Regeling vervallen per 17-01-2019

Beleidsregels Jeugdhulp Gemeente Ooststellingwerf 2015

Geldend van 22-01-2015 t/m 16-01-2019 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2015

Intitulé

Beleidsregels Jeugdhulp Gemeente Ooststellingwerf 2015

Hoofdstukken

Hoofdstuk 1. Algemeen

Artikel 1.1. Definities en begrippen

Artikel 1.2. Algemene inleiding

Artikel 1.3. Wettelijk kader

Artikel 1.4. Overgangsrecht

Hoofdstuk 2. Vormen van en toegang tot jeugdhulp

Artikel 2.1. Wie kunnen er gebruik maken van pgb?

Artikel 2.2. Woonplaatsbeginsel

Artikel 2.3. Mandatering

Hoofdstuk 3. Procedure jeugdhulp via de gemeente

Artikel 3.1. Opstellen van een maatwerkplan

Artikel 3.2. Criteria voor een individuele maatwerkvoorziening

Artikel 3.3. Advisering

Hoofdstuk 4. PGB

Artikel 4.1. Criteria voor pgb

Artikel 4.2. Nadere regels voor pgb

Artikel 4.3. Kwaliteitseisen zorgaanbieders pgb

Artikel 4.4. Trekkingsrecht

Artikel 4.5. Tegengaan oneigenlijk gebruik en fraude

Hoofdstuk 5. Overige bepalingen

Artikel 5.1. Hardheidsclausule

Artikel 5.2. Klachtenregeling

Artikel 5.3. Inwerkingtreding en citeertitel

Hoofdstuk 6. Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk 1. Algemeen

1.1 Definities en begrippen

Alle definities die in deze beleidsregels worden gebruikt, hebben dezelfde betekenis als in de Jeugdwet en de verordening Hart voor de Jeugd Ooststellingwerf 2015-2016.

1.2 Algemene inleiding

De verordening Hart voor de Jeugd Ooststellingwerf 2015-2016 geeft uitvoering aan de Jeugdwet. Deze wet maakt onderdeel uit van de bestuurlijke en financiële decentralisatie naar gemeenten van de jeugdzorg, de jeugd-ggz, de zorg voor verstandelijk beperkte jeugdigen en de begeleiding en persoonlijke verzorging van jeugdigen. Daarnaast wordt met deze wet een omslag gemaakt van een stelsel gebaseerd op een wettelijk recht op zorg (aanspraak), naar een stelsel op basis van een voorzieningenplicht voor gemeenten (voorziening). Dit vindt plaats op een wijze zoals eerder is gebeurd met de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).

Het wettelijke recht op jeugdzorg en individuele aanspraken op jeugdzorg worden hierbij vervangen door een voorzieningenplicht waarvan de aard en omvang in beginsel door de gemeente worden bepaald (maatwerk).

Het doel van het jeugdzorgstelsel blijft echter onverminderd overeind: jeugdigen en ouders krijgen waar nodig tijdig bij hun situatie passende hulp, met als beoogd doel ervoor te zorgen de eigen kracht van de jongere en het zorgend en probleemoplossend vermogen van het gezin te versterken.

De Jeugdwet schrijft voor dat de gemeenteraad per verordening in ieder geval regels opstelt:

  • ·

    over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige (jeugdhulp)voorzieningen;

  • ·

    met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning, de wijze van beoordeling van en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening;

  • ·

    over de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen;

  • ·

    over de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget (pgb) wordt vastgesteld;

  • ·

    voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of persoonsgebonden budget, alsmede van misbruik of oneigenlijke gebruik van de Jeugdwet;

  • ·

    over de wijze waarop ingezetenen worden betrokken bij de uitvoering van de Jeugdwet, en

  • ·

    ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit van jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, waar het college ten aanzien daarvan de uitvoering van de Jeugdwet door derden laat verrichten. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de deskundigheid van de beroepskrachten en de toepasselijke arbeidsvoorwaarden.

In het beleidsplan Hart voor de Jeugd Oost- en Weststellingwerf 2015 -2018 is het door het gemeentebestuur te voeren beleid vastgesteld met betrekking tot preventie en jeugdhulp, de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering.

De verordening Hart voor de Jeugd Ooststellingwerf 2015 -2016 is eveneens, op grond van de Jeugdwet, vastgesteld door de raad. In de verordening wordt verwezen naar nadere regels over de procedure jeugdhulp via de gemeente en het pgb. In de nu voorliggende beleidsregels staan in ieder geval deze artikelen nader uitgewerkt.

Het beleidsplan, de verordening en de beleidsregels zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.

1.3 Wettelijk kader

De jeugdwet bevat een aantal kaders met betrekking tot het pgb. De kern hiervan is:

  • ·

    Als een jeugdige of zijn ouders dit wensen, verstrekt het college een pgb die hem in staat stelt ondersteuning die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken.

  • ·

    Een pgb wordt verstrekt als:

    • a)

      Een jeugdige, danwel zijn ouders naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat is tot een redelijke behartiging van zijn belangen, danwel, met hulp uit zijn sociale netwerk of bijvoorbeeld een bewindvoerder;

    • b)

      Een jeugdige danwel zijn ouders zich gemotiveerd op het standpunt stelt dat hij de zorg die de gecontracteerde aanbieder levert, niet passend acht;

    • c)

      Naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de ondersteuning van goede kwaliteit is en bijdraagt aan het beoogde resultaat.

  • ·

    Bij verordening kan worden bepaald onder welke voorwaarden (wat betreft het tarief) de persoon aan wie een pgb wordt verstrekt, zorg kan betrekken van een persoon die behoort tot het eigen sociale netwerk.

  • ·

    Het pgb kan worden geweigerd voor zover de kosten van het betrekken van de ondersteuning via een pgb hoger zijn dan de kosten van de individuele voorziening in natura (ZIN). Een jeugdige of zijn ouders kunnen in dat geval er voor kiezen om de aanvullende kosten zelf bij te leggen.

1.4 Overgangsrecht

In de Jeugdwet is een overgangsperiode van maximaal een jaar op genomen voor jeugdigen die ondersteuning gebruiken die per 1 januari 2015 overkomt naar de gemeenten. Voor pleegzorg is dit zolang de zorg duurt. Dit overgangsrecht geldt ook voor jeugdigen die zelf hun ondersteuning organiseren via een pgb. Gedurende deze overgangsperiode behoudt de jeugdige het recht op dezelfde hoogte van het pgb.

Hoofdstuk 2. Vormen van en toegang tot jeugdhulp

Voor de artikelen over de procedurele toegang en de betrokken partijen, verwijzen wij u naar de Verordening Hart voor de Jeugd Ooststellingwerf 2015-2016.

2.1 Wie kunnen er gebruik maken van pgb?

Het pgb is in beginsel beschikbaar voor alle inwoners van de gemeente Ooststellingwerf, die in aanmerking komen voor zorg/ondersteuning op grond van de Jeugdwet.

De toekenning van de pgb is gebaseerd op de individuele situatie van de jeugdige. Wanneer een jeugdige te kennen geeft gebruik te willen maken van pgb, wordt gekeken of hij de verantwoordelijkheden die gepaard gaan met het pgb, kan dragen. Tevens wordt bekeken of de jeugdige zich goed heeft georiënteerd op het aanbod van de zorg/ondersteuning in natura (ZIN). Ook wordt bezien of het voorstel van de jeugdige beter aansluit op het beoogde resultaat dan zorg/ondersteuning in natura.

Om in aanmerking te komen voor een pgb moet de jeugdige motiveren waarom het door de gemeente gecontracteerde ondersteuningsaanbod niet voldoende is in zijn specifieke situatie. Hierbij kan worden gedacht aan aspecten van religieuze, levensbeschouwelijke of culturele aard.

2.2 Woonplaatsbeginsel

In de Jeugdwet is uitgewerkt hoe het woonplaatsbeginsel dient te worden toegepast bij de inzet van deze voorzieningen. Hiermee wordt helderheid verschaft welke gemeente verantwoordelijk is voor de in te zetten hulp in bijzondere of onduidelijke gevallen.

2.3 Mandatering

  • ·

    Het college mandateert het gebiedsteam voor het voeren van onderzoek bij enkelvoudige problematiek. De in te zetten hulp in het vrijwillige kader die hieruit voortvloeit, kan vervolgens in zorg in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) worden ingezet.

  • ·

    Het college mandateert het gebiedsteam voor het uitvoeren van de wettelijke vereisten vanuit de Jeugdwet, zoals het opstellen van een beschikking of het opzetten van de overeenkomst en regelgeving omtrent de inzet bij een pgb.

  • ·

    Indien er door de cliënt wordt gekozen voor een pgb, aan de hand van de regels die zijn vastgelegd in de Verordening Hart voor de Jeugd Ooststellingwerf en deze beleidsregels, zal de Sociale Verzekeringsbank (SVB) de financiële uitvoering van de pgb op zich nemen.

Daarnaast wordt doorverwezen door:

De huisarts, jeugdarts en kinderarts: zij mogen op basis van de Jeugdwet direct doorverwijzen naar specialistische jeugdhulp. De gemeente maakt uiteraard wel afspraken met deze partijen over de gecontracteerde hulp en de wijze van registratie van doorverwijzen.

De kinderrechter/strafrechter: de kinderrechter en strafrechter leggen kinderbeschermings- en/of strafmaatregelen op, nadat de Raad voor de Kinderbescherming advies heeft uitgebracht, die de gemeente dient uit te voeren. Denk hierbij aan maatregelen in het zogenaamde gedwongen kader, zoals een ondertoezichtstelling of een jeugdreclasseringstraject.

Jeugdbescherming en de gecertificeerde instellingen (GI): indien de GI constateert dat er aanvullende hulp noodzakelijk is binnen het kader van de hierboven genoemde gedwongen maatregelen, dan is de gemeente verplicht deze hulp in te zetten. De gemeente maakt uiteraard wel afspraken met de GI over de samenwerking in een dergelijk traject.

De burgemeester: indien de Raad voor de Kinderbescherming niet tot indiening van een verzoek tot ondertoezichtstelling overgaat nadat hij een melding van de burgemeester van de woonplaats van de minderjarige heeft ontvangen dat een maatregel met betrekking tot het gezag dient te worden overwogen, kan de burgemeester de Raad voor de Kinderbescherming vragen het verzoek alsnog aan de rechter voor te leggen.

Hoofdstuk 3. Procedure jeugdhulp via de gemeente

Artikel 3.1 Opstellen van het maatwerkplan

  • 3.5.1.

    Het gebiedsteam stelt samen met de jeugdige en/of de ouders een maatwerkplan op.

  • 3.5.2.

    Het maatwerkplan wordt opgesteld vanuit het kader: één gezin, één plan zoals genoemd in het beleidsplan Hart voor de Jeugd Oost- en Weststellingwerf 2015-2018.

  • 3.5.3.

    Een familiegroepsplan kan onderdeel uitmaken van het gezinsplan. Het familiegroepsplan is een plan van aanpak opgesteld door de ouder, samen met bloedverwanten, of andere die tot de sociale omgeving van de jeugdige behoren.

  • 3.5.4.

    In het maatwerkplan wordt vermeld van welke vrij toegankelijke jeugdhulpvoorzieningen de jeugdige en/of de ouders gebruik gaan maken en/of voor welke individuele jeugdhulp voorzieningen de jeugdige en/of de ouders een aanvraag indienen bij het gebiedsteam.

Artikel 3.2 Criteria voor een individuele voorziening

  • 3.7.1.

    Het gebiedsteam neemt het verslag, en in voorkomende gevallen het maatwerkplan, als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag om een individuele jeugdhulpvoorziening.

  • 3.7.2.

    Een cliënt komt in aanmerking voor een individuele maatwerkvoorziening indien

    • a.

      De jeugdige op eigen kracht, of met zijn ouders of andere personen uit zijn naaste omgeving, geen oplossing voor zijn hulpvraag kan vinden, en;

    • b.

      Er geen oplossing gevonden kan worden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een overige voorziening of;

    • c.

      Geen oplossing gevonden kan worden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van andere voorzieningen

  • 3.7.3.

    Het gebiedsteam kent eveneens een individuele jeugdhulpvoorziening toe voor zover met betrekking tot de jeugdige een verwijzing is afgegeven door de huisarts, de medisch specialist of een jeugdarts.

  • 3.7.4.

    Het gebiedsteam kent eveneens een individuele jeugdhulpvoorziening toe voor zover met betrekking tot de jeugdige een verwijzing is afgegeven via de rechter of gecertificeerde instelling.

Artikel 3.3 Advisering

In complexe situaties wordt er door het gebiedsteam een deskundigenadvies gevraagd, voordat een individuele jeugdhulpvoorziening wordt toegewezen door het gebiedsteam.

Hoofdstuk 4. PGB

Artikel 4.1 Criteria voor pgb

Conform artikel 8.1.1 van de wet verstrekt het gebiedsteam alleen een individuele jeugdhulpvoorziening in de vorm van een pgb:

  • a.

    Als de jeugdige of zijn ouders, al dan niet met hulp uit hun sociale netwerk dan wel van een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde, in staat zijn de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;

  • b.

    Als de jeugdige of zijn ouders overtuigend kunnen motiveren waarom zij de individuele jeugdhulpvoorziening die door een aanbieder wordt geleverd, niet passend achten;

  • c.

    Als naar het oordeel van het gebiedsteam gewaarborgd is dat de jeugdhulp die de jeugdige of zijn ouders willen betrekken van een aanbieder of een persoon die behoort tot het sociale netwerk van goede kwaliteit is. Onder goede kwaliteit wordt verstaan het kwaliteitsniveau gelijk aan die van zorgaanbieders in natura.

Artikel 4.2 Nadere regels voor pgb

  • 4.2.1

    Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 8.1.1. van de wet.

  • 4.2.2

    De te verstrekken hulp voldoet aan onderstaande criteria:

    • ·

      De hulp is van te voren niet goed in te plannen

    • ·

      De hulp moet op ongebruikelijke tijden worden geleverd;

    • ·

      De hulp moet op vele korte momenten gedurende de dag worden geboden;

    • ·

      De hulp moet op verschillende locaties worden geleverd;

    • ·

      De hulp moet 24 uur per dag en op afroep beschikbaar zijn;

    • ·

      De hulp moet vanwege de aard van de beperking geboden worden door een persoon waar de jeugdige geen hechtings- of contactproblemen mee heeft.

  • 4.2.3.

    Het tarief voor een pgb:

    • a.

      is gebaseerd op een door de jeugdige of zijn ouders opgesteld plan over hoe zij het pgb gaan besteden;

    • b.

      is toereikend om effectieve en kwalitatief goede zorg in te kopen, en

    • c.

      bedraagt maximaal 75% van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura.

  • 4.2.4.

    De hoogte van een pgb is opgebouwd uit verschillende kostencomponenten, zoals salaris, vervanging tijdens vakantie, verzekeringen en reiskosten.

  • 4.2.5.

    De persoon aan wie een pgb wordt verstrekt, kan de jeugdhulp onder de volgende voorwaarden betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk:

    • a.

      dat deze persoon maximaal 25% van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening betaald krijgt voor zijn diensten;

    • b.

      dat deze persoon heeft aangegeven dat de zorg aan de belanghebbende voor hem niet tot overbelasting leidt,

    • c.

      dat deze persoon op geen enkele wijze druk op de ontvanger van het pgb heeft uitgeoefend bij het besluit over het betrekken van deze persoon, en

    • d.

      dat tussenpersonen of belangbehartigers niet uit het pgb mogen worden betaald.

  • 4.2.6.

    De persoon aan wie een pgb wordt verstrekt kan de jeugdhulp betrekken van een ongekwalificeerde ondersteuner (werkstudenten, ZZP’ers zonder gespecialiseerde opleiding) onder de voorwaarde dat deze persoon maximaal 50% van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening betaald krijgt voor zijn diensten.

4.3 Kwaliteitseisen zorgaanbieders PGB

  • ·

    VOG verklaring van de professionals.

  • ·

    Een zorgaanbieder mag niet voorkomen op de zwarte lijst van de gemeente vanwege ondeskundige zorg, het handelen in strijd met de Jeugdwet, het Besluit en de gemeentelijke voorwaarden en beleid, misleiding, fraude en uitbuiting van personeel.

  • ·

    Jeugdhulpverleners zijn geregistreerd in het beroepsregister, zoals bedoeld in het Besluit.

  • ·

    Hulpaanbieders en vrij gevestigden moeten zijn aangesloten bij een professioneel collectief.

  • ·

    Hulpaanbieders zijn verplicht te melden in de Verwijsindex (VIR) en hanteren de meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling.

  • ·

    Hulpverleners kunnen de grenzen van het eigen kunnen en bevoegdheden inschatten en aangeven wanneer specialistische ondersteuning is gewenst.

  • ·

    De hulpaanbieder werkt actief samen met andere jeugdhulpverleners, wanneer er sprake is van een bedreiging van de veiligheid of welzijn van de jeugdige of betrokkenen.

4.4 Trekkingsrecht

In de Jeugdwet is de verplichting opgenomen dat gemeenten pgb’s uitbetalen in de vorm van trekkingsrecht. Dit houdt in dat de gemeente het pgb niet op de bankrekening van de budgethouder stort, maar op rekening van het servicecentrum pgb van de SVB.

Budgethouders betalen de zorgverleners niet meer zelf, ze moeten de SVB opdracht geven voor betalingen aan hun zorgverleners. De budgethouder laat via declaraties of facturen aan de SVB weten hoeveel uren hulp zijn geleverd en de SVB zorgt vervolgens voor de uitbetaling van de zorgverlener. De niet bestede pgb bedragen worden door de SVB na afloop van de verantwoordingsperiode terugbetaald aan de gemeente. Ook de pgb’s voor een hulpmiddel of voorziening moeten worden overgemaakt naar de SVB, waarna de SVB de ingezonden facturen betaalt. Om pgb via trekkingsrecht te kunnen uitvoeren, moet de budgethouder een zorgovereenkomst hebben met de zorgverlener. Bij elke betaalopdracht controleert de SVB of de betaling klopt met deze zorgovereenkomst. Als de SVB geen zorgovereenkomst heeft, kan uw zorgverlener niet betaald worden.

De budgethouder is verantwoordelijk voor het in de gaten houden van de betalingen uit het pgb. De budgethouder ontvangt elke maand een budgetoverzicht. Dit budgetoverzicht is ook digitaal in te zien.

4.5 Tegengaan oneigenlijk gebruik en fraude

De inzet van een pgb vereist in ieder geval inzicht en verantwoordelijkheid op meerdere gebieden. Overwegende bezwaren zijn er als er een vermoeden is dat de belanghebbende als budgethouder problemen zal hebben met het omgaan met een pgb. De situaties waarbij het risico groot is dat het pgb niet besteedt wordt aan het daarvoor bestemde doel zijn:

  • ·

    de belanghebbende handelingsonbekwaam is;

  • ·

    de belanghebbende als gevolg van dementie, een verstandelijke handicap of ernstige psychische problemen onvoldoende inzicht in de eigen situatie heeft;

  • ·

    er sprake van verslavingsproblematiek is;

  • ·

    er sprake van schuldenproblematiek is;

  • ·

    er eerder misbruik gemaakt is van het pgb;

  • ·

    eerder sprake is geweest van fraude;

  • ·

    de belanghebbende een zodanig progressief ziektebeeld heeft, waardoor te verwachten is dat de voorziening niet langdurig adequaat is, dan wordt de voorziening in natura verstrekt.

Bovenstaande opsomming is niet limitatief. Er kunnen andere situaties denkbaar zijn waarin het verstrekken van een pgb niet gewenst is. In deze situaties kan een pgb worden geweigerd. Om een pgb af te wijzen op overwegende bezwaren, moet er enige feitelijke onderbouwing zijn op grond waarvan afgewezen kan worden. Dit kan een medische onderbouwing zijn, maar ook het aantonen van schulden of eerder misbruik. De onderbouwing wordt in de beschikking vermeld.

4.6 Bezwaar en beroep

Indien de cliënt van mening is dat het college hem ten onrechte geen maatwerkvoorziening verstrekt, kan de cliënt daartegen bezwaar maken en daarna eventueel in beroep gaan tegen de beslissing op zijn bezwaar. De rechter zal toetsen of de gemeente zich heeft gehouden aan de voorgeschreven procedures, het onderzoek naar de omstandigheden van de cliënt op adequate wijze heeft verricht en of de ondersteuning een passende bijdrage levert aan het realiseren van de doelstellingen zoals geformuleerd in het maatwerkplan.

Hoofdstuk 5. Overige bepalingen

5.1 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige of zijn ouders afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing van deze verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

5.2 Klachtenregeling

Indien een cliënt het gevoel heeft onjuist bejegend te zijn kan men een klacht indienen.

Klachten kunnen betrekking hebben op de handelwijze van de gemeente, dan wel van (een medewerker van) de aanbieder van een maatwerkvoorziening. De gemeente legt de aanbieders van voorzieningen in de verordening op een klachtregeling te hebben en ziet toe op de naleving daarvan. Klachten met betrekking tot de handelswijze van de gemeentelijke organisatie worden in behandeling genomen door de interne klachtencoördinator, die met klager afstemt wat de beste manier is om de klacht verder af te handelen.

5.3 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 5.1.1.

    Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2015

  • 5.1.2.

    Dit besluit wordt aangehaald als: Beleidsregels Jeugdhulp gemeente Ooststellingwerf 2015.

Hoofdstuk

Toelichting op artikel 1.1

Geen

Toelichting op artikel 1.2

Geen

Toelichting op artikel 1.3

Geen

Toelichting op artikel 1.4

Geen

Toelichting op artikel 2.1

Geen

Toelichting op artikel 2.2

Geen

Toelichting op artikel 2.3

Geen

Toelichting op artikel 3.1

Het maatwerkplan wordt samen met de jeugdige en/of de ouders en mogelijk andere betrokkenen opgesteld. In de praktijk kan dit betekenen dat het gespreksverslag dat in artikel 8 wordt genoemd wordt omgebouwd tot een maatwerkplan. Het maatwerkplan wordt opgesteld aan de hand van de werkwijze één gezin, één plan. In het maatwerkplan staan in de eerste plaats de afspraken over wat de jeugdige en/ of zijn ouders zelf gaan oppakken.

Daarnaast wordt beschreven welke overige jeugdhulpvoorzieningen en welke individuele jeugdhulpvoorzieningen nodig zijn. Het maatwerkplan vormt de verbinding met ondersteuning uit andere voorzieningen bijvoorbeeld onderwijs, participatie en volwassenenzorg. Het maatwerkplan is geen statisch document. Er kunnen afspraken aan toegevoegd worden, wanneer dat naar inzicht van de jeugdige en/of de ouders of het college van belang is. Bovendien kan het zijn dat als er meerdere vragen/problemen in een gezin zijn, deze niet allemaal tegelijkertijd worden opgepakt.

Families mogen bij problemen eerst zelf een plan maken en aangeven wat ze nodig hebben. Dit familiegroepsplan kan worden opgesteld door de ouders of anderen die tot de sociale omgeving van de jeugdigen behoren. Het familiegroepsplan moet onderdeel uitmaken van het maatwerkplan als er een toeleiding plaats moet gaan vinden naar een individuele voorziening. De beschikking hiervan wordt afgegeven door het gebiedsteam.

Toelichting op artikel 3.2

In dit artikel wordt duidelijk gemaakt welke afwegingsfactoren het gebiedsteam hanteert bij toekenning van individuele jeugdhulpvoorzieningen. Hierbij is het voor het college van belang om goed te beoordelen: de mate van ‘eigen kracht’ en het al of niet gedeeltelijk gebruik kunnen maken van overige of andere voorzieningen. In geval dat een verwijzing is afgegeven via de rechter of gecertificeerde instelling, dient het gebiedsteam de individuele jeugdhulpvoorziening schriftelijk toe te kennen.

Toelichting op artikel 3.3

Het gebiedsteam kan extern advies inwinnen indien dat voor de beoordeling van eenaanvraag of het opstellen van het maatwerkplan nodig is. Het is bij deadviesvraag van belang dat hierbij een heldere vraag of afgebakende opdracht wordt versterkt, zodat duidelijk is voor de cliënt en de adviseur welk aanvullend onderzoek nog nodig is.

Toelichting op artikel 4.1

Hierin is aangesloten op artikel 8.1.1 van de wet, dat voor het pgb is aangepast aan de verwante regelgeving met betrekking tot de maatschappelijke ondersteuning als geregeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). In het eerste lid is verankerd dat het college op grond van artikel 8.1.1 van de wet een pgb kan verstrekken. Als aan alle wettelijke voorwaarden daartoe is voldaan, kan zelfs van een verplichting van het college worden gesproken (zie ook de tekst van artikel 8.1.1, eerste lid: “Indien de jeugdige of zijn ouders dit wensen …”). Voor gemeenten is ondermeer van belang dat een pgb slechts wordt verstrekt indien de jeugdige of zijn ouders gemotiveerd kunnen aantonen dat de individuele voorziening die door een aanbieder wordt geleverd, niet passend is (zie artikel 8.1.1, derde lid, onder b).

Toelichting op artikel 4.2

Dit artikel berust op artikel 2.9, onder c, van de wet. In deze wetsbepaling staat dat in ieder geval wordt bepaald op welke wijze de hoogte van een pgb wordt vastgesteld.

Een pgb is gemiddeld genomen goedkoper dan zorg in natura omdat er minder overheadkosten hoeven te worden meegerekend. De maximale hoogte van een pgb is begrensd op maximaal 75% van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate door het college ingekochte individuele voorziening in natura.

Indien vanuit het pgb hulp wordt betrokken door een persoon die behoort tot het sociale netwerk bedraagt de vergoeding maximaal 25% van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate door het college ingekochte individuele voorziening in natura. Voor ongekwalificeerde ondersteuners (werkstudenten, ZZP’ers zonder gespecialiseerde opleiding) geldt een vergoeding van maximaal 50%.

Toelichting op artikel 4.3

Geen

Toelichting op artikel 4.4

Geen

Toelichting op artikel 4.5

Geen

Toelichting op artikel 4.6

Geen

Toelichting op artikel 5.1

Geen

Toelichting op artikel 5.2

  • 1.

    Het college zorgt ervoor dat jeugdigen, ouders en pleegouders een beroep kunnen doen op een onafhankelijk vertrouwenspersoon.

  • 2.

    Het college wijst jeugdigen en ouders erop dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door een onafhankelijk vertrouwenspersoon.

Toelichting op artikel 5.3

Geen