Regeling vervallen per 18-10-2012

Verordening op de raadscommissie 2006

Geldend van 20-04-2006 t/m 17-10-2012

Intitulé

Verordening op de raadscommissie 2006

De raad van de gemeente Ooststellingwerf;

nr. A.1

gelezen het voorstel van het presidium van 14 maart 2006;

gelet op artikel 82 van de gemeentewet;

b e s l u i t :

I: In te trekken de verordening regelende de taken, bevoegdheden en de werkwijze van de raadscommissievan 26 maart 2002, nummer A.1, voor het laatst gewijzigd bij raadsbesluit van 17 mei 2005, nummer A.4.

II: Vast te stellen de Verordening op de raadscommissie 2006, die komt te luiden als volgt:

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    lid: lid of buitengewoon lid van een raadscommissie;

  • b.

    voorzitter: voorzitter van een raadscommissie of diens vervanger;

  • c.

    griffier: griffier van de raad of diens vervanger;

  • d.

    vergadering: vergadering van een raadscommissie.

Hoofdstuk 2 Instelling, taken en samenstelling

Artikel 2 Instelling raadscommissie

De raad stelt één raadsbrede commissie in:

Artikel 3 Taken

Een raadscommissie heeft de volgende taken:

  • a.

    het uitbrengen van advies aan de raad over een voorstel of onderwerp;

  • b.

    het uitbrengen van advies aan de raad uit eigener beweging;

  • c.

    het voeren van overleg met het college of de burgemeester over in ieder geval door het college of de burgemeester verstrekte inlichtingen en het gevoerde bestuur.

Artikel 4 Samenstelling

  • 1. De raadscommissie bestaat uit de leden van de gemeenteraad.

  • 2. De raadscommissie kan niet-raadsleden als plaatsvervangende leden benoemen. Ieder lid van de commissie mag zich in de commissie laten vervangen door een plaatsvervanger, zijnde de eerste dan wel de tweede opvolger op de kandidatenlijst van die fractie. Op de leden zijn de artikelen 10, 11, 12, 13 en 15 van de Gemeentewet van toepassing.

  • 3. De fracties kunnen zich voor de gehele vergadering van de commissie dan wel, afhankelijk van het onderwerp, tijdens de vergadering laten vervangen door de plaatsvervangers.

  • 4. De fracties kunnen zich voor de gehele vergadering van de commissie dan wel, afhankelijk van het onderwerp, tijdens de vergadering laten vervangen door de plaatsvervangers.

Artikel 5 Voorzitter

  • 1. De voorzitter en zijn plaatsvervanger worden door de raad uit zijn midden benoemd.

  • 2. De voorzitter is een lid van de raadscommissie en heeft als zodanig geen stemrecht.

  • 3. De voorzitter is belast met:

    • a.

      het leiden van de vergadering;

    • b.

      het handhaven van de orde;

    • c.

      het doen naleven van deze verordening;

    • d.

      hetgeen deze verordening hem verder opdraagt.

Artikel 6 Zittingsduur en vacatures

  • 1. De zittingsperiode van een lid, de voorzitter en hun plaatsvervangers eindigt in ieder geval aan het einde van de zittingsperiode van de raad.

  • 2. Een lid en zijn plaatsvervanger houden op lid te zijn van een raadscommissie indien zij niet meer voldoen aan de in artikel 4, tweede lid, gestelde eisen.

  • 3. De raad kan een lid ontslaan op voorstel van de fractie op wiens voordracht het lid is benoemd.

  • 4. De raad kan de voorzitter of zijn plaatsvervanger ontslaan.

Artikel 7 Griffier

  • 1. De griffier, dan wel zijn plaatsvervanger, is in iedere vergadering aanwezig ter ondersteuning van de commissie.

  • 2. De griffier, of een door hem aan te wijzen ambtenaar, maakt een zakelijk verslag van de vergaderingen van de commissie.

Hoofdstuk 3 Aanwezigheid college, burgemeester en secretaris

Artikel 8 Aanwezigheid college, burgemeester en secretaris

  • 1. De voorzitter kan de burgemeester, één of meer wethouders en de secretaris uitnodigen in de vergadering aanwezig te zijn en aan de beraadslagingen deel te nemen.

  • 2. Indien de burgemeester of een wethouder bij een vergadering aanwezig wil zijn en wil deelnemen aan de beraadslagingen, doet hij hiertoe een verzoek aan de voorzitter.

  • 3. De voorzitter neemt zo spoedig mogelijk een voorlopige beslissing op het verzoek.

Hoofdstuk 4 Vergaderingen

Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen en voorbereiding

Artikel 9 Vergaderfrequentie

  • 1. In de regel vinden de vergaderingen van de raadscommissie eenmaal in de maand plaats. Het vergaderschema zal per jaar worden vastgesteld door het presidium.

  • 2. De vergaderingen van de raadscommissies vangen aan om 19.30 uur en vinden plaats in het gemeentehuis.

  • 3. Een raadscommissie vergadert voorts indien de voorzitter het nodig oordeelt of indien tenminste twee fracties schriftelijk met opgaaf van redenen daarom verzoeken.

  • 4. De voorzitter kan in bijzondere gevallen een andere dag of aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen. Hij voert hierover overleg met de griffier.

Artikel 10 Agendacommissie

  • 1. Er is een agendacommissie.

  • 2. De agendacommissie bestaat uit de voorzitter van de raadscommissie, de fractievoorzitters en de voorzitter van de raad. De voorzitter van de raad kan de vergaderingen van de agendacommissie bijwonen. De griffier of zijn vervanger is in elke vergadering van de agendacommissie aanwezig.

  • 3. De leden van de agendacommissie wijzen elk een raadslid als plaatsvervanger aan.

  • 4. De agendacommissie heeft tot taak het voorlopig vaststellen van de agenda’s van de raadscommissies. De leden kunnen agendapunten ter behandeling voordragen.

  • 5. De voorzitter van de agendacommissie kan voorstellen de gemeentesecretaris uit te nodigen voor een vergadering van de agendacommissie.

  • 6. De leden van de agendacommissie hebben elk één stem in de agendacommissie.

  • 7. De voorzitter en zijn plaatsvervanger worden door de leden van de agendacommissie uit hun midden benoemd.

Artikel 11 Oproep

  • 1. De voorzitter zendt ten minste zeven dagen voor een vergadering de leden een schriftelijke oproep onder vermelding van de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering.

  • 2. De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 86, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken, worden zoveel mogelijk tegelijkertijd met de schriftelijke oproep aan de leden verzonden.

  • 3. Indien een aanvullende agenda wordt vastgesteld als bedoeld in artikel 12, eerste lid, worden deze agenda en de daarop vermelde voorstellen of onderwerpen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 48 uur voor aanvang van de vergadering aan de leden gezonden.

Artikel 12 De agenda

  • 1. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang van een vergadering een aanvullende agenda opstellen.

  • 2. Bij aanvang van de vergadering stelt de raadscommissie de agenda vast. Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de raadscommissie bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren.

  • 3. Wanneer de raadscommissie een onderwerp of voorstel onvoldoende voor de beraadslaging voorbereid acht, kan zij aan het college of de burgemeester nadere inlichtingen of advies vragen. De raadscommissie bepaalt in welke vergadering het onderwerp of voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

  • 4. Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de raadscommissie de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

Artikel 13 Ter inzage leggen van stukken

  • 1. Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep voor een ieder op het gemeentehuis ter inzage gelegd. Indien na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.

  • 2. Een origineel van een ter inzage gelegd stuk wordt niet buiten het gemeentehuis gebracht.

  • 3. Indien voor stukken op grond van artikel 86, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de griffier en verleent de griffier een lid inzage.

  • 4. Plaatsvervangende leden van de raadscommissie hebben -naast de raadsleden- eveneens toegang tot de vertrouwelijk ter inzage liggende stukken.

Artikel 14 Openbare kennisgeving

  • 1. De vergadering wordt tegelijkertijd met de schriftelijke oproep door aankondiging in de Nieuwe Ooststellingwerver huis aan huis-krant, op de voor afkondigingen in de gemeente gebruikelijke wijze en door plaatsing op de gemeentelijke website openbaar gemaakt.

  • 2. De openbare kennisgeving vermeldt:

    • a.

      de datum, aanvangstijd en plaats, alsmede de voorlopige agenda van de vergadering;

    • b.

      de wijze waarop en de plaats waar een ieder de agenda en de daarbij behorende stukken kan inzien;

    • c.

      de mogelijkheid tot het uitoefenen van het spreekrecht als bedoeld in artikel 17.

  • 3. Daarnaast worden de bij de voorlopige agenda behorende stukken, indien digitaal beschikbaar, op de website van de gemeente geplaatst.

Paragraaf 2 Orde der vergadering

Artikel 15 Presentielijst

Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid onmiddellijk de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de griffier door ondertekening vastgesteld.

Artikel 16 Opening vergadering en quorum

  • 1. De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is.

  • 2. Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter onder verwijzing naar dit artikel, na voorlezing van de namen van de afwezige leden, dag en uur van de volgende vergadering, op een tijdstip dat ten minste vierentwintig uur na het bezorgen van de schriftelijke oproep is gelegen.

  • 3. Op de vergadering, bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing. De raadscommissie kan echter over andere aangelegenheden alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is.

Artikel 17 Spreekrecht burgers

  • 1. Na de opening van de vergadering kunnen andere aanwezigen gezamenlijk gedurende maximaal dertig minuten het woord voeren over geagendeerde onderwerpen.

  • 2. A. Algemeen spreekrecht: Burgers die gebruik willen maken van deze mogelijkheid moeten, onder vermelding van het onderwerp en de reden, dit voor het begin van de vergadering doorgeven aan de griffier.

  • 3. De voorzitter van de commissie geeft het woord op volgorde van aanmelding.

  • 4. Elke spreker krijgt per onderwerp maximaal vijf minuten het woord. De voorzitter verdeelt de spreektijd evenredig over de sprekers als er meer dan zes sprekers zijn. De voorzitter kan tevens, in bijzondere gevallen, afwijken van de maximale lengte van de spreektijd.

  • 5. Over onderwerpen, genoemd onder lid 8, sub a, b, c en d van dit artikel kan het woord niet worden gevoerd.

  • 6. De commissieleden worden door de voorzitter in de gelegenheid gesteld vragen te stellen aan de inspreker.

  • 7. B. Spreekrecht over geagendeerde onderwerpen:Burgers die gebruik willen maken van deze mogelijkheid moeten, onder vermelding van het onderwerp en de reden, dit voor het begin van de vergadering doorgeven aan de griffier.

  • 8. Voorafgaand aan de behandeling van elk agendapunt kunnen de aanwezige toehoorders het woord voeren over het onderwerp waarop het agendapunt betrekking heeft. Het woord kan niet gevoerd worden over:

    • a.

      de agendapunten: "opening", "verslag van de vorige vergadering", "voortgangslijst", "mededelingen", "rondvraag" en "sluiting";

    • b.

      een bezwaar of beroep in de zin van hoofdstuk 7 van de Algemene wet bestuursrecht dat open staat tegen een besluit van het gemeentebestuur (aangezien de commissie van bezwaar en beroep dan wel de bestuursrechter onderzoek doet c.q. hierover nog moet oordelen);

    • c.

      benoemingen, keuzes, voordrachten of aanbevelingen van personen;

    • d.

      een klacht in de zin van hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht over een gedraging van het gemeentebestuur (hiervoor is een aparte procedure bestemd met diverse wettelijke waarborgen voor betrokkenen).

  • 9. De voorzitter geeft het woord op volgorde van aanmelding. De voorzitter kan van de volgorde afwijken, indien dit in het belang is van de orde van de vergadering.

  • 10. De commissieleden worden door de voorzitter in de gelegenheid gesteld vragen te stellen aan de inspreker.

  • 11. Nadat de leden en eventueel de portefeuillehouder over het aan de orde zijnde agendapunt in eerste termijn het woord hebben gevoerd, stelt de voorzitter de inspreker in de gelegenheid kort te reageren op het gestelde.

  • 12. Per agendapunt kan de spreektijd voor de toehoorder, die in de gelegenheid wordt gesteld over een agendapunt in te spreken en kort te reageren na de eerste termijn, ten hoogste vijf minuten per spreektermijn bedragen. De voorzitter kan in bijzondere gevallen afwijken van de maximale lengte vande spreektijd.

  • 13. De spreker voert het woord, nadat de voorzitter hem dit heeft verleend.

Artikel 18 Vragenhalfuur leden van de commissie

  • 1. Aan het begin van elke commissievergadering is er een vragenhalfuurtje voor leden van de commissie, tenzij er bij de griffier geen vragen zijn ingediend. In bijzondere gevallen kan de agendacommissie bepalen dat het vragen(half)uur op een ander tijdstip wordt gehouden.

  • 2. Het lid van de commissie dat tijdens het vragenhalfuur vragen wil stellen, meldt dit onder aanduiding van het onderwerp ten minste vierentwintig uur voor aanvang van de vergadering bij de griffier. De voorzitter van de commissie kan weigeren een onderwerp tijdens het vragenhalfuur aan de orde testellen, indien hij het onderwerp niet voldoende nauwkeurig acht aangegeven of indien het onderwerp in de commissievergadering van die dag aan de orde komt.

  • 3. De voorzitter van de commissie bepaalt de volgorde, waarin aangemelde onderwerpen tijdens het vragenuur aan de orde worden gesteld.

  • 4. De voorzitter bepaalt per onderwerp de spreektijd voor de vragensteller, voor de wethouders en de overige leden.

  • 5. Per onderwerp wordt aan de vragensteller het woord verleend om één of meer vragen aan het college te stellen en een toelichting daarop te geven.

  • 6. Na de beantwoording door het college krijgt de vragensteller desgewenst het woord om aanvullende vragen te stellen.

  • 7. Vervolgens kan de voorzitter aan andere leden het woord verlenen om hetzij aan de vragensteller, hetzij aan het college vragen te stellen over hetzelfde onderwerp.

Artikel 19 Verslag

  • 1. Het verslag bestaat uit een digitale vastlegging van de vergadering op een digitale gegevensdrager met indexlijst en besluitenlijst. Het verslag wordt aan de leden van de raad toegezonden gelijktijdig met de schriftelijke oproep. De besluitenlijst wordt gelijktijdig aan de overige personen die het woord gevoerd hebben, toegezonden.

  • 2. Bij het begin van de vergadering wordt de besluitenlijst van de vorige vergadering vastgesteld.

  • 3. De leden, de wethouders, de griffier en de secretaris hebben het recht, een voorstel tot verandering aan de commissie te doen, indien de index of de besluitenlijst onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeeft hetgeen als conclusie zou zijn getrokken. Een voorstel tot verandering dient voor het vaststellen van het verslag bij de griffier te worden ingediend.

  • 4. De index- en besluitenlijst moet inhouden:

    • a.

      de namen van de voorzitter, de griffier, de secretaris, de wethouders en de ter vergadering aanwezige leden, evenals van de leden die afwezig waren en overige personen die het woord gevoerd hebben;

    • b.

      een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;

    • c.

      een zakelijke samenvatting van de conclusies zoals verwoord door de voorzitter.

  • 5. De index- en besluitenlijst worden opgesteld onder de zorg van de griffier.

Artikel 20 Aantal spreektermijnen

  • 1. De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de raadscommissie anders beslist.

  • 2. Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.

  • 3. Een lid mag in een termijn niet meer dan één maal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

  • 4. Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde.

Artikel 21 Spreektijd

Een lid kan een voorstel doen over de spreektijd van de leden.

Artikel 22 Voorstellen van orde

  • 1. De voorzitter en ieder lid kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2. Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 3. Over een voorstel van orde beslist de raadscommissie terstond.

Artikel 23 Handhaving orde; schorsing

  • 1. Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij:

    • a.

      de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van deze verordening te herinneren;

    • b.

      een lid hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

  • 2. Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin dit plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

  • 3. De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en - indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten.

  • 4. De voorzitter kan aan een raadscommissie voorstellen een lid dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen.

  • 5. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het lid de vergadering onmiddellijk. Zo nodig moet de voorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het lid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.

Artikel 24 Beraadslaging

  • 1. De raadscommissie kan op voorstel van de voorzitter of een lid beslissen over één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

  • 2. Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de raadscommissie beslissen de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.

Artikel 25 Deelname aan de beraadslaging door anderen

  • 1. De raadscommissie kan bepalen dat anderen mogen deelnemen aan de beraadslaging.

  • 2. Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of een lid genomen alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.

Artikel 26 Nieuw Artikel

  • 1. Wanneer de voorzitter vaststelt, dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij de raadscommissie anders beslist.

  • 2. Nadat de beraadslaging is gesloten, beslist de raadscommissie of er een advies aan de raad wordt uitgebracht.

  • 3. Indien de raadscommissie een advies aan de raad uitbrengt beslissen de leden op voorstel van de voorzitter over de inhoud van het advies.

  • 4. In het advies worden de standpunten van alle fracties en buitengewone leden opgenomen.

Hoofdstuk 5 Besloten vergadering

Artikel 27 Algemeen

De vergaderingen zijn openbaar tenzij het onderwerp tot beslotenheid aanleiding geeft. Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van deze verordening van overeenkomstige toepassing voorzover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 28 Verslag

  • 1. Het verslag van een besloten vergadering worden niet rondgedeeld, maar ligt uitsluitend voor de leden ter inzage bij de griffier.

  • 2. Dit verslag wordt zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raadscommissie een beslissing over het al dan niet openbaar maken van dit verslag. Het vastgestelde verslag wordt door de voorzitter en de griffier ondertekend.

Artikel 29 Geheimhouding

Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raadscommissie overeenkomstig artikel 86, eerste lid, van de Gemeentewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De raadscommissie kan besluiten de geheimhouding op te heffen.

Artikel 30 Opheffing geheimhouding

Indien de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt daarover, indien de raadscommissie die geheimhouding heeft opgelegd daarom verzoekt, in een besloten vergadering met de raadscommissie overleg gevoerd.

Hoofdstuk 6 Toehoorders en pers

Artikel 31 Toehoorders en pers

  • 1. De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2. Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

  • 3. De voorzitter is bevoegd, toehoorders die op enigerlei wijze de orde van de vergadering verstoren, te doen vertrekken. Toehoorders die bij herhaling de orde in de vergadering verstoren kan hij voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering ontzeggen.

Artikel 32 Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens de vergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen. Deze aanwijzingen kunnen niet zover gaan dat zij de vrijheid van pers aantasten.

Artikel 33 Verbod gebruik mobiele telefoons

In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering het gebruik, alsmede het stand-by houden van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen, die inbreuk kunnen maken op de orde van de vergadering zonder toestemming van de voorzitter niet toegestaan.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 34 Uitleg verordening

In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet of bij twijfel over de toepassing van de verordening, beslist de raadscommissie op voorstel van de voorzitter.

Artikel 35 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na haar vaststelling en afkondiging.

  • 2. Op dat tijdstip vervalt de verordening regelende de taken, bevoegdheden en de werkwijze van de raadscommissie van 26 maart 2002, voor het laatst gewijzigd bij raadsbesluit van 17 mei 2005.

Ondertekening

Besloten in de openbare vergadering van 28 maart 2006.
, griffier.                            , voorzitter.

Toelichting 1 op de verordening op de raadscommissie 2006

In de Gemeentewet wordt onderscheid gemaakt tussen raadscommissie, bestuurscommissies en andere commissies (resp. artikel 82, 83 en 84 Gemeentewet). Raadscommissie bereiden de besluitvorming in de raad voor en voeren overleg met het college en de burgemeester. Bestuurscommissies zijn commissies waaraan bevoegdheden van de raad, het college of de burgemeester worden overgedragen. Andere commissies kunnen alle mogelijke denkbare taken hebben. Er kan gedacht worden aan adviescommissies, ad hoc commissies en wijkraden.Deze modelverordening heeft betrekking op de raadscommissie. In veel gemeenten is de afgelopen jaren stil gestaan bij het bestaande vergaderstelsel. De praktijk laat zien dat het commissiestelsel niet alleen op verschillende manieren wordt heringericht, maar dat er ook gemeenten zijn die de keuze hebben gemaakt om zonder raadscommissie te werken. De ‘Handreiking vernieuwend vergaderen: voorbeelden uit de praktijk’1 gaat uitgebreid in op de nieuwe overlegvormen.Op grond van artikel 82, eerste lid, kan de raad zoveel raadscommissie instellen als hij wenselijk acht. De raad regelt de taken, bevoegdheden, samenstelling en werkwijze van de raadscommissie en de wijze waarop de leden van een raadscommissie inzage hebben in stukken ten aanzien waarvan geheimhouding geldt. De Gemeentewet verplicht overigens niet tot het instellen van raadscommissie. Om te bevorderen dat de discussie in de raad plaatsvindt, zijn er gemeenten die ervoor kiezen om geen raadscommissie(s) in te stellen. De vaststelling van een verordening op de raadscommissie is uiteraard overbodig als er geen raadscommissie wordt ingesteld. De instelling van raadscommissie geschiedt veelal bij verordening, waarin de takenbevoegdheden, samenstelling en werkwijze van de raadscommissie worden vastgelegd. Deze modelverordening voorziet hierin.De bestaande VNG-verordening uit 2002 is in 2006 herzien. Na vier jaar ervaring met de duale werkwijze van de raad was er behoefte aan een herziening van het Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad. Door de samenhang tussen het reglement en de commissieverordening is ook dit laatste herzien. De meest principiële wijzing in beide regelingen is het verwijderen van het spreekrecht uit het reglement van orde en een versterking van dit recht in de verordening op de raadscommissie. Uit de praktijk kwamen steeds meer signalen dat het inspreekrecht tijdens de raadsvergadering niet de goede manier was om burgers te betrekken bij de besluitvorming.Juist omdat de raadsvergadering het sluitstuk is van het besluitvormingsproces dat lang daarvoor al is begonnen (ambtelijke organisatie, college, commissies) is de kans klein dat de raad op dat moment – als reactie op het inspreken van een burger - nog van richting verandert. De inspreekmogelijkheid van de burger tijdens de raadsvergadering kan daarmee als “schijnspreekrecht” worden betiteld. De mogelijkheden van burgers om tijdens de commissievergaderingen in te spreken zou daar en tegen beter benut kunnen worden. Deze vergaderingen zijn doorgaans laagdrempeliger en hebben meer mogelijkheden om met de inspreker in overleg te gaan in een informele setting. Afhankelijk van de grootte van de commissie schuift de inspreker aan tafel bij de commissieleden, in plaats van het spreken achter een spreekgestoelte in de raadsvergadering.Andere wijzigingen betreffen: de introductie van een agendacommissie; enige mate van deregulering door het schrappen van de bepalingen over spreekregels en de volgorde van sprekers; vereenvoudiging van de regels voor de aanwezigheid van de burgemeester, wethouder en secretaris bij de vergaderingen; aanpassing van de bepalingen over het verslag; het opnemen van plaatsing van stukken op internet als service aan de burger, hoewel wettelijk niet verplicht.Een verordening zal in ieder geval aan het voorschrift moeten voldoen dat collegeleden geen lid mogen zijn van raadscommissie. Bovendien moet de voorzitter van een raadscommissie een raadslid zijn en zal er sprake moeten zijn van een evenwichtige vertegenwoordiging van de fracties in de raadscommissie.Artikelgewijze toelichtingHoofdstuk 1 BegripsbepalingenArtikel 1 BegripsbepalingenOm te voorkomen dat de omschrijving van terugkerende begrippen in de verordening moeten worden herhaald, zijn in deze bepaling een aantal begrippen eenmalig gedefinieerd.Hoofdstuk 2 Instelling, taken en samenstellingArtikel 2 Instelling raadscommissieWij hebben gekozen om één raadscommissie in te stellen om te bevorderen dat de discussie zich van de raadscommissie naar de raad verplaatst en gelet op de attributie van de bestuursbevoegdheden in de Gemeentewet aan het college. In dat geval kan worden volstaan met een artikel 2 dat luidt: De raad stelt een raadscommissie in. De raad kan er zelfs voor kiezen om geen raadscommissie in te stellen. Naarmate er meer taken aan het college zijn gedelegeerd, is wellicht het verminderen of afschaffen van raadscommissie een meer voor de hand liggende keuze. De raad zal deze keuze moeten maken. In art. 38 van deze verordening is bepaald dat de raadscommissie op voorstel van de voorzitter beslist in de gevallen waarin de verordening niet voorziet. Aldus kan ad hoc afstemming tussen raadscommissie plaatsvinden en praktische werkafspraken gemaakt worden.Artikel 3 TakenDe taken van de raadscommissie zijn vastgelegd in artikel 82, eerste lid, van de Gemeentewet. De raadscommissie bereidt de besluitvorming van de raad voor en overlegt met het college of de burgemeester. Voor wat betreft de invulling van de taken van de raadscommissie zijn ruwweg twee modellen te onderscheiden. In het eerste model is een raadscommissie vooral gericht op voorbereiding en informatievoorziening en vindt het politieke debat plaats in de raad, in het tweede vindt het politieke debat plaats in een raadscommissie en geschiedt de besluitvorming door de raad plaats.De taak om de besluitvorming van de raad voor te bereiden komt tot uitdrukking in de taak advies uit te brengen over een voorstel of onderwerp. De raadscommissie kan ook uit eigener beweging advies aan de raad uitbrengen, ook dit advies kan aanleiding zijn voor besluitvorming in de raad. De taken van de raadscommissie zijn in essentie dezelfde als die van de raad, die van kaderstellend, controlerend en volksvertegenwoordigend orgaan.De raadscommissie bepaalt evenals de raad zijn eigen agenda. Dit betekent dat niet het college maar (de voorzitter van) de raadscommissie bepaalt of een voorstel aan de raadscommissie wordt voorgelegd alvorens het in de raad wordt besproken. Hierover kan uiteraard ook overleg plaatsvinden in het presidium (bestaande uit de fractievoorzitters en de voorzitter van de raad)of de agendacommissie (bestaande uit de voorzitters van de raadscommissie en de voorzitter van de raad). Veelal zal het echter wel zo blijven dat een onderwerp eerst in een raadscommissie wordt besproken.nArtikel 4 SamenstellingDe raad bepaalt de samenstelling van de raadscommissie. Wel schrijft artikel 82, derde lid, van de Gemeentewet voor dat de raad moet zorgen voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de in de raad vertegenwoordigde politieke groeperingen. Om dit te bereiken schrijft het eerste lid van artikel 4 voor dat een raadscommissie bestaat uit ten minste een en maximaal 3 leden per fractie naar evenredigheid van het aantal zetels in de raad. De verhoudingen in de raadscommissie hoeven overigens blijkens jurisprudentie niet exact overeen te komen met de verhoudingen in de raad. Om tot een evenwichtige verdeling te komen is gekozen voor een minimum en een maximum aantal leden. Sommige gemeenten kiezen voor een maximum van twee leden per fractie.Zoals ook uit het vierde lid blijkt, hoeven de leden van een raadscommissie geen raadslid te zijn. Wel is er in deze modelbepaling vanuit gegaan dat de politieke groeperingen (fracties) de in het eerste lid bedoelde leden voordragen. Daarnaast moeten de in het eerste lid bedoelde leden op grond van deze bepaling op de kandidatenlijst van een fractie hebben gestaan. Deze laatste eis hoeft niet te worden gesteld, de beslissing hierover is aan de raad.Deze bepaling opent ook de mogelijkheid om buitengewone leden te noemen. Dit kunnen burgers zijn die niet op de kandidatenlijst van een fractie hebben gestaan, maar bijvoorbeeld op basis van hun deskundigheid tot lid van een raadscommissie worden benoemd. Er wordt vanuit gegaan dat dit niet-raadsleden zijn. Het aantal buitengewone leden dat de raad wil benoemen is opengelaten. Indien de raad het niet wenselijk acht om andere burgers te benoemen in de raadscommissie kan het derde lid worden geschrapt.Op grond van het vierde lid moeten leden en buitengewone leden, evenals raadsleden, voldoen aan hetgeen is bepaald in de artikelen 10, 11, 12, 13 en 15 van de Gemeentewet. Dit betekent onder andere dat zij achttien jaar moeten zijn, over een geldige verblijfstitel moeten beschikken, hun nevenfuncties openbaar moeten maken, geen functie als bedoeld in artikel 13 mogen vervullen en niet in strijd mogen handelen met artikel 15.Om er voor te zorgen dat iedere fractie en met name ook de kleine fracties in staat zijn om deel te nemen aan de vergaderingen van de raadscommissie bepaalt het vijfde lid dat iedere fractie een plaatsvervangend lid kan voordragen. Voor de plaatsvervangende leden gelden dezelfde eisen als voor het lid van een raadscommissie. De vervangingsregeling geldt uitsluitend voor de op basis van het eerste lid benoemde leden.Artikel 5 VoorzitterArtikel 82, vierde lid, van de Gemeentewet schrijft voor dat de voorzitter van een raadscommissie raadslid moet zijn. Om die reden bepaalt artikel 5, eerste lid, dat de raad de voorzitters en hun plaatsvervangers "uit zijn midden" benoemt. In deze bepaling is er voor gekozen om de voorzitters van de raadscommissie door de raad te laten benoemen.Het staat de raad echter vrij om te bepalen dat een raadscommissie de (plaatsvervangende) voorzitter benoemt. Gelet op de belangrijke functie die de raadscommissie ten opzichte van de raad vervult, ligt het wel in de rede dat de raad de (plaatsvervangende) voorzitters benoemt. Ook kan er voor gekozen worden om de voorzitters te laten benoemen door de raad en de plaatsvervangend voorzitters door de raadscommissie.Op basis van het tweede lid, is de voorzitter (en de plaatsvervangend voorzitter op grond van artikel 1 van de modelverordening) geen lid van de raadscommissie. Dit is een bewuste keuze, op deze wijze kan de voorzitter zich concentreren op zijn taak als (technisch) voorzitter en zijn tijd en energie aanwenden voor het bewaken van de positie van de raadscommissie. Hij hoeft zich niet te bekommeren om de inbreng van zijn fractie in de raadscommissie. Een andere keuze is echter ook denkbaar, de Gemeentewet verzet zich er niet tegen dat de (plaatsvervangend) voorzitter tevens lid van een raadscommissie is. Indien de raad er voor kiestom de voorzitters tevens lid van de raadscommissie te laten zijn dan zullen de artikelen 4 en 5 hierop aangepast moeten worden.Het ligt voor de hand dat de (plaatsvervangend) voorzitters, evenals de leden, van de raadscommissie in de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling worden benoemd, aangezien de zittingsperiode van de voorzitters en de leden aan het einde van de zittingsperiode van de raad eindigt (artikel 6, eerste lid). Aangezien het echter niet altijd mogelijk zal zijn om de voorzitters direct na de verkiezingen te benoemen, is er voor gekozen om geen termijn in artikel 5, eerste lid, op te nemen. Hetzelfde geldt overigens voor artikel 4, tweede lid.Artikel 6 Zittingsduur en vacaturesDe zittingsperiode van de leden, de eventuele buitengewone leden, de voorzitters en hun plaatsvervangers is even lang als de zittingsperiode van de raadsleden, in principe dus vier jaar. De benoeming eindigt derhalve van rechtswege, de raad hoeft hen niet te ontslaan.Op grond van het tweede lid eindigt het (buitengewoon) lidmaatschap van een raadscommissie eveneens van rechtswege indien een lid niet meer voldoet aan de in artikel 4, vierde lid, gestelde eisen en indien een lid is benoemd op voordracht van een fractie die blijkens een schriftelijke verklaring aan de voorzitter van de raad niet meer vertegenwoordigd is in de raad (zevende lid).De raad kan een lid van een raadscommissie op voorstel van de fractie die het lid heeft voorgedragen, ontslaan. Deze situatie kan zich voordoen in geval van een splitsing van een fractie. De ontstane nieuwe fractie heeft dan overigens op grond van artikel 4, eerste lid, recht op een eigen lid. Er is in deze bepaling niet voorzien in een ontslagregeling voor buitengewone leden, deze hebben in principe 4 jaar zitting, tenzij zij niet meer voldoen aan de in artikel 4, vierde lid, gestelde eisen, ontslag nemen of overlijden. Desgewenst kan de raad er voor kiezen om hiervoor een vergelijkbare ontslagregeling als voor de voorzitter op te nemen door aanvulling van het vierde lid. De (plaatsvervangend) voorzitter van een raadscommissie kan de raad ook zonder voorstel van een fractie ontslaan, bijvoorbeeld indien deze (plaatsvervangend) voorzitter niet meer het vertrouwen van de meerderheid van de raad bezit. Het vijfde en zesde lid voorzien in de situatie van tussentijdse vacature, hetzij door ontslag het zij door overlijden.Artikel 7 Griffier en commissiegriffierDe griffier is altijd bij de vergaderingen van de raadscommissie aanwezig. In principe neemt hij geen deel aan de beraadslagingen, zij het dat de raadscommissie op grond van artikel 26 van deze modelverordening altijd de mogelijkheid heeft om anderen aan de beraadslagingen deel te laten nemen.Hoofdstuk 3 Aanwezigheid college, burgemeester en secretarisArtikel 8 Aanwezigheid college, burgemeester en secretarisHet kan gewenst zijn dat een lid van het college , de burgemeester of de secretaris deelneemt aan de vergadering van de raadscommissie. De commissie kan per vergadering beslissen of de aanwezigheid al dan niet gewenst is en of de genodigde aan de beraadslagingen mag deelnemen. Artikel 82, vijfde lid, dat artikel 21, tweede lid, van overeenkomstige toepassing verklaard, is hiervoor de grondslag. Dit geldt zowel voor besloten als voor niet besloten vergaderingen. In openbare vergaderingen kunnen collegeleden, de burgemeester en de secretaris uiteraard altijd aanwezig zijn. Deelnemen aan de beraadslagingen kunnen zij echter alleen als de raadscommissie hiermee instemt. In de regel zal de portefeuillehouder veelal wel aanwezig zijn ten behoeve van het voeren van overleg en het uitoefenen van controle door de raadscommissie.De bepaling is met de herziening in 2006 gewijzigd. Er is gekozen voor een wat minder strenge duale redactie. Zo is het artikel over de secretaris geïntegreerd in dit artikel 8 en is weggelaten dat aan het college toestemming moet worden gevraagd voor de aanwezigheid van de secretaris (aangezien het college werkgever is van de secretaris). Het oude artikel 9 over de secretaris is hierdoor vervallen. Daarnaast is in dit artikel de bepaling geschrapt dat raadscommissie bij aanvang van de vergadering kan beslissen dat de burgemeester en één of meer wethouders niet in de vergadering aanwezig mogen zijn of aan de beraadslagingen mogen deelnemen. Gezien de eerste bepaling van het artikel is dit feitelijk overbodig.De stuurgroep Leemhuis heeft in haar rapport aandacht besteed aan de aanwezigheid van de burgemeester enleden van het college in de commissievergaderingen. Naar verwachting komt het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met voorstellen voor een minder ‘stramme’ ontvlechting.Om te komen tot een praktische regeling is er in deze bepaling voor gekozen om de voorzitter van de raadscommissie een voorlopige beslissing omtrent de aanwezigheid van de burgemeester of een wethouder en de deelname aan de beraadslagingen te laten nemen. Als de raadscommissie het niet met deze voorlopige beslissing van de voorzitter eens is, kan zij bij aanvang van de vergadering anders beslissen. Een expliciete beslissing bij iedere vergadering is niet nodig. Als de raadscommissie niet aangeeft dat de aanwezigheid van het college niet gewenst is, volstaat de beslissing van de commissievoorzitter. Hoofdstuk 4 VergaderingenParagraaf 1 Tijdstip van vergaderen en voorbereidingArtikel 9 VergaderfrequentieVeelal zullen de vergaderingen van de raadscommissie plaatsvinden op een vaste dag en plaats voorafgaand aan de vergaderingen van de raad. Een raadscommissie vergadert vaker als de voorzitter het nodig oordeelt of indien ten minste twee fracties hierom vragen. In plaats van twee fracties kan gekozen worden voor een bepaald deel van de raadscommissie. Ook zou de agendacommissie of het presidium hierin een rol kunnen vervullen. Deze keuzes zijn aan de raad voorbehouden. Indien een raadscommissie een hoorzitting zal willen houden, kan de voorzitter gebruik maken van het derde lid en een andere dag, aanvangsuur of plaats bepalen. Bepaald is dat de voorzitter hierover overleg voert met de griffier. Indien de commissiegriffier echter meer inhoudelijke taken vervult, is het ook denkbaar dat hierover overleg wordt gevoerd met de commissiegriffier.Over de openbaarheid van de vergaderingen bevat deze modelverordening geen bepaling, aangezien artikel 82, vijfde lid, hierin voorziet. In deze bepaling wordt artikel 23 van overeenkomstige toepassing verklaard op raadscommissie. Dit betekent dat de vergaderingen van de raadscommissie in de regel in het openbaar plaatsvinden. Op verzoek van een vijfde van het aantal leden van een raadscommissie of de voorzitter kan de raadscommissie beslissen om achter gesloten deuren te vergaderen. Van een besloten vergadering wordt een afzonderlijk verslag opgemaakt, dat niet openbaar is tenzij de raadscommissie anders beslist.Artikel 10 AgendacommissieDit artikel is aan de verordening toegevoegd omdat is gebleken dat binnen gemeenten waar een raadscommissie is ingesteld veelal behoefte bestaat aan een agendacommissie. De agendacommissie vervult een coördinerende rol bij de agendering van zaken in de raadscommissie. De agendacommissie stelt de agenda’s van de raadscommissie voorlopig vast. De definitieve vaststelling van de agenda van een raadscommissie geschiedt door de betreffende commissie bij de aanvang van de vergadering.Artikel 11 OproepDe leden van een raadscommissie ontvangen een oproep inclusief de agenda voor een vergadering en de stukken tenminste een week voor de vergadering. Indien in spoedeisende gevallen een aanvullende agenda wordt vastgesteld bedraagt deze termijn minimaal 48 uur voor een vergadering. Uiteraard kan ook voor andere termijnen worden gekozen. Wel zal de termijn uiteraard zodanig moeten zijn dat de leden van een raadscommissie in staat zijn om de stukken te lezen. De stukken ten aanzien waarvan geheimhouding is opgelegd worden niet toegezonden, maar kunnen bij de griffier worden ingezien (artikel 13, derde lid).Artikel 12 De agendaVoor het verzenden van de oproep, stelt de agendacommissie de agenda voorlopig vast (artikel 10). Het versturen van de agenda is geregeld in artikel 11.In dit artikel is allereerst een procedure voor spoedeisende zaken geregeld.Uiteindelijk bepaalt een raadscommissie zijn eigen agenda. De agenderende rol van een raadscommissie komt tot uitdrukking in het tweede, derde en vierde lid. Dit betekent onder andere dat een raadscommissie kan bepalen dat een onderwerp of voorstel onvoldoende voorbereid en voor inlichtingen of advies aan het college wordt gezonden. Een raadscommissie bepaalt vervolgens in welke vergadering het onderwerp of voorstel opnieuw geagendeerd wordt en niet het college. Uiteraard zal hierover wel overleg gevoerd moeten worden met het college of de secretaris.Artikel 13 Ter inzage leggen van stukkenNaast de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, worden stukken die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen op een vaste plaats voor een ieder ter inzage gelegd. Veelal zal dit in het gemeentehuis zijn, maar uiteraard kan in een gemeente met meerdere dorpskernen ook gekozen worden voor terinzagelegging op meerdere plaatsen zoals een bibliotheek. In de openbare kennisgeving wordt vermeld waar de stukken liggen. Originele stukken moeten uiteraard bij de gemeente blijven berusten. Stukken ten aanzien waarvan geheimhouding wordt opgelegd kunnen leden van raadscommissie ook bij de commissiegriffier in plaats van bij de griffier inzien. Deze keuze is aan de gemeente.Artikel 14 Openbare kennisgevingOp grond van artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet moet de voorzitter van een raadscommissie tegelijkertijd met de schriftelijke oproep de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering ter openbare kennis brengen. De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep en op een bij openbare kennisgeving aan te geven plaats ter inzage gelegd. Deze bepaling geeft hier een regeling voor. Bij de herziening van deze verordening en van het reglement van orde voor de raad is tevens de verplichting opgenomen op de agenda en stukken ook op internet te plaatsen. Vanuit het oogpunt van service aan de burger is dit een voor de hand liggende regeling die, doordat alle gemeenten beschikking hebben over een website, ook praktisch uitvoerbaar is. Dit is echter niet verplicht op grond van de Gemeentewet; gemeenten kunnen ervoor kiezen het derde lid niet over te nemen.Paragraaf 2 Orde der vergaderingArtikel 15 PresentielijstDe presentielijst en de ondertekening door de voorzitter en de commissiegriffier zijn bedoeld om formeel vast te stellen dat het vergaderquorum aanwezig is. Indien de griffier tevens de functie van commissiegriffier op zich neemt, ondertekent hij de presentielijst. Daarnaast is de presentielijst van belang om de vergoedingen voor de leden van een raadscommissie te kunnen vaststellen.Artikel 16 Opening der vergadering en quorumArtikel 20 van de Gemeentewet regelt het vergaderquorum van de raad. Voor de raadscommissie ontbreekt een dergelijke bepaling in de Gemeentewet. Artikel 16 voorziet hierin. Indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is en de presentielijst heeft getekend, kan worden vergaderd. Het derde lid voorziet in een regeling voor een nieuwe vergadering indien het quorum niet aanwezig is, anders zou de afwezigheid van leden van een raadscommissie de voortgang van werkzaamheden kunnen belemmeren. Uiteraard staat op het moment dat de voorzitter bepaalt op welke datum en tijdstip, nog niet vast op welk moment de schriftelijke oproep uitgaat. Indien er enkele dagen tussen de twee vergaderingen zit, mag er vanuit worden gegaan dat het mogelijk is om 24 uur van tevoren een schriftelijke oproep te versturen. Overigens ligt het in de rede dat de voorzitter overlegt met de raadscommissie over de datum van een nieuwe vergadering.Artikel 17 Spreekrecht burgersDeze bepaling heeft een facultatief karakter en is ontwikkeld naar het model van gemeente Tholen. Doel is om de burger zoveel mogelijk gelegenheid te geven in te spreken tijdens de commissie en ook gelegenheid te geven te reageren op hetgeen over dat onderwerp gezegd is. Inspreken zal dan ook bij de onderwerpen van de inspraak zelf kunnen plaatsvinden. Niet over alle zaken is inspraak mogelijk, dit omdat het niet aan het oordeel van de commissie is mar omdat het bijvoorbeeld onder de beoordeling van de rechter valtBeraadslaging over het advies is en blijft een zaak van de commissie.Artikel 18 VerslagHet conceptverslag worden tegelijkertijd met de schriftelijk oproep verstuurd aan de leden en overige personen die het woord gevoerd hebben toegezonden. De voorzitter, de leden, de collegeleden hebben het recht een voorstel tot wijziging te doen. Een voorstel tot wijziging wordt voorafgaand aan de vergadering schriftelijk bij de commissiegriffier ingediend.. Het recht om aanpassing voor te stellen (derde lid) komt ook toe aan de voorzitter, een lid en een collegelid, dat bij de desbetreffende vergadering niet aanwezig was. Het is aan de raadscommissie om te beslissen of een voorgestelde wijziging of aanvulling geaccepteerd wordt, aangezien de raadscommissie het verslag vaststelt. Een afwijzing van een dergelijk voorstel is niet vatbaar voor beroep (aldus de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State). Het is aan te bevelen uitsluitend een zakelijke samenvatting van hetgeen besproken is, te geven. De commissiegriffier stelt het verslag, maar de uiteindelijke verantwoordelijkheid ligt hiervoor bij de griffier op grond van het vijfde lid. Er kan ook voor worden gekozen om deze verantwoordelijkheid bij de commissiegriffier te leggen. Na vaststelling van het verslag ondertekenen de voorzitter en de commissiegriffier deze.Als een gemeente de mogelijkheid aan burgers biedt om burgerinitiatiefvoorstellen in te dienen, moeten het verslag ook hiervan melding maken. Dit betekent dat het vierde lid aangevuld moet worden.Vervallenartikel 19 Spreekregels en artikel 20 Volgorde sprekersIn het kader van deregulering zijn deze artikelen bij de herziening in 2006 geschrapt. Dat de voorzitter mensen het woord geeft en dat een spreker zich richt tot de voorzitter volgt uit artikel 5, derde lid, onder a. Het zal in de meeste gevallen niet nodig zijn dit nog expliciet te regelen. Indien wel gekozen wordt voor het opnemen van spreekregels kunnen de volgende bepalingen gebruikt worden:Artikel 19 Aantal spreektermijnenHet stellen van vragen dient ook als een spreektermijn beschouwd te worden. Een spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten. Dit hoeft overigens niets te veranderen aan de praktijk dat een portefeuillehouder antwoordt na de inbreng van de raadsleden in de eerste en tweede termijn. Een verzoek van een raadslid na afloop van de tweede termijn om nog een korte reactie te geven, dient de voorzitter niet te honoreren. Indien de raad van mening is, dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is, kan hij daartoe uitdrukkelijk besluiten.Artikel 20 SpreektijdDit artikel strekt ertoe te benadrukken dat een raadscommissie op eigen initiatief regels kan stellen over de spreektijd van de leden. Hetzelfde geldt voor de spreektijd van overige sprekers. De voorzitter hoeft dit niet voor te stellen. De voorzitter kan in het kader van zijn taak om de orde tijdens de vergadering te handhaven wel voorstellen de spreektijd te beperken.Artikel 21 Voorstellen van ordeIeder lid heeft te allen tijde het recht een voorstel van orde te doen (zie ook artikel 20, tweede lid). De beslissing of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde is aan de betreffende raadscommissie. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door een raadscommissie Bij staken van stemmen is het voorstel niet aangenomen, (artikel 32, vierde lid Gemeentewet is hierop niet van toepassing). Een voorstel van orde betreft bijvoorbeeld het schorsen van de vergadering voor een (overleg) pauze.Artikel 22 Handhaving orde; schorsingHet eerste lid verzekert dat leden van een raadscommissie vrijelijk kunnen spreken. Wel zijn interrupties uiteraard toegestaan voor zover de voorzitter bij een overvloed aan interrupties of in het belang van de voortgang van de beraadslagingen niet bepaalt dat een spreker zijn betoog zonder verdere interrupties afrondt. Om te bevorderen dat leden van raadscommissie zich niet belemmerd voelen om hun mening te uiten bepaalt artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet bovendien dat artikel 22 van overeenkomstige toepassing is op leden van raadscommissie. Hierdoor zijn leden van raadscommissie niet in rechte te vervolgen, aan te spreken of verplicht getuigenis af te leggen over hetgeen zij in de vergadering zeggen of schriftelijk overleggen. Dit geldt voor zowel raadsleden als niet-raadsleden.Op basis van het tweede lid kunnen alle sprekers in bepaalde gevallen door de voorzitter tot de orde worden geroepen en kan hen zo nodig over het aanhangige onderwerp het woord ontzegd worden. Ook kan de voorzitter de vergadering schorsen en bij herhaling van de verstoring van de orde, kan hij de vergadering sluiten. In het uiterste geval kan hij een lid het verdere verblijf ontzeggen en hem uit de vergadering doen verwijderen. Indien een lid blijft volharden in zijn gedrag kan hem de toegang tot de vergadering voor ten hoogste drie maanden worden ontzegd. Het vierde lid is sluit aan bij artikel 26, derde lid, van de Gemeentewet, die een dergelijke regeling geeft ten aanzien van raadsleden.Onder interruptie is overigens niet te verstaan het geven van tekenen van goed- of afkeuring; deze uitingen worden beschouwd als verstoringen van de orde. Voor wat betreft de handhaving van de orde op de publieke tribune wordt verwezen naar artikel 30 van deze verordening.Artikel 23 BeraadslagingOm de duur van vergaderingen niet te beperken wordt over een voorstel dat in onderdelen of artikelen is verdeeld, in principe in zijn geheel beraadslaagd. In het eerste lid is een uitzonderingsmogelijkheidb opgenomen. Zowel de voorzitter als de leden hebben het recht om voor te stellen een voorstel gesplitst te behandelen. Het eerste lid brengt daarmee tot uitdrukking dat een raadscommissie zijn eigen werkwijze bepaalt. Het recht wordt aan ieder individueel raadslid toegekend. Dit past in het streven naar dualisering, aangezien dualisering versterking van de vertegenwoordigende en daarmee agenderende rol van een raadscommissie veronderstelt. Hiertoe dienen ook individuele raadsleden en kleine fracties over adequateinstrumenten te beschikken.Indien de schorsing als bedoeld in het tweede lid aan het einde van de tweede termijn plaatsvindt, zijn er vervolgens twee mogelijkheden: er wordt direct tot stemming overgegaan of aan de beraadslagingen wordt een derde termijn toegevoegd (zie artikel 21).Artikel 24 Deelname aan beraadslaging door anderenDeze bepaling is noodzakelijk in verband met het in artikel 22 Gemeentewet geregelde verschoningsrecht, dat in artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing wordt verklaard op leden van raadscommissie en andere personen die aan de beraadslagingen deelnemen. Het is uiteraard ook mogelijk dat een raadscommissie bepaalt dat een bepaalde functionaris in bepaalde gevallen altijd aan de beraadslaging mag deelnemen (bij voorbeeld de voorzitter van een deelraad aan de beraadslaging over deelgemeenteaangelegenheden). Het gaat in deze bepaling om anderen dan de leden, de voorzitter, de burgemeester, de wethouders en de secretaris. Deze hebben op grond van de artikel 8 van deze modelverordening reeds het recht om aan de beraadslagingen deel te nemen. Uiteraard hebben deze andere sprekers niet dezelfde rechten als de leden. Een andere spreker heeft onder meer geen recht om een voorstel te doen tot wijziging van het verslag, een voorstel over de spreektijd of over de orde van de vergadering.Artikel 25 AdviesDe voorzitter kan de beraadslaging sluiten, als hij vaststelt dat een onderwerp voldoende is toegelicht, tenzij een raadscommissie anders beslist. Een raadscommissie neemt geen beslissingen, maar bereidt de besluitvorming in de raad voor en overlegt met het college en de burgemeester. Wel kan een raadscommissie gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen aan de raad. De leden beslissen over het advies. Ten behoeve van het debat in de raad en om recht te doen aan de mening van alle fracties, inclusief minderheidsstandpunten, wordt de standpunten van alle fracties opgenomen. Het ligt voor de hand dat indien een lid het niet eens is met het fractiestandpunt, dat hier afzonderlijk melding van wordt gemaakt in het advies aan de raad.Hoofdstuk 5 Besloten vergaderingArtikel 26 AlgemeenBij bepalingen die van overeenkomstige toepassing zijn kan onder meer gedacht worden aan de bepalingen omtrent het tijdig verzenden van stukken, het vergaderquorum en voorstellen van orde. De bepalingen van deze verordening zijn echter niet van toepassing, voorzover de toepassing van die bepalingen strijdig is met het besloten karakter van de vergadering. Zo zullen er bijvoorbeeld geen beeld- en geluidsregistraties voor openbaar gebruik gemaakt kunnen worden. Ten aanzien van de stukken die betrekking hebben op een besloten vergadering en het behandelde zal een raadscommissie moeten besluiten of geheimhouding als bedoeld in artikel 86 van de Gemeentewet wordt opgelegd dan wel opgeheven.Artikel 27 VerslagOp grond van artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet is artikel 23 van overeenkomstige toepassing. Het vierde lid van artikel 23 van de Gemeentewet schrijft voor dat van een besloten vergadering een afzonderlijk verslag wordt opgemaakt, dat niet openbaar wordt gemaakt tenzij de raad en in casu dus een raadscommissie anders beslist. In aanvulling hierop bepaalt het tweede lid van deze modelbepaling dat het verslag van een besloten vergadering ter inzage liggen bij de griffier. Uiteraard kan ook voor inzage bij de commissiegriffier worden gekozen, indien deze (vrijwel) voortdurend aanwezig is. De raadscommissie beslist over het openbaar maken van dit verslag.Artikel 28 GeheimhoudingHetgeen besproken wordt in een besloten vergadering, valt niet van rechtswege onder de geheimhoudingsplicht. Daarvoor is toepassing van de procedure volgens artikel 86 van de Gemeentewet nodig. Niet alleen een raadscommissie kan geheimhouding opleggen, ook de voorzitter van een raadscommissie, het college en de burgemeester kunnen geheimhouding aan een raadscommissie opleggen. Overigens kan een raadscommissie ook geheimhouding opleggen aan de raad of het college ten aanzien van stukken die zij aan de raad of het college overlegt (artikel 25, tweede lid, en artikel 55, tweede lid, van de Gemeentewet). De geheimhouding geldt ten aanzien van een ieder die aanwezig is bij een besloten vergadering of die kennis draagt van stukken ten aanzien waarvan geheimhouding geldt. De geheimhouding geldt totdat het orgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd of de raad, haar opheft.Artikel 29 Opheffing geheimhoudingZoals uit de toelichting op artikel 28 blijkt kan de raad de geheimhouding die een raadscommissie aan de raad oplegt, opheffen. In dit artikel is een overlegverplichting opgenomen waardoor recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor.Hoofdstuk 6 Toehoorders en persArtikel 30 Toehoorders en persArtikel 26, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet regelen dat de voorzitter van de raad toehoorders die de orde verstoren, kan doen vertrekken en bij volharding in hun gedrag de toezegging kan ontzeggen. Voor raadscommissie ontbreekt een dergelijke bepaling in de Gemeentewet, het derde lid voorziet hierin.Artikel 31 Geluid- en beeldregistratiesAangezien de vergaderingen van een raadscommissie in principe openbaar zijn, kunnen radio- en tv-stations geluid- en beeldregistraties maken. Dit is uiteraard niet het geval als het een besloten vergadering betreft.Artikel 32 Verbod gebruik mobiele telefoonsDit artikel heeft betrekking op het mobiele telefoonverkeer. Het afgaan van mobiele telefoons werkt verstorend tijdens de vergadering. Dit laat echter onverlet, dat indien zwaarwegende redenen dit noodzakelijk maken, de voorzitter aanwezigen toestemming kan geven hun mobiele telefoon wel stand-by te laten staan.Hoofdstuk 7 SlotbepalingenArtikel 33 Uitleg verordening en artikel 34 InwerkingtredingDeze artikelen behoeven geen toelichting.