Regeling vervallen per 25-02-2010

Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige en/of WOZ-belanghebbende in een keuzesituatie Oosterhout 2009

Geldend van 25-12-2008 t/m 24-02-2010

Intitulé

Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige en/of WOZ-belanghebbende in een keuzesituatie Oosterhout 2009

De in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar van de gemeente Oosterhout;

gelet op het bepaalde in

  • artikel 1 van de "Verordening onroerende-zaakbelastingen Oosterhout 2009";

  • artikel 2 van de "Verordening rioolheffing Oosterhout 2008";

  • artikel 2 van de "Verordening afvalstoffenheffing Oosterhout 2008";

  • artikel 2 van de "Verordening hondenbelasting Oosterhout 2009";

  • het bepaalde in Hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken;

besluit:

vast te stellen de volgende:

Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige en/of WOZ-belanghebbende in een keuzesituatie Oosterhout 2009

Algemeen

In sommige gevallen brengen de wettelijke regels met zich mee dat meer personen belastingplichtig kunnen zijn voor één belastingobject (onroerende of roerende zaak, perceel, hond etc.). In de gevallen waarin dat voorkomt mag de gemeente de aanslag ten name van één van de belastingplichtigen stellen. In deze gevallen hanteert de gemeente Oosterhout een voorkeursvolgorde bij de aanwijzing van de belastingplichtige die de aanslag op zijn of haar naam krijgt. Deze voorkeursvolgorde is gebaseerd op de veronderstelde betaalcapaciteit en doelmatige c.q. doeltreffende heffing en invordering en wordt toegepast voor zover de gegevens voorhanden of te achterhalen zijn.

Ook bij de aanwijzing van een belanghebbende aan wie de bekendmaking van de WOZ-beschikking zal worden verzonden, kan zich een keuzesituatie voordoen. In een dergelijk geval hanteert de gemeente Oosterhout een voorkeursvolgorde, waarbij wordt beoogd de ontvanger van de WOZ-beschikking dezelfde te laten zijn als de belastingplichtige voor de onroerende-zaakbelastingen die de aanslag op zijn of haar naam krijgt.

De in de voorkeursvolgorde neergelegde criteria bevatten geen limitatieve opsomming. Zij moeten worden beschouwd als richtlijnen voor de meest voorkomende gevallen.

Voorkeursvolgorde

Onroerende-zaakbelastingen (eigenarenbelasting)

Onderdeel 1

Met betrekking tot de onroerende-zaakbelastingen die worden geheven van de genothebbenden krachtens eigendom, bezit of beperkt recht wordt, indien er met betrekking tot één onroerende zaak verschillende categorieën genothebbenden zijn, de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

  • 1.

    de beperkt gerechtigde, waarbij de volgende voorkeursvolgorde geldt:

    • a.

      de vruchtgebruiker c.q. gerechtigde krachtens recht van gebruik en bewoning;

    • b.

      de opstaller, met uitzondering van degene die een afhankelijk opstalrecht, dan wel een opstalrecht ten behoeve van de aanleg en het onderhoud van onder- of bovengrondse leidingen heeft;

    • c.

      de erfpachter;

  • 2.

    de eigenaar of de appartementsgerechtigde;

  • 3.

    degene die op andere wijze als genothebbende naar voren komt, daaronder begrepen de bezitter.

Onderdeel 2

Met betrekking tot de onroerende-zaakbelastingen die worden geheven van genothebbenden krachtens eigendom, bezit of beperkt recht wordt binnen één categorie genothebbenden de aanslag gesteld ten name van:

de eerstgerechtigde in de volgorde die door het kadaster wordt aangehouden.

Onroerende-zaakbelastingen (gebruikersbelasting niet-woningen)

Onderdeel 3

Met betrekking tot de onroerende-zaakbelastingen die worden geheven van gebruikers van een onroerende zaak, zijnde een niet-woning, wordt de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

  • 1.

    degene die ook als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht wordt aangemerkt;

  • 2.

    degene die op andere wijze als gebruiker naar voren komt.

WOZ-belanghebbende in een keuzesituatie

Onderdeel 4

Met betrekking tot de tenaamstelling van een beschikking ingevolge hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken, is hetgeen in deze beleidsregels is bepaald voor het aanwijzen van een belastingplichtige in een keuzesituatie, voor zover zij betrekking hebben op de onroerende-zaakbelastingen, van overeenkomstige toepassing.

Rioolheffing

Onderdeel 5

Met betrekking tot de rioolheffing wordt de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

  • 1.

    degene die ingevolge onderdeel 3 als belastingplichtige voor de onroerende-zaakbelastingen ter zake van het gebruik van de onroerende zaak, zijnde een niet-woning, kan worden aangewezen;

  • 2.

    degene die in het bevolkingsregister als bewoner van de onroerende zaak het langst staat ingeschreven, mits deze bewoner 18 jaar of ouder is. Indien dit laatste niet het geval is, de bewoner die op één na het langst in het bevolkingsregister staat ingeschreven, mits 18 jaar of ouder;

  • 3.

    voor zover meerdere gebruikers op dezelfde datum als bewoner van de onroerende zaak in het bevolkingsregister zijn ingeschreven:

    • a.

      de oudste van deze gebruikers (minimaal 18 jaar);

    • b.

      indien de geboortedatum van de gebruikers gelijk is, de gebruiker met het laagste PMO-nummer;

  • 4.

    degene die op andere wijze als gebruiker van de onroerende zaak naar voren komt.

Afvalstoffenheffing

Onderdeel 6

Met betrekking tot de afvalstoffenheffing wordt de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

  • 1.

    degene die ingevolge onderdeel 3 als belastingplichtige voor de onroerende-zaakbelastingen ter zake van het gebruik van de onroerende zaak, zijnde een niet-woning voor zover een woongedeelte aanwezig is, kan worden aangewezen;

  • 2.

    degene die in het bevolkingsregister als bewoner van de onroerende zaak het langst staat ingeschreven, mits deze bewoner 18 jaar of ouder is. Indien dit laatste niet het geval is, de bewoner die op één na het langst in het bevolkingsregister staat ingeschreven, mits 18 jaar of ouder;

  • 3.

    voor zover meerdere gebruikers op dezelfde datum als bewoner van de onroerende zaak in het bevolkingsregister zijn ingeschreven:

    • a.

      de oudste van deze gebruikers (minimaal 18 jaar);

    • b.

      indien de geboortedatum van de gebruikers gelijk is, de gebruiker met het laagste PMO-nummer;

  • 4.

    degene die op andere wijze als gebruiker van de onroerende zaak naar voren komt.

Hondenbelasting

Onderdeel 7

Met betrekking tot de hondenbelasting wordt de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

  • 1.

    degene die ingevolge onderdeel 6 voor de afvalstoffenheffing ter zake van het gebruik van de onroerende zaak waar de hond wordt gehouden als belastingplichtige kan worden aangewezen;

  • 2.

    degene die ingevolge onderdeel 5 voor de rioolheffing ter zake van het gebruik van de onroerende zaak waar de hond wordt gehouden als belastingplichtige kan worden aangewezen;

  • 3.

    degene die op andere wijze als houder van de hond naar voren komt.

Overige bepalingen

Onderdeel 8

De onderdelen 1, 2, 3, 5 en 6 vinden geen toepassing indien:

  • 1.

    de aanslag kan worden opgelegd aan degene die met betrekking tot het voorgaande belastingtijdvak of kalenderjaar de aanslag heeft gekregen, gezorgd heeft dat de aanslag betaald is en nog steeds belastingplichtig is;

  • 2.

    bij de afdeling Belastingen bekend is dat één van de potentiële belastingplichtigen de desbetreffende aanslag op zijn/haar naam wil hebben, althans voor zover dit niet leidt tot een mogelijke situatie dat de belasting niet kan worden betaald dan wel ingevorderd.

Onderdeel 9

Voor zover de belasting wordt geheven over een belastingtijdvak, is bij de toepassing van de voorkeursvolgorde beslissend de situatie bij de aanvang van dat tijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

Onderdeel 10

Aangezien de voorkeursvolgorde erop is gericht de aanslag op te leggen aan een belastingplichtige die in staat geacht mag worden om de belasting te betalen, kan ook tot een andere keuze gekomen worden dan uit de voorkeursvolgorde zou volgen.

Onderdeel 11

Wijzigingen kunnen, indien reeds een aanslag aan een belastingplichtige is opgelegd, pas plaatsvinden met ingang van het eerstvolgende belastingtijdvak.

Onderdeel 12

Indien in uitzonderingsgevallen, door welke oorzaak dan ook, een aanslag wordt opgelegd in afwijking van het in de voorgaande onderdelen bepaalde, is die aanslag alleen ongeldig als er sprake is van willekeur. Beroep bij de rechter is mogelijk.

Onderdeel 13

Indien een belasting niet wordt geheven bij wege van aanslag, maar op andere wijze, is het bepaalde in de onderdelen 1 tot en met 12 van overeenkomstige toepassing.

Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking en vinden toepassing op belastingen en WOZ-beschikkingen over de belastingjaren vanaf 2009;

  • 2.

    De "Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige en/of WOZ-belanghebbende in een keuzesituatie 2008" van 1 januari 2008, worden ingetrokken met ingang van belastingjaar 2009, met dien verstande dat zij van toepassing blijven voor belastingen en WOZ-beschikkingen over de belastingjaren tot en met 2008.

  • 3.

    Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als "Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige en/of WOZ-belanghebbende in een keuzesituatie Oosterhout 2009".

Ondertekening

Oosterhout, 19 december 2008.
De in Externe verwijzing naar http://wetten.overheid.nl/cgi-bin/deeplink/law1/title=Gemeentewet/article=231artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar voornoemd,
mr. J.J.M. Verhagen.