Regeling vervallen per 02-01-2017

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Oostzaan 2016

Geldend van 02-01-2017 t/m 01-01-2017

Intitulé

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Oostzaan 2016

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oostzaan, gelet op de artikelen 12, 13 en 19 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Oostzaan 2016

B E S L U I T:

vast te stellen het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Oostzaan 2016.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Definities en begrippen

Alle definities en begrippen in deze uitvoeringsregeling hebben dezelfde betekenis als in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 en de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Oostzaan 2016.

Hoofdstuk 2 Toegangsproces voorzieningen

Niet van toepassing.

Hoofdstuk 3 persoonsgebonden budget (pgb)

Artikel 3.1 Wijze van aanvragen een pgb

  • 1. Als een cliënt in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening en de ondersteuning zelf wenst in te kopen door middel van een pgb, kan door de cliënt een aanvraag worden ingediend bij het college zoals bedoeld in artikel 12 van de Verordening.

  • 2. Het persoonlijk budgetplan is gebaseerd op de te behalen resultaten zoals vermeld in het Verslag.

  • 3. In het persoonlijk budgetplan heeft de cliënt het volgende opgenomen:

    • a.

      welke ondersteuning de cliënt met het pgb wenst in te kopen en wat het beoogde resultaat is;

    • b.

      waarom de cliënt de ondersteuning in de vorm van een pgb wenst te ontvangen;

    • c.

      hoe de cliënt de aan het pgb verbonden taken verantwoord uit gaat voeren, dan wel wie de cliënt heeft gemachtigd om dit namens hem te doen;

    • d.

      hoe hij de voorziening wenst in te kopen;

    • e.

      op welke wijze de kwaliteit van de ondersteuning is gewaarborgd;

    • f.

      een onderbouwde begroting.

  • 4. Als de cliënt ondersteuning of begeleiding wenst in te zetten met een persoon uit het sociaal netwerk, motiveert de cliënt in het persoonlijk budgetplan:

    • a.

      op welk gebied de hulp vanuit het sociaal netwerk de gebruikelijke hulp overstijgt;

    • b.

      waarom deze inzet leidt tot een gelijkwaardig of beter resultaat dan de inzet van een professional.

  • 5. Budgethouders kunnen maatschappelijke ondersteuning gezamenlijk inkopen met het pgb. Het zorgdoel, de aanvraag, afhandeling en verantwoording blijft individueel.

  • 6. Acht weken voor het aflopen van de indicatieduur vraagt de cliënt bij het college aan om de maatwerkvoorziening in de vorm van het pgb te verlengen of aan te passen.

Artikel 3.2 (Her)beoordeling van een aanvraag van een pgb

  • 1. De aanvraag voor een pgb voldoet aan de criteria van het persoonlijk budgetplan van artikel 3.1

  • 2. Bij de (her)beoordeling van een pgb aanvraag worden de kwaliteitscriteria uit de Wmo 2015 meegenomen.

  • 3. Het college toetst de kwaliteit van de geleverde maatschappelijke ondersteuning om te beoordelen of de cliënt in aanmerking komt voor een verlenging of een nieuwe beschikking.

  • 4. Bij een verlenging kan het college de kwaliteit van de ondersteuning toetsen in een gesprek aan de hand van de volgende criteria, in hoeverre:

    • a.

      de ondersteuning tot het gewenste resultaat heeft geleid;

    • b.

      de kwaliteit van de ondersteuning voldoende was;

    • c.

      er bijsturing van de te behalen resultaten nodig is;

  • 5. Bij de toetsing wordt de geleverde ondersteuning vergeleken met de gestelde resultaten in het Verslag, dit is leidend.

  • 6. De Budgethouder legt het tarief dat hij met zijn hulpverlener afspreekt vast in de zorgovereenkomst.

  • 7. De eerste aanvraag voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wordt voor maximaal één jaar toegekend.

  • 8. Bij een verlenging of een aanvullende pgb beschikking kan het college in uitzonderlijke gevallen een pgb voor maximaal vijf jaar toekennen.

Artikel 3.3 Beoordeling van aanvraag pgb van een persoon uit het sociaal netwerk

  • 1. Een cliënt kan een pgb ontvangen voor de inzet van een persoon uit het sociaal netwerk onder de volgende voorwaarden:

    • a.

      dat familieleden in de eerste graad minimaal voor de eerste acht uren per week geen betaling uit het pgb ontvangen;

    • b.

      dat de ondersteuning vanuit het sociale netwerk buiten datgene valt dat redelijkerwijs van dit netwerk verwacht mag worden.

  • 2. Bij de beoordeling van de aanvaag wordt onderscheid gemaakt tussen professionele en niet-professionele hulp. Om vast te stellen of er sprake is van professionele hulp wordt gekeken in hoeverre aan de volgende criteria wordt voldaan, de persoon:

    • a.

      voldoet aan de kwaliteitseisen die voor de ondersteuning zijn gesteld;

    • b.

      een salaris ontvangt die past bij de kwaliteit van de ondersteuning;

    • c.

      geen eerstegraads familie is van degene aan wie ze ondersteuning verlenen.

  • 3. De cliënt is te allen tijde verantwoordelijk zich te houden aan de criteria in lid 2.

  • 4. Het tarief voor een pgb van een persoon uit het sociale netwerk is vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning.

Artikel 3.4 Weigeringsgronden van aanvraag voor pgb

  • 1.

    In het besluit maatschappelijke ondersteuning worden de gronden genoemd om een aanvraag voor een pgb te weigeren. Een aanvraag voor een pgb kan geweigerd worden indien:

    • a.

      de cliënt naar het oordeel van het college niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 2.3.6, tweede lid van de Wet;

    • b.

      het pgb is aangevraagd voor een maatwerkvoorziening die het college in collectieve vorm aanbiedt;

    • c.

      de ondersteuning die de cliënt met het pgb wenst in te kopen naar het oordeel van het college niet of niet in voldoende mate zal bijdragen aan het bereiken van het beoogde resultaat;

    • d.

      de cliënt naar het oordeel van het college:

      1° de aanvraag niet kan motiveren en toelichten;

      2° geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;

      3° problematische schulden heeft of een schuldsaneringstraject doorloopt;

      4° verwijtbaar onder toezicht staat of een bewindvoerder heeft; onder verwijtbaar wordt verstaan dat de persoon handelingen heeft verricht of keuzes heeft gemaakt die ertoe hebben geleid dat toezicht of bewindvoering noodzakelijk is.

      5° redelijkerwijs niet in staat kan worden geacht het pgb te beheren of een daartoe gemachtigde niet beschikt over het keurmerk van het Keurmerkinstituut;

      6° een gemachtigde of beheerder van het pgb heeft aangewezen die tevens uitvoerder is van de met het PGB ingekochte ondersteuning;

      7° belangenbehartigers, bemiddelingbureaus en tussenpersonen betaalt uit het pgb.

  • e.

    er sprake is van ondersteuning in een spoedeisende situatie, als bedoeld in artikel 2.3.3 van de Wet;

  • f.

    het pgb bestemd is voor besteding in het buitenland;

  • g.

    de ondersteuning die door één en dezelfde persoon geleverd wordt meer bedraagt dan 48 uur per week. Bij het vaststellen of er meer dan 48 uur per week ondersteuning wordt geleverd, kan ook de hoeveelheid ondersteuning worden meegenomen die deze persoon, via een pgb of andere wijze, levert aan andere personen of gezinsleden.

  • h.

    het pgb gebruikt wordt voor andere kosten dan het leveren van de ondersteuning. Onder andere kosten wordt ook verstaan reiskosten of begeleidings- of administratiekosten in verband met het beheren van een pgb.

  • i.

    In afwijking van lid 1 sub f kan het college toestemming geven om, uitsluitend in noodzakelijke gevallen, de toegekende ondersteuning individuele begeleiding die met het pgb ingekocht wordt ook in te zetten tijdens een vakantie.

Artikel 3.5 Hoogte pgb voor materiële verstrekkingen

  • 1. De hoogte van een pgb voor:

    • a.

      een nieuwe zaak wordt bepaald op ten hoogste de kostprijs van de voorziening als de voorziening in natura zou zijn verstrekt, rekening houdend met een eventueel door de gemeente te ontvangen korting en rekening houdend met onderhoud en verzekering;

    • b.

      een tweedehands zaak wordt bepaald op ten hoogste de kostprijs van een vergelijkbare nieuwe voorziening rekening houdend met een eventueel door de gemeente te ontvangen korting en verminderd met een percentage vanwege afschrijving en rekeninghoudend met onderhoud en verzekering.

  • 2. De noodzakelijke kosten voor onderhoud en reparatie van voorzieningen die in bruikleen worden verstrekt worden vergoed conform de hoogte van de door het college geaccepteerde offerte.

Artikel 3.6 Hoogte pgb voor dienstverlening

  • 1. De hoogte van een pgb voor dienstverlening is gebaseerd op een percentage van de kostprijs van de maatwerkvoorziening in natura en bedraagt voor:

    • a.

      Resultaatgebied 1 Sociale en persoonlijke functioneren bedraagt maximaal 100%.

    • b.

      Resultaatgebied 2 Ondersteuning en regie bij het voeren van een huishouden bedraagt maximaal 85%.

    • c.

      Resultaatgebied 3 Financiën bedraagt maximaal 100%.

    • d.

      Resultaatgebied 4 Dagbesteding bedraagt maximaal 100%.

    • e.

      Resultaatgebied 5 Ondersteuning zelfzorg bedraagt maximaal 100%.

    • f.

      Resultaatgebied 6 Huisvesting is niet van toepassing.

    • g.

      Resultaatgebied 7 Kortdurend verblijf bedraagt maximaal 100%.

    • h.

      Beschermd wonen bedraagt het tarief maximaal 75%.

  • 2. De hoogte voor een pgb voor de inzet van dienstverlening via het sociaal netwerk is gebaseerd op de berekening van de kostprijs van de maatwerkvoorziening in natura. Het resultaattarief voor:

    • a.

      Resultaatgebied 1 Sociale en persoonlijke functioneren geleverd door een persoon afkomstig uit het sociale netwerk van de cliënt, is vastgesteld op basis van het tarief per uur voor mantelzorgers in de Wet langdurige zorg.

    • b.

      Resultaatgebied 2 Ondersteuning en regie bij het voeren van een huishouden geleverd door een persoon afkomstig is uit het sociale netwerk van de cliënt, wordt betaald per resultaat van een schoon huis welk is gebaseerd op het maximum tarief per uur uit de CAO 2014-2016 VVT FWG15 verhoogd met 20%.

    • c.

      Resultaatgebied 3 Financiën geleverd door een persoon die afkomstig is uit het sociale netwerk van de cliënt, is vastgesteld op basis van het tarief per uur voor mantelzorgers in de Wet langdurige zorg.

    • d.

      Resultaatgebied 4 Dagbesteding geleverd door een persoon afkomstig is uit het sociale netwerk van de cliënt wordt betaald van een tarief van maximaal 75% van de kostprijs van de maatwerkvoorziening in natura.

    • e.

      Resultaatgebied 5 Ondersteuning zelfzorg geleverd door een persoon die afkomstig is uit het sociale netwerk van de cliënt, is vastgesteld op basis van het tarief per uur voor mantelzorgers in de Wet langdurige zorg.

    • f.

      Resultaatgebied 6 Huisvesting is niet van toepassing.

    • g.

      Resultaatgebied 7 Kortdurende Verblijf geleverd door een persoon afkomstig is uit het sociale netwerk van de cliënt wordt betaald van een tarief van maximaal 75% van het resultaatstarief van de maatwerkvoorziening in natura.

    • h.

      Beschermd wonen geleverd door een persoon afkomstig is uit het sociale netwerk van de cliënt wordt betaald van een tarief van maximaal 75% van de kostprijs van de maatwerkvoorziening in natura.

  • 3. De tarieven van resultaatgebied 1 tot en met 7 voor instellingen en de inzet van een persoon uit het sociaal netwerk zijn opgenomen in bijlage 1.

  • 4. De tarieven voor hulp bij huishouden geïndiceerd in uren zijn opgenomen in bijlage 2.

  • 5. De tarieven voor beschermd wonen zijn opgenomen in bijlage 3.

Artikel 3.7 Besteding en verantwoording van het pgb

  • 1. De kosten die uit het pgb betaald moeten worden zijn:

    • a.

      salaris;

    • b.

      werkgeverskosten;

    • c.

      reiskosten ten behoeven van de ondersteuning;

    • d.

      administratie van de aanbieder die niet onder de taak van de SVB valt.

  • 2. De Budgethouder beschikt niet over een vrij besteedbaar bedrag en kan geen feestdagenvergoeding uitkeren.

  • 3. De cliënt handelt conform de bepalingen van de gemeente zoals opgenomen in de Verordening, de beschikking en het persoonlijke budgetplan.

  • 4. De cliënt geeft het college desgevraagd inzicht in de besteding van het pgb.

  • 5. Om de kwaliteit te waarborgen kan het college periodiek in gesprek gaan met de budgethouder over de behaalde resultaten met het persoonsgebonden budget of (steekproefsgewijs) toezicht houden op de daaraan verbonden voorwaarden, waaronder de vraag of de ingekochte ondersteuning aan de kwaliteitseisen voldoet.

Hoofdstuk 4 bijdragen maatwerkvoorzieningen

Artikel 4.1 Bijdrage in de kosten van algemene voorzieningen

Een cliënt is voor alle in de gemeente aanwezige algemene voorzieningen de betreffende reguliere bijdrage in de kosten verschuldigd.

Artikel 4.2 Bijdrage voor maatwerkvoorzieningen in natura of pgb’s

1.Voor alle maatwerkvoorzieningen, met uitzondering van de voorzieningen genoemd in artikel 3.8 lid 4 van het Uitvoeringsbesluit, is de cliënt zowel voor een verstrekking in natura als in de vorm van een pgb een bijdrage verschuldigd.

Artikel 4.3 Omvang van de bijdrage

  • 1. De minimale eigen bijdrage komt overeen met hetgeen in artikel 3.8 van het Uitvoeringsbesluit is bepaald.

  • 2. Het startpunt voor het inkomensafhankelijke deel van de eigen bijdrage is gelijk aan de inkomensgrenzen zoals bepaald in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015

  • 3. Het percentage waarmee het inkomensafhankelijke deel stijgt bedraagt 12%.

  • 4. De kostprijs van de maatwerkvoorziening (= maximale eigen bijdrage) wordt als volgt bepaald:

    • a.

      voor woon- en vervoersvoorzieningen geldt de kostprijs van de voorziening in natura, rekening houdend met de technische levensduur van de voorziening;

    • b.

      voor maatwerkvoorzieningen die in arrangementen worden geleverd, wordt gerekend met een (afgeleide) kostprijs per resultaatgebied zoals opgenomen in bijlage 4.

    • c.

      voor indicaties huishoudelijke hulp in uren geldt het tarief zoals opgenomen in bijlage 2.

    • d.

      voor beschermd wonen geldt hetgeen is bepaald in hoofdstuk 3, paragraaf 3 van het Uitvoeringsbesluit.

  • 5. Indien een voorziening bestaat uit een individuele vervoersvoorziening of een losse woonvoorziening, bestaat voor de berekening van de bijdrage de kostprijs uit de gemiddelde aanschafprijs van een nieuwe voorziening en een depotverstrekking plus de kosten voor het onderhoud, keuring en reparatie van de voorziening voor 7 jaar (=afschrijftermijn voorziening). De aanschafprijs inclusief deze kosten voor het onderhoud, de keuring en reparatie van de voorziening wordt gedurende de gehele gebruiksduur van de voorziening in rekening gebracht conform de systematiek zoals in bijlage 5.

Artikel 4.4 Looptijd van de bijdrage

  • 1. Indien de voorziening bestaat uit het verstrekken van een zaak dan wel een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning, wordt gedurende de vastgestelde afschrijvingstermijn in periodes van vier weken een bijdrage in rekening gebracht.

  • 2. Indien de maatwerkvoorziening in arrangementen wordt geleverd in natura of in de vorm van een pgb wordt een bijdrage opgelegd over de looptijd van de voorziening.

Artikel 4.5 Bijdrage woningaanpassing minderjarige

1.Voor een maatwerkvoorziening of pgb ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige is een bijdrage verschuldigd.

Artikel 4.6 Klanttarief aanvullend openbaar vervoer

  • 1. In het aanvullend openbaar vervoer gelden de volgende tarieven:

    • a.

      het instaptarief is € 0,60

    • b.

      het tarief per kilometer is € 0,15

  • 2. Voor medereizigers geldt: vier maal het instaptarief en viermaal het kilometertarief

  • 3. Voor prioritaire ritten geldt: vier maal het instaptarief en viermaal het kilometertarief.

Artikel 4.7 Anti-speculatiebeding

1.De eigenaar-bewoner, die krachtens de Wmo een woonvoorziening heeft ontvangen die leidt tot waardestijging van de woning, dient bij verkoop van deze woning binnen een periode van 10 jaar na gereed melding van de voorziening, deze verkoop van de woning onverwijld aan het college te melden. De meerwaarde van de woning dient volgens het onderstaande afschrijvingsschema te worden terugbetaald:

  • a.

    voor het eerste jaar 100% van de meerwaarde;

  • b.

    voor het tweede jaar 80% van de meerwaarde;

  • c.

    voor het derde jaar 60% van de meerwaarde;

  • d.

    voor het vierde jaar 40% van de meerwaarde;

  • e.

    voor het vijfde jaar 20% van de meerwaarde’,

in alle gevallen minus het percentage van de kosten van getroffen voorzieningen, dat voor rekening van de eigenaar van de woonruimte is gekomen.

Artikel 4.8 Financiële tegemoetkomingen

  • 1. Uitsluitend via de hulp in de huishouding toelage regeling kan een financiële tegemoetkoming worden verstrekt.

  • 2. Een financiële tegemoetkoming geldt niet voor de voorziening ondersteuning en regie bij het huishouden. 3. Voor andere voorzieningen worden geen financiële tegemoetkomingen verstrekt.

Hoofdstuk 5 Kwaliteit en betrekken inwoners

5.1

5.2 x

Artikel 5.1 (Tussentijdse)evaluatiegesprekken

  • 1. Om de kwaliteit te waarborgen kan het college periodiek in gesprek gaan met de cliënt en aanbiederover de behaalde resultaten met de maatwerkvoorziening.

  • 2. Als dat nodig is, kunnen de te behalen resultaten en het ondersteuningplan worden aangepast.

Artikel 5.2 Jaarlijkse blijk van waardering mantelzorgers

  • 1. Het compliment in gemeente Oostzaan is een financiële tegemoetkoming.

  • 2. Om als mantelzorger voor het compliment in aanmerking te komen, zijn criteria gesteld om als mantelzorger te worden aangemerkt:

    • a.

      De cliënt waaraan de mantelzorger ondersteuning verleent is woonachtig in de gemeente.

    • b.

      de mantelzorger is geen beroepsmatige zorgverlener, maar geeft zorg vanuit een persoonlijke band is met de cliënt.

    • c.

      de mantelzorger zorgt meer dan acht uur per week en langer dan drie maanden zorg voor zijn of haar naaste.

    • d.

      Onder mantelzorg valt niet de gebruikelijke hulp.

    • e.

      Onder mantelzorg valt geen vrijwilligerswerk.

  • 3. In 2016 is €10.000 beschikbaar voor het mantelzorgcompliment waarbij de volgende verdeelregel geldt: het beschikbare budget, na aftrek van de uitvoeringskosten, wordt gelijk verdeeld onder de aanvragers tot een maximum bedrag van € 200,- per aanvraag.

Hoofdstuk 6 Overige bepalingen

Artikel 6.1 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Dit besluit treedt in werking op 15 augustus 2016.

  • 2. Het besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Oostzaan 2015 gelijktijdig met de inwerkingtreding van dit besluit ingetrokken.

  • 3. Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Oostzaan 2016.

Bijlage 1 Pgb bedragen arrangementen resultaatgebieden 1-7

Bijlage 1

Bijlage 2 Pgb bedragen hulp in de huishouding geïndiceerd in uren

Bijlage 2

Bijlage 3 Pgb bedragen Beschermd wonen

Bijlage 3

Bijlage 4 Kostprijs per resultaatgebied t.b.v. berekening eigen bijdragen

Bijlage 4

Bijlage 5 Kostprijs hulpmiddelen t.b.v. berekening eigen bijdragen

Bijlage 5

Toelichting Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Oostzaan 2016

Artikelsgewijze toelichting

Enkel die bepalingen die nadere toelichting behoeven, worden hieronder behandeld.

In het kader van volledigheid staan de regels voor persoonsgebonden budget in: artikel 2.3.6 Wmo tot en met 2.3.10 Wmo 2015, hoofdstuk 3 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning en hoofdstuk 3 van het de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning 2016.

Artikel 3.1 Wijze van aanvragen een pgb

Artikel 3.1 Wijze van aanvragen een pgbIn dit besluit is opgenomen dat de aanvraag voor een pgb dient te worden ingediend via een daarvoor ter beschikking gesteld format met een persoonlijk budgetplan. In dit artikel worden de voorwaarden benoemd waaraan het persoonlijk budgetplan voldoet. Het persoonlijk budgetplan is gebaseerd op de resultaten zoals vermeld in het Verslag. In de toekomst is het denkbaar dat hieronder ook het ondersteuningsplan wordt verstaan. Om een persoon uit het sociaal netwerk te betrekken bij de inzet van een pgb zijn aanvullende criteria gesteld. Tot het sociale netwerk worden personen gerekend uit de huiselijke kring en andere personen met wie iemand een sociale relatie onderhoudt. Bij deze laatste groep kan gedacht worden aan familieleden die niet in hetzelfde huis wonen, buren, vrienden, kennissen, etc. Het college hecht veel waarde aan de kwaliteit en doelmatigheid van de hulpverlening aan de cliënt. Om deze reden dient de cliënt te motiveren waarom deze inzet leidt tot een gelijkwaardig of beter resultaat leidt dan de inzet van een professional.

Artikel 3.2 t/m 3.4

De wijze waarop het college deze artikelen uitvoert worden in de beleidsregels uitgewerkt.

Artikel 3.4 lid 1 sub d

Door invoering van het trekkingsrecht, waarbij het belangrijkste deel van het budgetbeheer wordt overgenomen door de SVB, gaat het bij toetsen van de bekwaamheid niet om de vaardigheden van de cliënt om een budget te beheren. Wel toetsen we de bekwaamheid van de cliënt om zorg in te mogen en kunnen kopen. Dat betekent dat de cliënt keuzevrijheid heeft, maar het is wel noodzakelijk voor de cliënt oom bij de aanvraag toestemming van de bewindvoerder te hebben. Anders kan de aanvraag worden geweigerd.

Artikel 3.5 Hoogte pgb voor materiële verstrekkingen

Voor het vaststellen van de hoogte van een pgb wordt onderscheid gemaakt tussen materiële verstrekkingen en diensten. De kostprijs van de materiële voorziening vloeit voort uit de afspraken uit de raamovereenkomst met de leverancier voor de zorg in natura of op basis van een opgevraagde offerte bij de leverancier voor de zorg in natura. Hierbij wordt rekening gehouden met kosten voor onderhoud en verzekering.

Artikel 3.6 Hoogte pgb voor dienstverlening

De gemeente Oostzaan heeft de Wmo-dienstverlening ingekocht via arrangementen. Dit betekent dat binnen het arrangementstarief alle kosten zijn meegenomen om tot het afgesproken resultaat te komen. Voor het vaststellen van de hoogte voor een pgb dienstverlening zijn de tarieven gebaseerd op de arrangementen.

Lid 1: De tarieven voor een instelling zijn gebaseerd een percentage van het resultaattarief in natura. Voor de meeste resultaatgebieden is de maximale hoogte van het pgb gelijk aan de kostprijs in natura. Voor resultaatgebied 2 en beschermd wonen zijn lagere maximale hoogtes vastgesteld. Met deze percentages is aansluiting gezocht bij de hoogtes voor persoongebonden budget die voor de transitie golden om zo een gelijkwaardige situatie te creëren. Lid 2: De tarieven voor de inzet van een persoon uit het sociaal netwerk zijn op verschillende wijze vastgesteld. Hierbij is gekozen de wijze die het best past bij de betreffende dienstverlening.

Resultaatgebied 1, 3 en 5 betreffen diensten die overgekomen zijn uit de Algemene Wet Bijzondere Kosten (Awbz). Budgethouders in de Awbz (deels overgegaan in Wet langdurige zorg, Wlz) die vanaf 1 januari 2014 een pgb kregen, ontvangen maximaal het uurtarief voor informele zorgverleners van € 20. Dat is exclusief werkgeverslasten en onkostenvergoedingen. Aangezien wij niet indiceren per uur, maar per resultaat zijn maximale resultaattarieven vastgesteld voor de inzet van een persoon uit het sociaal netwerk.

Voor Resultaatgebied 2 Ondersteuning en regie is het resultaattarief opgesteld op basis van het maximale uurtarief van FWG15 in de CAO 2014-2016 VVT. Dit tarief is lager dan het maximale informele tarief van € 20,-. Dit heeft te maken met het vereiste opleidingsniveau die past bij de dienstverlening. Om in aanmerking te komen voor een pgb voor de inzet van een persoon uit het sociaal netwerk, moet de cliënt aantonen dat het leidt tot een gelijkwaardig en beter resultaat dan een professional. De gedachte is dat de inkomsten van de persoon niet hoger zijn dan de inkomsten van iemand die in loondienst is. Om de overgang ten opzichte van 2015 geleidelijke te laten verlopen is nu gekozen om 20% bij het uurtarief van FGW 15 op te tellen. Deze 20% correspondeert met de 20% die de Sociale Verzekeringsbank (SVB) rekent voor werkgeverslasten en onkostenvergoedingen.

Voor Resultaatgebied 4, 7 en Beschermd wonen is gekozen voor een maximaal kortingspercentage van 75%. Dit zijn vormen waarbij de inzet van het sociaal netwerk in praktijk minder goed denkbaar zijn en voorkomen. Het kortingspercentage houdt verband met mogelijke overheadkosten en werkgeverslasten van de instellingen die personen uit het sociaal netwerk niet hebben. De bedragen voor beschermd wonen zijn

gelijk aan de tarieven van Zaanstad wegens het uitvoeren van de centrumgemeente voor taken omtrent beschermd wonen voor de regio.

Artikel 3.7 Besteding en verantwoording van het pgb

In artikel 3.6 is toegelicht dat de resultaattarieven een vast pgb-tarief zijn waarin verschillende kosten

zijn doorberekend. Dit betekent niet dat alle kosten waar een budgethouder voor komt te staan door de aanbieder in het vaste pgb-tarief mogen worden meegenomen. In artikel 3.4 zijn deze als weigeringsgronden opgenomen. Het college acht het van belang voor de cliënt dat de financiële middelen doelmatig en met passende kwaliteit voor de cliënt worden ingezet. We willen dat het budget ten goede komt aan de gewenste ondersteuning en aan de kwetsbare persoon die ondersteuning nodig heeft. Hiertoe kan het college aan de budgethouder vragen om inzicht te geven in de besteding van het pgb.

Artikel 4.2 Bijdrage voor maatwerkvoorzieningen in natura of pgb’s

1.Voor alle maatwerkvoorzieningen, met uitzondering van de voorzieningen genoemd in artikel 3.8 lid 4 van het Uitvoeringsbesluit, is de cliënt zowel voor een verstrekking in natura als in de vorm van een pgb een bijdrage verschuldigd. In dit artikel is het dat de bijdrage niet is verschuldigd: a. indien de cliënt of de echtgenoot van de cliënt een bijdrage als bedoeld in artikel 3.11 of 3.12 dan wel een bijdrage ingevolge de artikelen 4 of 14 van het Bijdragebesluit zorg verschuldigd is;

b indien de cliënt of zijn echtgenoot gedurende twee of meer nachten aaneengesloten in de

bijdrage periode in een instelling voor opvang verblijft;

c.indien het college, na advies van een instelling voor algemeen maatschappelijk werk, de Raad

voor de Kinderbescherming of het AMHK, van oordeel is dat de verschuldigdheid van de bijdrage kan leiden tot mishandeling, verwaarlozing of ernstige schade voor de opvoeding en ontwikkeling van een minderjarige door de ouder, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet;c.

d.voor een rolstoel; e. voor een cliënt die de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, met uitzondering van een woningaanpassing.

Artikel 4.3 Omvang van de bijdrage

In het Uitvoeringsbesluit zijn de standaard parameters vastgelegd voor de berekening van de eigen bijdrage. De laagst maximale periode bijdrage is in het uitvoeringsbesluit vastgesteld voor burgers met een inkomen tot 120% van het relevant sociaal minimum. Deze inkomensgrens is tevens het vastgestelde startpunt van het inkomensafhankelijke deel van de eigen bijdrage. Dit zijn de standaardparameters die wettelijk zijn vastgesteld:

Huishouden + leeftijd

A. Laagst maximale periodebijdrage

B. Inkomensgrens

C. Marginaal tarief

Eenpersoonshuishouden, niet AOW-gerechtigd 65-

€ 19,40

€ 22.486,-

15%

Eenpersoonshuishouden, AOW-gerechtigd 65+

€ 19,40

€ 16.887,-

15%

Meerpersoonshuishouden, niet AOW-gerechtigd 65+

€ 27,80

€ 28.177,-

15%

Meerpersoonshuishouden, niet AOW-gerechtigd 65-

€ 27,80

€ 23.374,-

15%

Gebleken is dat er bij het toepassen van de standaard parameters onredelijke situaties ontstaan met onwenselijk hoge eigen bijdragen. We vinden het niet wenselijk dat mensen noodzakelijke zorg beëindigen omdat zij deze niet meer kunnen betalen. Wij hebben als gemeente gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de standaard parameters aan te passen ten gunste van onze burgers. Aangezien de problemen vooral mensen met midden- en hogere inkomens betroffen, hebben we het percentage waarmee het inkomensafhankelijke deel stijgt aangepast naar 12%.

Een cliënt betaalt nooit meer dan de kostprijs van een voorziening. Als gemeente kunnen we een lagere kostprijs hanteren waarover de eigen bijdrage wordt berekend. Om te zorgen dat de eigen bijdrage naar een redelijk niveau gaan, hebben we ervoor gekozen om de kostprijzen aan te passen.

Artikel 4.6 Klanttarief collectief vervoer

In dit artikel worden de tarieven aangegeven die een cliënt dient te betalen bij gebruikmaking van het collectief vervoer. Alleen in geval van eenmalige belangrijke gebeurtenissen in de privésfeer kan er gebruik gemaakt worden van een prioritaire rit. Dit zijn bijvoorbeeld inzegening van een huwelijk, begrafenis of een examen.

Artikel 4.7 Anti-speculatiebeding

Dit artikel geeft aan dat bij de verkoop van een aangepaste woning binnen tien jaar een eventueel bedrag, dat het gevolg is van de meerwaarde van de woning door de aanpassing, aan het college moet worden terugbetaald.

Artikel 5.1 (Tussentijdse)evaluatiegesprekken

Het college acht het van belang voor de cliënt dat de financiële middelen doelmatig en met passende kwaliteit voor de cliënt worden ingezet. We willen dat het budget ten goede komt aan de gewenste ondersteuning en aan de kwetsbare persoon die ondersteuning nodig heeft. Hiertoe kan het college aan de budgethouder vragen om inzicht te geven in de besteding van het pgb.

Artikel 5.2 Jaarlijkse blijk van waardering mantelzorgers

De woonplaats van de cliënt is bepalend. Dit betekent dat het ook mantelzorgers kunnen zijn die in andere gemeenten wonen. Een cliënt is iemand gebruik maakt van een algemene voorziening, maatwerkvoorziening of pgb, of door of namens wie een melding is gedaan. Het gaat dus ook om mantelzorgers van cliënten die een hulpvraag hebben aangemeld, ook al is daar geen voorziening op basis van deze wet uitgekomen. Een naaste kan een kennis, vriend of familielid zijn.