Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige in een keuzesituatie

Geldend van 05-01-2018 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2018

Intitulé

Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige in een keuzesituatie

De heffingsambtenaar, gelet op het bepaalde in:

  • 1.

    artikel 1 van de “Verordening onroerendezaakbelastingen”;

  • 2.

    artikel 3 van de “Verordening afvalstoffenheffing”;

  • 3.

    artikel 3 van de “Verordening rioolheffing”;

  • 4.

    artikel 2 van de “Verordening forensenbelasting;

  • 5.

    artikel 3 van de” Verordening reclamebelasting” 

besluit vast te stellen de volgende:

1. Inleiding

In sommige gevallen brengen de wettelijke regels met zich dat meer personen belastingplichtig zijn voor één belastingobject (onroerende of roerende zaak, perceel).

In de gevallen waarin dat voorkomt, mag de aanslag ten name van één van de belastingplichtigen worden gesteld. In deze gevallen wordt een voorkeursvolgorde gehanteerd bij de aanwijzing van de belastingplichtige die de aanslag op zijn of haar naam krijgt.

Deze voorkeursvolgorde is gebaseerd op veronderstelde betaalcapaciteit en doelmatige c.q. doeltreffende heffing en invordering en wordt toegepast voor zover de gegevens voorhanden of te achterhalen zijn. De in de voorkeursvolgorde neergelegde criteria bevatten geen limitatieve opsomming. Het zijn richtlijnen voor de meest voorkomende gevallen.

2. Voorkeursvolgorde

  • 1. Met betrekking tot de gemeentelijke belastingen die worden geheven van genothebbenden krachtens eigendom, bezit of beperkt recht wordt, indien er met betrekking tot één roerende of onroerende zaak verschillende categorieën genothebbenden zijn, de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

    • 1.1

      de beperkt gerechtigde, waarbij de volgende voorkeursvolgorde geldt:

      • 1.1.1

        de vruchtgebruiker c.q. gerechtigde krachtens recht van gebruik en bewoning;

      • 1.1.2

        de opstaller, met uitzondering van degene die een afhankelijk opstalrecht, dan wel een opstalrecht ten behoeve van de aanleg en het onderhoud van onder- of bovengrondse leidingen heeft;

      • 1.1.3

        de erfpachter dan wel de beklemde meier.

    • 1.2

      de eigenaar of de appartementsgerechtigde.

    • 1.3

      degene die op andere wijze als genothebbende naar voren komt, daaronder begrepen de bezitter.

  • 2. Met betrekking tot de gemeentelijke belastingen die worden geheven van genothebbenden krachtens eigendom, bezit of beperkt recht wordt de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

    • 2.1

      indien er binnen één categorie genothebbenden personen zijn die volgens de beschikbare gegevens in Ooststellingwerf wonen of gevestigd zijn:

      • 2.1.1

        degene die ook als gebruiker wordt aangemerkt;

      • 2.1.2

        degene die het grootste aandeel in het genotsrecht heeft;

      • 2.1.3

        een natuurlijk persoon boven een niet-natuurlijk persoon;

      • 2.1.4

        bij gelijke aandelen de oudste in leeftijd;

      • 2.1.5

        degene die bij het cluster OWO/BVI als genothebbende of gebruiker bekend is;

      • 2.1.6

        de eerstgerechtigde in de volgorde die de basisregistratie kadaster aanhoudt.

    • 2.2

      indien er binnen één categorie genothebbenden geen personen zijn die volgens de beschikbare gegevens in Ooststellingwerf wonen of gevestigd zijn, maar wel personen die volgens de beschikbare gegevens elders in Nederland wonen of gevestigd zijn:

      • 2.2.1

        degene die het grootste aandeel in het genotsrecht heeft;

      • 2.2.2

        een natuurlijk persoon boven een niet-natuurlijk persoon;

      • 2.2.3

        bij gelijke aandelen de oudste in leeftijd;

      • 2.2.4

        degene die bij het cluster OWO/BVI als genothebbende of gebruiker bekend is;

      • 2.2.5

        de eerstgerechtigde in de volgorde die de basisregistratie kadaster aanhoudt.

    • 2.3

      indien er binnen één categorie genothebbenden geen personen zijn die volgens de beschikbare gegevens in Nederland wonen of gevestigd zijn, maar wel personen die volgens de beschikbare gegevens in het buitenland wonen of gevestigd zijn:

      • 2.3.1

        degene die het grootste aandeel in het genotsrecht heeft;

      • 2.3.2

        degene die bij het cluster OWO/BVI als genothebbende of gebruiker bekend is;

      • 2.3.3

        de eerstgerechtigde in de volgorde die de basisregistratie kadaster aanhoudt.

  • 3. Met betrekking tot de onroerende-zaakbelastingen die worden geheven van gebruikers van niet-woningen respectievelijk bedrijfsruimten, wordt de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

    • 3.1

      degene die ook als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van het belastingobject wordt aangemerkt;

    • 3.2

      degene die het huurcontract van het belastingobject op naam heeft;

    • 3.3

      degene die volgens het handelsregister het langst het adres van het belastingobject als vestigingsadres voert;

    • 3.4

      degene die een nutsvoorziening van het belastingobject op naam heeft;

    • 3.5

      degene die bij het cluster OWO/BVI al als belastingplichtige in de administratie voorkomt;

    • 3.6

      degene die op andere wijze als gebruiker naar voren komt.

  • 4. Met betrekking tot de afvalstoffenheffing en rioolheffing van gebruikers wordt de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

    • 4.1

      degene die ook als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van het belastingobject wordt aangemerkt;

    • 4.2

      degene die volgens de basisregistratie personen het langst staat ingeschreven op het adres van het belastingobject;

    • 4.3

      de oudste, in geval van gelijktijdige inschrijving op het adres;

    • 4.4

      degene die bij het cluster OWO/BVI al als belastingplichtige in de administratie voorkomt;

    • 4.5

      degene die op andere wijze als gebruiker van het belastingobject naar voren komt.

  • 5. Met betrekking tot de forensenbelasting wordt de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

    • 5.1

      degene die ook als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van het belastingobject wordt aangemerkt;

    • 5.2

      degene die de nutsvoorziening van het belastingobject op naam heeft;

    • 5.3

      degene die de huur van het belastingobject betaalt aan een elders wonende verhuurder;

    • 5.4

      de oudste in leeftijd;

    • 5.5

      degene die bij het cluster OWO/BVI al als belastingplichtige in de administratie voorkomt;

    • 5.6

      degene die op andere wijze als gebruiker van het belastingobject naar voren komt.

  • 6. Met betrekking tot de reclamebelasting wordt de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

    • 6.1

      degene die vanuit het handelsregister als gebruiker naar voren komt;

    • 6.2

      degene die bij het cluster OWO/BVI al als belastingplichtige in de administratie voorkomt;

    • 6.3

      degene die de huur van het belastingobject betaalt aan een elders wonende verhuurder;

    • 6.4

      degene die ook als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van het belastingobject wordt aangemerkt;

    • 6.5

      degene die de nutsvoorziening van het belastingobject op naam heeft;

    • 6.6

      de oudste in leeftijd;

    • 6.7

      degene die op andere wijze als gebruiker van het belastingobject naar voren komt.

  • 7. Indien aanslagen van verschillende gemeentelijke belastingen worden verenigd op één aanslagbiljet, worden deze in onderstaande volgorde ten name gesteld van de belastingplichtige die:

    • 7.1

      ingevolge de onderdelen 1 en 2 kan worden aangewezen;

    • 7.2

      ingevolge onderdeel 3 kan worden aangewezen;

    • 7.3

      ingevolge onderdeel 4 kan worden aangewezen;

    • 7.4

      ingevolge onderdeel 5 kan worden aangewezen;

    • 7.5

      ingevolge onderdeel 6 kan worden aangewezen.

  • 8. De onderdelen 1 tot en met 7 vinden geen toepassing indien:

    • 8.1

      de aanslag kan worden opgelegd aan degene die over het voorgaande belastingtijdvak of kalenderjaar de aanslag heeft gekregen en diegene gezorgd heeft dat de aanslag betaald is en nog steeds belastingplichtig is;

    • 8.2

      bij het cluster OWO/BVI bekend is dat één van de belastingplichtigen de desbetreffende aanslag op zijn/haar naam wil hebben en dit er niet toe leidt dat de belasting niet kan worden betaald dan wel ingevorderd.

  • 9. Indien de belasting wordt geheven over een belastingtijdvak, is bij de toepassing van de voorkeursvolgorde beslissend de situatie bij de aanvang van dat tijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 10. Aangezien de voorkeursvolgorde erop is gericht de aanslag op te leggen aan een belastingplichtige die in staat geacht mag worden om de belasting te betalen, kan ook tot een andere keuze gekomen worden dan uit de voorkeursvolgorde zou volgen.

  • 11. Indien al een aanslag aan een belastingplichtige is opgelegd, kunnen wijzigingen pas plaatsvinden met ingang van het eerstvolgende belastingtijdvak.

  • 12. Indien een belasting niet wordt geheven bij wege van aanslag, maar op andere wijze, zijn de onderdelen 1 tot en met 11 van overeenkomstige toepassing.

3. Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1. Deze beleidsregels treden in werking op 1 januari 2018.

  • 2. Het besluit “Beleidsregels aanwijzen belastingplichtige in een keuzesituatie” van 12 november 2013 wordt ingetrokken met ingang van de datum van inwerkingtreding van dit besluit.

  • 3. Dit besluit wordt aangehaald als: “Beleidsregels aanwijzen belastingplichtige in een keuzesituatie Ooststellingwerf 2018”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld 14 december 2017
De heffingsambtenaar,