Besluit van de raad van 27 oktober 2020 tot vaststelling van de 'Verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor het parkeren 2021'

Geldend van 06-02-2024 t/m heden

Intitulé

Besluit van de raad van 27 oktober 2020 tot vaststelling van de 'Verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor het parkeren 2021'

De raad van de gemeente Oosterhout;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 15 september 2020;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 2a van de Wegenverkeerswet;

BESLUIT:

vast te stellen de:

VERORDENING OP HET GEBRUIK VAN PARKEERPLAATSEN EN DE VERLENING VAN VERGUNNINGEN VOOR HET PARKEREN 2021

Afdeling I: Definities en begripsomschrijvingen

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • b.

    Motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 van het RVV 1990;

  • c.

    Houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een motorvoertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorrijtuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

  • d.

    Parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • e.

    Parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, centrale computer en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • f.

    Parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats waarvoor parkeerbelasting wordt geheven door middel van parkeerapparatuur;

  • g.

    Vergunninghoudersplaats: een parkeerapparatuurplaats waarop het tevens is toegestaan om er met een parkeervergunning te parkeren;

  • h.

    Gereguleerd gebied: het gebied in en aansluitend aan de binnenstad waar parkeerapparatuurplaatsen en vergunninghoudersplaatsen aanwezig zijn;

  • i.

    Parkeervergunning: een door het college van burgemeester en wethouders verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur- en vergunninghoudersplaatsen;

  • j.

    Vergunninghouder: een natuurlijk persoon of rechtspersoon aan wie een parkeervergunning is verleend;

  • k.

    Zelfstandige woning: een woning die een eigen toegang heeft, voorzien is van een keuken, douche en toilet en welke de bewoner kan bewonen zonder daarbij afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen buiten die woning, als bedoeld in art. 7:234 van het Burgerlijk Wetboek, danwel een woning waarvan met een notariële akte wordt aangetoond dat sprake is van een zelfstandige woning;

  • l.

    Autodate: het herhaald en opeenvolgend gezamenlijk gebruik van motorvoertuigen op grond van een overeenkomst tussen natuurlijke personen en een aanbieder of tussen natuurlijke personen uit meer dan één huishouden;

  • m.

    Aanbieder: de rechtspersoon die motorvoertuigen voor autodate beschikbaar stelt;

  • n.

    Huishouden: één of meer personen die samen op één adres wonen en samenleven en samen in hun dagelijkse levensbehoefte voorzien.

Afdeling II: Plaatsen voor vergunninghouders, vergunningen en vergunningbewijzen

Artikel 2. Aanwijzen plaatsen en tijden

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders kan, bij openbaar te maken besluit, weggedeelten aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders kan bij openbaar te maken besluit, de tijdstippen vaststellen waarop het parkeren aan vergunninghouders is toegestaan.

Artikel 3. Aanvraag parkeervergunning

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders kan op een daartoe strekkende aanvraag een parkeervergunning verlenen voor het parkeren op parkeerapparatuurplaatsen die tevens zijn aangemerkt als vergunninghoudersplaatsen.

  • 2. Een parkeervergunning kan worden verleend aan:

    • a.

      Bewonersvergunning (A-vergunning):

      • de eigenaar of houder van een motorvoertuig, wanneer deze volgens de basisregistratie personen staat ingeschreven op een adres in het gereguleerd gebied en van wie het adres een zelfstandige woning betreft;

      • een deelnemer aan autodate, die volgens de basisregistratie personen als bewoner staat ingeschreven op een adres in het gereguleerd gebied;

      • een aanbieder van motorvoertuigen voor autodate.

    • b.

      Bedrijfsvergunning (B-vergunning): een natuurlijk persoon of rechtspersoon die een beroep of bedrijf uitoefent en die op een adres staat ingeschreven in het gereguleerd gebied;

    • c.

      Onderhoudsvergunning (C-vergunning): een natuurlijk persoon of rechtspersoon die een beroep of bedrijf uitoefent, waarbij de kernactiviteit herstel-, onderhouds- of daarmee gelijk te stellen werkzaamheden betreft. Voor het uitoefenen van die activiteit is het noodzakelijk dat het motorvoertuig in de onmiddellijke omgeving van de locatie waar de werkzaamheden worden uitgevoerd, moet kunnen worden geparkeerd;

    • d.

      Bezoekersvergunning (D-vergunning): een bewoner die volgens de basisregistratie personen staat ingeschreven op een adres in het gereguleerd gebied ten behoeve van het parkeren van motorvoertuigen van degenen die hem of haar bezoeken;

    • e.

      Zorgvergunning (E-vergunning): een natuurlijk persoon of rechtspersoon die een beroep of bedrijf uitoefent waarbij de kernactiviteit eerstelijns gezondheidszorg, thuiszorg of maatschappelijke dienstverlening betreft. Voor het uitoefenen van die activiteit is het noodzakelijk dat het motorvoertuig in de onmiddellijke omgeving van de locatie waar de activiteit wordt verricht, moet kunnen worden geparkeerd.

  • 3. Een parkeervergunning kan niet worden verleend als het voertuig waarvoor de parkeervergunning wordt aangevraagd qua afmetingen niet voldoet aan artikel 5:8 van de Algemene Plaatselijke Verordening Oosterhout.

  • 4. Het college van burgemeester en wethouders kan in bijzondere gevallen afwijken van het bepaalde in het tweede en derde lid en toch een parkeervergunning verlenen.

  • 5. Aan de parkeervergunning kunnen zowel beperkingen worden verbonden met betrekking tot de te gebruiken parkeerplaatsen als met betrekking tot de tijdstippen waarop de parkeervergunning van kracht is.

  • 6. Het college van burgemeester en wethouder kan aan een parkeervergunning nadere voorschriften of beperkingen, anders bedoeld als in het vorige lid, verbinden. Deze mogen alleen strekken tot bescherming van het belang van beschikbare ruimte.

Artikel 4. Beleidsregels en beslistermijn

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders kan regels stellen voor het aanvragen en verlenen van een parkeervergunning.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders beslist binnen vier weken na ontvangst van een aanvraag voor een parkeervergunning.

  • 3. Het college van burgemeester en wethouders kan de in het tweede lid genoemde termijn met ten hoogste vier weken verlengen. Van een verlenging van deze termijn wordt de aanvrager schriftelijk in kennis gesteld.

  • 4. Een besluit tot afwijzing van een aanvraag voor een parkeervergunning is met redenen omkleed.

Artikel 5. Geldigheidsduur

  • 1. Een parkeervergunning kan worden verleend voor:

    • a.

      Bewonersvergunning (A-vergunning): een periode van minimaal één hele maand en maximaal 12 hele maanden;

    • b.

      Bedrijfsvergunning (B-vergunning): een periode van minimaal één hele maand en maximaal hele 12 maanden;

    • c.

      Onderhoudsvergunning (C-vergunning): een periode van minimaal één hele week en maximaal 12 hele maanden;

    • d.

      Bezoekersvergunning (D-vergunning): de bezoekersvergunning wordt verleend in de vorm van een digitale bezoekersregeling. Om van de digitale bezoekersregeling gebruik te kunnen maken, dient aanvrager een digitaal parkeertegoed aan te schaffen. Aangeschaft parkeertegoed blijft onbeperkt geldig zolang het niet gebruikt wordt. Het minimaal aan te schaffen parkeertegoed bedraagt € 5,-;

    • e.

      Zorgvergunning (E-vergunning): een periode van minimaal één hele maand en maximaal 12 hele maanden.

  • 2. Een parkeervergunning vervalt van rechtswege na het verstrijken van de periode waarvoor hij is verleend.

  • 3. Voor parkeervergunningen die voor de duur van 12 maanden verleend zijn, geldt dat:

    • a.

      Deze vergunninghouders jaarlijks een nieuwe parkeervergunning aangeboden krijgen, tenzij de vergunninghouder niet langer meer in aanmerking komt voor een parkeervergunning;

    • b.

      De nieuwe parkeervergunning pas wordt verleend nadat hiervoor tijdig (binnen de gestelde betalingstermijn) betaald is.

  • 4. Voor parkeervergunning die voor een kortere periode dan 12 maanden verleend zijn, geldt dat de vergunninghouder zelf een nieuwe parkeervergunning dient aan te vragen.

Artikel 6. Gegevens

De parkeervergunning bevat in ieder geval de volgende gegevens:

  • a.

    De periode waarvoor de vergunning geldt;

  • b.

    Het gebied (sector) waarvoor de vergunning geldt;

  • c.

    De naam van de vergunninghouder en het kenteken;

  • d.

    De voorschriften en beperkingen die aan de vergunning verbonden zijn.

Artikel 7. Mededelingsplicht

  • 1. De vergunninghouder is verplicht elke wijziging in de omstandigheden die relevant zijn voor het verlenen van een parkeervergunning, onmiddellijk aan het college van burgemeester en wethouders kenbaar te maken.

  • 2. Wijziging van het kenteken van het voertuig, van (bedrijfs)naam of -adres van vergunninghouder dienen onmiddellijk aan het college van burgemeester en wethouders te worden doorgegeven.

Artikel 8. Intrekken of wijzigen vergunning

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders kan een parkeervergunning intrekken of wijzigen:

    • a.

      Op verzoek van de vergunninghouder;

    • b.

      Wanneer de vergunninghouder niet meer woonachtig is of geen beroep of bedrijf meer uitoefent in het gebied, waarvoor de parkeervergunning is verleend;

    • c.

      Wanneer er zich een wijziging voordoet in één van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de parkeervergunning;

    • d.

      Wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van parkeervergunningen komt te vervallen;

    • e.

      Wanneer de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de parkeervergunning verbonden voorschriften;

    • f.

      Wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de parkeervergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt;

    • g.

      Wanneer de vergunninghouder niet voldaan heeft aan de mededelingsplicht zoals bedoeld in artikel 7;

    • h.

      Om redenen van openbaar belang.

  • 2. Een besluit tot het intrekken of wijzigen van een parkeervergunning is met redenen omkleed. De betrokkene wordt van het intrekken of wijzigen schriftelijk in kennis gesteld.

  • 3. Indien de parkeervergunning is ingetrokken op grond van lid 1 sub e. of f. wordt een aanvraag voor een parkeervergunning door de oorspronkelijke aanvrager, binnen 6 maanden na intrekking, geweigerd.

Afdeling III: Verbodsbepalingen

Artikel 9. Gebruik parkeerplaatsen

  • 1. Het is verboden om gedurende de tijden dat parkeerbelasting wordt geheven in het gereguleerd gebied een motorvoertuig te parkeren of geparkeerd te houden:

    • a.

      Zonder parkeervergunning;

    • b.

      In strijd met de aan de parkeervergunning verbonden voorschriften;

  • tenzij de parkeerbelasting daarvoor op andere wijze voldaan is via parkeerapparatuur;

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Artikel 10. Gebruik parkeerapparatuur

  • 1. Het is verboden parkeerapparatuur op andere wijze dan aangegeven op of nabij de parkeerapparatuur, in werking te stellen.

  • 2. Het is verboden een fiets, een bromfiets of enig ander voorwerp op zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen of te laten staan, dat daardoor een normaal gebruik van de parkeerapparatuur wordt belemmerd of verhinderd.

Afdeling IV: Strafbepalingen

Artikel 11. Sanctie

Overtreding van het bepaalde in afdeling III van deze verordening wordt bestraft met:

  • a.

    Bij overtreding van het bepaalde in artikel 9: het opleggen van een naheffingsaanslag parkeerbelasting;

  • b.

    Bij overtreding van het bepaalde in artikel 10: het opleggen van een geldboete van de eerste categorie.

Artikel 12. Opsporing

Met de opsporing van overtredingen van deze verordening zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren belast.

Afdeling V: Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 13. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2021. Dit met uitzondering van artikel 5, lid 1d. Artikel 5, lid 1d treedt in werking op 1 juli 2021.

Artikel 14. Overgangsrecht

  • 1. De "Parkeerverordening 2005", vastgesteld bij raadsbesluit van 21 september 2004, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 13 genoemde datum.

  • 2. Parkeervergunningen die zijn verleend krachtens de “Parkeerverordening 2005” worden geacht te zijn verleend krachtens deze verordening en blijven van kracht tot de termijn waarvoor zij zijn verleend, is verstreken.

  • 3. Voor parkeervergunningen die worden aangevraagd voor de inwerkingtreding van de “Parkeerverordening Oosterhout 2021” geldt dat als:

    • a.

      de inwerkingtreding van de parkeervergunning voor 1 januari 2021 ligt, de “Parkeerverordening 2005” en de daarop gebaseerde beleidsregels van toepassing zijn;

    • b.

      de inwerkingtreding van de parkeervergunning op 1 januari 2021 of daarna ligt, de “Parkeerverordening Oosterhout 2021” en de daarop gebaseerde beleidsregels van toepassing zijn.

Artikel 15. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als "Parkeerverordening Oosterhout 2021".

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 27 oktober 2020.

voorzitter,

griffier.

Toelichting op de “Parkeerverordening Oosterhout 2021”

Artikel 1

l. Autodate

Via de “Parkeerverordening Oosterhout 2021” wordt de mogelijkheid geboden om parkeervergunningen te verstrekken voor autodate. Autodate is bewust ruim omschreven, om ruimte te bieden aan verschillende vormen van autodate. Autodate dient te worden onderscheiden van andere, met name reguliere vormen van autoverhuur, hetgeen uiteraard niet betekent dat reguliere autoverhuurbedrijven geen autodate kunnen aanbieden. Deze 'reguliere' vormen van autoverhuur vallen niet onder autodate, omdat het daarbij niet gaat om herhaald gezamenlijk gebruik op grond van een overeenkomst. Bij autodate worden overeenkomsten gesloten tussen meerdere deelnemers onderling of tussen meerdere deelnemers en een aanbieder op grond waarvan deelnemers meerdere malen een auto kunnen gebruiken. Bij reguliere autohuur wordt in beginsel per huurperiode een overeenkomst gesloten.

Artikel 2

De tijden waarop parkeerbelasting moet worden betaald en parkeren in het gereguleerd gebied uitsluitend is toegestaan met een parkeervergunning of tegen betaling van parkeerbelasting via parkeerapparatuur worden bepaald door het college van burgemeester en wethouders. Deze tijden zijn vastgelegd in het “Aanwijzingsbesluit betaald parkeren Oosterhout”.

In de door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde “Beleidsregels voor het aanvragen en verlenen van een parkeervergunning” en het daarbij behorende sectorenoverzicht is vastgelegd op welke locaties met een parkeervergunning geparkeerd mag worden.

Artikel 3

In dit artikel zijn de basisvoorwaarden voor het in aanmerking komen voor een parkeervergunning vastgelegd. In de door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde “Beleidsregels voor het aanvragen en verlenen van een parkeervergunning” is meer specifiek aangegeven aan welke criteria de aanvrager dient te voldoen om in aanmerking te komen voor een parkeervergunning. Deze beleidsregels zijn aanvullend op de voorwaarden die in de verordening zelf zijn opgenomen.

Artikel 4 lid 1

Deze regels zijn vastgelegd in de door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde “Beleidsregels voor het aanvragen en verlenen van een parkeervergunning”.

Artikel 5

Voor de uitgifte van parkeervergunningen worden kosten in rekening gebracht. De hoogte van de kosten is vastgelegd in de tarieven- en kostentabel behorende bij de “Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen Oosterhout”.

Een parkeervergunning wordt voor maximaal 12 maanden verleend. Een aantal vergunningen kan ook voor een kortere periode worden verleend. Een parkeervergunning vervalt van rechtswege door het verstrijken van de periode waarvoor hij is verleend.

Voor parkeervergunningen die voor de duur van 12 maanden verleend zijn, geldt dat deze vergunninghouders jaarlijks een nieuwe parkeervergunning aangeboden krijgen, tenzij de vergunninghouder niet langer meer in aanmerking komt voor een parkeervergunning. Hiervan kan sprake zijn hetzij vanwege een wijziging van omstandigheden bij de vergunninghouder die relevant waren voor het verlenen van de vergunning, hetzij vanwege een wijziging in de parkeerverordening Oosterhout en / of de bijbehorende “Beleidsregels voor het aanvragen en verlenen van een parkeervergunning”.

Artikelen 6, 7 en 8

De bepalingen uit deze artikelen zien toe op een correcte verloop van de procedures tot verlenen van een vergunning en het naleven van de voorwaarden. Handelen in strijd met de vergunningvoorwaarden of het verstrekken van onjuiste gegevens heeft tot gevolg dat een parkeervergunning kan worden ingetrokken en dat gedurende een half jaar geen nieuwe parkeervergunning kan worden aangevraagd door de oorspronkelijke aanvrager.

Artikel 9

Per 1 januari 2021 is het parkeren binnen het gereguleerd gebied volledig gefiscaliseerd. Dit betekent dat op alle openbare parkeerplaatsen binnen het gereguleerd gebied tegen betaling van parkeerbelasting via parkeerapparatuur geparkeerd kan worden en dat er geen straten of terreinen meer zijn die uitsluitend zijn voorbehouden aan vergunninghouders.

In de door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde “Beleidsregels voor het aanvragen en verlenen van een parkeervergunning” en het daarbij behorende sectorenoverzicht is vastgelegd op welke locaties met een parkeervergunning geparkeerd mag worden.