Verordening materiële financiële gelijkstelling onderwijs

Geldend van 01-01-2015 t/m heden

Intitulé

Verordening materiële financiële gelijkstelling onderwijs

De raad van de gemeente Oosterhout;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 16-11-2014;

gelet op artikel 140 /141 van de Wet op het primair onderwijs , artikel 134 /135 van de Wet op de expertisecentra en artikel 96g /96h van de Wet op het voortgezet onderwijs;

gelet op de artikelen XIII , XV en XVII van de Wet dualisering gemeentelijke medebewindsbevoegdheden ;

gelet op artikel 5 van de Gemeentewet ;

gelet op hoofdstuk 4 van de Algemene wet bestuursrecht ;

besluit vast te stellen de volgende verordening tot wijziging van de Verordening materiële financiële gelijkstelling onderwijs gemeente Oosterhout 2015

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oosterhout;

  • b.

    schoolbestuur: bevoegd gezag van een volgens de Wet op het primair onderwijs , de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs bekostigde in de gemeente gelegen openbare of bijzondere school,

  • c.

    school: school voor basisonderwijs, school voor (voortgezet) speciaal onderwijs of school voor voortgezet onderwijs;

  • d.

    voorziening: een voorziening zoals opgenomen in de bijlage Voorzieningen van deze verordening;

  • e.

    aanvullende voorziening: een door het college vastgestelde nieuwe voorziening waarmee de verordening tijdelijk wordt aangevuld;

  • f.

    indieningsdatum: uiterste moment zoals opgenomen in de bijlage Voorzieningen van deze verordening, waarvoor een aanvraag voor een voorziening voor het eerste daaropvolgende tijdvak moet zijn ingediend;

  • g.

    toekenningscriteria: de omstandigheden zoals opgenomen in de bijlage Voorzieningen van deze verordening, waaronder een schoolbestuur in aanmerking komt voor een voorziening of een aanvullende voorziening;

  • h.

    tijdvak: periode zoals opgenomen in de bijlage Voorzieningen van deze verordening, waarvoor een voorziening wordt toegekend;

  • i.

    subsidieplafond: een bedrag zoals bedoeld in artikel 4:22 van de wet , dat beschikbaar is voor een voorziening, of een aanvullende voorziening;

  • j.

    feitelijke beschikbaarstelling: de beschikking van het college waarbij een voorziening of aanvullende voorziening in natura beschikbaar wordt gesteld;

  • k.

    subsidievaststelling: een beschikking zoals bedoeld in artikel 4:42 van de wet;

  • l.

    wet: de Algemene wet bestuursrecht ;

Artikel 2 Subsidieplafond en verdelingsregels

  • 1.

    De raad kan voor een voorziening een subsidieplafond vaststellen. Hierbij bepaalt de raad hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

  • 2.

    De raad kan voor een voorziening het gestelde in het eerste lid overdragen aan het college. Het college neemt daarbij de gemeentebegroting in acht.

  • 3.

    Het college maakt het subsidieplafond en de wijze van verdeling van het beschikbare bedrag, uiterlijk zes weken voor de indieningsdatum aan de schoolbesturen bekend.

Artikel 3 Aanvullende voorziening

  • 1.

    Het college kan bepalen dat de verordening tijdelijk wordt aangevuld met een voorziening.

  • 2.

    Het college stelt de toekenningscriteria vast waaronder aanspraak bestaat op de aanvullende voorziening.

Artikel 4 Jaarlijks overzicht

Jaarlijks voor 1 juli zendt het college aan de schoolbesturen een overzicht van de op basis van deze verordening toegekende voorzieningen. Het overzicht omvat de periode van 1 juni van het voorafgaande jaar tot en met 31 mei van het jaar van toezending.

Hoofdstuk 2 Procedures

Paragraaf 2.1 Aanvraag voorzieningen; weigeringsgronden

Artikel 5 Toevoegen, wijzigen en intrekken

Een wijziging van de verordening die leidt tot het toevoegen, wijzigen of intrekken van een voorziening, wordt uiterlijk zes weken voor de indieningsdatum bekendgemaakt door het college.

Artikel 6 Indiening aanvraag

Het schoolbestuur dat een voorziening voor het eerste daaropvolgend tijdvak wenst, dient voor de indieningsdatum een aanvraag in bij het college. De indieningsdatum is niet van toepassing indien voor de voorziening is bepaald dat een indieningsdatum niet is voorgeschreven. Indien de aanvraag niet voor de indieningsdatum is ingediend, besluit het college om de aanvraag niet te behandelen.

De aanvraag vermeldt:

  • a.

    naam en adres van het schoolbestuur;

  • b.

    de dagtekening;

  • c.

    de gewenste voorziening;

  • d.

    de naam van de school en de onderwijssoort indien de voorziening is bestemd voor een school;

  • e.

    een motivering dat wordt voldaan aan de toekenningscriteria.

Bij het ontbreken van een of meer gegevens deelt het college dit schriftelijk mee aan het schoolbestuur. Daarbij krijgt het schoolbestuur de gelegenheid om binnen drie weken na de datum van verzending van de mededeling de gegevens schriftelijk aan te vullen. Indien het schoolbestuur de ontbrekende gegevens niet binnen deze termijn verstrekt, beslist het college de aanvraag niet te behandelen.

Artikel 7 Beslissingstermijn

  • 1.

    Het college besluit binnen twaalf weken na de indieningsdatum op een aanvraag. Indien ten aanzien van een voorziening geen indieningsdatum is voorgeschreven, beslist het college binnen twaalf weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2.

    Het college kan de termijn van twaalf weken met vier weken verlengen. Bij verlenging wordt uiterlijk twee weken voor het einde van de termijn van twaalf weken hiervan door het college schriftelijk mededeling gedaan aan het schoolbestuur. Hierbij geeft het college de reden voor de verlenging aan.

  • 3.

    Het college stelt binnen twee weken na de datum van de beschikking op de aanvraag het schoolbestuur hiervan schriftelijk in kennis.

Artikel 8 Weigeringsgronden

Het college weigert de voorziening in ieder geval indien:

  • a.

    de gewenste voorziening geen voorziening is in de zin van deze verordening;

  • b.

    niet is voldaan aan één van de toekenningscriteria;

  • c.

    door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.

Paragraaf 2.2 Aanvraag aanvullende voorzieningen; weigeringsgronden

Artikel 9 Indiening aanvraag

  • 1.

    Het schoolbestuur dat een aanvullende voorziening wenst, dient een aanvraag in bij het college.

  • 2.

    Op de aanvraag is artikel 6, tweede en derde lid, van toepassing.

Artikel 10 Beslissingstermijn

Het college besluit binnen vier weken na ontvangst van de aanvraag of binnen vier weken na de verstrekking van de aanvullende gegevens. Binnen twee weken na de datum van de beschikking stelt het college het schoolbestuur hiervan schriftelijk in kennis.

Artikel 11 Weigeringsgronden

Het college weigert de aanvullende voorziening in ieder geval indien:

  • a.

    de gevraagde voorziening geen aanvullende voorziening zoals bedoeld in artikel 3 is;

  • b.

    niet is voldaan aan een van de toekenningscriteria.

Paragraaf 2.3 Toekenning; intrekking of wijziging; verbod vervreemding

Artikel 12 Inhoud beschikking tot toekenning; betaling

  • 1.

    De beschikking van het college tot toekenning van een voorziening of een aanvullende voorziening kan inhouden:

    • a.

      feitelijke beschikbaarstelling van de voorziening;

  • 2.

    De beschikking bevat:

    • a.

      het tijdvak en het doel waarvoor de voorziening is toegekend;

    • b.

      de wijze waarop het schoolbestuur de voorziening dient uit te voeren.

    • c.

      de bepaling dat de wet van toepassing is en voorzover van belang welke afzonderlijke bepalingen of afwijkingen hierop van kracht zijn.

  • 3.

    De betaling van het bedrag vindt binnen zes weken na de vaststelling plaats.

Artikel 13 Intrekken of wijzigen beschikking; terugvordering

Ten aanzien van het beleid tot intrekking, wijziging, stopzetting of verlaging van de afgegeven subsidiebeschikking dan wel terugvordering van gegeven subsidie is titel 4:2 van de wet van toepassing.

Artikel 14 Verbod tot vervreemding

Vervreemding door het schoolbestuur van op basis van deze verordening toegekende voorzieningen, is niet toegestaan zonder toestemming van het college tenzij sprake is van een overdracht van voorzieningen aan een ander schoolbestuur als gevolg van samenvoeging van het betreffende schoolbestuur met een ander schoolbestuur.

Artikel 15 Informatieverstrekking

Het schoolbestuur verstrekt op verzoek van het college nadere gegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het bepaalde in deze verordening.

Artikel 16 Beslissing van het college in gevallen waarin de verordening niet voorziet

In gevallen, de uitvoering van de verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 17 Citeertitel; inwerkingtreding

  • 1.

    De verordening kan worden aangehaald als: Verordening materiële financiële gelijkstelling onderwijs gemeente Oosterhout 2015.

  • 2.

    De verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2015.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 16-12-2015.
De voorzitter,
De griffier,

Bijlage ‘Voorzieningen lokaal bewegingsonderwijs’

I Criteria schoolbestuur dat in aanmerking komt voor een voorziening

Het bevoegd gezag van een school of nevenvestiging voor:

  • a.

    basisonderwijs of speciaal basisonderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, en

  • b.

    speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra, dat juridisch eigenaar is van een school voor basisonderwijs, school voor speciaal basisonderwijs, speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs die zich bevindt op het grondgebied van de gemeente en juridisch eigenaar is van lokaal bewegingsonderwijs dat zich bevindt op het grondgebied van de gemeente.

II Aanduiding van de voorziening

Onderscheid wordt gemaakt in de voorziening:

  • a.

    aanpassing, bestaande uit:

    • 1°.

      het maken van voldoende wasgelegenheid waar deze bij het lokaal bewegingsonderwijs o ontbreekt en dit belemmerend werkt op het effectief gebruik, dan wel de mogelijkheden tot medegebruik, van het lokaal bewegingsonderwijs;

    • 2°.

      wijzigingen bij ingebruikneming van een gebouw als het gebouw anders niet geschikt is voor het primair onderwijs en speciaal of voortgezet speciaal onderwijs, omdat:

      • A.

        de netto vloeroppervlakte van een lokaal bewegingsonderwijs niet minstens 252 vierkante meter netto is en de hoogte niet minstens 5 meter bedraagt, en

      • B.

        het lokaal bewegingsonderwijs niet voorzien is van minstens twee kleedruimten met een was- of douchegelegenheid;

    • 3°.

      voorzieningen voor eisen voortkomend uit wet- en regelgeving;

    • 4°.

      vervangen van oliegestookte verwarmingsinstallaties;

  • b.

    onderhoud,bestaande uit:

    • 1°.

      vervangen dakbedekking, hemelwaterafvoer, dakrand, daklichten;

    • 2°.

      vervangen buitenberging of dak buitenberging;

    • 3°.

      vervangen rijwielstalling of rijwielstaanders;

    • 4°.

      vervangen brandtrap;

    • vervangen erfscheiding;

    • 6°.

      Vervangen of herstellen riolering of bestrating schoolplein;

    • 7°.

      vervangen binnenkozijnen en -deuren, inclusief hang- en sluitwerk;

    • 8°.

      vervangen buitenkozijnen en -deuren, inclusief hang- en sluitwerk;

    • 9°.

      vervangen radiatoren, convectoren of leidingen voor centrale verwarming;

    • 10°.

      vervangen dakpannen, inclusief houtwerk, dakrand en goten;

    • 11°.

      vervangen boeiboorden.

III Criteria voor het toekennen van een voorziening

  • 1.

    De noodzaak van de voorziening:

    • a.

      maken van voldoende wasgelegenheid is aanwezig als bij het lokaal bewegingsonderwijs geen twee wasgelegenheden zijn;

    • b.

      maken van voldoende kleedgelegenheid is aanwezig als blijkt dat er geen twee kleedruimten zijn;

    • c.

      ingebruikneming blijkt uit het feit dat het desbetreffende gebouw niet voldoet aan de inrichtingseisen voor lokalen bewegingsonderwijs voor het basisonderwijs, speciaal basisonderwijs, speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs en het geschikt maken van het gebouw met redelijke kosten, zulks ter beoordeling van het college, te verwezenlijken is;

    • d.

      eisen voortkomend uit wet- en regelgeving blijkt als wordt vastgesteld dat het gebouw niet voldoet aan de geldende wet- en regelgeving, terwijl onontkoombaar is dat dit verschil op korte termijn moet worden opgeheven;

    • e.

      blijkt uit het feit dat de oliegestookte verwarmingsinstallatie in een zo slechte conditie verkeert dat vervanging noodzakelijk is, en

    • f.

      onderhoud blijkt uit het feit dat het gevraagde gebouwelement of een gedeelte daarvan:

      • 1°.

        ten minste in een matige conditie verkeert volgens de bouwkundige opname op grond van NEN 2767, en

      • 2°.

        regulier onderhoud door het bevoegd gezag niet langer volstaat.

  • 2.

    Bovenstaande voorzieningen komen voor bekostiging in aanmerking als op basis van een prognose, die voldoet aan de in bijlage II van de “Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs 2015” gestelde vereisten, het gebouw nog ten minste vier jaar voor het bewegingsonderwijs noodzakelijk is, tenzij er een andere, goedkopere, voorziening mogelijk is.

Dit ter beoordeling van het college.

IV Datum indienen aanvraag

De aanvraag voor het bekostigen van de voorziening moet uiterlijk 1 februari voorafgaande het jaar van bekostiging bij het college worden ingediend. Bij de aanvraag moet worden overlegd:

  • a.

    een leerlingenprognose, en

  • b.

    een rapportage waaruit de noodzaak blijkt van de voorzieningen, of

  • c.

    een bouwkundige rapportage die voldoet aan NEN 2767 en aantoont dat het gevraagde onderhoud noodzakelijk is, en

  • d.

    een offerte van de kosten.

V Tijdvak waarvoor voorziening wordt toegekend

De voorziening wordt toegekend voor het jaar volgend op het jaar waarop de aanvraag is ingediend. Is het niet mogelijk om de voorziening in het toegekende jaar te realiseren dat moet het bevoegd gezag voor 1 september van het toegekende jaar van uitvoering bij het college een gemotiveerd verzoek indienen om uitstel van de uitvoering van de voorziening. Het college beslist voor 1 november daaropvolgend.

VI Wijze waarop de voorziening wordt toegekend

  • 1.

    De voorziening wordt voorlopig toegekend op basis van de door het bevoegd gezag bij de ingediende aanvraag overgelegde offerte.

  • 2.

    Het definitieve bedrag wordt vastgesteld op basis van de offertes die zijn aangevraagd nadat de voorziening is toegekend.

  • 3.

    Bij het opvragen van de definitieve offertes is het bevoegd gezag gehouden aan de gemeentelijk richtlijnen voor het opvragen van offertes.

VII Subsidieplafond

Voor deze voorziening wordt geen subsidieplafond gehanteerd.

Toelichting

Als gevolg van de wetswijziging per 1 januari 2015 vervalt de zorgplicht voor de gemeente voor het bekostigen van onderhoud en aanpassen lokalen bewegingsonderwijs. Desondanks blijft de gemeente verantwoordelijk voor het vaststellen van de vergoeding voor onderhoud en aanpassen van de lokalen bewegingsonderwijs, maar nu als onderdeel van de vergoeding materiele instandhouding (artikel 136 Wpo en artikel 130 Wec).

Voor het vaststellen van de hoogte van het bedrag van de bekostiging bestaan twee mogelijkheden:

  • 1.

    het verhogen van de bedragen per klokuur van de vaste en variabele kosten, of

  • 2.

    het handhaven van de huidige procedure, waardoor de bekostiging van onderhoud en aanpassen de lokalen bewegingsonderwijs niet afhankelijk is van het aantal klokuren gebruik, maar op een gelijke wijze plaatsvindt als het onderhoud en aanpassen van de gemeentelijke lokalen bewegingsonderwijs plaatsvindt.

Mede omdat het, gelet op de verscheidenheid in bvo en soort lokalen bewegingsonderwijs praktisch ondoenlijk is om een bedrag per klokuur vast te stellen is gekozen voor de in deze bijlage beschreven procedure.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepaling

b. schoolbestuur

De begripsbepaling van het schoolbestuur:

schoolbestuur van een in de gemeente gelegen school (openbaar en bijzonder); Het begrip schoolbestuur omvat zowel het schoolbestuur van het openbaar als bijzonder onderwijs dat een in de gemeente gelegen school in stand houdt. Het schoolbestuur van de openbare school (al of niet door de gemeente in stand gehouden) dient dus ook op basis van de verordening aanvragen in te dienen.

e. voorziening

De voorzieningen die op grond van deze verordening kunnen worden aangevraagd, zijn opgenomen in de bijlage bij deze verordening. In de bijlage wordt een bepaald stramien gehanteerd aan de hand waarvan het begrip voorziening kan worden ingevuld. Het stramien kan worden gezien als een `checklist' voor het formuleren van voorzieningen en bestaat uit:

  • I

    aanduiding van de voorziening;

  • II

    indieningsdatum;

  • III

    tijdvak waarvoor de voorziening wordt toegekend;

  • IV

    toekenningseriteria;

  • V

    wijze van toekenning;

  • VI

    subsidieplafond.

Uit de beschrijving van een voorziening in de bijlage kan een schoolbestuur dus opmaken of het in beginsel in aanmerking komt voor een bepaalde voorziening en zo ja, op welke wijze de bekostiging vervolgens plaatsvindt.

De verordening is zo geredigeerd dat het college (behoudens de weigeringsgronden in de verordening zelf) op basis van de omschrijving van de voorziening bepaalt of een schoolbestuur al of niet in aanmerking komt voor een voorziening. De omschrijving van de omstandigheid kan dus ook elementen bevatten als levensvatbaarheid van de school.

f. aanvullende voorziening

De wet biedt de mogelijkheid dat de raad besluit dat het college de verordening tijdelijk kan aanvullen met nieuwe voorzieningen (zie b.v. artikel 140, vierde lid van de WPO). Binnen de modelverordening wordt het college deze mogelijkheid geboden.

g. indieningsdatum

De indieningsdatum die voor een voorziening geldt, is opgenomen bij de omschrijving van de voorziening in de bijlage. De indieningsdatum zal mede afhankelijk zijn van het tijdvak waarvoor de voorziening wordt toegekend. Het merendeel van de voorzieningen is gekoppeld aan het tijdvak `schooljaar'. Voor het tijdvak zal de aanvraagprocedure moeten zijn afgerond. Een indieningsdatum van 1 februari zal voor de meeste voorzieningen een adequate datum zijn. Met 1 februari wordt ruimte gegeven om de aanvraagprocedure af te handelen voor het begin van het schooljaar en wordt tevens voorzien in de mogelijkheid om aan te sluiten bij de gemeentelijke begrotingscyclus (zie verder de toelichting bij artikel 5).

h. toekenningscriteria

In de bijlage bij deze verordening worden als onderdeel van een voorziening de omstandigheden geformuleerd op basis waarvan bevoegde gezagsorganen in aanmerking kunnen komen voor toekenning van een voorziening. De omstandigheid waarin de school moet verkeren, is beschreven aan de hand van toekenningscriteria. Indien een schoolbestuur niet verkeert in de benoemde omstandigheid oftewel niet voldoet aan de toekenningscriteria voor een specifieke voorziening, komt het schoolbestuur niet in aanmerking voor de aangevraagde voorziening.

i. tijdvak

Het tijdvak is de periode waarvoor de voorziening wordt toegekend. De voorzieningen hebben in het algemeen te maken met activiteiten die een relatie hebben met het onderwijsproces waardoor de koppeling met het schooljaar voor de hand ligt. Het tijdvak zal dan één of meerdere schooljaren omvatten.

Voor sommige voorzieningen kan het echter wenselijk zijn om niet het schooljaar, maar kalenderjaar als uitgangspunt te nemen. Deze mogelijkheid wordt geboden door in de verordening niet een vast tijdvak op te nemen, maar per voorziening het tijdvak vast te stellen. Het stramien van de bijlage biedt hiertoe de mogelijkheid. Bij de betreffende voorziening in de bijlage dient te worden aangegeven voor welk tijdvak de voorziening wordt toegekend. De indieningsdatum kan vervolgens op het tijdvak worden afgestemd.

j. subsidieplafond

Een toekenning van een voorziening in de vorm van financiële middelen, is een subsidie. Op grond van de Algemene wet bestuursrecht bestaat de mogelijkheid om voor subsidies een subsidieplafond in te stellen. Dit instrument wordt in de verordening opgenomen om de beheersbaarheid van de uitgaven te bevorderen.

k. feitelijke beschikbaarstelling

Een voorziening kan in beginsel op twee wijzen ter beschikking worden gesteld. Ten eerste kan de voorziening in natura ter beschikking worden gesteld. In de verordening wordt in dit verband de term ‘feitelijke beschikbaarstelling’ gehanteerd. Ten tweede kan de voorziening in de vorm van financiële middelen ter beschikking worden gesteld. Het gaat dan om een subsidievaststelling.

l. subsidievaststelling

Bij het beschikbaar stellen van financiële middelen gaat het altijd om een subsidie waarop, hoofdstuk 4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. Met de subsidievaststelling ontstaat een definitieve aanspraak op de subsidie. De subsidie kan direct na een aanvraag van een schoolbestuur worden vastgesteld.

Artikel 2 Subsidieplafond en verdelingsregels

Eerste lid

Met het oog op de beheersbaarheid van de uitgaven kan de gemeenteraad bepalen dat een subsidieplafond wordt vastgesteld voor bepaalde voorzieningen. De raad dient expliciet in de bijlage op te nemen of per voorziening een subsidieplafond wordt gehanteerd en wat de hoogte van het plafond is. Het subsidieplafond per voorziening dient ertoe om te voorkomen dat bij veel aanvragen voor een bepaalde voorziening, de beschikbare begroting voor de voorziening in zijn totaliteit wordt overschreden. Door toepassing van een subsidieplafond kan de raad er ook expliciet voor kiezen om een ter beschikking te stellen bedrag lager te stellen dan feitelijk noodzakelijk is voor het realiseren van een voorziening. De bekostiging van de voorziening kan dan worden opgevat als een tegemoetkoming in de kosten of een stimuleringsmaatregel.

Indien de raad bepaalt dat voor een voorziening een subsidieplafond geldt, dienen ook verdelingsregels te worden opgesteld. In de toelichting op de bijlage wordt ingegaan op de mogelijke verdelingsregels.

Tweede lid

Om niet jaarlijks de verordening te moeten wijzigen omdat alleen de hoogte van het subsidieplafond verandert, kan de raad ervoor kiezen om het college de hoogte het subsidieplafond te laten vaststellen.

De raad kan ook de wijze van verdelen opdragen aan het college. Indien de raad het vaststellen van het subsidieplafond en de verdeling voor een specifieke voorziening opdraagt aan het college, dient de bijlage bij de betreffende voorziening dit te bepalen.

Derde lid

Schoolbesturen dienen tijdig op de hoogte te zijn onder welke voorwaarden voorzieningen kunnen worden aangevraagd. Met deze bepaling zijn schoolbesturen zes weken voor de indieningsdatum op de hoogte welke subsidieplafonds en verdelingsregels worden gehanteerd. Deze bepaling volgt ook uit de Algemene wet bestuursrecht waarin wordt bepaald dat het subsidieplafond wordt bekendgemaakt voor de aanvang van het tijdvak waarvoor het is vastgesteld.

Artikel 3 Aanvullende voorzieningen

Eerste lid

In dit artikel wordt invulling gegeven aan de mogelijkheid die de wet biedt aan het college om deze verordening tijdelijk aan te vullen met een of meerdere voorzieningen (art. 140, vierde lid WPO of art. 134, vierde lid WEC en art. 96g, vierde lid WVO of art. 96h, vierde lid WVO).

De wet zelf bepaalt vervolgens dat de gemeenteraad binnen 12 weken na het besluit van het college om de verordening tijdelijk aan te vullen, beslist over de bekrachtiging ervan. Indien de gemeenteraad niet binnen 12 weken beslist, wordt de aanvulling gelijkgesteld met een aanvulling die is bekrachtigd. Een afwijzing door de gemeenteraad van een dergelijke aanvulling, heeft geen gevolgen voor aanvragen waarop reeds is beslist of die reeds zijn ingediend en die voorzieningen betreffen waarop de aanvulling betrekking heeft. Op het moment dat bekrachtiging door de raad heeft plaatsgevonden of de termijn van 12 weken is verstreken, wordt de aanvullende voorziening opgenomen in de bijlage bij de verordening.

Naast vorenstaande procedure bepaalt de wet dat de aanvulling binnen een week na het besluit van het college om de verordening tijdelijk aan te vullen, aan de bevoegde gezagsorganen van de niet door de gemeente in stand gehouden scholen moet worden gezonden.

Een aanvulling zoals bedoeld in artikel 3 is doorgaans bedoeld om in geval van calamiteiten snel een voorziening open te kunnen stellen. Vanwege de spoedeisendheid is er ten aanzien van deze voorziening geen indieningstermijn opgenomen. Nadat de gemeenteraad de voorziening heeft bekrachtigd of nadat de termijn van 12 weken is verstreken en de voorziening van rechtswege is bekrachtigd, kan de voorziening alleen nog worden aangevraagd via de reguliere aanvraagprocedure ex artikel 6. Immers, de aanvullende voorziening is na bekrachtiging door de raad (of nadat de termijn van 12 weken is verstreken) een reguliere voorziening geworden.

Het college kan, vanwege een spoedeisend belang, ook op verzoek van één of meer van de bevoegde gezagsorganen besluiten om de verordening aan te vullen met een voorziening. Een verplichting is dit echter niet. Het gaat om aanvullend gemeentelijk beleid. Een schoolbestuur kan dus niet afdwingen dat het college de verordening tijdelijk aanvult met een voorziening.

Tweede lid

Het tweede lid stelt dat het college dient aan te geven onder welke omstandigheden schoolbesturen in aanmerking kunnen komen voor de voorziening. Het ligt voor de hand dat hierbij het stramien van de bijlage wordt gevolgd. Op deze wijze kan, indien de raad de voorziening bekrachtigt, op relatief eenvoudige wijze de voorziening worden ingepast in de verordening.

Artikel 4 Jaarlijks overzicht

De wet stelt dat het college verplicht is om jaarlijks een overzicht bekend te maken van de op grond van de verordening toegekende voorzieningen. Dit moet gebeuren in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze. In de verordening is ervoor gekozen om de bevoegde gezagsorganen die vallen onder de reikwijdte van deze verordening, rechtstreeks te informeren over de op grond van de verordening toegekende voorzieningen. Hiermee wordt een praktische invulling gegeven aan de mogelijkheid om via ‘een andere geschikte wijze' het overzicht te publiceren.

In de praktijk kan dit erop neer komen dat in het kader van het reguliere overleg tussen de gemeente en de schoolbesturen een dergelijk overzicht wordt toegezonden.

Het college dient een overzicht te geven van voorzieningen die in de afgelopen 12 maanden zijn toegekend. Dit overzicht bevat:

  • -

    de ‘reguliere' voorzieningen die zijn toegekend voor het eerste daaropvolgende tijdvak (waarover immers in de periode van 1 juni van het voorafgaande jaar tot en met 31 mei van het jaar van toezending, is beslist);

  • -

    eventuele aanvullende voorzieningen waarover in het afgelopen jaar is beslist.

Artikel 5 Toevoegen, wijzigen en intrekken

Op het moment dat de raad voor de eerste keer de verordening vaststelt, wordt tegelijkertijd in de bijlage bij de verordening een aantal voorzieningen opgenomen. De raad kan ten allen tijde de verordening wijzigen. Om richting schoolbesturen tijdig duidelijk te maken welke voorzieningen onder welke condities kunnen worden aangevraagd, is bepaald dat zes weken voor de indieningsdatum wijzigingen van de verordening (die leiden tot een wijziging met betrekking tot de voorzieningen) moeten worden bekendgemaakt.

Deze bepaling impliceert ook dat op het moment dat de raad aanvullende voorzieningen bekrachtigt en opneemt in de bijlage (en daarmee een wijziging van de verordening doorvoert), dit binnen zes weken voor de indieningsdatum moet worden bekendgemaakt. Indien een voorziening wordt toegevoegd, gewijzigd of ingetrokken, wordt feitelijk daarmee de bijlage bij de verordening aangepast waar de voorziening wordt genoemd. Aangezien de bijlage en de verordening zelf juridisch bezien een geheel vormen, dient een wijziging van de bijlage altijd opgevat te worden als een wijziging van de verordening.

Op basis van artikel 139 van de Gemeentewet dienen verordeningen bekend te worden gemaakt voordat deze rechtskracht verkrijgen. Dit artikel specificeert deze algemene bepaling in die zin dat de bekendmaking is gekoppeld aan de indieningsdatum. Hiermee wordt bereikt dat voorafgaand aan de aanvraagprocedure voor schoolbesturen duidelijk is welke voorzieningen onder welke voorwaarden kunnen worden aangevraagd. Indien voor een voorziening is bepaald dat een indieningsdatum niet noodzakelijk is en de raad wijzigt deze voorziening (of voegt een dergelijke voorziening toe), moet deze op basis van artikel 139 van de Gemeentewet bekend worden gemaakt voordat de wijzigingen rechtskracht verkrijgen.

Koppeling met gemeentelijke begrotingscyclus.

De procedure van toevoegen, wijzigen of intrekken van een voorziening kan worden gekoppeld aan het tijdstip van de behandeling van de gemeentebegroting. Er zijn drie verschillende scenario's denkbaar:

  • 1.

    Tijdens de voorbereiding van de begroting worden gelijktijdig voorstellen ontwikkeld voor aanpassing van de verordening. De besluitvorming kan dan gelijktijdig met de begrotingsbehandeling plaatsvinden. Het college van burgemeester en wethouders kan daartoe een uitgewerkt voorstel (conform het stramien zoals dat wordt gehanteerd in de bijlage) indienen bij de raad waarna besluitvorming kan plaatsvinden.

  • 2.

    Tijdens de begrotingsbehandeling wordt door de raad of door burgemeester en wethouders kenbaar gemaakt dat een wijziging van de verordening wenselijk is. In het algemeen lijkt het niet mogelijk dat de verordening tijdens dezelfde raadsvergadering nog wordt gewijzigd. In de regel zal dan in de eerstvolgende raadsvergadering de verordening worden gewijzigd. Om schoolbesturen tijdig de mogelijkheid te bieden om aanvragen voor te bereiden en in te dienen, is bepaald dat uiterlijk zes weken voor de indieningsdatum de wijziging van de verordening wordt bekendgemaakt. De uiterste datum van bekendmaking van een wijziging zal in de regel medio december zijn (uitgaande van een indieningsdatum van 1 februari).

  • 3.

    Hoewel de algemene lijn is dat een wijziging van de verordening wordt behandeld in het kader van de gemeentebegroting waardoor de financiële consequenties van het eigen gemeentelijk beleid voor het onderwijs nadrukkelijk worden betrokken bij de afweging door de raad, wordt dit niet voorgeschreven.

De raad kan ten allen tijde besluiten tot het wijzigen van de verordening. Wel dient de bepaling in acht te worden genomen dat zes weken voor de indieningsdaturn, de wijziging moet zijn bekendgemaakt.

De raad kan op het moment dat de voorziening wordt gewijzigd of toegevoegd, bepalen dat een andere indieningsdatum wordt gehanteerd, eventueel alleen voor het eerste jaar. De andere datum wordt dan opgenomen in de bijlage bij de betreffende voorziening.

Het intrekken van een voorziening verdient extra aandacht. Het intrekken van een voorziening moet ‘tijdig' worden bekendgemaakt. Afhankelijk van bijvoorbeeld de duur van de subsidie, de bedragen en de consequenties voor schoolbesturen dient een redelijke termijn te worden gehanteerd. Als variant zou het zelfs wenselijk kunnen zijn om een afbouwregeling te treffen, in die zin dat in de loop van een aantal jaren steeds minder subsidie ter beschikking wordt gesteld.

Artikel 6 Indiening aanvraag

Eerste lid

Een schoolbestuur dat een voorziening wenst, kan deze voorziening aanvragen bij het college. Dit moet geschieden voor de indieningsdatum zoals die is geformuleerd in de bijlage bij de gewenste voorziening. Voorzieningen worden in het algemeen toegekend voor schooljaren. Om voor het schooljaar de aanvraagprocedure te hebben afgerond, lijkt een indieningsdatum van omstreeks 1 februari voor de hand te liggen. De keuze voor deze indieningsdatum is gebaseerd op drie overwegingen

1. Financiële beheersbaarheid

In samenhang met artikel 5, waarin is bepaald dat de toevoeging, wijziging en intrekking van voorzieningen zes weken voorafgaand aan 1 februari moet worden bekendgemaakt, kan de procedure voor het vaststellen van de voorzieningen sporen met het tijdstip van behandeling van de gemeentebegroting. Hiermee wordt beoogd dat bij het openstellen van voorzieningen door de gemeenteraad expliciet de financiële consequenties van het opnemen van een voorziening worden betrokken. Medio december is hiermee duidelijk welke voorzieningen voor het volgende schooljaar kunnen worden aangevraagd. Na bekendmaking van een eventueel subsidieplafond door het college kan vervolgens de aanvraagprocedure starten.

2. Subsidieplafond

De gemeenteraad heeft de bevoegdheid om per voorziening te bepalen dat een subsidieplafond geldt. Nadat de voorzieningen bekendgemaakt zijn en het subsidieplafond is vastgesteld door het college kunnen aanvragen voor voorzieningen worden ingediend. Voor voorzieningen waarvoor een subsidieplafond geldt, is het noodzakelijk dat een moment van beoordeling wordt gehanteerd. Het wettelijke vereiste `gelijke maatstaf' impliceert immers dat scholen in gelijke omstandigheden gelijk worden behandeld. Op een moment moet het college beoordelen of alle aanvragen gezamenlijk een overschrijding van het subsidieplafond opleveren.

3. Koppeling schooljaar

De voorzieningen die op basis van deze verordening kunnen worden aangevraagd, zijn in het algemeen gekoppeld aan activiteiten voor het onderwijsproces waardoor een koppeling met het schooljaar voor de hand ligt. De aanvraagprocedure is zo vormgegeven dat de raad eerst de voorzieningen vaststelt, dat de procedure van aanvragen en beoordelen doorlopen kan worden en dat voor het begin van het schooljaar duidelijk is welke voorzieningen zijn toegekend.

De indieningsdatum is een fatale datum. Hiervoor is gekozen om te voorkomen dat bij hantering van een subsidieplafond de verdeling van het budget over alle bevoegde gezagsorganen, niet plaats kan vinden omdat een van de aanvragen nog moet worden ingediend.

Desgewenst kunnen burgemeester en wethouders bepalen dat bevoegde gezagsorganen die een aanvraag wensen in te dienen, gebruik moeten maken van een standaardformulier. Een dergelijk standaardformulier zou opgebouwd kunnen worden aan de hand van de gegevens die het schoolbestuur moet overleggen bij de aanvraag.

Tweede lid

Bij de aanvraag dient een aantal gegevens dat noodzakelijk is voor de beoordeling van de aanvraag te worden bijgevoegd. De bepaling is opgebouwd uit een opsomming van enkele gegevens die bij elke aanvraag moet worden vermeld. Uit de omschrijving van de voorziening in de bijlage kan namelijk worden opgemaakt welke toekenningscriteria gelden en daarmee welke additionele gegevens noodzakelijk zijn om te beoordelen of een schoolbestuur in de omstandigheid verkeert dat het aanspraak kan maken op een voorziening.

Indien de voorziening wordt gevraagd voor de school als zodanig, wordt gevraagd naar de naam van de school en de schoolsoort. Indien de voorziening ter beschikking wordt gesteld aan het schoolbestuur als zodanig is dit niet noodzakelijk. Als bijvoorbeeld de gemeente schoolbesturen aanvullend wenst te faciliteren voor het voorbereiden en voeren van het overleg in het kader van het lokaal onderwijsbeleid, kan volstaan worden met het vermelden van de naam en het adres van het schoolbestuur, de dagtekening, de voorziening die wordt gevraagd en een gemotiveerde onderbouwing dat wordt voldaan aan de toekenningscriteria bij de gevraagde voorziening.

Derde lid

De Algemene wet bestuursrecht (Awb) schrijft voor dat het bestuursorgaan, voordat kan worden overgegaan om de aanvraag buiten behandeling te laten, het schoolbestuur de mogelijkheid moet bieden om de aanvraag binnen een redelijke termijn te completeren. In dit lid is een termijn van drie weken opgenomen. Indien het schoolbestuur geen gebruik maakt van deze termijn, of nog onvoldoende informatie geeft, voorziet de verordening er in dat het college de desbetreffende aanvraag buiten behandeling laat.

De Algemene wet bestuursrecht bepaalt bovendien dat een besluit van het college om de aanvraag niet te behandelen aan de aanvrager moet worden bekend gemaakt. De bekendmaking vindt plaats binnen vier weken nadat de aanvraag is aangevuld of nadat de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken (vgl. art. 4:5, lid 4 Awb).

Artikel 7 Beslissingstermijn

Eerste lid

Nadat aanvragen voor een of meerdere voorzieningen voor de indieningsdatum zijn ingediend, beschikt het college binnen 12 weken op de aanvraag. Het college heeft dus in beginsel drie maanden om op aanvragen te beschikken. De termijn is zo gekozen dat binnen deze termijn de verzoeken die onvolledig zijn nog kunnen worden gecompleteerd (ingevolge artikel 6, derde lid, dient het schoolbestuur binnen drie weken de aanvraag te completeren). De completering moet dus binnen de 12 weken plaatsvinden. Dit is ook noodzakelijk omdat over alle aanvragen voor een voorziening op een moment moet worden beslist door het college in verband met een eventueel subsidieplafond. Op dit moment moet namelijk worden beoordeeld of de gezamenlijke aanvragen het subsidieplafond overschrijden.

Tevens wordt in dit lid bepaald dat in die gevallen waarin geen indieningsdatum wordt gehanteerd, de termijn waarbinnen het college een beschikking moet afgeven op 12 weken na ontvangst van de aanvraag wordt gesteld.

Tweede lid

Indien het college dit noodzakelijk acht kan de termijn van 12 weken, met vier weken worden verlengd. Dit moet gemotiveerd worden medegedeeld aan de betrokken schoolbesturen.

Artikel 8 Weigeringsgronden

In dit artikel zijn de weigeringsgronden opgenomen die het college in ieder geval in acht neemt bij het afgeven van een beschikking op een aanvraag om in aanmerking te komen voor een voorziening.

In weigeringsgrond genoemd in onderdeel a (`de gewenste voorziening is geen voorziening in de zin van deze verordening') komt tot uitdrukking dat de voorzieningen die in de verordening zijn opgenomen uitdrukkelijk limitatief zijn.

Daarnaast dienen aanvragen te worden getoetst aan de toekenningscriteria zoals deze per voorziening zijn vastgesteld. De bijlage bij de verordening bevat de voorzieningen en een omschrijving van de omstandigheid waaronder een schoolbestuur in aanmerking komt voor de voorziening. Indien een aanvraag van een schoolbestuur tot toekenning van een voorziening niet voldoet aan één of meerdere van de toekenningscriteria, dient de gewenste voorziening te worden geweigerd.

In onderdeel c is de mogelijkheid opgenomen om een voorziening te weigeren als de subsidie die is gemoeid met het ter beschikking stellen van de voorziening, is uitgeput.

Artikel 9 Indiening aanvraag

Eerste lid

Dit lid voorziet in de mogelijkheid dat een schoolbestuur een aanvullende voorziening kan aanvragen. Vanwege het spoedeisende karakter van deze voorzieningen is niet gekozen voor een bepaalde indieningstermijn. Op het moment dat een aanvullende voorziening is bekrachtigd door de gemeenteraad (of indien de gemeenteraad niet binnen 12 weken beslist), is de aanvullende voorziening een reguliere voorziening in de zin van de verordening en kan deze voorziening alleen nog maar op basis van artikel 6 worden aangevraagd.

Tweede lid

Zie toelichting artikel 6, tweede en derde lid.

Artikel 10 Beslissingstermijn

Dit artikel volgt grotendeels het stramien van de besluitvormingsprocedure ten aanzien van de reguliere voorzieningen (artikel 7). Wel zijn de termijnen ingekort omdat het in het algemeen zal gaan om spoedeisende voorzieningen in geval van calamiteiten.

Bepaald is dat het college binnen vier weken beschikt op een aanvraag dan wel binnen vier weken nadat aanvullende gegevens zijn verstrekt door het schoolbestuur. Binnen twee weken na de datum van de beschikking dient het schoolbestuur schriftelijk op de hoogte te worden gebracht van de beschikking van burgemeester en wethouders.

Artikel 11 Weigeringsgronden

In dit artikel zijn de weigeringsgronden opgenomen die het college in ieder geval in acht neemt bij het afgeven van een beschikking op een aanvraag om in aanmerking te komen voor een aanvullende voorziening.

Artikel 12 Inhoud beschikking tot toekenning; betaling

Eerste lid

In beginsel kan op twee wijzen een voorziening ter beschikking worden gesteld: in `natura' of ‘financiële middelen’ die het schoolbestuur vervolgens moet aanwenden voor de realisatie van de toegekende voorziening. Indien financiële middelen ter beschikking worden gesteld, gaat het altijd om een subsidie in de zin van de Awb.

Bij het ter beschikking stellen van subsidies, kunnen twee lijnen worden gevolgd. Het bestuursorgaan kan meteen overgaan tot het vaststellen van een subsidie. Dit is de lijn die in de modelverordening wordt gehanteerd. Het schoolbestuur aan wie de voorziening wordt toegekend, krijgt hiermee een definitieve aanspraak op de subsidie.

Indien de gemeente de vaststelling van een subsidie voor een voorziening vooraf wil laten gaan door een beschikking tot subsidieverlening dan moet op grond van de Awb de figuur van subsidieverlening in de verordening worden verankerd. Het college maakt dan gebruik van de mogelijkheid om eerst een voorwaardelijke aanspraak op een subsidie open te stellen (de subsidieverlening) en pas later definitief de hoogte van de subsidie vast te stellen (de subsidievaststelling).

Voor de meeste voorzieningen ligt een directe vaststelling van de subsidie voor de hand (waarmee een aanzienlijke vermindering van de bestuurslasten wordt bewerkstelligd). Het direct vaststellen van de subsidie ligt voor de hand bij relatief eenvoudige voorzieningen waarvan het subsidiebedrag vooraf kan worden bepaald en voor voorzieningen waarvoor een subsidieplafond geldt. Immers, bij een subsidieplafond is de hoogte van de subsidie bekend bij de toekenning.

Het hanteren van het systeem van verlening voorafgaand aan de vaststelling ligt voor de hand bij voorzieningen waarbij het om relatief grote bedragen gaat (bijvoorbeeld personeel) en bij voorzieningen waarbij de hoogte van het subsidiebedrag bij de toekenning nog niet vaststaat (bijvoorbeeld indien in de periode tussen verlening en vaststelling nog activiteiten moeten worden uitgevoerd waarvan de hoogte van de subsidie afhankelijk is).

Tweede lid

De beschikking tot toekenning van een voorziening dient in ieder geval een aantal elementen te bevatten.

De beschikking bevat de periode waarvoor de voorziening is toegekend, een omschrijving van de wijze waarop het schoolbestuur uitvoering dient te geven aan de voorziening en een omschrijving van het doel waarvoor de voorziening ter beschikking is gesteld. De wijze van uitvoering kan meer of minder gedetailleerd zijn. De wijze van uitvoering is een verplichting waaraan het schoolbestuur moet voldoen. Indien het schoolbestuur niet aan deze verplichtingen voldoet, kan de voorziening geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd op grond van artikel 13.

Derde lid

Hier is bepaald dat beschikkingen tot subsidievaststelling een aantal extra gegevens dienen te bevatten.

Ten eerste dient het bedrag van de subsidie te worden aangegeven. Deze bepaling volgt uit de Awb. De middelen die worden toegekend zijn doeluitkeringen. Het college mag dan ook verlangen dat het schoolbestuur aangeeft dat de toegekende middelen zijn besteed aan het doel waarvoor ze zijn bestemd. In de beschikking kan dan ook worden verwoord op welke wijze het schoolbestuur verantwoording dient af te leggen over de besteding van middelen.

Afhankelijk van de toegekende voorziening kan de rekening en verantwoording meer en minder zwaar worden opgezet. Bij een voorziening `computer' kan een aankoopbon volstaan, bij de voorziening `vakleerkracht' kunnen bijvoorbeeld caso-overzichten en een verantwoording dat de leerkracht daadwerkelijk voor het betreffende vak is ingezet worden overlegd.

Daarnaast kan de beschikking aangeven dat de Awb van toepassing is en welke eventuele afwijkingen er van kracht zijn.

Aanvullende bepalingen in verband met subsidieverlening

Indien een gemeente gebruik wenst te maken van het systeem van verlening voorafgaand aan de vaststelling dienen de volgende voorbeeldbepalingen in de verordening te worden opgenomen (zie teksten tussen blokhaken):

Artikel 12 Inhoud beschikking tot toekenning; betaling

  • 1.

    De beschikking van het college tot toekenning van een voorziening of een aanvullende voorziening kan inhouden:

    • a.

      feitelijke beschikbaarstelling van de voorziening; of

  • 2.

    De beschikking bevat:

    • a.

      het tijdvak en het doel waarvoor de voorziening is toegekend;

    • b.

      de wijze waarop het schoolbestuur de voorziening dient uit te voeren.

  • 3.

    De betaling van het bedrag vindt binnen zes weken na de vaststelling plaats.

Artikel 13 Intrekken of wijzigen beschikking; terugvordering

In dit artikel wordt kortheidshalve verwezen naar de Awb: deze kent een uitgebreide subsidietitel. In het kader van deregulering is het wenselijk de Awb rechtstreeks toe te passen.

Artikel 14 Verbod tot vervreemding

Met dit artikel wordt voorkomen dat bepaalde aan een schoolbestuur toegekende voorzieningen worden vervreemd door het schoolbestuur zonder dat toestemming van het college is verkregen. Uitzondering wordt gemaakt voor een bestuursoverdracht. Bij een bestuursoverdracht vindt formeel ook een vervreemding van de voorzieningen plaats. Hiervoor is echter geen toestemming van het college noodzakelijk.

Artikel 15 Informatieverstrekking

In deze bepaling is voorzien in de mogelijkheid dat het college nog nadere gegevens aan het schoolbestuur kan vragen. Weliswaar voorziet de verordening in een procedure voor die situatie dat een aantal gegevens ontbreekt bij de aanvraag; er kan echter ook een situatie ontstaan waarin het college om een nadere toelichting vraagt van hetgeen bij de aanvraag aan gegevens is bijgevoegd.

Ook is het mogelijk dat het college tijdens de uitvoering nadere gegevens wenselijk acht, bijvoorbeeld indien het college toepassing wil geven aan de mogelijkheid om de (toekenning van een) voorziening in te trekken of te wijzigen.