemeentelijke basisadministratiesysteem woont in een gebied waar vergunninghouderplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn (bewonersvergunning), dan wel;

    • b.

      de rechtspersoon, die gevestigd is en/of het beroep of bedrijf uitoefent in een gebied waar vergunninghouderplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn (bedrijfsvergunning), dan wel;

    • c.

      degene, die woont in een gebied waar belanghebbendenplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn, ten behoeve van het parkeren van motorvoertuigen van degene die hem of haar bezoekt, te noemen een bezoekersvergunning.

    • d.

      het bedrijf, dat een motorvoertuig nodig heeft bij het verrichten van herstel-, onderhouds- of daarmee gelijk te stellen werkzaamheden, voor zover dit voertuig voor het uitvoeren van die werkzaamheden in de onmiddellijke omgeving van de betreffende locatie moet worden geparkeerd (onderhoudsvergunning), dan wel;

    • e.

      de instantie met een zorgverlenende functie, zonder winstoogmerk (zorgvergunning)

  • 3.

    Burgemeester en Wethouders kunnen in bijzondere gevallen een vergunning ook verlenen aan eigenaren of houders die niet voldoen aan één van de in het tweede lid genoemde voorwaarden.

  • 4.

    Aan de vergunning kunnen zowel beperkingen worden verbonden met betrekking tot de te gebruiken parkeerplaatsen als met betrekking tot de tijdstippen waarop de vergunning van kracht is.

  • 5.

    Burgemeester en Wethouder kan aan een vergunning nadere voorschriften of beperkingen, anders bedoeld als in het vorige lid, verbinden. Deze voorschriften mogen alleen strekken tot bescherming van het belang van beschikbare ruimte.

Artikel 4: Aanvragen

  • 1.

    Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in de volgende leden van dit artikel, regels (beleidsregels) geven voor het aanvragen en verlenen van een vergunning.

  • 2.

    Burgemeester en Wethouders geven binnen acht weken na ontvangst van een aanvraag voor een vergunning een beschikking.

  • 3.

    Burgemeester en Wethouders kunnen de in het tweede lid genoemde termijn met ten hoogste vier weken verlengen. Van een verlenging van deze termijn wordt de aanvrager schriftelijk in kennis gesteld.

  • 4.

    Een besluit tot afwijzing van een aanvraag is met reden omkleed.

Artikel 5: Geldigheidsduur parkeervergunning

  • 1.

    Een parkeervergunning wordt voor ten hoogste twaalf maanden verleend.

  • 2.

    Nadat een eerste vergunning is verleend, kan een vergunning voor aansluitende tijdvakken worden verlengd door voldoening van de verschuldigde belasting door de vergunninghouder minimaal één maand voor het verstrijken van de lopende vergunningstermijn.

  • 3.

    Bij niet tijdige betaling vervalt de parkeervergunning van rechtswege.

Artikel 6: Gegevens

De vergunning bevat in ieder geval de volgende gegevens:

  • a.

    de periode waarvoor de vergunning geldt;

  • b.

    het weggedeelte of gebied waarvoor de vergunning geldt;

  • c.

    de naam van de vergunninghouder en/of het kenteken of een ander kenmerk van het motorvoertuig waarvoor de vergunning is verleend;

  • d.

    de voorschriften en beperkingen die aan de vergunning verbonden zijn.

Artikel 7: Wijzigingen

  • 1.

    Vergunninghouder is verplicht elke wijziging in de omstandigheden die relevant zijn voor het verlenen van een vergunning, onmiddellijk aan burgemeester en wethouders kenbaar te maken.

  • 2.

    Wijziging van het voertuig of van het kenteken van het voertuig, van (bedrijfs)naam of -adres van vergunninghouder dienen onmiddellijk aan burgemeester en wethouders te worden doorgegeven.

Artikel 8: Intrekken of wijzigen vergunning

  • 1.

    Burgemeester en Wethouders kunnen een parkeervergunning intrekken of wijzigen:

    • a.

      Op verzoek van de vergunninghouder;

    • b.

      wanneer de vergunninghouder het gebied, waarvoor de vergunning is verleend, metterwoon verlaat of het daar uitgeoefende beroep of bedrijf beëindigt;

    • c.

      wanneer er zich een wijziging voordoet in één van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de vergunning;

    • d.

      wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van vergunningen komt te vervallen;

    • e.

      wanneer de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften;

    • f.

      wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt;

    • g.

      om redenen van openbaar belang.

  • 2.
    • a.

      Een besluit tot het intrekken of wijzigen van een vergunning is met redenen omkleed. De betrokkene wordt van het intrekken of wijzigen van de vergunning schriftelijk in kennis gesteld;

    • b.

      Een besluit tot intrekken of wijzigen van een vergunning wordt eerst genomen nadat de houder van de vergunning in de gelegenheid is gesteld binnen een door het bevoegde orgaan te stellen termijn zijn oordeel kenbaar te maken omtrent het voornemen tot het nemen van dit besluit. Deze bepaling blijft buiten toepassing in spoedeisende gevallen en geldt voorts niet wanneer de wijziging of intrekking een groot aantal vergunningen betreft.

  • 3.

    Indien de parkeervergunning is ingetrokken op grond van lid 1 sub e. of f. wordt een aanvraag voor een parkeervergunning door dezelfde vergunninghouder, binnen 6 maanden na intrekking geweigerd.

Afdeling III: Verbodsbepalingen

Artikel 9

  • 1.

    Het is verboden om enig voertuig, niet zijnde een motorvoertuig te plaatsen of te laten staan:

    • a.

      op een parkeerapparatuurplaats;

    • b.

      op een vergunninghouderplaats.

  • 2.

    Het is verboden een fiets, een bromfiets of enig ander voorwerp op zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen of te laten staan, dat daardoor een normaal gebruik daarvan wordt belemmerd of verhinderd.

  • 3.

    Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde uit het eerste lid van dit artikel.

Artikel 10

  • 1.

    Het is verboden parkeerapparatuur op andere wijze, met andere middelen, of met andere munten, dan aangegeven op of nabij de parkeerapparatuur, in werking te stellen.

  • 2.

    Het is verboden op een parkeerapparatuurplaats gedurende de tijden waarop het parkeren daar slechts tegen betaling is toegestaan:

    • a.

      een motorvoertuig te parkeren indien de parkeerapparatuur niet in werking is gesteld of niet onmiddellijk na aanvang van het parkeren in werking wordt gesteld;

    • b.

      een motorvoertuig geparkeerd te houden indien de parkeerapparatuur aangeeft dat de parkeertermijn is verstreken.

  • 3.

    Het in het tweede lid onder a vervatte verbod geldt niet wanneer aan de eigenaar of houder van het motorvoertuig een vergunning is verleend voor het parkeren op de betreffende categorie parkeerplaatsen, het motorvoertuig duidelijk zichtbaar is voorzien van een vergunning en niet gehandeld wordt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorwaarden.

  • 4.

    Het in het tweede lid vervatte verbod is niet van toepassing op parkeerapparatuurplaatsen waar op grond onder a van de verordening parkeerbelastingen naheffingsaanslagen worden opgelegd wegens het niet betalen van verschuldigde parkeergeld.

  • 5.

    Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in het tweede lid van dit artikel.

Artikel 11

  • 1.

    Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een vergunninghouderplaats slechts aan vergunninghouders is toegestaan aldaar een motorvoertuig te parkeren of geparkeerd te houden:

    • a.

      zonder vergunning;

    • b.

      zonder dat het motorvoertuig duidelijk zichtbaar is voorzien van de vergunning;

    • c.

      in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften.

  • 2.

    Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Afdeling IV: Strafbepaling

Artikel 12

Overtreding van het bepaalde in afdeling III van deze verordening wordt gestraft met hechtenis van het hoogste twee maanden of geldboete van de eerste categorie.

Artikel 13

Met de opsporing van overtredingen van deze verordening zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren belast.

Artikel 14: Diefstal, verlies of vermissing

  • 1.

    In geval van verlies of vermissing van een vergunning op naam wordt géén duplicaatvergunning verstrekt.

  • 2.

    In geval van verlies of vermissing van een vergunning op kenteken kan een duplicaatvergunning worden verstrekt.

  • 3.

    In geval van diefstal van vergunning wordt slechts een duplicaat verstrekt indien van de diefstal aangifte is gedaan bij de politie en tegen overlegging van het proces-verbaal.

  • 4.

    Alle kosten, verbonden aan de uitgifte van duplicaat-vergunningen zijn voor rekening van de vergunninghouder.

Afdeling V: Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 15

Deze verordening kan worden aangehaald als: “Parkeerverordening 2005”.

  • 1.

    Deze vergunning treedt in werking op een door burgemeester en wethouders bij openbaar besluit bekend te maken datum.

  • 2.

    Bij inwerkingtreding van deze verordening vervalt de “Parkeerverordening 1996”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 21 september 2004.
De raad voornoemd,
voorzitter,
griffier,

Toelichting op de Parkeerverordening Oosterhout 2004

Artikel 1

Ten aanzien van lid e – de omschrijving van huishouden het volgende –, indien meerdere huishoudens op één adres wonen dient aangetoond te worden dat er tussen deze huishoudens onderling geen familie- en / of samenlevingsverband is. Dit kan door:

  • Als hoofdbewoner (huishouden) aan te tonen dat huurcontracten zijn gesloten met andere bewoners (huishoudens op het zelfde adres.

  • Als huurder, een huurcontract met de hoofdbewoner te overleggen.

  • Aan te tonen dat er geen samenlevingscontract, huwelijksverband of familieverband bestaat tussen de huishoudens onderling.

Artikel 2

Dit artikel geeft aan dat burgemeester en wethouders ten allen tijde de mogelijkheid hebben wijzigingen ten aanzien van de plaatsen en de tijden in te voeren.

Los hiervan staat het heffen van rechten voor het uitgeven van de vergunning. De tarifering. Dit gebeurt op basis van de ‘Verordening op de heffing en de invordering van de parkeerbelastingen’

Artikel 3

In dit artikel worden de basisvoorwaarden voor het in aanmerking komen voor een parkeervergunning vastgelegd. In de beleidsregel is meer specifiek aangegeven aan welke criteria de aanvrager dient te voldoen alvorens een vergunning te verkrijgen. Dit is onder meer gedaan omdat het middels de beleidsregel eenvoudiger is om mutatie is in criteria van de aanvragen door te voeren zonder dat de parkeerverordening aangepast dient te worden.

Artikel 4 lid 1

De formulering van dit artikel biedt burgemeester en wethouders de mogelijkheid in te spelen op nieuwe ontwikkelingen in de technologie (aanvragen via internet) maar geeft ook de mogelijkheid om via aanvragen te bepalen welke gegevens noodzakelijk worden geacht om een aanvraag voor een parkeervergunning te kunnen beoordelen.

Artikel 5

Dit artikel biedt de mogelijkheid tot het voor een kortere periode verlenen van een vergunning dan een jaar.

Artikelen 6, 7 en 8

De bepalingen uit deze artikelen zien toe op een correcte verloop van de procedures tot verlenen van een vergunning en het naleven van de voorwaarden. Handelen in strijd met de vergunningvoorwaarden of het verstrekken van onjuiste gegevens levert gedurende een half jaar een weigeringsgrond op bij het verlenen van een vergunning.

Artikel 14

Deze bepalingen zijn opgenomen om fraude met de parkeervergunning tegen te gaan en minder lucratief te maken.