Richtlijn leerwerkplekken, detacheringen en loonkostensubsidies

Geldend van 10-04-2008 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2005

Intitulé

Richtlijn leerwerkplekken, detacheringen en loonkostensubsidies

EMEENTE OOSTSTELLINGWERFAFDELING SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEIDRICHTLIJNLEERWERKPLEKKEN, DETACHERINGEN ENLOONKOSTENSUBSIDIES

Artikel 1

<vet>1. LEERWERKPLEKKEN (artikel 10 Reïntegratieverordening)</vet><onderstreept><vet>1. Algemeen</vet></onderstreept>1 januari 2004 is de Wet Werk en Bijstand in werking getreden. De wettelijke doelstelling van het re-integratiebeleid laat zich afleiden uit artikel 7, lid 1, onderdeel a van de WWB. Daarin wordt primair aan het college opgedragen om voorzieningen, waaronder de leerwerkplekken, aan te bieden die de doelgroep ondersteunen bij arbeidsinschakeling.Leerwerkplekken zijn een nieuw instrument voor gemeenten om langdurig werklozen te reïntegreren. De leerwerkplek is de basis voor ieder reïntegratie- en basisvaardighedentraject.<onderstreept><vet>2. Doel en uitgangspunten leerwerkplekken</vet></onderstreept>Het college kan leerwerkplekken aanbieden, gericht op arbeidsinschakeling. Het doel van de leer-werkplek is:• het ontwikkelen van basisvaardigheden, of• het opdoen van beroepsgerichte werkervaring.In het geval van een leerwerkplek wordt nooit een vergoeding aan de uitkeringsgerechtigde verstrekt. De uitkeringsgerechtigde werkt met behoud van uitkering bij een non-profit organisatie of in het vrije bedrijf.Leerwerkplekken zijn ontstaan uit het zogenaamde ‘snuffel-principe’, dit betekent meedraaien en meekijken zonder productie te leveren. De leerwerkplek wordt indien mogelijk ingevuld vanuit de in-teresse van de uitkeringsgerechtigde.Het college sluit met de werkgever een schriftelijke overeenkomst waarin tenminste wordt vastgelegd wat het doel van de leerwerkplek is, de wijze van begeleiding door de werkgever en de verplichting van de werkgever om ten behoeve van de uitkeringsgerechtigde een aansprakelijkheidsverzekering te sluiten. De overeenkomst wordt inhoudelijk opgesteld door het reïntegratiebedrijf (rib).Het rib legt de overeenkomst vervolgens ter ondertekening voor aan het college (de klantmanager).Een uitkeringsgerechtigde wordt alleen geplaatst indien door zijn plaatsing de concurrentieverhoudin-gen niet onverantwoord worden beïnvloed en indien door zijn plaatsing geen verdringing plaatsvindt.<onderstreept><vet>3. Leerwerkplek voor het ontwikkelen van basisvaardigheden</vet></onderstreept>(als integraal onderdeel van een basisvaardighedentraject)a) <onderstreept>Algemeen</onderstreept>De leerwerkplek voor het ontwikkelen van basisvaardigheden is gericht op het ontwikkelen van de houding en basisvaardigheden van de uitkeringsgerechtigde. De leerwerkplek duurt, bij één werkgever, maximaal zes maanden. Hierna kan, indien nodig, bij een andere werkgever opnieuw een leer-werkplek voor dezelfde klant ingezet worden. Uitgangspunt is dat de leerwerkplek wordt ingevuld in een beschermde werkomgeving bij een organisatie zonder winstoogmerk. In het kader van maatwerktrajecten kan een leerwerkplek in bepaalde situaties ook ingevuld worden in het vrije bedrijf.b) <onderstreept>Wie komt voor de leerwerkplek in aanmerking</onderstreept>De leerwerkplek is verplicht voor iedere uitkeringsgerechtigde die op grond van zijn afstand tot de ar-beidsmarkt (> twee jaar) deelneemt aan een basisvaardighedentraject.Op grond van het Anw / Nug-beleid zijn Nuggers en Anw-ers uitgesloten van een basisvaardigheden-traject. In dit beleid wordt namelijk gesteld dat een traject voor Nuggers en Anw-ers maximaal twee jaar mag duren en altijd moet leiden tot reïntegratie op de arbeidsmarkt. Een basisvaardighedentraject is echter gericht op het leggen van een basis voor verder reïntegratieaanbod.c) <onderstreept>Trajectplan</onderstreept>De leerwerkplek vormt een verplicht onderdeel van het basisvaardighedentraject dat de uitkeringsgerechtigde volgt en wordt integraal uitgevoerd door de aanbieder van de basisvaardighedentrajecten. Het trajectplan wordt opgesteld door de aanbieder en vastgesteld door de klantmanager. Het traject bestaat naast de leerwerkplek uit aanvullende activiteiten in de vorm van vorming, die verzorgd cq aangeboden worden door de aanbieder van het basisvaardighedentraject.<onderstreept><vet>4. Leerwerkplek voor het opdoen van beroepsgerichte werkervaring</vet>a) Algemeen</onderstreept>De leerwerkplek voor het opdoen van beroepsgerichte werkervaring duurt, bij één werkgever, negen maanden en wordt bij voorkeur ingevuld in het vrije bedrijf. De leerwerkplek kan eventueel verlengd worden met drie maanden. Hierna kan, indien nodig, bij een andere werkgever opnieuw een leerwerk-plek voor dezelfde klant ingezet worden.<onderstreept>b) Wie komt voor de leerwerkplek in aanmerking</onderstreept>De leerwerkplek is verplicht voor iedere uitkeringsgerechtigde die op grond van zijn afstand tot de arbeidsmarkt (tussen twaalf en 24 maanden) deelneemt aan een reïntegratietraject. Ook ten be-hoeve van Nuggers en Anw-ers kan een leerwerkplek voor het opdoen van beroepsgerichte vaardighe-den ingezet worden.c) <onderstreept>Trajectplan</onderstreept>De leerwerkplek vormt een verplicht onderdeel van het totale trajectplan van de uitkeringsgerechtigde. Het trajectplan wordt opgesteld door de aanbieder van het reïntegratietraject en vastgesteld door de klantmanager. Het traject bestaat naast de leerwerkplek uit reïntegratieactiviteiten (in de vorm van scholing en vorming), die worden verzorgd c.q. aangeboden door het rib.<onderstreept><vet>5. Overeenkomst gemeente - werkgever</vet></onderstreept>a) <onderstreept>Algemeen</onderstreept>Met de werkgever wordt door het college een schriftelijke overeenkomst gesloten. b) <onderstreept>Onderdelen van de overeenkomst</onderstreept>In de overeenkomst wordt vastgelegd:• het doel van leerwerkplek: basisvaardigheden of beroepsgerichte werkervaring;• de persoonlijke leerdoelen van de klant;• de begeleidingsinspanningen van de werkgever en het rib;• een verklaring van de werkgever dat de werknemer uitsluitend op additionele basis werkzaamheden zal gaan verrichten en er hierdoor geen verdringing van arbeidsplaatsen optreedt;• dat de verplichte aansprakelijkheidsverzekering ten behoeve van de uitkeringsgerechtigde is afge-sloten door de werkgever;• dat de uitkeringsgerechtigde in het geval van ziekte zich meldt bij de werkgever en het rib;• de duur van de overeenkomst;• de vergoeding die de werkgever voor de begeleiding ontvangt en• dat in het geval de omstandigheden van betrokkenen (klant, werkgever, rib) wijzigen van hen wordt verwacht dat hiervan onmiddellijk mededeling wordt gedaan aan de klantmanager om zo-doende onregelmatigheden te voorkomen.c)<onderstreept> Ziekte van de uitkeringsgerechtigde</onderstreept>Op het moment dat de uitkeringsgerechtigde zich ziek meldt bij het rib wordt door het rib contact opgenomen met de ARBO-dienst.<onderstreept><vet>6. Aanbod van leerwerkplekken</vet></onderstreept>a) <onderstreept>Leerwerkplekken voor het ontwikkelen van basisvaardigheden</onderstreept>De leerwerkplek voor het ontwikkelen van basisvaardigheden vormt een integraal onderdeel van het basisvaardighedentraject en zal inhoudelijk verzorgd worden door de aanbieder van het basisvaardig-hedentraject.b) <onderstreept>Leerwerkplekken voor het opdoen van beroepsgerichte werkervaring</onderstreept>Deze leerwerkplekken worden door de gemeente zelf geacquireerd en beheerd (dus worden niet uitgevoerd door de aanbieder van het reïntegratietraject). Naast de ‘bulk’ leerwerkplekken moeten er ‘maatwerk’ leerwerkplekken worden gecreëerd.<onderstreept><vet>7. Vergoeding begeleidingskosten</vet></onderstreept>De werkgevers, die leerwerkplekken ter beschikking stellen ontvangen een vergoeding voor de begeleiding van de uitkeringsgerechtigde. De hoogte van de vergoeding bedraagt:• € 100,-- per maand voor een leerwerkplek van vijftien uur per week of meer,• € 50,-- per maand bij een leerwerkplek van minder dan vijftien uur per week.Voorwaarde is dat het totale traject (leerwerkplek plus aanvullende activiteiten) 30 uur per week beslaat.<onderstreept><vet>8. Evaluatiegesprek</vet></onderstreept>Evaluatiegesprekken op de leerwerkplek worden aan de hand van voortgangrapportages door het rib verzorgd. Het rib verstrekt afschriften aan de klantmanager, klant en werkgever.<vet><onderstreept>9. Evaluatie samenwerking werkgever en gemeente</onderstreept></vet>Eenmaal per drie maanden neemt de klantmanager contact op met de werkgever om te evalueren hoe de samenwerking verloopt en of gemaakte afspraken worden nagekomen. Afstemming is hierbij van belang om te voorkomen dat meerdere klantmanagers bellen met een zelfde werkgever.  <vet>2. DETACHERINGSBANEN (artikel 11 Reïntegratieverordening)</vet><onderstreept><vet>1. Algemeen</vet></onderstreept>1 januari 2004 is de Wet Werk en Bijstand in werking getreden. De wettelijke doelstelling van het reintegratiebeleid laat zich afleiden uit artikel 7, lid 1, onderdeel a van de WWB. Daarin wordt primair aan het college opgedragen om voorzieningen, waaronder detacheringsbanen, aan te bieden die de doelgroep ondersteunen bij arbeidsinschakeling.Het college kan een uitkeringsgerechtigde een tijdelijk dienstverband aanbieden bij een reïntegratiebedrijf, gericht op arbeidsinschakeling. Het aanbieden van detacheringsbanen is uitbesteed aan een reïntegratiebedrijf (rib). Het rib gaat een dienstverband voor maximaal één jaar aan met de uitkeringsgerechtigde en de detachering verzorgen en voert hiermee het werkgeverschap.<onderstreept><vet>2. Doel en uitgangspunten detacheringsbanen</vet></onderstreept>Het doel van dit tijdelijk dienstverband is het opdoen van beroepsgerichte werkervaring in een arbeidsverhouding, waarna de uitkeringsgerechtigde uitstroomt naar duurzaam regulier werk voor een periode van tenminste zes maanden.De uitkeringsgerechtigde treedt voor de duur van maximaal één jaar in dienst van het reïntegratiebe-drijf (de werkgever) en wordt door het rib voor het verrichten van arbeid gedetacheerd bij een inlener (zowel in de publieke als de private sector mogelijk). De uitkeringsgerechtigde ontvangt van het rib een salaris volgens het wettelijk minimumloon of de geldende CAO.De detachering wordt door het rib vastgelegd in een schriftelijke detacheringsovereenkomst tussen zowel reïntegratiebedrijf en inlener als tussen reïntegratiebedrijf en uitkeringsgerechtigde.Het rib draagt er zorg voor dat een uitkeringsgerechtigde alleen wordt gedetacheerd indien door zijn plaatsing de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en indien door zijn plaatsing geen verdringing plaatsvindt.<onderstreept><vet>3. Detacheringsbanen</vet></onderstreept>a) <onderstreept>Algemeen</onderstreept>De klantmanager voert de diagnose uit en bepaalt of de uitkeringsgerechtigde in aanmerking komt voor een detacheringsbaan en meldt de uitkeringsgerechtigde aan bij het rib dat de detacheringsbanen uitvoert. Bij de detachering van de uitkeringsgerechtigde stelt het rib een werkplan op waarvan een kopie wordt verstuurd aan de klantmanager.Het dienstverband tussen de uitkeringsgerechtigde en het rib bestaat uit een zodanig aantal contractu-ren dat de uitkeringsgerechtigde uitkeringsonafhankelijk wordt. Alleen in uitzonderingsgevallen kan nog aanvullende bijstand worden verleend. b) <onderstreept>Wie komt voor de detacheringsbaan in aanmerking</onderstreept>• Relatief kansrijke uitkeringsgerechtigden, die naar inschatting van de klantmanager (van de ge-meente) na een periode van beroepsgerichte werkervaring, in de vorm van een detacheringsbaan, bemiddeld kunnen worden naar duurzaam regulier werk.• Tot slot Nuggers en Anw-ers voorzover zij behoren tot de prioritaire doelgroepen van het Anw / Nug-beleid.c) <onderstreept>Aanmelding van uitkeringsgerechtigde</onderstreept>De klantmanager meldt de uitkeringsgerechtigde aan bij het rib door de persoonsgegevens en relevante trajectgegevens over te dragen ( invullen van het aanmeldformulier en eventueel mondelinge over-dracht). Binnen vier weken na aanmelding, zorgt het rib er voor dat de uitkeringsgerechtigde een dienstverband aangeboden heeft gekregen. Het rib maakt bij de klantmanager schriftelijk melding van de indiensttreding.Deze melding wordt vergezeld door een kopie van arbeidsovereenkomst (1) , van de indiensttreding van de uitkeringsgerechtigde.In het geval het rib van oordeel is dat de klant niet voor een dienstverband in aanmerking komt, treedt zij in overleg met de klantmanager. De klantmanager kan op ieder moment mondeling, schriftelijk of per e-mail overleggen over de (voormalig) uitkeringsgerechtigde of informatie opvragen, zonder dat hiervoor kosten in rekening worden gebracht door het rib.<cursief>(1) Op de arbeidsovereenkomst staan in ieder geval vermeld: het aantal uren van het dienstverband, de begin- en einddatum van de overeenkomst en het salaris.</cursief> d) <onderstreept>Ziekte van de uitkeringsgerechtigde</onderstreept>Interventie bij ziekte van de uitkeringsgerechtigde valt onder de verantwoordelijkheid van het rib. De-ze is immers werkgever. De klantmanager heeft hierin geen actieve rol.4. <onderstreept>Detachering en werkplan</onderstreept>Na detachering bij een inlener maakt het rib hiervan schriftelijk melding, vergezeld van een kopie van de detacheringsovereenkomst en een werkplan.Door het rib wordt een werkplan opgesteld waarin staat beschreven: welke leerdoelen er tijdens de detacheringsperiode van maximaal twaalf maanden worden nagestreefd, de wijze waarop de begeleiding gedurende de detachering van de uitkeringsgerechtigde plaatsvindt en de te verwachten kwalificatie van de uitkeringsgerechtigde na twaalf maanden.Ieder kwartaal wordt de klantmanager door het rib over de voortgang van de uitkeringsgerechtigde ge-informeerd middels een voortgangsrapportage. 5. <onderstreept>Aanvaarding regulier werk</onderstreept>Op het moment dat de uitkeringsgerechtigde uitstroomt naar regulier werk wordt dit door het rib schriftelijk gemeld aan de klantmanager. Het rib moet aantonen, door middel van een kopie van de arbeidsovereenkomst, dat het reguliere werk voor tenminste een periode van zes maanden zal gaan duren. De arbeidsovereenkomst is tenminste voor een zodanig aantal uren dat de uitkeringsgerechtigde geen beroep hoeft te doen op een aanvullende uitkering.Na zes maanden stelt het rib de klantmanager schriftelijk, vergezeld van kopieën van salarisstroken van de laatste zesmaanden, op te hoogte van het verstrijken van deze periode.6. <onderstreept>Scholing gedurende de periode van detachering</onderstreept>De uitkeringsgerechtigde mag uitsluitend met toestemming van de gemeente (de klantmanager) naast de detachering een scholingstraject volgen voor zover dit geen belemmering vormt voor de maximale termijn (één jaar) die aan een dienstverband is gesteld en voorzover het een bijdrage levert aan het resultaat (uitstroom naar regulier, ongesubsidieerd werk). De eventuele scholing wordt door de gemeente betaald.7. <onderstreept>Hoe wordt het rib betaald?</onderstreept>Het rib krijgt volgens de volgende percentages betaald voor hun dienstverlening:

 

Arbeidsovereenkomst zonder detachering

60% van het Wettelijk minimumloon

Arbeidsovereenkomst met detache-ring

80% van het Wettelijk mini-mumloon

Aanvaarding regulier werk

60% van de totale trajectprijs

Duurzaam regulier werk na zes maanden

100% van de totale trajectprijs

De betaling gedurende het dienstverband (tussen het rib en de klant) vindt plaats op declaratiebasis achteraf per maand / kwartaal. De betaling bij uitstroom naar regulier werk vindt plaats nadat het rib de uitstroom schriftelijk heeft bevestigd.<vet>3. LOONKOSTENSUBSIDIES (artikel 12 Reïntegratieverordening)Algemeen</vet>1 januari 2004 is de Wet Werk en Bijstand (WWB) in werking getreden. De wettelijke doelstelling van het in deze wet opgedragen reïntegratiebeleid laat zich afleiden uit artikel 7, lid 1, onderdeel a van de WWB. Daarin wordt primair aan het college opgedragen om voorzieningen, waaronder de loonkostensubsidie, aan te bieden die de doelgroep ondersteunen bij arbeidsinschakeling. Het beleid ten aanzien van de loonkostensubsidie komt tot uitdrukking in de hoogte van de subsidie, de termijn en de aan de subsidie verbonden verplichtingen, bijvoorbeeld het bieden van scholing en begeleiding door de werkgever.Het college kan een loonkostensubsidie en bonus verstrekken aan werkgevers die met een uitkerings-gerechtigde een arbeidsovereenkomst sluiten welke is gericht op:A. arbeidsinschakeling,B. participatie ofC. projecten.<vet>Uitgangspunten van het loonkostensubsidiebeleid</vet>De uitkeringsgerechtigde treedt in dienst bij een werkgever. De werkgever ontvangt van de gemeente een loonkostensubsidie. Voorkomen moet worden dat de inzet van de loonkostensubsidie een structureel deel wordt van de dekking van de loonkosten van werknemers. Er moeten daarom binnen de sub-sidierelatie voldoende prikkels aanwezig zijn om op een bepaald moment de arbeidsrelatie te continue-ren zonder loonkostenbijdrage.De uitkeringsgerechtigde wordt voor een dusdanig aantal uren in dienst genomen, dat zijn netto salaris meer bedraagt dan de voor hem geldende uitkeringsnorm. De werkgever ontvangt van de gemeente een maandelijkse loonkostensubsidie waarbij de hoogte gerelateerd is aan de werkelijke arbeidsduur.Het verrichten van arbeid met behulp van een loonkostensubsidie is geen einddoel. Toch biedt het beleid de mogelijkheid voor een langere periode (maximaal 36 maanden) een loonkostensubsidie aan te bieden op grond van de participatiedoelstelling. Het einddoel is altijd: uitstroom naar reguliere, niet gesubsidieerde arbeid.De uitkeringsgerechtigde wordt alleen geplaatst indien door zijn plaatsing de concurrentieverhoudin-gen niet onverantwoord worden beïnvloed en indien door zijn plaatsing geen verdringing plaatsvindt.<onderstreept><vet>A. Loonkostensubsidie gericht op arbeidsinschakeling</vet></onderstreept><vet>Algemeen</vet>Het doel van het inzetten van deze loonkostensubsidie is het stimuleren van de werkgever tot het aan-gaan van een dienstverband met een uitkeringsgerechtigde. Het einddoel is dat de uitkeringsgerechtigde, middels betaalde werkervaring in een dienstbetrekking, een duurzame reguliere baan bemachtigt.<vet>Wie komt voor deze subsidie in aanmerking</vet>De subsidie wordt verstrekt aan werkgevers en kan worden aangewend voor:• alle groepen uitkeringsgerechtigden en• Anw-ers en Nuggers voorzover zij binnen de prioritaire doelgroepen vallen. Ten aanzien van de jongeren binnen deze doelgroep geldt tevens dat eerst onderzocht moet worden of er voorliggende voorzieningen voorhanden zijn (scholing of arbeidsinschakeling via de reguliere weg).<vet>Voorwaarden voor toekenning</vet>• Personen die tot voornoemde doelgroepen behoren komen uitsluitend in aanmerking voor de loonkostensubsidie als zij langer dan zes maanden werkloos zijn en in die periode als werkzoekende staan ingeschreven bij het CWI.• De hoogte van de loonkostensubsidie ingeval van ‘samengestelde’ uitkeringen wordt naar rato van de hoogte van de aanvullende WWB-uitkering vastgesteld. De volledige loonkostensubsidie wordt uitsluitend toegekend als het UWV naar rato bijdraagt in de kosten van de subsidie. Hierover zal per geval overleg gevoerd moeten worden met het UWV om tot overeenstemming te komen. In die gevallen waar sprake is van samengestelde uitkering, met een marginale uitkering (tot 10% van de netto van toepassing zijnde bijstandsnorm) van het UWV, wordt de subsidie volledig ver-strekt door SoZaWe.<vet>Uitsluitingsgronden</vet>• ‘Jobstages’ en ‘Instapbanen’ (instrumentarium CWI) worden beschouwd als een voorliggende voorziening. Deze mogelijkheden moeten zijn uitgesloten alvorens over te gaan tot de loonkostensubsidie;• Het college kan besluiten niet over te gaan tot toekenning van loonkostensubsidie als er redelijke vermoedens bestaan van oneigenlijk gebruik (art. 21 van de verordening). Ervaringen met de werkgever in het verleden kunnen daarbij een rol spelen. De werkgever ontvangt een schriftelijke gemotiveerde afwijzing op zijn verzoek.<vet>Hoogte en duur van de subsidie</vet>a. <cursief>Hoogte subsidie</cursief>• De subsidie bedraagt € 600,-- per maand als de werknemer 23 jaar of ouder is en door het college (feitelijk de casemanager) aan de hand van een onderzoek is vastgesteld dat hij binnen twaalf maanden kan uitstromen naar een duurzame reguliere, niet gesubsidieerde baan en hij tot de aan-vang van de arbeidsovereenkomst bijstand ontving.• 50% van het, voor de werknemer, geldende Wettelijk Minimumloon (wml) per maand als de werknemer jonger dan 23 jaar is.b. <cursief>Duur subsidie</cursief>• De subsidie geldt voor een periode van maximaal twaalf maanden, bij een arbeidsovereenkomst van ten minste zes maanden.• De subsidie geldt voor dienstverbanden van 32 uren of meer per week. Het subsidiebedrag wordt naar rato verlaagd bij een dienstverband van minder dan 32 uren per week.<onderstreept><vet>B. Loonkostensubsidie gericht op participatie</vet></onderstreept><vet>Algemeen</vet>Het doel van het inzetten van een loonkostensubsidie is het stimuleren van de werkgever tot het aan-gaan van een dienstverband met de uitkeringsgerechtigde. Het betreft uitkeringsgerechtigden die zijn aangewezen op een langduriger vorm van gesubsidieerde arbeid. Ten aanzien van houdingsaspecten is de uitkeringsgerechtigde in staat te werken in een dienstverband, maar qua loonvormendheid voldoet hij nog niet aan de reguliere eisen. Door middel van dit instrument wordt participatie in de maatschap-pij bereikt. De mogelijkheid bestaat dat de uitkeringsgerechtigde op termijn een zodanige ontwikke-ling doormaakt dat hij alsnog een duurzaam reguliere baan bemachtigt.<vet>Wie komt voor deze subsidie in aanmerking</vet>De subsidie wordt verstrekt aan werkgevers en kan worden aangewend voor:• alle groepen uitkeringsgerechtigden en• Anw-ers en Nuggers voorzover zij binnen de prioritaire doelgroepen vallen. Ten aanzien van de jongeren binnen deze doelgroep geldt tevens dat eerst onderzocht moet worden of er voorliggende voorzieningen voorhanden zijn (scholing of arbeidsinschakeling via de reguliere weg).<vet>Voorwaarden voor toekenning</vet>• Personen die tot voornoemde doelgroepen behoren komen uitsluitend in aanmerking voor de loonkostensubsidie als zij langer dan zes maanden werkloos zijn en in die periode als werkzoekende staan ingeschreven bij het CWI.• De hoogte van de loonkostensubsidie ingeval van ‘samengestelde’ uitkeringen wordt naar rato van de hoogte aanvullende WWB-uitkering vastgesteld. De volledige loonkostensubsidie wordt uit-sluitend toegekend als het UWV naar rato bijdraagt in de kosten van de subsidie. Hierover zal per geval overleg gevoerd moeten worden met het UWV om tot overeenstemming te komen. In die gevallen waar sprake is van samengestelde uitkering, met een marginale uitkering (tot 10% van de netto van toepassing zijnde bijstandsnorm) van het UWV, wordt de subsidie volledig verstrekt door SoZaWe.<vet>Uitsluitingsgronden</vet>• ‘Jobstages’ en ‘Instapbanen’ (instrumentarium CWI) worden beschouwd als een voorliggende voorziening. Deze mogelijkheden moeten zijn uitgesloten alvorens over te gaan tot de loonkosten-subsidie;• Het college kan besluiten niet over te gaan tot toekenning van loonkostensubsidie als er redelijke vermoedens bestaan van oneigenlijk gebruik (art. 21 van de verordening). Ervaringen met de werkgever in het verleden kunnen daarbij een rol spelen. De werkgever ontvangt een schriftelijke gemotiveerde afwijzing op zijn verzoek.<vet>De hoogte en duur van de subsidie</vet>a. <cursief>Hoogte subsidie</cursief>• De subsidie bedraagt € 800,-- per maand als de werknemer 23 jaar of ouder is en door het college (feitelijk de casemanager) aan de hand van een onderzoek is vastgesteld dat hij niet binnen twaalf maanden, maar wel binnen 24 en eventueel 36 maanden kan uitstromen naar een duurzame, regu-liere, niet gesubsidieerde baan en hij tot de aanvang van de arbeidsovereenkomst bijstand ontving.• 60% van het, voor de werknemer, geldende wml per maand als de werknemer jonger dan 23 jaar is.b.<cursief> Duur subsidie</cursief>• De subsidie geldt voor een periode van maximaal 24 maanden eventueel aangevuld met een perio-de van twaalf maanden, bij een arbeidsovereenkomst van ten minste twaalf maanden.• De subsidie geldt voor dienstverbanden van 32 uren of meer per week. Het subsidiebedrag wordt naar rato verlaagd bij een dienstverband van minder dan 32 uren per week.<vet>Onderdelen van toepassing bij Loonkostensubsidie genoemd onder A. en B.Evaluatiegesprek</vet>Eenmaal per half jaar vindt er een evaluatiegesprek plaats door de casemanager met de werkgever en werknemer om de re-integratiemogelijkheden te onderzoeken.<vet>Aanvraag loonkostensubsidie</vet>De subsidie voor loonkosten moet worden aangevraagd binnen één maand na de ingangsdatum van de arbeidsovereenkomst. De werkgever moet voorafgaand aan het aangaan van de arbeidsovereenkomst het voornemen daartoe schriftelijk kenbaar maken aan de casemanager.<vet>Uitbetaling loonkostensubsidie en voorschotverlening (eventueel)</vet>De subsidie wordt, na overlegging van de arbeidsovereenkomst per kwartaal achteraf uitbetaald.<vet>Verplichtingen</vet>De werkgever moet een schriftelijke intentieverklaring overleggen waaruit blijkt dat aan de uitke-ringsgerechtigde aansluitend op de werkzaamheden met loonkostensubsidie een vast dienstverband wordt aangeboden. Voorts moet de werkgever aantonen dat met het dienstverband met loonkostensub-sidie geen verdringing en concurrentievervalsing plaatsvindt. Om het risico van verdringing en con-currentievervalsing terug te dringen is het aantal dienstverbanden in een bedrijf dat op de een of ande-re wijze door de gemeente kan worden gesubsidieerd (vanuit uitstroombevorderende regelingen) be-perkt tot:• 0 tot 11 fte; maximaal één gesubsidieerde arbeidsplaats van 32 uur perweek;• vanaf 11 fte; maximaal 10% van het aantal werknemers.Gedurende de subsidieperiode zal de werkgever per kwartaal aan de hand van salarisstroken aan moe-ten tonen dat de arbeidsovereenkomst nog voortduurt.De werkgever verklaart schriftelijk dat gebruikmaking van de loonkostensubsidie niet een (vroegtijdige) beëindiging van een arbeidsverhouding met een andere werknemer tot gevolg heeft of heeft gehad.In het geval dat de omstandigheden van werknemer of werkgever wijzigen en deze betrekking hebben op het recht op de toegekende subsidie wordt zowel van werkgever als werknemer worden verwacht dat hiervan onmiddellijk mededeling wordt gedaan aan de afdeling SoZaWe om zodoende onterechte betaling van loonkostensubsidie te voorkomen.<vet>C. Loonkostensubsidie voor projectenAlgemeen</vet>Buiten de individuele loonkostensubsidiemogelijkheden, zoals beschreven onder A. en B., kunnen ook loonkostensubsidies worden verleend aan werkgevers voor projectmatige re-integratietrajecten (leer-werktrajecten) voor groepen uitkeringsgerechtigden. Bij de verlening van loonkostensubsidies in pro-jectvorm staat de positie van de individuele uitkeringsgerechtigde centraal, conform de begripsbepalingen in de Reintegratieverordening 2006. De projecten zijn gericht op doorstroom van de werknemer in reguliere arbeid bij een andere werkgever. In dit hoofdstuk wordt een nadere invulling gegeven aan loonkostensubsidies voor re-integratietrajecten in projectvorm.<vet>Voorwaarden projecten</vet>Projecten en werkgevers moeten aan de volgende voorwaarden voldoen:1. De werkgever biedt een groep uitkeringsgerechtigden (hierna werknemers) een arrangement aan, bestaande uit werk (arbeidsovereenkomst), werkbegeleiding en eventueel scholing en nazorg, ge-richt op inschakeling in algemeen geaccepteerde arbeid. De selectie en de beoordeling voor toela-ting tot het project wordt door de gemeente genomen.2. De werkgever biedt een groep werknemers een arbeidsovereenkomst aan voor ten minste zes maanden, zodat voldoende rechten worden opgebouwd om aansluitend in aanmerking te kunnen komen voor een WW-uitkering.3. Uitgangspunt bij de verlening van loonkostensubsidie is dat werknemers binnen het project een netto salaris ontvangen dat hoger is dan de voor hen geldende bijstandsnorm (wettelijk minimum-loon / CAO-loon). De werknemers worden onafhankelijk van een bijstandsuitkering. In bijzondere individuele gevallen kan hiervan worden afgeweken bijvoorbeeld wegens medische beperkingen, arbeidskundige beperkingen, zorg voor één of meerdere kinderen door een alleenstaande ouder. In die gevallen kan aanvullende bijstand worden verleend.4. Loonkostensubsidies worden binnen een project voor maximaal 40 uur per week per werknemer verstrekt tot maximaal 100% van de bruto loonkosten (inclusief vakantiegeld en toeslagen), met een maximum opslag van 28% voor werkgeverslasten en de eventueel verschuldigde btw. De loonkostensubsidie wordt naar rato van het aantal uren van het arbeidscontract verstrekt. Bij de bepaling van het aantal arbeidsuren wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de gezinssituatie (alleenstaande, alleenstaande ouder echtpaar/samenwonenden met of zonder kinderen).5. De loonkostensubsidie wordt binnen het project gedurende maximaal twaalf maanden voor de-zelfde werknemer verleend. Verlenging is mogelijk voor een periode van maximaal twaalf maan-den (twee keer zes maanden).<vet>Beoordeling projecten</vet>De gemeente beoordeelt of een eventuele aanvraag voor een project met loonkostensubsidie voldoet aan de voorwaarden. Bij de aanvraag moet een projectplan worden geleverd met een gedetailleerde beschrijving van het project, zoals inhoud van het traject, aantallen, vormgeving, duur, plaats, begeleiding, scholing, resultaten en financiële onderbouwing. Tevens beoordeelt de gemeente of het gewenste aantal en geschikte kandidaten (uitkeringsgerechtigden) voor het project uit het cliëntenbestand kan worden geleverd. De individuele mogelijkheden en beperkingen van de uitkeringsgerechtigde staan hierbij centraal. Op de trajectkosten van begeleiding, scholing en nazorg zijn de aanbestedings- en in-koopbepalingen van toepassing.<vet>Werkwijze</vet>Projecten met loonkostensubsidie worden ter goedkeuring voorgelegd aan het college.06-06-2006, no. 5 - 326-02-2008, no. 8