Regeling vervallen per 22-11-2010

Algemene subsidieverordening 2001

Geldend van 17-04-2001 t/m 21-11-2010 met terugwerkende kracht vanaf 01-04-2001

Intitulé

Algemene subsidieverordening 2001

Hoofdstuk 1. INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel l. Definities

  • 1. subsidie: de aanspraak op financiële middelen, door of namens een bestuursorgaan van de gemeente Oostzaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.

  • 2. subsidieplafond: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift.

  • 3. Raad: de Raad der gemeente Oostzaan.

  • 4. aanvraag: de aanvraag van een subsidie bij enig bestuursorgaan van de gemeente Oostzaan.

  • 5. vermogensvorming: het voor de subsidie-ontvanger ter beschikking komen van vermogensbestanddelen die niet of niet meer dienen voor de verwezenlijking van het doel waarvoor subsidie is verleend.

  • 6. subsidierelatie: het geheel van rechten en plichten tussen de subsidieverstrekker en de subsidie-ontvanger.

  • 7. activiteitenplan: een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd, de daarmee nagestreefde doelstellingen en de daarvoor per activiteit benodigde personele en materiële middelen.

  • 8. activiteitenverslag: een verslag van de aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, een vergelijking van de nagestreefde en de gerealiseerd doelstellingen en een toelichting op de verschillen.

Artikel 2. Het toepassingsgebied

  • 1. Deze verordening bevat algemene bepalingen voor het aanvragen van subsidies en het aangaan, wijzigen en beëindigen van subsidierelaties, in aanvulling op de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. Deze verordening is van toepassing op alle subsidies die bij enig bestuursorgaan van de gemeente Oostzaan worden aangevraagd.

  • 3. Deze verordening is tevens van toepassing op die beleidsonderdelen waarvoor de wet de subsidieregeling van de Awb van overeenkomstige toepassing verklaart.

Artikel 3. Deelverordeningen

  • 1. De Raad kan per gemeentelijk beleidsveld een deelverordening vaststellen op grond waarvan subsidie kan worden verstrekt.

  • 2. Een deelverordening bevat tenminste:

    • a.

      voor welke activiteiten subsidie mogelijk is;

    • b

      welke verplichtingen aan de subsidieverstrekking dienen te worden verbonden;

    • c

      welke verplichtingen aan de subsidieverstrekking kunnen worden verbonden;

    • d.

      regels voor het verdelen en berekenen van de subsidies;

    • e.

      regels voor de behandeling van de subsidie-aanvraag;

    • f.

      regels voor betaling en terugvordering.

  • 3. Een deelverordening kan nader worden ingevuld met beleidsregels.

Artikel 4. De basis voor subsidieverstrekking

Burgemeester en wethouders kunnen in ieder geval subsidie verstrekken voor de volgende gemeentelijke beleidsvelden:

  • a.

    onderwijs;

  • b.

    kunst en cultuur;

  • c.

    bibliotheek;

  • d.

    sport;

  • e.

    kinderopvang;

  • f.

    jeugd en jongeren (behoudens jeugdhulpverlening);

  • g.

    ouderen- en gehandicaptenbeleid;

  • h.

    volksgezondheid en maatschappelijke dienstverlening;

  • i.

    ontwikkelingssamenwerking en vredesbeleid;

  • j.

    integratie en opvang vluchtelingen, minderheden en vreemdelingen;

  • k.

    sociaal-cultureel werk en belangenbehartiging;

  • l.

    sociale zaken;

  • m.

    volkshuisvesting en ruimtelijke ordening;

  • n.

    stads- en dorpsvernieuwing;

  • o.

    milieu.

Hoofdstuk 2. SUBSIDIEPLAFOND Artikel 5. Het subsidieplafond

Artikel 5. Het subsidieplafond

  • 1. De Raad kan telkens voor de periode van één kalenderjaar per gemeentelijk beleidsterrein één of meer subsidieplafonds vaststellen. Hij bepaalt tevens hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

  • 2. De Raad kan de in lid 1 genoemde bevoegdheden mandateren aan burgemeester en wethouders.

  • 3. Indien voor 30 november van enig jaar geen subsidieplafond voor het volgende kalenderjaar is vastgesteld, wordt geacht een plafond te zijn vastgesteld gelijk aan het plafond van het lopende kalenderjaar.

Hoofdstuk 3. DE AANVRAAG

Artikel 6 De Wijze van indiening

  • 1. De aanvraag dient schriftelijk te worden ingediend bij burgemeester en wethouders.

  • 2. De aanvraag wordt ondertekend, en bevat tenminste:

    • a.

      de naam en het (post)adres van de aanvrager;

    • b.

      de naam en het (post)adres van de vertegenwoordiger van de aanvrager;

    • c.

      de dagtekening;

    • d.

      een omschrijving en het doel van de activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd;

    • e.

      de data waarop of de periode gedurende welke de activiteit zal plaatsvinden of heeft plaatsgevonden.

  • 3. De aanvrager verschaft voorts de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig kunnen zijn en waarover hij redelijkerwijs kan beschikken.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen per geval naast de voorgeschreven gegevens en bescheiden andere gegevens en bescheiden verlangen, dan wel van het indienen van

    voorgeschreven gegevens en bescheiden vrijstelling verlenen. -.-/

  • 5. Burgemeester en wethouders kunnen voor het indienen van aanvragen en het verstrekken van gegevens een formulier vaststellen.

  • 6. Indien de aanvrager voor dezelfde activiteit tevens subsidie aanvraagt of heeft aangevraagd bij een andere bestuursorgaan of instelling, doet hij daarvan mededeling in de aanvraag of zo spoedig mogelijk na die andere aanvraag. De aanvrager dient de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die andere aanvraag te melden aan burgemeester en wethouders.

Artikel 7. De aanvraag tot subsidievaststelling

  • 1. Indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, dient de subsidie-ontvanger binnen drie maanden na afloop van de activiteiten of het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in, tenzij bij deelverordening, bij de subsidieverlening, of bij uitvoeringsovereenkomst anders is bepaald.

  • 2. Indien de aanvraag na afloop van de daarvoor bepaalde termijn niet is ingediend kunnen burgemeester en wethouders de subsidie-ontvanger een termijn stellen binnen welke de aanvraag moet zijn ingediend.

  • 3. Indien na afloop van de termijn bedoeld in lid 2 geen aanvraag is ingediend, kan de subsidie ambtshalve worden vastgesteld.

Artikel 8. Nieuwe feiten en veranderde omstandigheden

  • 1. Indien de aanvrager of de vertegenwoordiger na het indienen van de aanvraag nieuwe feiten of veranderde omstandigheden bekend worden, welke van invloed kunnen zijn op de subsidierelatie, dient hij dit zo spoedig mogelijk bij burgemeester en wethouders te melden.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen binnen 4 weken na de melding als bedoeld in lid 1 om nadere gegevens of bescheiden verzoeken. Zij stellen een redelijke termijn waarbinnen de gevraagde informatie dient te worden verstrekt.

  • 3. Het verzoek schorst lopende beslistermijnen tot de dag waarop de gevraagde informatie is verstrekt of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

Hoofdstuk 4: HET AANGAAN VAN EEN SUBSIDIERELATIE

Artikel 9. Ambtshalve vaststelling

Artikel 4:47 Awb is van toepassing.

Artikel 10. Eerdere vaststelling

Indien de subsidie-ontvanger in de loop van de subsidieperiode het terrein van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend naar het oordeel van burgemeester en wethouders heeft verlaten of de rechtspersoon in de loop van de subsidieperiode wordt opgeheven, kan de subsidie-ontvanger voor het einde van de subsidieperiode een aanvraag tot vaststelling doen en kunnen burgemeester en wethouders op aanvraag dan wel ambtshalve eerder tot vaststelling van de subsidie overgaan.

Artikel 11. Verplichtingen

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen de subsidie-ontvanger verplichtingen opleggen met betrekking tot:

    • a.

      aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend;

    • b.

      de administratie van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten;

    • c.

      het vóór de subsidievaststelling verstrekken van gegevens en bescheiden die nodig zijn voor een beslissing omtrent de subsidie;

    • d.

      de te verzekeren risico's;

    • e.

      het stellen van zekerheid voor verleende voorschotten;

    • f.

      het afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn;

    • g.

      het beperken of wegnemen van de nadelige gevolgen van de subsidie voor derden;

    • h.

      het uitoefenen van controle door een accountant als bedoeld in artikel 2:393 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek op het door het bestuursorgaan gevoerde financiële beheer en de financiële verantwoording daarover.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen de subsidie-ontvanger ook andere verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen verplichtingen opleggen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. Deze verplichtingen kunnen slechts betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

Artikel 12. Handelingsbeperkingen

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen aan de subsidieverstrekking de verplichting verbinden, dat hun toestemming vereist is voor de volgende handelingen:

    • a.

      het oprichten van dan wel deelnemen in een rechtspersoon;

    • b.

      het wijzigen van de statuten;

    • c.

      het wijzigen van de samenstelling van het bestuur of de directie van de ontvanger.

    • d.

      het in eigendom verwerven, het vervreemden of het bezwaren van registergoederen, indien zij mede zijn verworven door middel van de subsidiegelden, dan wel de lasten daarvoor mede worden bekostigd uit de subsidiegelden;

    • e.

      het aangaan en beëindigen van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen of een daarop gevestigd zakelijk recht, dan wel tot huur, verhuur of pacht daarvan, indien deze goederen geheel of gedeeltelijk zijn verworven door middel van de subsidie dan wel de uitgaven daarvoor mede zijn bekostigd uit de subsidie;

    • f.

      het gebruik van registergoederen, voor de aanschaf of het gebruik waarvan subsidie is verleend dan wel welke door burgemeester en wethouders onder de marktwaarde aan de ontvanger ter beschikking zijn gesteld, voor andere doeleinden dan waarop de subsidie dan wel de ter beschikkingstelling betrekking heeft. Onder ander gebruik wordt mede begrepen het in gebruik geven aan anderen;

    • g.

      het verwerven, vervreemden of het wijzigen van de bestemming van roerende goederen, waarvan de waarde op het moment van de handeling het bedrag van f 10.000,= te boven gaat, indien zij mede zijn verworven of in stand gehouden met subsidiegelden.

    • h.

      het aangaan van kredietovereenkomsten en van overeenkomsten van geldlening;

    • i.

      het aangaan van overeenkomsten waarbij de subsidie-ontvanger zich verbindt tot zekerheidsstelling met inbegrip van zekerheidsstelling voor schulden van derden of waarbij hij zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt of zich voor een derde sterk maakt;

    • j.

      het vormen van fondsen en reserveringen;

    • k.

      het vaststellen of wijzigen van tarieven voor door de subsidie-ontvanger in de gewone uitoefening van zijn gesubsidieerde activiteiten te verrichten prestaties;

    • l.

      het ontbinden van de rechtspersoon;

    • m.

      het doen van aangifte tot zijn faillissement of het aanvragen van zijn surséance van betaling.

  • 2. Burgemeester en wethouders beslissen binnen vier weken omtrent de toestemming. Aan de toestemming kunnen voorwaarden worden verbonden.

  • 3. De beslissing kan eenmaal voor ten hoogste vier weken worden verdaagd.

  • 4. Indien omtrent de toestemming niet tijdig is beslist, wordt de toestemming geacht te zijn verleend.

Artikel 13. De egalisatiereserve

  • 1. Indien per boekjaar subsidie wordt verstrekt aan een rechtspersoon, kunnen burgemeester en wethouders bij de subsidieverlening bepalen, dat de ontvanger een egalisatiereserve vormt.

  • 2. Het verschil tussen de vastgestelde subsidie en de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, komt ten gunste onderscheidenlijk ten laste van de egalisatiereserve, met dien verstande dat per jaar niet meer dan 15% van de voor dat jaar verleende subsidie aan de egalisatiereserve mag worden toegevoegd. Indien de netto baten 15% van de verleende subsidie te boven gaan, dient het subsidiebedrag lager te worden vastgesteld.

  • 3. De egalisatiereserve mag niet meer bedragen dan het gemiddelde van de drie hoogste subsidiebedragen die in de laatste vijf jaren zijn verstrekt. Indien in een jaar de netto baten het maximaal aan de egalisatiereserve toe te voegen bedrag te boven gaat, dient het subsidiebedrag lager te worden vastgesteld.

  • 4. De egalisatiereserve wordt zo hoog mogelijk rentend en zo veilig als redelijkerwijs mogelijk is belegd.

  • 5. De van de egalisatiereserve genoten rente wordt aan de egalisatiereserve toegevoegd.

Artikel 14. Vergoeding voor vermogensvorming

  • 1. Voor zover het verstrekken van subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, is de subsidie-ontvanger daarvoor een vergoeding verschuldigd aan burgemeester en wethouders, indien:

    • a.

      de subsidie-ontvanger voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen vervreemdt of bezwaart of de bestemming daarvan wijzigt;

    • b.

      de subsidie-ontvanger een schadevergoeding ontvangt voor verlies of beschadiging van voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen;

    • c.

      de gesubsidieerde activiteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd;

    • d.

      de subsidieverlening of -vaststelling wordt ingetrokken of de subsidie wordt beëindigd, of

    • e.

      de rechtspersoon die de subsidie ontving wordt ontbonden.

  • 2. Tenzij in de deelverordening of bij de subsidieverlening anders wordt bepaald, bedraagt de vergoeding 100% van het gevormde vermogen.

  • 3. De vergoeding wordt vastgesteld binnen een jaar nadat burgemeester en wethouders op de hoogte zijn gekomen of konden zijn van de gebeurtenis die het recht op vergoeding deed ontstaan, doch in ieder geval binnen 5 jaren na de bekendmaking van de laatste beschikking tot subsidievaststelling..

  • 4. Bij de bepaling van de omvang van het gevormde vermogen wordt uitgegaan van de waarde van de goederen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat in geval van ontvangst van schadevergoeding voor verlies, beschadiging of waardevermindering van zaken wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidie-ontvanger wordt ontvangen.

  • 5. Indien de vergoeding onroerende zaken betreft, geschiedt de waardebepaling door een onafhankelijke deskundige.

  • 6. Ter zake van een egalisatiereserve als bedoeld in artikel 13 bestaat de vergoedingsplicht naar evenredigheid van de mate waarin de subsidie aan de egalisatiereserve heeft bijgedragen.

Artikel 15. De uitvoeringsovereenkomst

  • 1. Ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening kan een overeenkomst worden gesloten.

  • 2. Tenzij bij deelverordening anders is bepaald of de aard van de subsidie zich daartegen verzet, kan in de overeenkomst worden bepaald dat de subsidie-ontvanger verplicht is de activiteiten te verrichten waarvoor de subsidie is verleend.

  • 3. Tenzij anders is bepaald, treedt de uitvoeringsovereenkomst in werking op het tijdstip van inwerkingtreding van de beschikking tot subsidieverlening ter uitvoering waarvan de overeenkomst is gesloten.

  • 4. Tenzij anders is bepaald, eindigt de uitvoeringsovereenkomst op het tijdstip waarop:

    • a.

      de betreffende beschikking tot subsidieverlening wordt ingetrokken;

    • b.

      de beschikking tot subsidieverlening dusdanig wordt gewijzigd dat de uitvoeringsovereenkomst in redelijkheid niet in stand kan blijven. Indien de overeenkomst in gewijzigde vorm kan worden voortgezet, dient de ontvanger mee te werken aan die wijziging;

    • c.

      de subsidie voor de betreffende activiteit is vastgesteld.

Artikel 16. Weigeringsgronden

Een subsidie kan naast de in artikel 4:25 en 4:35 j" 4:43 lid 2 Awb genoemde gevallen in ieder geval worden geweigerd indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

  • a.

    de activiteiten van de aanvrager niet gericht zullen zijn op de gemeente Oostzaan of niet aanwijsbaar ten goede zullen komen aan ingezetenen van de gemeente Oostzaan;

  • b.

    de gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

  • c.

    de aanvrager doelstellingen beoogt dan wel activiteiten heeft ontplooid, ontplooit of zal ontplooien die in strijd zijn met de op grond van internationale verdragen algemeen erkende mensenrechten, de wet, het algemeen belang, de openbare orde of normen van moraal en fatsoen, dan wel die een gevaar kunnen opleveren voor de gezondheid of veiligheid;

  • d.

    de aanvrager ook zonder subsidieverstrekking van de gemeente Oostzaan over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

  • e.

    de subsidieverstrekking niet past binnen het beleid van de gemeente Oostzaan.

  • f.

    mag worden verwacht dat de met de subsidiëring beoogde doelstellingen niet zullen worden bereikt.

Hoofdstuk 5. HET WIJZIGEN EN BEEINDIGEN VAN EEN SUBSIDIERELATIE

Artikel 17. Intrekken of wijzigen voor en na de subsidievaststelling

De artikelen 4:48 tlm 51 Awb zijn van toepassing.

Hoofdstuk 6. BETALING EN TERUGVORDERING

Artikel 18. Betaling

  • 1. Het subsidiebedrag wordt binnen vier weken na de subsidievaststelling betaald.

  • 2. Indien een subsidie is vastgesteld voordat de betreffende activiteit of het tijdvak isafgelopen, kan, in tegenstelling tot het bepaalde in lid 1, in de beschikking tot vaststelling worden bepaald dat het bedrag wordt betaald binnen vier weken na afloop van de activiteit of het tijdvak.

Artikel 19. Voorschotten

Burgemeester en wethouders kunnen de subsidie-ontvanger voorschotten verlenen tot 100% van het verleende bedrag.

Artikel 20 Verrekeningsbeding

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen te betalen subsidies en voorschotten verrekenen met door de ontvanger terug te betalen subsidiebedragen, vergoedingen wegens vermogensvorming, en door de gemeente gemaakte accountantskosten ingevolgeartikel 23. Zij doen mededeling van de verrekening aan de subsidie-ontvanger.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen te betalen subsidies verrekenen met door de ontvanger verschuldigde gemeentelijke lasten, heffingen en leges. Zij doen mededeling van de verrekening aan de subsidie-ontvanger. Zij zullen niet tot verrekening overgaan dan nadat zij de ontvanger een rekening voor deze bedragen hebben gestuurd en de termijn waarbinnen dient te worden betaald is verstreken.

  • 3. Indien burgemeester en wethouders toepassing geven aan het bepaalde in lid 2, kunnen zij de betaling van de vastgestelde subsidie opschorten tot 2 weken na ontvangst van de bedoelde lasten, heffingen of leges, dan wel nadat de betalingstermijn voor de lasten, heffingen of leges is verstreken. Het tijdvak tussen vaststelling en betaling van de subsidie kan echter niet meer bedragen dan 3 maanden.

  • 4. Indien burgemeester en wethouders besluiten de subsidiebetaling op te schorten, geven zij van dit besluit binnen de normale betalingstermijn kennis aan de subsidie-ontvanger, onder vermelding van de opschortingstermijn en het voornemen te verrekenen.

Artikel 21. Terugbetaling en terugvordering

Tenzij anders is bepaald, dient de subsidie-ontvanger binnen vier weken na kennisgeving van een besluit tot vaststelling, wijziging of intrekking de onterecht of teveel ontvangen subsidiebedragen en voorschotten terug te betalen.

Hoofdstuk 7. OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 22. Vertegenwoordiging

  • 1. Degene die voor een ander optreedt bij de aanvraag of in een subsidierelatie, kan dat slechts doen als diens gemachtigde.

  • 2. Indien iemand als gemachtigde optreedt, dient hij een schriftelijke machtiging te overleggen.

  • 3. De schriftelijke machtiging is niet vereist voor degene die optreedt als bestuurder van een rechtspersoon, indien hij krachtens de statuten van die rechtspersoon bevoegd is tot het vertegenwoordigen van die rechtspersoon en hij als zodanig is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Burgemeester en wethouders kunnen vragen een kopie of afschrift van de statuten en de inschrijving te overleggen.

Artikel 23. Onderzoek door burgemeester en wethouders

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen voor rekening van de gemeente een al dan niet aanvullend accountantsonderzoek laten verrichten. Mocht blijken dat de subsidieontvanger onzorgvuldig en! of onrechtmatig handelen kan worden verweten, dan kunnen de kosten van het accountantsonderzoek op de subsidie-ontvanger worden verhaald.

  • 2. De subsidie-ontvanger dient binnen 14 dagen na verzending van de nota de kosten te voldoen.

Artikel 24. Mandaat aan ondergeschikten

  • 1.

    • Burgemeester en wethouders kunnen schriftelijk aan een ondergeschikte mandateren:

    • a.

      hun bevoegdheid tot het aangaan, wijzigen en beëindigen van een subsidierelatie, voor zover de subsidie berust op een deelverordening;

    • b.

      hun bevoegdheid tot het weigeren van een subsidie;

    • c.

      hun bevoegdheid tot het geven van gelegenheid de aanvraag aan te vullen op grond van artikel 4:5 Awb;

    • d.

      hun bevoegdheid om te besluiten de aanvraag niet te behandelen op grond van artikel 4:5 Awb.

  • 2. Het mandaat geldt voor zover het besluit niet in strijd is met het gevoerde beleid en het subsidieplafond door het besluit niet wordt overschreden.

  • 3. Bij het mandaat kan onderrnandaat worden toegestaan.

  • 4. Voor de inwerkingtreding van een mandaat is publicatie vereist conform artikel 3:42 Awb.

  • 5. Burgemeester en wethouders kunnen bij het mandaat volmacht verlenen voor het aangaan, wijzigen en ontbinden van een privaatrechtelijke uitvoeringsovereenkomst als bedoeld in artikel 4:36 Awb.

Artikel 25. Mandaat aan niet-ondergeschikten

Burgemeester en wethouders kunnen schriftelijk mandaat verlenen tot het in hun naam uitoefenen van hun bevoegdheden aan een niet-ondergeschikte natuurlijke of rechtspersoon of een orgaan van die rechtspersoon. De bepalingen van artikel 24 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 26. Publicatie

  • 1. Burgemeester en wethouders publiceren jaarlijks een verslag van de verstrekking van buitenwettelijke subsidies.

  • 2. Burgemeester en wethouders publiceren ten minste eenmaal in de vijf jaren een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de wettelijke en buitenwettelijke subsidies in de praktijk.

Artikel 27. Hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de bepalingen van deze verordening voor zover een strikte toepassing ervan leidt tot een onbillijke situatie èn voor zover dit niet in strijd is met dwingend recht.

Artikel 28. Overgangsbepalingen

  • 1. Vanaf het moment dat deze verordening in werking treedt, gelden de bepalingen voor alle subsidies die vanaf 1 januari 2001 zijn aangevraagd, verleend of vastgesteld.

  • 2. Voor subsidies die zijn aangevraagd, verleend of vastgesteld vanaf 1 januari 2001 worden de termijnen van deze verordening in acht genomen, tenzij deze korter zijn dan de termijnen van de oude regeling.

  • 3. Indien een subsidie voorheen zonder wettelijke grondslag werd verstrekt, kan deze praktijk worden voortgezet tot en met 31 december 2001.

  • 4. Voor aanvragen waarvoor geen subsidieplafond gold, die zijn ingediend voor inwerkingtreding van deze regeling, geldt geen subsidieplafond, tenzij het plafond reeds is vastgesteld en burgemeester en wethouders bij de ontvangstbevestiging hebben aangegeven dat voor de gevraagde subsidie een subsidieplafond zal gelden.

  • 5. Indien de oude subsidieregeling geen mogelijkheid bood bepaalde verplichtingen aan de subsidie te verbinden, kunnen burgemeester en wethouders aan subsidies die onder deze regeling vallen alsnog verplichtingen verbinden, tenzij die redelijkerwijs niet van de subsidie-ontvanger kunnen worden gevergd.

  • 6. Een verstrekking die onder de oude regeling als subsidie werd gezien, maar niet onder de subsidiedefinitie valt, wordt vanaf het moment van inwerkingtreding van deze subsidieregeling onder een andere titel voortgezet en eindigt na afloop van de activiteitof periode waarvoor zij is verstrekt. De regeling waaronder de verstrekking tot stand is gekomen blijft voor die verstrekking van toepassing.

  • 7. De oudere regelingen worden beschouwd als deelverordeningen bij deze algemene verordening. Bij strijdigheid van een oudere (deel)verordening of beleid met deze nieuwe algemene verordening, gaat deze verordening voor.

  • 8. Indien deze algemene verordening de mogelijkheid geeft bij deelverordening onderwerpen te regelen waarin een oudere (deel)verordening niet voorziet, kunnen burgemeester en wethouders deze onderwerpen tot en met 31 december 2004 regelen bij de subsidieverlening.

Artikel 29. Naam en inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening kan worden aangehaald als "algemene subsidieverordening 2001".

  • 2. Deze verordening treedt in werking op 1 april 2001.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de Raad van de gemeente Oostzaan
in haar vergadering van 12 maart 2001.
De burgemeester, de secretaris,
A. Moens, H.P.M. Beentjes

Toelichting BIJ ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING 2001

Inhoudsopgave blz 1

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen blz 2

Hoofdstuk 2 Subsidieplafond blz 3

Hoofdstuk 3 De aanvraag blz 3

Hoofdstuk 4 Het aangaan van een subsidierelatie blz 4

Hoofdstuk 5 Het wijzigen en beëindigen van een subsidierelatie blz 5

Hoofdstuk 6 Betaling en terugvordering blz 6

Hoofdstuk 7 Overige bepalingen blz 6

Hoofdstuk 1. INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1. Definities

  • 1.

    Het bestuursorgaan is in de meeste gevallen het college van burgemeester en wethouders, maar kan ook bestaan uit de Raad of een orgaan van een gemeenschappelijke regeling of een particuliere organisatie, belast met subsidiebeslissingen. De activiteiten moeten ruim worden opgevat als iedere vorm van menselijk handelen of nalaten. Artikel4:2l Awb geeft enkele uitzonderingen op de definitie.

  • 2.

    In geval van de gemeente Oostzaan zal het wettelijk voorschrift bestaan uit een bepaling in deze algemene verordening of in een deelverordening.

  • 3.

    Dit is tevens een aanvraag in de zin van artikell:3 A wb: een verzoek van een belanghebbende een besluit te nemen.

  • 4.

    Subsidierelatie is een omvattende term voor het geheel van rechten en verplichtingen die voor beide partijen voortvloeien uit de beschikkingen tot het al dan niet verlenen, vaststellen, wijzigen of intrekken van subsidie, alsmede uit de daaraan verbonden of daaruit voortvloeiende voorwaarden, verplichtingen en uitvoeringsovereenkomsten.

Artikel 2. Het toepassingsgebied

Om twijfels weg te nemen en uit beleidsmatige motieven heeft de wetgever expliciet bepaald dat de subsidie regeling niet van toepassing is op faciliteiten in de sfeer van de fiscus en de sociale zekerheid, zoals (bijzondere) bijstand, huursubsidie, uitkering WVG. De subsidieregeling is van overeenkomstige toepassing verklaard op bekostiging van onderwijs en onderzoek.

Artikel 3. Deelverordeningen

Subsidies worden in beginsel verstrekt op grond van een wettelijk voorschrift. De basis hiervan kan worden gevonden in artikel 4 van deze verordening of in een deelverordening. Naast subsidies op wettelijke basis kunnen als overgangsregeling tot 2002 ook buitenwettelijke subsidies worden verstrekt op grond van een begrotingspost, in incidentele gevallen en vooruitlopend op een verordening. Vanaf2002 kunnen buiten wettelijke subsidies nog slechts incidenteel worden verstrekt voor ten hoogste vier jaar.

De basis voor buitenwettelijke subsidies wordt rechtstreeks gevonden in artikel 4:23 lid 3 A wbo Voor deze subsidies kunnen beleidsregels worden opgesteld (zie titel 4.3 Awb). Sommige zaken kunnen echter slechts bij verordening geregeld worden en niet bij beleidsregel. Het is derhalve beter toch een deelverordening vast te stellen .

Artikel 4. De basis voor subsidieverstrekking

Voor genoemde beleidsvelden wordt de wettelijke basis van de subsidie gevonden in deze bepaling, ongeacht o f een deelverordening van toepassing is. Als er geen deelverordening geldt, kan de subsidie worden verstrekt

op basis van deze verordening en beleidsregels.

Hoofdstuk 2. SUBSIDIEPLAFOND

In beginsel komt iedereen die aan de voorwaarden voldoet voor subsidie in aanmerking, ongeacht het daarmee totaal gemoeide bedrag. Deze open-einderegeling kan de gemeente meer kosten dan ze er voor wil uittrekken. Om dit te voorkomen kan de Raad vooraf een subsidieplafond vaststellen. Een subsidieplafond heeft tot gevolg dat de verstrekking van een subsidie wordt geweigerd, indien daardoor het plafond wu worden overschreden. Het plafond moet dan wel zijn gepubliceerd.

De Algemene wet bestuursrecht geeft slechts een regeling voor een plafond voor subsidies die worden verleend op basis van een verordening. De A wb verzet zich echter niet tegen een (in beleidsregels op te nemen) subsidieplafond voor buitenwettelijke subsidies.

Artikel 5. Het subsidieplafond

  • 3.

    Zonder deze bepaling zou bij het niet tijdig vaststellen van een plafond het volgende jaar geen plafond gelden. Dit neemt niet weg, dat het plafond van het lopende jaar opnieuw moet worden gepubliceerd om voor het volgend jaar als plafond te dienen. Te late publicatie kan ingevolge artikel 4:27 Awb geen gevolgen hebben voor voordien ingediende aanvragen.

Hoofdstuk 3. DE AANVRAAG

In beginsel kan iedere belanghebbende subsidie aanvragen. De beperking vindt plaats bij de toewijzingscriteria en weigeringsgronden.

Artikel 6. De wijze van indiening

Dit artikel geldt voor alle subsidieaanvragen, dus ook voor de aanvraag tot subsidievaststelling. Voor de vaststelling geeft artikel 4 :45 A wb extra voorschriften. Bij deelverordening en beleidsregels kunnen nadere gegevens en bescheiden worden verlangd.

  • 3.

    Dit artikel bevat een actieve plicht voor de aanvrager al die gegevens en bescheiden te verschaffen waarvan hij redelijkerwijs kan beseffen dat die invloed zouden kunnen hebben op de beslissing, ook al wordt er niet om gevraagd.

Artikel 7. De aanvraag tot subsidievaststelling

  • 3.

    Burgemeester en wethouders dienen in beginsel een (extra) termijn te stellen voordat zij tot ambtshalve vaststelling kunnen overgaan. Indien niet aan een verplichting tot aanvraag is voldaan, kan de subsidie lager of op nul worden vastgesteld. Burgemeester en wethouders kunnen er ook voor kiezen niet ambtshalve vast te stellen en (dus) niet uit te betalen; dan had de ontvanger er maar om moeten vragen. Bij verleende voorschotten is het raadzaam wel tot vaststelling en eventueel terugvordering over te gaan.

Artikel 8. Nieuwe feiten en veranderde omstandigheden

  • 1.

    Met de zinsnede 'na het indienen van de aanvraag' wordt de gehele periode vanaf het indienen van de aanvraag tot het beëindigen van de subsidierelatie bedoeld. Deze bepaling geeft de aanvrager en ontvanger dus een voortdurende plicht tot het verschaffen van relevante informatie, ook als daar niet om wordt gevraagd.

Hoofdstuk 4: HET AANGAAN VANEEN SUBSIDIERELATIE

De subsidieverstrekking kan worden onderverdeeld in twee beschikkingsmomenten: de subsidieverlening en de subsidievaststelling. Bij subsidieverlening wordt de activiteit waarvoor subsidie is aangevraagd tot een bepaald bedrag subsidiabel verklaard. De verlening vestigt een rechtens afdwingbare, zij het voorwaardelijke, aanspraak op financiële middelen, veelal voor een bepaald tijdvak. Wanneer de activiteit is verricht en tevens is voldaan aan de voorwaarden en verplichtingen gesteld bij de verlening, ontstaat een aanspraak op subsidie vaststelling. Bij de vaststelling wordt bepaald welk bedrag daadwerkelijk zal worden uitbetaald. Door de vaststelling ontstaat een juridische betalingsverplichting voor burgemeester en wethouders en een daarmee corresponderende aanspraak op geld voor de subsidie-ontvanger overeenkomstig afdeling 4.2.7 A wbo

De subsidie kan ook vooraf of achteraf worden vastgesteld zonder voorafgaande verlening. Burgemeester en wethouders kunnen dan echter geen voorwaarden aan de subsidie verbinden. Zij hebben dan ook minder weigeringsgronden en mogelijkheden tot wijziging of intrekking. In het algemeen is de gemeente gebaat met een duidelijke beschikking voorafgaande aan de activiteit of het tijdvak en een definitieve vaststelling na afloop daarvan.

De algemene regels die de Algemene wet bestuursrecht geeft voor besluiten en beschikkingen zijn van toepassing. Zo dient voor negatieve beschikkingen, zoals weigering, wijziging ten nadele van de ontvanger of intrekking, de belanghebbende in de gelegenheid te worden gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen. De subsidieregeling geeft daarnaast een aantal extra eisen .

Artikel 10. Eerdere vaststelling

Het is in ieders belang niet te wachten tot de periode is verstreken maar zo snel mogelijk duidelijkheid over de subsidie te verkrijgen.

Artikel 11. Verplichtingen

Bij de subsidieverlening moet aan de ontvanger duidelijkheid worden gegeven over zijn verplichtingen. Het beginsel van de rechtszekerheid laat niet toe dat bij de daarop volgende subsidievaststelling alsnog verplichtingen worden opgelegd. Met het opleggen van verplichtingen kan de gemeente haar eigen kwantitatieve en kwalitatieve beleidsdoelstellingen realiseren, zolang de verplichtingen duidelijk verband houden met het uitvoeren van de gesubsidieerde activiteit. Zo kan men bijvoorbeeld verplichten milieuvriendelijk te werken, voor de activiteit gebruik te maken van langdurig werklozen of de accommodatie toegankelijk te maken voor gehandicapten.

Naast de hier genoemde verplichtingen staan elders in deze verordening, in de deelverordeningen en de beleidsregels ook verplichtingen waaraan de aanvrager of ontvanger moet voldoen. Het verdient aanbeveling alle verplichtingen nog eens duidelijk te herhalen in een bijlage bij de subsidieverlening .

Artikel 13. De egalisatiereserve

Het vormen van een egalisatiereserve past binnen de budgetsubsidiëring. Binnen bepaalde marges kan de ontvanger zelf zijn zaakjes regelen. Als hij wat overhoudt, kan hij dat een andere keer weer gebruiken om een tekort te dekken. Ook kan hij een aantal jaren sparen om grotere uitgaven te dekken.

  • 3.

    De leden 2 en 3 zijn bedoeld om te voorkomen dat de ontvanger teveel subsidie ontvangt. De reserve kan in ongeveer 7 jaar oplopen tot maximaal de subsidie voor één jaar. Per jaar wordt de 'overmaat' meteen afgeroomd, door de subsidie lager vast te stellen. Daarnaast geeft het naderen of bereiken van de maximaal toegestane reserve aanleiding de subsidieverlening voor komende jaren te verlagen. Artikel 29 zal daarbij weinig problemen geven als de ontvanger dankzij de reserve aan zijn lopende verplichtingen kan voldoen. Indien door het verlagen van de subsidie het plotseling kleinere maximale bedrag wordt overschreden, dient de ontvanger de overmaat aan te wenden voor de gesubsidieerde activiteit. Bij deelverordening kan hiervan worden afgeweken.

Artikel 15. De uitvoeringsovereenkomst

Een subsidie-ontvanger is niet verplicht tot het verrichten van de gesubsidieerde activiteit of het naleven "an de daaraan verbonden verplichtingen, zelfs niet als in de verordening de verplichting tot uitvoering is opgenomen. De ontvanger behoudt de vrijheid van de activiteit afte zien en de aanspraak op financiële middelen op te geven. Burgemeester en wethouders kunnen dan de beschikking intrekken, dan wel een lager bedrag vaststellen. Ook de bestuursrechter kan de ontvanger niet verplichten de gesubsidieerde activiteiten uit te voeren. Als burgemeester en wethouders willen dat de activiteit wordt verricht of de verplichtingen worden nageleefd, kunnen zij de subsidie verlenen onder de voorwaarde dat de ontvanger meewerkt aan de totstandkoming van een uitvoeringsovereenkomst. In de overeenkomst kan de verplichting tot het verrichten van de activiteit worden opgenomen. Daamaast kunnelI andere zaken worden geregeld, zoals vaststelling van kwaliteitsnormen, vall de doelgroep of de wijze waarop verantwoording dient te worden afgelegd. Deze privaatrechtelijke overeenkomst is rechtens afdwingbaar.

Artikel 16. Weigeringsgronden

De hier genoemde weigeringsgronden zijn niet linzilatie/. Artikel 4:25 lid 2 A wb kent een weigering-splicht voor zover het subsidieplafond zou worden overschreden. Weigeringsgronden kunnen ook worden opgenomen in de deelverordening en in beleidsregels. De weigering zal aan alle geschreven en ongeschreven algemene beginselen van behoorlijk bestuur moeten voldoen. Voor de subsidieverlening bestaall meer weigeringsgronden dan voor de subsidievaststelling.

Hoofdstuk 5. HET WIJZIGEN EN BEEINDIGEN VAN EEN SUBSIDIERELATIE

Artikel 17.Intrekken of wijzigen voor en na de subsidievaststelling

Een subsidie kan met terugwerkende kracht of ex tUIIC, dan wel voor de toekomst of ex nunc worden gewijzigd of ten nadele van de ontvanger ingetrokken. Voor een verleningsbeschikking is dat gemakkelijker dan voor een vaststeillingsbeschikking.

Wijziging ten voordele van de ontvanger is verbonden aan twee beperkingen: de verordening mag zich er niet tegen verzetten en een derde mag door de wijziging niet rechtstreeks in zijn belang worden getroffen.

Artikel 4:50 lid 1, met name onderdeel b, en artikel 4:51 Awb zijn (vooral) gericht op vaste subsidierelaties. Burgemeester en wethouders moeten rekening houden met het gerechtvaardigd vertrouwen dat de subsidie wordt voortgezet. Het enkele feit dat de gemeente van gedachten is veranderd, is onvoldoende. Het zorgvuldigheidsbeginsel verplicht de gemeente een beleidswijziging ruim van tevoren aan te kondigen. In bepaalde gevallen is de dwingende noodzaak te bezuinigen voldoende. Bij intrekking voor de toekomst moet een redelijke termijn in acht worden genomen, waarbij rekening wordt gehouden met de lopende verplichtingen van de subsidie-ontvanger. In het algemeen doet een langere opzegtermijn de hoogte van een eventuele schadevergoedingsplicht afnemen. Indien de ontvalzger onbehoorlijk handelen of nalatigheid kan worden verweten, kan dat leiden tot een kleine termijn. Het risico voor lopende verplichtingen kan dan geheel of ten dele bij de ontvanger worden gelegd.

Hoofdstuk 6. BETALING EN TERUGVORDERING .

Artikel 20. Verrekeningsbeding

Van de leden 2 en 3 kan gebruik worden gemaakt als het waarschijnlijk is dat de ontvanger niet aan zijn financiële verplichtingen jegens de gemeente wil of kan voldoen. Deze bepalingen zijn bedoeld voor bedragen die al verschuldigd zijn op het tijdstip van vaststelling van de subsidie of kort erna verschuldigd worden. Het kan echter niet zo zijn dat pas na lange tijd een rekening wordt gestuurd, en de ontvanger al die tijd op zijn subsidie moet wachten. Indien burgemeester en wethouders de betaling opschorten, betalen zij binnen 2 weken na ontvangst van de aan de gemeente verschuldigde bedragen of nadat de betalingstermijn voor de subsidie ontvanger is verstreken, de al dan niet verrekende netto subsidie. Het gaat hier niet om een lagere vaststelling van de subsidie, maar puur om het niet uitbetalen van een deel van de subsidie, omdat daar schulden van de ontvanger tegenover staan.

Artikel 21. Terugbetaling en terugvordering

Op grond van artikel4:S7 Awb kunnen subsidies en daarmee samenhangende bedragen binnen vijf jaar worden teruggevorderd. De bestuursrechter is bevoegd over terugvordering te oordelen (ARRS 21/10/96, AB '96, 496). De plicht tot terugbetalen blijft echter voor de ontvanger ook na vijfjaar bestaan. Als de ontvanger het onterecht verkregen bedrag na vijfjaar terug betaalt, is dat geen onverschuldigde betaling, maar het nakomen van een verplichting die niet meer opeisbaar was. Burgemeester en wethouders kunnen de bedragen

wel verrekenen met nieuwe subsidiebedragen.

Hoofdstuk 7. OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 24. Mandaat aan ondergeschikten

Dit artikel maakt het mogelijk bijvoorbeeld subsidies van geringe importantie en omvang (kruimelgevallen) te laten afhandelen door een ambtenaar. Het mandaat kan worden gebonden aan strikte voorwaarden met betrekking tot de te subsidiëren activiteiten, plafonds en beleid. Op deze wijze kunnen burgemeester en wethouders worden ontlast. Zij blijven bevoegd de subsidie verstrekking in individuele gevallen aan zich te trekken.

Artikel 25. Mandaat aan niet-ondergeschikten

Deze bepaling maakt het mogelijk de subsidieversrrekking over te laten aan uitvoeringsorganen, gemeenschappelijke regelingen en dergelijke.

Artikel 28. Overgangsbepalingen.

  • 2.

    De algemene verordening geeft geen termijn voor de aanvraag van de subsidie. Daarvoor geldt dus de termijn die in de oude regeling is opgenomen. Is daarin ook geen termijn genoemd, dan geldt de wettelijke termijn van artikel 4:13 Awb

  • 3.

    Het overgangsrecht geeft de gemeente nog enkele jaren de mogelijkheid de grondslag voor subsidie verstrekking in een verordening op te nemen. Daarna dient een buitenwettelijke subsidie nog slechts incidenteel te worden verstrekt!

  • 4.

    Hierbij kan men denken aan bevoordeling in natura, zoals het 'om niet' of onder de marktprijs ter beschikking stellen van goederen of diensten. Op den duur zal voor deze begunstigingen een eigen regeling moeten worden gemaakt. Daarbij kan worden geput uit de regels voor subsidieverstrekking (analoge toepassing).

  • 7.

    Deze algemene verordening treedt niet volledig in de plaats van de oude subsidieregelingen. In deze verordening wordt de algemene systematiek van de subsidiepraktijk beschreven. De bijzondere en inhoudelijke regels voor bepaalde subsidies blijven vooralsnog van kracht voor zover ze niet in strijd zijn met deze verordening of de wet.

  • 8.

    Een aantal onderwerpen kunnen bij deelverordening worden geregeld. Zolang dat niet gebeurd is, en ook op andere wijze niet in een regeling is voorzien, ontstaat een gat in de regelgeving. Als overgangs regeling kunnen burgemeester en wethouders het onderwerp per geval regelen bij de subsidieverlening. Om het bestuur te bewegen toch deelverordeningen te maken, is deze overgangsregeling aan tijd gebonden.