Regeling vervallen per 24-01-2017

Verordening cameratoezicht

Geldend van 22-12-2005 t/m 23-01-2017

Intitulé

Verordening cameratoezicht

Artikel 1 Begrippen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. Openbare plaats: openbare plaats als bedoeld in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties.

Artikel 2 Plaatsing camera’s

  • 1.

    De burgemeester heeft de bevoegdheid om, indien en voor zover dat in het belang van de handhaving van de openbare orde noodzakelijk is, te besluiten tot plaatsing van vaste camera’s voor een maximale periode van vijf jaar ten behoeve van toezicht op een openbare plaats.

  • 2.

    De burgemeester wijst de openbare plaats of plaatsen aan waar het toezicht zal plaatsvinden.

  • 3.

    De burgemeester stelt, na overleg met de officier van justitie in het overleg, bedoeld in artikel 14 van de Politiewet 1993, de periode vast waarin in het belang van de handhaving van de openbare orde daadwerkelijk gebruik van de camera’s plaatsvindt en de met de camera’s gemaakte beelden in elk geval rechtstreeks worden bekeken.

  • 4.

    De burgemeester bedient zich bij de uitvoering van het in het eerste lid van dit artikel bedoelde besluit van de onder zijn gezag staande politie.

  • 5.

    De aanwezigheid van camera’s als bedoeld in het eerste lid van dit artikel is op duidelijke wijze kenbaar voor een ieder die de desbetreffende openbare plaats betreedt.

  • 6.

    Met de camera’s worden uitsluitend beelden gemaakt van een openbare plaats.

  • 7.

    De met de camera’s gemaakte beelden mogen in het belang van de handhaving van de openbare orde worden vastgelegd en gedurende ten hoogste 7 dagen worden bewaard.

  • 8.

    De vastgelegde beelden, bedoeld in het zevende lid, worden aangemerkt als een tijdelijk register in de zin van de Wet politieregisters. Met inachtneming van de Wet politieregisters kunnen uit dat register gegevens worden verstrekt ten behoeve van de opsporing van een gepleegd strafbaar feit.

  • 9.

    De burgemeester informeert terstond na het nemen van het besluit als bedoeld in het tweede lid, de raad over de inhoud van het besluit alsmede de redenen welke tot dat besluit hebben geleid.

Artikel 3 Evaluatieperiode

  • 1.

    Ieder jaar zendt de burgemeester een beknopt verantwoordingsverslag aan de raad over het gevoerde cameratoezicht waarin motivering, effect, proportionaliteit en subsidiariteit worden beschreven.

  • 2.

    De raad kan de in artikel 2, eerste lid, bedoelde periode telkens verlengen met een periode van maximaal vijf jaar voor zover de noodzaak daartoe rekening houdend met de uitkomsten van het verslag als bedoeld in het eerste lid blijkt.

  • 3.

    Naast het verslag als bedoeld in lid 1 van dit artikel, verricht de burgemeester een tussentijdse evaluatie indien hij de duur van het cameratoezicht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, drie jaar of langer heeft bepaald.

  • 4.

    Indien de in lid 3 van dit artikel genoemde tussentijdse evaluatie uitwijst dat voortzetten van het cameratoezicht op de betreffende openbare plaats(en) als bedoeld in artikel 2, tweede lid, niet langer noodzakelijk is ter handhaving van de openbare orde, besluit de burgemeester dat het cameratoezicht op de openbare plaats(en) wordt beëindigd eerder dan de periode die hij bij besluit als bedoeld in artikel 2, eerste lid, heeft vastgesteld.

Artikel 4 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na de datum van bekendmaking.

  • 2.

    Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening cameratoezicht.

Ondertekening

Oosterhout, 13 december 2005
De raad van de gemeente Oosterhout,
de griffier, de voorzitter,