Referendumverordening Oosterhout

Geldend van 15-02-2001 t/m heden

Intitulé

Referendumverordening Oosterhout

De raad van de gemeente Oosterhout;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 24 januari 2001;

gelet op de artikelen 82, 147 en 154 van de Gemeentewet;

besluit:

vastte stellen de Referendumverordening Oosterhout;

Hoofdstuk I Algemene bepalingen.

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    referendum: een raadplegende volksstemming waarbij de kiezers zich uitspreken over een daartoe op in deze verordening voorgeschreven wijze door de raad aangewezen onderwerp;

  • b.

    kiesgerechtigden: degene die op de drieënveertigste dag voorafgaande aan de dag waarop het referendum wordt gehouden, overeenkomstig artikel B 3 Kieswet kiesgerechtigd is voor de verkiezing van de leden van de raad van de gemeente Oosterhout;

  • c.

    voorgenomen besluit: het voornemen tot het nemen van een raadsbesluit waar de raad heeft besloten een referendum over te houden;

  • d.

    commissie: de in artikel 3 bedoelde referendumcommissie.

Artikel 2. Toepassingsgebied.

Een referendum wordt gehouden onder de kiezers van het gehele grondgebied van de gemeente.

Artikel 3. Referendumcommissie.

  • 1.

    Wanneer besloten wordt tot het houden van een referendum kan een referendumcommissie worden ingesteld die tot taak heeft burgemeester en wethouders en de raad gevraagd en ongevraagd te adviseren over de uitvoering van deze verordening.

  • 2.

    De commissie bestaat uit drie leden, die op voordracht van burgemeester en wethouders door de raad worden benoemd. De raad wijst een van de leden aan als voorzitter.

  • 3.

    Het lidmaatschap van de raad, van het college of van een gemeentelijke commissie is niet verenigbaar met het lidmaatschap van de referendumcommissie.

  • 4.

    Geen lid kan zijn een persoon die een directe betrokkenheid heeft bij het voorgenomen besluit waarover een referendum wordt gehouden.

  • 5.

    Burgemeester en wethouders wijzen een ambtenaar aan als secretaris van de commissie.

  • 6.

    De commissie regelt haar eigen werkwijze en informeert terzake de raad.

Hoofdstuk II Onderwerpen

Artikel 4. Uitzonderingen.

Een referendum wordt niet gehouden over de volgende onderwerpen:

  • a.

    besluiten van de raad als beroepsorgaan en besluiten over rechtsgedingen;

  • b.

    besluiten over individuele natuurlijke personen, zoals benoemingen en ontslagen;

  • c.

    besluiten over rechtspositionele regelingen;

  • d.

    de vaststelling van de begroting en de jaarrekening van de gemeente;

  • e.

    de vaststelling van gemeentelijke tarieven en belastingen;

  • f.

    onderwerpen waarbij naar het oordeel van de raad het belang van het houden van een referendum niet opweegt tegen de verantwoordelijkheid van de gemeente voor kwetsbare groepen en hun plaats in de samenleving;

  • g.

    onderwerpen die naar het oordeel van de raad hun grondslag vinden in een eerder genomen besluit waarover een referendum is gehouden;

  • h.

    onderwerpen ten aanzien waarvan naar het oordeel van de raad andere dringende redenen bestaan om geen referendum te houden.

Hoofdstuk III Initiatief van raad en kiesgerechtigden.

Artikel 5. Initiatief van de raad.

  • 1.

    De raad kan besluiten tot het houden van een referendum.

  • 2.

    Een verzoek vanuit de raad om te besluiten tot het houden van een referendum geschiedt door een initiatiefvoorstel als bedoeld in artikel 27 van het Reglement van orde voor de vergaderingen van de gemeenteraad van Oosterhout.

Artikel 6. Verzoek van kiesgerechtigden.

  • 1.

    Kiesgerechtigden kunnen schriftelijk te kennen geven dat zij een initiatief willen nemen tot het houden van een raadplegend referendum over een door de raad te nemen besluit.

  • 2.

    Zij dienen daartoe een verzoek in, uiterlijk zeven dagen voor de raadsvergadering, waar het door de raad te nemen besluit staat geagendeerd. Het verzoek wordt gericht aan de raad, doch moet worden ingediend bij het college van burgemeester en wethouders.

  • 3.

    In het verzoek wordt aangegeven om welk te nemen raadsbesluit het gaat.

  • 4.

    Het verzoek moet worden ondersteund door een aantal kiesgerechtigden dat tenminste gelijk is aan de helft van de kiesdeler van de laatst gehouden gemeenteraadsverkiezingen.

  • 5.

    Het verzoek gaat vergezeld van een handtekening van elke verzoeker/ondersteuner, met opgave van naam, leeftijd, adres en woonplaats. Deze persoonsgegevens worden op een door de gemeente verstrekte lijst aangeleverd.

  • 6.

    Indien een verzoek als hierboven is gedaan beslist de raad in dezelfde vergadering waarvoor het te nemen raadsbesluit is geagendeerd, of hierover een referendum kan worden gehouden, met inachtneming van het bepaalde in artikel 2 en 4. De raad kan zijn beslissing eenmaal verdagen, tot maximaal de eerstvolgende vergadering.

Artikel 7. Beslissing raad.

  • 1.

    Wanneer de raad instemt met het verzoek tot het houden van een referendum krijgen de indieners van het verzoek hiervan schriftelijk een bevestiging.

  • 2.

    Wanneer de raad het verzoek tot het houden van een referendum afwijst, wordt dit besluit gemotiveerd en openbaar bekend gemaakt.

Artikel 8. Uitvoeringscriteria.

Voordat de raad het verzoek om een referendum te houden in verdere behandeling neemt, dienen de verzoekers binnen een periode van vier weken, gerekend vanaf de dag, dat het besluit zoals bedoeld in artikel 7, door de raad is genomen aan de volgende criteria te voldoen:

  • 1.

    de steun verwerven van een aantal kiesgerechtigden, ten minste gelijk aan de kiesdeler van de laatst gehouden gemeenteraadsverkiezing. Zowel de oorspronkelijke ondersteuners als de verzoekers worden in dit aantal meegerekend;

  • 2.

    alle in het eerste lid genoemde kiesgerechtigden staan vermeld op door de gemeente verstrekte lijsten, waarop behalve de naam, ook de leeftijd, het adres en de woonplaats van iedere kiesgerechtigde is opgenomen, voorzien van handtekening;

  • 3.

    de lijsten worden, vergezeld van een afschrift van het in artikel 6 genoemde besluit, aangeboden aan het college van burgemeester en wethouders. Het college zal, na toetsing van de criteria, het verzoek om een referendum te houden voor verdere behandeling agenderen voor de eerstvolgende raadsvergadering.

Artikel 9. Aanhouden beslissing.

  • 1.

    Wanneer de raad na een besluit als bedoeld in artikel 5 of na kennisgeving als bedoeld in artikel 6 besluit tot het houden van een referendum, wordt het betrokken raadsvoorstel niettemin op de gangbare wijze behandeld.

  • 2.

    De stemming over het te nemen raadsbesluit wordt echter aangehouden tot de eerstvolgende vergadering na de dag waarop het referendum wordt gehouden.

Hoofdstuk IV. Datum, vraagstelling en procedure.

Artikel 10. Datum.

De raad stelt de dag vast waarop het referendum wordt gehouden. Het referendum vindt niet later plaats dan uiterlijk zes maanden na de dag waarop de raad heeft besloten een referendum te houden.

Artikel 11. Vraagstelling.

De raad stelt de vragen en antwoordmogelijkheden vast die op de oproepkaart komen te staan.

Hij kan zich daarbij laten adviseren door de in artikel 3 genoemde commissie.

Artikel 12. Uitvoering.

  • 1.

    Burgemeester en wethouders zijn belast met de voorbereiding en de uitvoering van het raadsbesluit tot het houden van een referendum.

  • 2.

    De organisatie geschiedt zo veel mogelijk op overeenkomstige wijze als ten aanzien van de verkiezing van de raad gebruikelijk.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere regels te stellen die nodig zijn voor een goed verloop van het referendum.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders nemen voorts alle maatregelen die voor een goed verloop van de steunverwerving voor een definitief verzoek respectievelijk van het referendum nodig zijn.

Artikel 13. Geldigheid en uitslag.

  • 1.

    Het referendum wordt als geldig beschouwd indien ten minste meer dan 20% van de kiesgerechtigden een stem heeft uitgebracht.

  • 2.

    De uitslag van het referendum wordt bepaald op basis van de gewone meerderheid van het totaal uitgebrachte geldige stemmen.

Artikel 14. Raadsbesluit na raadplegend referendum.

In de eerstvolgende vergadering van de raad na de dag waarop het referendum is gehouden en de uitslag is bekend gemaakt, neemt de raad een definitief besluit over het aangehouden raadsbesluit.

Hoofdstuk V. Slotbepalingen.

Artikel 15. Strafbepaling.

  • 1.

    Met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie wordt gestraft degene die:

    • a.

      oproepingskaarten of volmachtbewijzen namaakt of vervalst met het oogmerk deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te laten gebruiken;

    • b.

      oproepingskaarten of volmachtbewijzen die hij zelf heeft nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing hem, toen hij deze ontving, bekend was, opzettelijk als echt en onvervalst gebruikt of door anderen doet gebruiken, dan wel deze met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of te doen gebruiken in voorraad heeft;

    • c.

      oproepingskaarten of volmachtbewijzen voorhanden heeft met het oogmerk deze wederrechtelijk te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

    • d.

      als gemachtigde stemt voor een persoon, wetende dat deze is overleden.

  • 2.

    Met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de derde categorie wordt gestraft degene die stelselmatig personen aanspreekt of anderszins persoonlijk benadert ten einde hen te bewegen of het formulier op hun oproepingskaart, bestemd voor het stemmen bij volmacht, te ondertekenen en deze kaart af te geven.

Artikel 16. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die waarop zij is bekend gemaakt.

Artikel 17. Citeertitel.

Deze verordening wordt aangehaald als "Referendumverordening gemeente Oosterhout".

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de raad van 30 januari 2001,
, de voorzitter
, de secretaris