Regeling vervallen per 01-07-2010

Verordening handhaving Wet werk en bijstand, gemeente Oosterhout

Geldend van 01-07-2004 t/m 30-06-2010

Intitulé

Verordening handhaving Wet werk en bijstand, gemeente Oosterhout

De raad van de gemeente Oosterhout;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 19 april 2004;

gelet op artikel 8a van de Wet werk en bijstand, de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet;

overwegende dat het noodzakelijk is de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van bijstand alsmede van misbruik en oneigenlijk gebruik van de Wet werk en bijstand bij verordening te regelen;

besluit

vast te stellen: de “Verordening handhaving Wet werk en bijstand, gemeente Oosterhout”.

Artikel 1 Begripsbepalingen

Artikel 2 Beleidsplan

  • 1.

    De gemeenteraad stelt jaarlijks een beleidsplan vast waarin aandacht wordt besteed aan de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van bijstand alsmede van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

  • 2.

    Het college zendt eenmaal per jaar aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van het beleid. Dit verslag sluit aan bij het verslag als bedoeld in artikel 77 van de wet.

Artikel 3 Onderwerpen beleidsplan

Het beleidsplan als genoemd in artikel 2, lid 1, besteedt in ieder geval aandacht aan:

  • a.

    De visie van de gemeente op handhaving;

  • b.

    Het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet;

  • c.

    Het opsporen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

Artikel 4 Nadere regels

Het college is bevoegd om nadere regels te stellen met betrekking tot de uitvoering van deze verordening.

Artikel 5 Uitvoering

De uitvoering van deze verordening berust bij het college.

Artikel 6 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 juli 2004.

Artikel 7 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald: Verordening handhaving Wet werk en bijstand, gemeente Oosterhout.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 12 mei 2004
de voorzitter de griffier

Toelichting

Algemene toelichting

In het oorspronkelijke wetsvoorstel van de Wet werk en bijstand (WWB) was geen bepaling opgenomen over de plicht tot het vaststellen van een verordening gericht op fraudebestrijding. Via een amendement is hierover een bepaling opgenomen in artikel 8a WWB. In dit artikel is namelijk de verplichting opgenomen om in het kader van het financiële beheer bij verordening regels op te stellen voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van bijstand alsmede misbruik en oneigenlijk gebruik van de Wet werk en bijstand.

Afgezien van de korte bepaling van artikel 8a van de Wet werk en bijstand, zijn er geen nadere aanduidingen over wat nu precies in die verordening moet worden geregeld. In de Algemene bijstandswet was bepaald dat er in het jaarlijks verplicht gestelde beleidsplan aandacht besteed moest worden aan de bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet. De WWB kent geen verplichting meer om jaarlijks een beleidsplan vast te stellen. In Oosterhout wordt er echter voor gekozen om de cyclus van een beleidsplan en beleidsverslag te handhaven. In het verlengde hiervan wordt er in deze verordening voor gekozen om de bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet jaarlijks aandacht te geven in het beleidsplan.

Er is bewust voor gekozen deze verordening niet de naam fraudeverordening te geven maar om te spreken van handhaving. Door deze naamgeving wordt benadrukt dat het niet alleen gaat om de opsporing van fraude maar dat het voorkomen van fraude een aspect is dat minstens zo belangrijk is. Handhaving is namelijk niet alleen gericht op de opsporing van gepleegde fraude maar gaat meer uit van de spontane naleving van de wet- en regelgeving.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen

Er is voor gekozen om begrippen die al zijn omschreven in de WWB of Awb niet afzonderlijk te definiëren in deze verordening. Dit voorkomt dat in geval van wijziging van betreffende definities in de WWB of Awb ook de verordening moet worden gewijzigd.

De begrippen die niet zijn omschreven in de WWB of Awb, of die verduidelijkt moeten worden, zijn in het tweede lid omschreven.

Artikel 2 Beleidsplan

In dit artikel wordt bepaald dat de wijze waarop het ten onrechte ontvangen van bijstand alsmede het misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet wordt bestreden jaarlijks aandacht krijgt in een beleidsplan. Dit beleidsplan dient vastgesteld te worden door de gemeenteraad.

Ook in artikel 3 van de reïntegratieverordening is opgenomen dat jaarlijks een beleidsplan dient te worden vastgesteld. Vanwege een integrale aanpak van de uitvoering van de WWB zal er sprake zijn van één beleidsplan waarin in ieder geval zowel aandacht besteed wordt aan handhaving als aan reïntegratie.

Het tweede lid is de basis voor verantwoording van het gevoerde beleid. De WWB geeft aan dat het college elk jaar een voorlopig en een definitief verslag over de uitvoering naar het rijk zendt. Het definitief verslag dient gepaard te gaan met een verklaring van de gemeenteraad. Daarom is ervoor gekozen expliciet op te nemen dat er een beleidsverslag aan de raad moet worden gezonden. Bij de vormgeving van dit verslag zal worden aangesloten bij de inhoud van het verslag over de uitvoering aan het rijk.

Artikel 3 Onderwerpen beleidsplan

Dit artikel bepaalt de onderdelen die in ieder geval aan de orde moeten komen in het beleidsplan. De onder a genoemde gemeentelijke visie op handhaving vormt de basis voor de verdere uitwerking van het handhavingsbeleid.

Onder b en c is opgenomen dat zowel de preventieve kant als de repressieve kant van het handhavingsbeleid aan de orde moeten komen in het beleidsplan. De preventieve kant van het handhavingsbeleid is gericht op het bevorderen van de spontane naleving van wet- en regelgeving. De repressieve kant richt zich op de opsporing van het niet naleven van de wet- en regelgeving. Hierbij zal ook aandacht besteed moeten worden aan de maatregelen die genomen worden als misbruik of oneigenlijk gebruik wordt vastgesteld.

Artikel 4 Nader regels

Voor de juiste uitvoering van de verordening kan het noodzakelijk zijn dat nadere uitvoeringsregels worden vastgesteld. Dit artikel geeft het college de bevoegdheid om dergelijke regels vast te stellen.

Artikel 5 Uitvoering

Evenals de uitvoering van de WWB ligt de uitvoering van deze verordening bij het college.

Artikel 6 Inwerkingtreding

Deze verordening is op grond van artikel 8 van de Tijdelijke referendumwet referendabel. De datum van de inwerkingtreding van de verordening moet daarom, met in acht name van artikel 22 Tijdelijke referendumwet, op tenminste 6 weken na datum publicatie gesteld worden.

Artikel 7 Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.