Beleid zonnepaneelvelden gemeente Ooststellingwerf

Geldend van 12-10-2017 t/m heden

Intitulé

Beleid zonnepaneelvelden gemeente Ooststellingwerf

Inleiding

In het op 18 mei 2010 door de raad van de gemeente Ooststellingwerf vastgestelde Milieubeleidsplan 2010-2016 is “een duurzaam Ooststellingwerf in 2030” als visie opgenomen. Het ontwikkelen van een ‘duurzame energievoorziening’ heeft daarbij voorrang. Dit betekent dat er in 2030 een voldoende aanbod aan duurzame energie moet zijn om te voorzien in de energievraag.

De ontwikkeling van een “duurzame energievoorziening” past ook binnen het “Energieakkoord voor duurzame groei”. Dit akkoord is onder andere door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten ondertekend.

Als onderdeel van de ontwikkeling naar “een duurzaam Ooststellingwerf in 2030” heeft de raad op 20 april 2017 het bestemmingsplan “Zonnepaneelvelden Ooststellingwerf” vastgesteld. Op grond van dit plan is de aanleg van verschillende velden met zonnepanelen mogelijk gemaakt. De velden zijn voorzien op gronden waarvan de gemeente de eigenaar is.

In de periode vanaf januari 2017 zijn ook verschillende aanvragen (en principeverzoeken) ontvangen voor de aanleg van zonnepaneelvelden op andere gronden dan waar de gemeente eigenaar van is. Deze velden zijn dan ook niet op grond van het bestemmingsplan “Zonnepaneelvelden Ooststellingwerf” mogelijk gemaakt. Naar aanleiding hiervan heeft het college van burgemeester en wethouders op 25 april 2017 het besluit genomen om beleid vast te willen stellen voor dergelijke velden. In de voorliggende notitie is dit beleid opgenomen.

Het voorliggende beleid is onderdeel van de uitvoering van ons milieubeleid (in samenhang met ons beleid voor de ruimtelijke ordening). Uiteindelijk wordt dit beleid dan ook onderdeel van het vervolg van ons “Milieubeleidsplan 2010-2016” in de richting van de Omgevingswet.

Wat willen wij bereiken?

Wij willen in 2030 een ‘duurzame energievoorziening‘ van onze gemeente. Dit betekent dat het aanbod van duurzame energie in 2030 in overeenstemming moet zijn met de vraag naar energie op dat moment.

Op dit moment bestaat het aanbod aan energie in onze gemeente vooral uit elektriciteit en gas. In tabel 1 is een overzicht opgenomen van de vraag naar energie (elektriciteit en gas) in onze gemeente in 2016. Hieruit blijkt dat de energievraag 407.230 MWh was.

Tabel 1. Overzicht van de vraag naar (duurzame) energie in de gemeente Ooststellingwerf  in 2016 (bron: Liander)

energievraag elektriciteit

114.230 MWh

energievraag gas

293.070 MWh 

___________

energievraag

407.300 MWh

Om in overeenstemming met de energievraag te zijn moet het aanbod van duurzame energie ook 407.230 MWh zijn. In tabel 2 is een overzicht opgenomen van het aanbod aan duurzame energie (elektriciteit) op dit moment en zoals dat op dit moment is voorzien in onze gemeente. Hieruit blijkt dat het aanbod ongeveer 37.725 MWh is. Dit betekent dat er nog in een aanbod van (407.230 MWh - 37.725 MWh =) 369.505 MWh nodig is.

 

Tabel 2. Overzicht van het aanbod aan duurzame energie (elektriciteit) in de gemeente Ooststellingwerf  in 2016 (bron: Liander)

energieaanbod van bestaande installaties

3.300 MWh

energieaanbod op grond van bestemmingsplan

“Zonnepaneelvelden Ooststellingwerf”

21.250 MWh

energieaanbod Veerenhuis

 425 MWh

energieaanbod op grond van andere projecten

12.750 MWh 

__________

energieaanbod van duurzame energie

37.725 MWh

 

Hierbij wordt opgemerkt dat het bestaande beleid ook is gericht op het beperken van de energievraag (besparing). Omdat het op dit moment moeilijk is in te schatten wat het effect hiervan zal zijn, is dit niet in het overzicht hiervoor opgenomen.

Waarom willen wij dat?

In het “Milieubeleidsplan Ooststellingwerf 2010-2016” is opgemerkt dat “[. . .] energie het belangrijkste milieuthema is. Enerzijds vraagt de toenemende welvaart (wereldwijd) om steeds meer energie in de vorm van elektriciteit en warmte, anderzijds wordt de voorraad fossiele brandstoffen steeds kleiner. Een belangrijk effect is dat de verbranding van fossiele brandstoffen in sterke mate bijdraagt aan de wereldwijde opwarming van de aarde. [. . .] Vanwege dit dreigende tekort aan fossiele energie en de schadelijke effecten van de verbranding van fossiele brandstoffen is het noodzakelijk te zoeken naar andere (duurzame) vormen van energieopwekking.”

Wat gaan we daarvoor doen?

Duurzame energie is op dit moment op verschillende manieren beschikbaar.

  • 1.

    Bodemenergie

    Vooral bij de bouw van nieuwe gebouwen zijn er goede mogelijkheden om gebruik te maken van bodemenergie. De mogelijkheden voor gebruik bij bestaande gebouwen zijn (nog) beperkt.

  • 2.

    Biomassa-energie

    Biomassa kan een belangrijk onderdeel van een duurzame energievoorziening worden. Als gemeente met in verhouding een groot aantal agrarische bedrijven zijn er in onze gemeente ook zeer goede mogelijkheden om gebruik te maken van biomassa‑energie door mestvergisting. De mogelijkheden worden op dit moment (nog) beperkt door regels en marktontwikkelingen.

  • 3.

    Windenergie

    De mogelijkheden om gebruik te maken van windenergie zijn in onze gemeente op dit moment beperkt. Op grond van de Verordening Romte Fryslân 2014 is de bouw van windmolens op grote schaal namelijk niet mogelijk. Alleen in het stedelijk gebied zijn zogenoemde kleine windmolens mogelijk.

  • 4.

    Zonne-energie

    De mogelijkheden voor het opvangen van zonne-energie zijn groot. Dit is mogelijk op kleine en grote schaal.

  • 5.

    Waterstofgasenergie

    De mogelijkheden voor het gebruik van waterstofgas in de energievoorziening zijn op dit moment nog sterk in ontwikkeling. Op dit moment zijn de gebruiksmogelijkheden hiervan nog beperkt.

 

Met dit alles in overweging biedt zonne-energie op dit moment de grootste kans om in 2030 een duurzame energievoorziening te hebben. De andere beschikbare manieren van duurzame energie zijn op dit moment om verschillende redenen (nog) onvoldoende te gebruiken om op grote schaal in voldoende aanbod van duurzame energie te voorzien. Op kleine schaal zijn deze manieren van energievoorziening beter te gebruiken maar dit blijft vaak nog beperkt tot het voorzien in de eigen vraag naar energie.

 In het algemeen levert 1 hectare zonnepaneelveld ongeveer 850.000 kWh aan duurzame energie op 1 . Om te voorzien in een aanbod van 369.505 MWh is op basis van dit uitgangspunt ongeveer 435 hectare aan zonnepaneelveld nodig.

Bestaand beleid voor zonnepaneelvelden

Beleid van de provincie

In de notitie “Romte foar Sinne” heeft de provincie Fryslân haar beleid voor zonnepaneelvelden uiteengezet. Dit beleid is op 18 februari 2015 door Provinciale Staten van Fryslân vastgesteld. In de notitie merkt de provincie op dat “een voortvarende ontwikkeling van zonne-energie in Fryslân past in de provinciale doelstellingen [. . .]. Op veel plaatsen ontstaan initiatieven voor opstellingen van zonnepanelen die daaraan invulling kunnen geven. Met ons ruimtelijk beleid willen we die maatschappelijke ontwikkeling faciliteren.”

Het beleid voor zonnepaneelvelden is in de “1e Partiële herziening Verordening Romte Fryslân” uitgewerkt in regels. In het kader hierna is een samenvatting van de regels voor zonnepaneelvelden opgenomen.

  • 1.

    Een ruimtelijk plan in het landelijk gebied kan slecht voorzien in een opstelling voor zonne-energie:

    • a.

      aansluitend op bestaand stedelijk gebied van een stad of dorp als onderdeel van een uitbreidingslocatie, of nabij bestaand stedelijk gebied, mits het zonnepark een redelijke aansluiting heeft of krijgt op het stedelijk weefsel van stad of dorp. In afwijking hiervan kan een opstelling voor zonne-energie worden toegestaan op een locatie die niet aansluit op stedelijk gebied, mits aangetoond wordt dat deze naar redelijke verwachting van gemeente en provincie binnen tien jaar onderdeel zal uitmaken van de stedelijke woon- of werkuitbreiding of daarop zal aansluiten;

    • b.

      op het bouwperceel van een bestaand agrarisch of niet-agrarisch bedrijf, van een bestaande maatschappelijke voorziening of van een bestaande woning, mits het op te stellen vermogen is gericht op de energiebehoefte die samenhangt met de bestaande functie van dat perceel;

    • c.

      op gronden met een bestemming voor bestaande nutsvoorzieningen of voor infrastructuur voor weg, spoor, water en vliegverkeer, voor zover het niet gaat om historische infrastructuur en groene grasdijklichamen, zoals benoemd en aangewezen in de Structuurvisie Grutsk op ‘e Romte. In afwijking hiervan is een opstelling op historische infrastructuur en groene grasdijklichamen mogelijk, mits de opstelling in omvang beperkt blijft, de historische en landschappelijke kwaliteiten, waaronder het groene karakter van de dijk, voorop blijven staan en de specifieke behoefte om een opstelling te plaatsen op die locatie is onderbouwd;

    • d.

      op gronden die deel uitmaken van de ecologische hoofdstructuur of zijn aangewezen als natuurgebied buiten de ecologische hoofdstructuur op de van deze verordening deel uitmakende kaart Natuur, alleen voor zover de opstelling wat betreft functie en vermogen is gericht op de energiebehoefte die samenhangt met het fysieke beheer en onderhoud van dat natuurgebied.

  •  

  • 5.

    Bij het mogelijk maken van een opstelling voor zonne-energie worden de locatie van het veld en de omvang daarvan onderbouwd op grond van:

    • a.

      de gemeentelijke ambitie inzake zonne-energie;

    • b.

      de daaraan verbonden analyse van en visie op mogelijkheden binnen en buiten bestaand gebouwd gebied;

    • c.

      de energiebehoefte van een kern, of van enkele samenwerkende kernen en de mogelijkheid van participatie van bewoners, en

    • d.

      aard en schaal van een kern. 

  • 6.

    Bij het mogelijk maken van een opstelling voor zonne-energie wordt onderbouwd dat de opstelling inpasbaar is binnen de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten en wordt een ruimtelijk inrichtingsplan opgesteld, waarvan de uitvoering zo nodig als voorwaardelijke bepaling wordt opgenomen.

Beleid van de gemeente

Bestemmingsplan “Zonnepaneelvelden Ooststellingwerf”

Bij de keuze voor de plaats van de zonnepaneelvelden die op grond van het bestemmingsplan “Zonnepaneelvelden Ooststellingwerf” mogelijk zijn gemaakt zijn de volgende uitgangspunten overwogen:

  • -

    het veld ligt in of in de directe omgeving van stedelijk gebied;

  • -

    er zijn mogelijkheden voor een goede landschappelijke inpassing van het veld;

  • -

    gemeentelijk beleid: het beleid voor het buitengebied staat geen grondgebonden zonneparken toe (grootschalige toepassing op agrarische bebouwing biedt nog voldoende mogelijkheden);

  • -

    het veld biedt de mogelijkheid “tot realisatie optimale postcoderoos”. Dit betekent dat het energieaanbod van een veld de energievraag in de zogenoemde postcoderoos niet te veel mag overschrijden.

  • -

    het veld heeft enige grootte (bij voorkeur tenminste 5 hectare (bruto));

  • -

    zo mogelijk wordt het veld aangelegd op gronden waarvan de gemeente eigenaar is. De aanleiding voor dit uitgangspunt was om als gemeente sturing te kunnen houden op de daadwerkelijke aanleg van het veld. Omdat de gemeente eigenaar van de betreffende gronden is hebben wij ook sturing over periode waarin de gronden voor een zonnepaneelveld gebruikt mogen worden.

 

Voor de vaststelling van het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de mogelijkheden die onze gemeente heeft op grond van het “Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, negende tranche”. Op grond hiervan mag onze raad de bestemming van gronden binnen een periode van 15 jaar na de vaststelling van het bestemmingsplan weer vaststellen (in plaats van de gebruikelijke 10 jaar). De keuze hiervoor is gemaakt, omdat de zonnepaneelvelden een tijdelijk gebruik van de betreffende gronden zijn. De gronden zijn uiteindelijk bedoeld voor een gebruik waarvoor de gronden op grond van het geldende bestemmingsplan zijn bestemd.

Nieuw beleid voor zonnepaneelvelden

In overeenstemming met ons beleid en onze regels zijn ook het beleid en de regels van de provincie gericht op een zorgvuldig gebruik van de ruimte. Dit betekent onder meer dat wij stedelijke activiteiten willen bundelen in of in aansluiting op het stedelijk gebied. Ook betekent het dat wij zoeken naar mogelijkheden om ruimte voor verschillende activiteiten te kunnen gebruiken. Een voorbeeld hiervan is het gebruiken van daken van gebouwen voor het winnen van zonne-energie (door het plaatsen van zonnepanelen).

Wij kiezen er voor om in ons beleid en onze regels voor (installaties voor) het opvangen van zonne-energie aan te sluiten bij de het beleid en de regels van de provincie zoals opgenomen in de notitie “Romte foar Sinne” en de “1e Partiële herziening Verordening Romte Fryslân”.

Zonne-energie in het stedelijk gebied

Zonnepaneelvelden zijn op grond van de “1e Partiële herziening Verordening Romte Fryslân” geen “stedelijke functie" 2 . Wij zijn echter van mening dat het opvangen van de energie van de zon in zonnepaneelvelden in beginsel een meer stedelijke activiteit is. De energievraag in onze gemeente komt ook vooral uit het stedelijk gebied. Op basis hiervan kiezen wij er voor om ons beleid te richten op het opvangen van zonne-energie in het stedelijk gebied. Daarbij heeft het, op basis van het uitgangspunt om ruimte voor verschillende activiteiten te gebruiken, onze voorkeur om zonnepanelen op daken van gebouwen te plaatsen. Hierbij merken wij op dat dit ook daken van gebouwen in het landelijk gebied kunnen zijn.

De vraag is of er in de periode tot 2030 voldoende ruimte binnen het stedelijk gebied zal zijn om een voldoende aanbod aan duurzame energie te waarborgen. Dat hangt sterk af van de ontwikkelingen in de samenleving en de keuzes die eigenaren van de gebouwen maken. Samenwerking met de eigenaren van de gebouwen is dan ook erg belangrijk.

Uit de beschikbare informatie van de Basisregistraties Adressen en Gebouwen blijkt dat er in onze gemeente ongeveer 23.000 gebouwen zijn gebouwd met een gezamenlijke dakoppervlakte van ongeveer 320 hectare. Een deel van deze oppervlakte is niet geschikt voor het plaatsen van zonnepanelen omdat het onder andere dakoppervlakte op zeer kleine gebouwen betreft zoals nutsgebouwen, dakoppervlakte in een onjuiste richting maar ook dakoppervlakte op monumenten. Op basis van het uitgangspunt dat ongeveer 40% 3 van de gezamenlijke dakoppervlakte gebruikt kan worden voor het opvangen van zonne-energie betekent dit dat er ongeveer 128 hectare aan zonnepanelen op daken beschikbaar kan zijn. Op basis hiervan gaan wij er van uit dat er in 2030 vooralsnog onvoldoende opvang van zonne-energie op daken zal plaatsvinden om een voldoende aanbod te waarborgen.

Wij willen in het stedelijk gebied dan ook ruimte bieden voor het opvangen van zonne-energie op een andere manier dan op daken. Een belangrijke voorwaarde daarbij blijft het waarborgen van een goede tot aanvaardbare woon- en leefomgeving. De mogelijkheden om binnen het stedelijk gebied zonne-energie op een andere manier dan op daken op te vangen zijn moeilijk in te schatten. Dit hangt sterk af van de keuze van de eigenaar van de ruimte. Maar wij verwachten ook dat er hiermee onvoldoende opvang van zonne-energie zal plaatsvinden om in 2030 een voldoende aanbod te waarborgen. Het opvangen van zonne-energie in aansluiting op het stedelijk gebied of in het landelijk gebied zal (vooralsnog) dan ook nodig zijn.

Zonne-energie in aansluiting op het stedelijk gebied

Wij willen ook ruimte bieden voor het opvangen van zonne-energie in aansluiting op het stedelijk gebied. Hierbij sluiten wij aan bij het beleid en de regels van de provincie. Dit betekent dat wij in aansluiting op het stedelijk gebied van onze dorpen ook de aanleg van zonnepaneelvelden mogelijk maken.

In aanvulling op de voorwaarden die de provincie hierbij stelt, willen wij dergelijke zonnepaneelvelden alleen tijdelijk mogelijk maken. Uitdrukkelijk is de voorwaarde gericht op het tijdelijk mogelijk maken en niet per se op een bepaalde periode. Belangrijk daarbij is dat een veld niet langer mogelijk gemaakt wordt dan nodig is. Hierbij denken wij, in overeenstemming met de gebruikelijke levensduur van zonnepanelen op dit moment, aan een periode van ten hoogste 30 jaar. Dit betekent dat voor alle velden een onderbouwing opgesteld moet worden waaruit blijkt wat de periode is waarin een veld ten hoogste mogelijk gemaakt moet worden.

Het opnemen van deze aanvullende voorwaarde (tijdelijkheid) is belangrijk. Aan de ene kant bieden de velden namelijk goede mogelijkheden voor een duurzame energievoorziening in 2030. Hiermee passen dergelijke velden in ons milieubeleid. Aan de andere kant vragen de velden veel ruimte en hebben ze een effect op onder meer het landschap. Dergelijke velden passen hiermee niet per se altijd binnen ons ruimtelijk beleid van het bundelen van stedelijke activiteiten. Hierbij hebben wij ook overwogen dat de mogelijkheden om in duurzame energie te voorzien, anders dan door zonne-energie, in de periode tot 2030 waarschijnlijk zullen toenemen. Ook hebben wij overwogen dat:

  • -

    met de aanleg van zonnepaneelvelden de mogelijkheden voor een ander gebruik van de betreffende gronden worden beperkt. Het bestaande gebruik van de gronden waarop de velden aangelegd zullen worden is waarschijnlijk agrarisch. Hiermee heeft de aanleg van de velden ook effect op onder meer onze voedselvoorziening;

  • -

    de vraag naar energie naar verwachting zal afnemen door besparingen.

Door de velden alleen tijdelijk mogelijk te maken willen wij voorkomen dat er sprake is van onomkeerbare ontwikkelingen.

In overweging nemende dat er ongeveer 435 hectare zonnepaneelveld nodig is om een voldoende aanbod aan duurzame energie te waarborgen verwachten wij niet dat er direct sprake zal zijn van een overaanbod van duurzame energie van zonnepaneelvelden. Maar om te voorkomen dat er mogelijk sprake is van een overaanbod aan mogelijkheden voor het opvangen van zonne-energie in vastgestelde bestemmingsplannen of verleende omgevingsvergunningen waarvan geen gebruik wordt gemaakt willen wij in dergelijke plannen en vergunningen een voorwaarde opnemen op basis waarvan het voor het college of de raad mogelijk is om de tijdelijke bestemming of de tijdelijke omgevingsvergunning “in te trekken”. Voor omgevingsvergunningen is een dergelijke bepaling al in artikel 2.33, lid 2, onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) opgenomen. Hierin is namelijk bepaald dat “het bevoegd gezag [. . .] de omgevingsvergunning geheel of gedeeltelijk [kan] intrekken, voor zover gedurende drie jaar [. . .] geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning”. Voor bestemmingsplannen denken wij aan een overeenkomstige voorwaarde.

Zonne-energie in het landelijk gebied

In aansluiting op het beleid van de provincie bieden wij geen mogelijkheden voor de aanleg van zonnepaneelvelden in het landelijk gebied (anders dan in aansluiting op het stedelijk gebied). Dit betekent onder andere dat het wel mogelijk is om, op basis van de voorwaarden die de provincie daarbij stelt, binnen de bouwmogelijkheden van bedrijven, voorzieningen en woningen op grond van geldende bestemmingsplannen, (kleine) zonnepaneelvelden aan te leggen.

De verwachte vraag naar duurzame energie in de periode tot 2030 in overweging nemende en de mogelijkheden die wij bieden voor het opvangen van zonne-energie is er vooralsnog geen aanleiding om de oppervlakte van afzonderlijke en de gezamenlijke zonnepaneelvelden te beperken tot een bepaalde oppervlakte.

Ontwikkeling van het beleid

Wij verwachten dat er in de periode tot 2030 en hierna grote veranderingen in onze energievoorziening zullen plaatsvinden. Dergelijke veranderingen kunnen een aanleiding zijn om ons beleid voor zonnepaneelvelden te herzien.

Een andere aanleiding is mogelijk de beperking die in het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet is opgenomen. Op grond van dit besluit mogen wij weliswaar de bestemming van gronden of een voorlopige bestemming van 15 jaar voor een periode van 15 jaar vaststellen, maar dit mag alleen in bestemmingsplannen die de raad vóór 18 maart 2020 vaststelt.

Bijlagen

Bij dit beleid zijn twee bijlagen opgenomen. In bijlage 1 is het beleid in regels uitgewerkt. Hiermee biedt bijlage 1 samengevat een overzicht van het beleid. Dit is vooral bedoeld als handreiking voor de praktijk. In bijlage 2 is een overzicht opgenomen van de mogelijkheden om voor een bepaalde periode medewerking te kunnen verlenen aan de zonnepaneelvelden.

Bijlage 1: Regels beleid zonnepaneelvelden gemeente Ooststellingwerf

Hoofdstuk 1: inleidende regels

In dit beleid zijn de regels opgenomen die de gemeente Ooststellingwerf gebruikt bij het beoordelen van aanvragen om af te wijken van het bestemmingsplan voor de aanleg, bouw en het gebruik van zonnepaneelvelden.

Artikel 1 Begrippen

In dit beleid wordt begrepen onder:

  • 1.

    d orp:een kern zoals bedoeld in artikel 1, lid 1.46 van de Verordening Romte Fryslân 2014;

  • 2.

    t oestemming:

    • a.

      een bestemmingsplan als bedoeld in hoofdstuk 3 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro);

    • b.

      een omgevingsvergunning als bedoeld hoofdstuk 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

  • 3.

    z onnepaneelveld:een samenstel van bouwwerken op het maaiveld, voor het opwekken van elektriciteit of warmte door het opvangen van de straling van de zon.

Voor de andere begrippen wordt bij het gebruiken van deze regels de omschrijvingen gebruikt zoals deze in betreffende geldende bestemmingsplannen van de gemeente Ooststellingwerf, de Verordening Romte Fryslân 2014, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, Besluit omgevingsrecht, het Bouwbesluit en de Bouwverordening zijn opgenomen.

Hoofdstuk 2: regels voor zonnepaneelvelden

Artikel 2

  • 1. Een toestemming voor een zonnepaneelveld in het landelijk gebied wordt alleen verleend voor een veld:

    • a.

      op gronden in aansluiting op bestaand stedelijk gebied van een dorp als onderdeel van een uitbreiding, of in de directe omgeving van bestaand stedelijk gebied, onder voorwaarde dat het veld een redelijke aansluiting heeft of krijgt op de stedelijke samenstelling van een dorp; of

    • b.

      op gronden binnen een bouwperceel van een bestaand bedrijf, van een bestaande maatschappelijke voorziening of van een bestaande woning, onder voorwaarde dat het op te stellen vermogen is gericht op de energievraag die samenhangt met de bestaande bestemming van dat perceel; of

    • c.

      op gronden met een bestemming voor bestaande nutsvoorzieningen of voor infrastructuur voor weg-, spoor-, water- en vliegverkeer, voor zover het geen historische infrastructuur betreft, zoals benoemd en aangewezen in de Structuurvisie Grutsk op ‘e Romte; of

    • d.

      op gronden die deel uitmaken van de ecologische hoofdstructuur of zijn aangewezen als natuurgebieden buiten de ecologische hoofdstructuur op de kaart Natuur van de Verordening Romte Fryslân 2014, alleen voor zover het veld voor wat betreft functie en vermogen is gericht op de energiebehoefte die samenhangt met het fysieke beheer en onderhoud van dat natuurgebied.

  • 2. In afwijking van artikel 2, lid 1., onder a. kan een toestemming voor een zonnepaneelveld worden verleend voor een veld op gronden die niet aansluiten op bestaand stedelijk gebied, onder voorwaarde dat aangetoond wordt dat deze naar redelijk verwachting van de gemeente en provincie binnen tien jaar onderdeel is van de stedelijke woon- of werkuitbreiding of daarop zal aansluiten.

  • 3. In afwijking van artikel 2, lid 1., onder c., is een zonnepaneelveld op historische infrastructuur mogelijk, onder voorwaarde dat het veld in omvang beperkt blijft, de historische en landschappelijke kwaliteiten voorop blijven staan en de specifieke behoefte om een veld aan te leggen en/of te bouwen op die plaats is onderbouwd.

  • 4. Bij toepassing van artikel 2, lid 1. onder a., lid 2. en lid 3. wordt in de toelichting op de toestemming een onderbouwing opgenomen voor de plaats en de omvang van het veld op grond van:

    • a.

      de gemeentelijke ambitie voor zonne-energie;

    • b.

      de daaraan verbonden analyse van en visie op mogelijkheden binnen en buiten bestaand bebouwd gebied;

    • c.

      de energiebehoefte van een dorp, of van enkele samenwerkende dorpen en de mogelijkheid van participatie van bewoners; en

    • d.

      aard en schaal van een dorp.

  • 5. Bij toepassing van artikel 2, lid 1, lid 2 en lid 3 wordt in de toelichting op de toestemming een onderbouwing opgenomen voor de inpassing binnen de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten en wordt een ruimtelijk inrichtingsplan opgesteld, waarvan de uitvoering zo nodig als voorwaardelijke bepaling in de toestemming is opgenomen.

Artikel 3

  • 1. In aanvulling op de in artikel 2, lid 1 opgenomen regel wordt een toestemming voor de aanleg, bouw en/of het gebruik van een zonnepaneelveld alleen verleend voor een bepaalde periode.

  • 2. In een toestemming voor een zonnepaneelveld wordt een onderbouwing opgenomen waaruit blijkt voor welke periode het veld ten hoogste mogelijk gemaakt moet worden. De periode die nodig is om het veld economisch rendabel te maken is daarbij een belangrijke voorwaarde.

  • 3. Voor de aanleg, bouw en/of het gebruik van een zonnepaneelveld waarvoor toestemming is verleend moeten binnen drie jaar na het onherroepelijk worden van de toestemming handelingen zijn uitgevoerd waarbij gebruik is gemaakt van die toestemming. Na drie jaar kunnen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ooststellingwerf en/of de raad van de gemeente Ooststellingwerf de toestemming geheel of gedeeltelijk intrekken of wijzigen.

Hoofdstuk 3: algemene regels

Artikel 4

Burgemeester en wethouders kunnen op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht met in achtneming van het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en in het bestemmingsplan, met een onderbouwing afwijken van deze regels.

Hoofdstuk 4: slotregels

Artikel 5

Deze regels kunnen worden aangehaald als “Beleid zonnepaneelvelden gemeente Ooststellingwerf”.

Toelichting per artikel

Artikel 1

In dit artikel zijn de omschrijvingen van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. De bedoeling daarbij was op zo veel als mogelijk aan te sluiten bij de omschrijvingen zoals die zijn opgenomen in onze bestemmingsplannen en in de “Verordening Romte Fryslân 2014”.

Artikel 2

Hierin zijn de regels voor zonne-energie van de provincie Fryslân opgenomen. Deze regels zijn in overeenstemming met de regels zoals die in de “Verordening Romte Fryslân 2014” zijn opgenomen op grond van de “1e Partiële herziening Verordening Romte Fryslân 2014 (Romte foar Sinne)”. Daarbij zijn de regels aangepast naar de situatie in de gemeente Ooststellingwerf. Dit betekent onder andere dat in artikel 2, lid 1, onder c. niet is bepaald dat een zonnepaneelveld niet op gronden van groene grasdijklichamen zoals aangewezen in de “Structuurvisie Grutsk op ‘e Romte” mag worden aangelegd of gebouwd. Dergelijke gronden zijn in de gemeente namelijk niet aanwezig.

Artikel 3

Om het gebruik van gronden voor zonnepaneelvelden alleen tijdelijk mogelijk te maken is in dit artikel bepaald dat het gebruik ten hoogste voor een bepaalde periode mogelijk is. Daarbij is de tijdelijke aard van het zonnepaneelveld belangrijker dan de periode.

Ook is bepaald dat in de toestemming een onderbouwing moet worden opgenomen waaruit blijkt voor welke periode een zonnepaneelveld ten hoogste mogelijk gemaakt moet worden. Deze onderbouwing is vormvrij in die zin dat er verschillende overwegingen kunnen zijn om een veld voor een bepaalde periode mogelijk te maken. Vooralsnog is de periode die nodig is om een veld economisch rendabel te maken voor ons een belangrijke overweging.

Om een overaanbod aan mogelijkheden voor het opvangen van zonne-energie in vastgestelde bestemmingsplannen of verleende omgevingsvergunningen waarvan geen gebruik wordt gemaakt te voorkomen is in dit artikel ook bepaald dat binnen drie jaar na het onherroepelijk worden van de toestemming handelingen moeten zijn uitgevoerd waarbij gebruik is gemaakt van de toestemming. Om de dit overaanbod te voorkomen of te beperken kunnen het college of de raad de toestemming geheel of gedeeltelijk intrekken of wijzigen.

Bijlage 2: Overzicht van mogelijkheden om voor bepaalde periode medewerking te verlenen aan zonnepaneelvelden

In tabel 1 is een overzicht opgenomen van de mogelijkheden op basis waarvan wij medewerking kunnen verlenen aan de tijdelijke aanleg, bouw en/of het gebruik van zonnepaneelvelden. Hierna zijn de betreffende artikelen in samenvatting opgenomen. Bij het overzicht wordt opgemerkt dat dit niet per se een volledig overzicht van de mogelijkheden is. Mogelijk dat er na het in werking treden van het beleid door nieuwe inzichten ook nog andere manieren mogelijk blijken om medewerking te kunnen verlenen aan een tijdelijk zonnepaneelveld.

Tabel 1. Overzicht van de mogelijkheden om voor een bepaalde periode medewerking te verlenen aan zonnepaneelvelden

grondslag

toestemming

periode

art. 3.2 Wro

bestemmingsplan (voorlopige bestemming)

5 jaar

art. 3.2 Wro i.s.m. art. 7j, lid 5 Chw

bestemmingsplan (voorlopige bestemming)

15 jaar

art. 2.23 Wabo

omgevingsvergunning

te bepalen

art. 2.23 Wabo i.s.m. bijlage II, art. 4, lid 11 Bor

omgevingsvergunning

10 jaar

Wet ruimtelijke ordening (Wro)

Artikel 3.1

  • 2.

    De bestemming van gronden, met inbegrip van de met het oog daarop gestelde regels, wordt binnen een periode van tien jaar, gerekend vanaf de datum van vaststelling van het bestemmingsplan, telkens opnieuw vastgesteld.

Artikel 3.2

Bij een bestemmingsplan kunnen voorlopige bestemmingen worden aangewezen en met het oog hierop voorlopige regels worden gegeven. Een voorlopige bestemming geldt voor een daarbij te stellen termijn van ten hoogste vijf jaar.

Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet

Artikel 7j

  • 1.

    Dit artikel is van toepassing op door de raad van de in de onderstaande tabel genoemde gemeenten bij bestemmingsplan aan te wijzen locaties, voor zover die aanwijzing plaatsvindt vóór de in die tabel aangegeven datum:

e.Ooststellingwerf

18 maart 2020

  • 2.

    In aanvulling op Bijlage II, hoofdstuk III, artikel 3, van het Besluit omgevingsrecht is binnen de aangewezen gebieden geen omgevingsvergunning vereist voor een activiteit, die betrekking heeft op een collector voor warmteopwekking of een paneel voor elektriciteitsopwekking op de grond of op een op de grond staand bouwwerk, mits het bouwwerk, waarop de collectoren of panelen worden geplaatst, voldoet aan de volgende eisen:

    • 1°.

      de bouwhoogte van het bouwwerk niet hoger is dan vijf meter;

    • 2°.

      het bouwwerk niet voorzien is van een niet op de grond gelegen buitenruimte.

  • 3.

    In aanvulling op artikel 3.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening kunnen voor aan te wijzen locaties in een bestemmingsplan regels worden gesteld met betrekking tot het uiterlijk van de in het eerste lid bedoelde bouwwerken en beleidsregels worden opgenomen die betrekking hebben op redelijke eisen van welstand als bedoeld in hoofdstuk II, afdeling 3, van de Woningwet. In afwijking van artikel 12b van de Woningwet wordt het advies van de welstandscommissie dan wel de stadsbouwmeester mede gebaseerd op de criteria, die zijn opgenomen in het bestemmingsplan.

  • 4.

    In afwijking van artikel 3.1, tweede lid, van de Wet ruimtelijke ordening wordt de bestemming van gronden, met inbegrip van de met het oog daarop gesteld regels, binnen een periode van vijftien jaar opnieuw vastgesteld.

  • 5.

    In afwijking van artikel 3.2 van de Wet ruimtelijke ordening geldt een voorlopige bestemming voor de duur van ten hoogste vijftien jaar.

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)

Artikel 2.23

  • 1.

    In een omgevingsvergunning voor een voortdurende activiteit kan worden bepaald dat zij, voor zover zij betrekking heeft op die activiteit, geldt voor een daarbij aangegeven termijn.

  • 2.

    Bij algemene maatregel van bestuur kunnen ten aanzien van activiteiten als bedoeld in het eerste lid categorieën van gevallen worden aangewezen waarin in de omgevingsvergunning wordt bepaald dat zij slechts geldt voor een daarbij aangegeven termijn. Bij de maatregel kan ten aanzien van die termijn worden bepaald:

    • a.

      een maximum gedurende welke deze kan gelden, of

    • b.

      in welke categorieën gevallen deze kan worden verlengd.

Artikel 2.23a

  • 1.

    In een omgevingsvergunning voor een aflopende activiteit kan worden bepaald dat, voor zover zij betrekking heeft op die activiteit, de vergunninghouder na het verstrijken van een bij de omgevingsvergunning aangegeven termijn, verplicht is de voor de verlening van de omgevingsvergunning bestaande toestand hersteld te hebben.

  • 2.

    Bij algemene maatregel van bestuur kunnen ten aanzien van activiteiten als bedoeld in het eerste lid categorieën gevallen worden aangewezen waarin in de omgevingsvergunning wordt bepaald dat op de vergunninghouder na het verstrijken van een bij de omgevingsvergunning aangegeven termijn, een plicht rust als bedoeld in het eerste lid. Ten aanzien van die termijn is artikel 2.23, tweede lid, laatste volzin, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 2.23b

In een omgevingsvergunning kan worden bepaald dat daarbij aangewezen voorschriften nadat de vergunning haar gelding heeft verloren, gedurende een daarbij aangegeven termijn van kracht blijven.

Besluit omgevingsrecht (Bor)

Bijlage II, Hoofdstuk IV, Artikel 4

Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet, waarbij met toepassing van artikel 1.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking:

  • 11.

    ander gebruik van gronden of bouwwerken dan bedoeld in de onderdelen 1 tot en met 10, voor een termijn van ten hoogste tien jaar.

Bijlage II, Hoofdstuk IV, Artikel 5

  • 6.

    Artikel 4, onderdelen 9 en 11, is niet van toepassing op een activiteit als bedoeld in onderdelen C of D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage.


Noot
1

Ook voor het bestemmingsplan “Zonnepaneelvelden Ooststellingwerf” was dit het uitgangspunt.

Noot
2

In artikel 1 van de “1e Partiële herziening Verordening Romte Fryslân” is bepaald dat “stedelijke functies [zijn] functies die gekoppeld zijn aan het functioneren van kernen (dorpen en steden) [. . .] daaronder niet begrepen windturbines of opstellingen voor zonne-energie. En opstellingen voor zonne-energie zijn daarbij omschreven als “een samenstel van bouwwerken op het maaiveld, ten behoeve van het opwekken van elektriciteit of warmte door het opvangen van de straling van de zon”.

Noot
3

De keuze voor het uitgangspunt van ongeveer 40% is willekeurig in de zin dat deze is gemaakt op basis van een schatting in hoofdlijnen. De afwijking ten opzichte van dit uitgangspunt kan dan ook groot zijn