Regeling vervallen per 27-11-2017

Gemeenschappelijke regeling recreatieschap Het Twiske

Geldend van 27-09-2004 t/m 26-11-2017

Intitulé

Gemeenschappelijke regeling recreatieschap Het Twiske

Provinciale en Gedeputeerde Staten van Noord-Holland en de raden en colleges van burgemeester en wethouders van de gemeemen Amsterdam, Landsmeer, Oostzaan, Purmerend en Zaanstad;

overwegende dat het noodzakelijk is om het op basis van artikel 8, lid 1 Wet gemeenschappelijke regelingen ingestelde openbaar lichaam recreatieschap Het Twiske, zoals ingeschreven in de provinciale en gemeentelijke registers, te wijzigen in verband met de invoering van een nieuw bestuursmodel voor de sehaprecreatieschappen in Noord-Holland, per 1 januari 2002;

overwegende dat de territoriale omvang van het recreatiegebied naar haar aard een afwijking van de indeling in samenwerkingsgebieden op grond van artikel 2 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, noodzakelijk maakt;

Gelet op de bepalingen, vervat in hoofdstuk IV van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

besluiten :

de gemeenschappelijke regeling recreatieschap Het Twiske gewijzigd als volgt vast te stellen.

HOOFDSTUK 1: ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begrippen

  • 1. Deze regeling verstaat onder:

    • a

      'recreatieschap' : het openbaar lichaam, genoemd in artikel 2, tweede lid van deze regeling;

    • b

      `deelnemers' : alle aan de regeling deelnemende publiekrechtelijke lichamen en rechtspersonen;

    • c.

      'provinciale staten' : Provinciale Staten van Noord-Holland;

    • d.

      `gemeenteraad' : de raden van de aan deze regeling deelnemende gemeenten;

    • e.

      `gedeputeerde staten' : Gedeputeerde Staten van Noord-Holland;

    • f.

      `gebied' : het gebied als bedoeld in artikel 2, lid 1 van deze regeling, inclusief daarbinnen gelegen wateren, wegen en vaarwegen voor zover niet uitdrukkelijk uitgezonderd;

    • g.

      uitvoeringsorganisatie' : Organisatie belast met de uitvoering van door het bestuur van het recreatieschap opgedragen taken.

    • h.

      uitvoeringsorgaan' : Bestuursorgaan van de uitvoeringsorganisatie.

  • 2. Waar in of krachtens deze regeling artikelen van de Provinciewet of enige andere wet of wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, komt in die artikelen in de plaats van:

    • a.

      `de provincie' en `de gemeente': het recreatieschap;

    • b.

      'provinciale staten' en `de gemeenteraad': het algemeen bestuur;

    • c.

      `gedeputeerde staten' en 'burgemeester en wethouders': het dagelijks bestuur;

    • d.

      `de commissaris van de koning' en `de burgermeester': de voorzitter.

Artikel 2 Doel en werkgebied

  • 1. Deze regeling heeft ten doel binnen een gebied, als aangegeven op de bij deze regeling behorende en als zodanig gewaarmerkte tekening:

    • a.

      het bevorderen van een evenwichtige ontwikkeling van de openluchtrecreatie;

    • b.

      het tot stand brengen en bewaren van een evenwichtig natuurlijk milieu;

    • c.

      het tot stand brengen en onderhouden van een landschap, dat is afgestemd op het onder a en b geformuleerde.

  • 2. Ter verwezenlijking van dat doel is er een openbaar lichaam, genaamd 'recreatieschap Het Twiske', dat gevestigd is te Haarlem.

  • 3. Wanneer het recreatieschap enig zakelijk dan wel persoonlijk recht verwerft op gronden, grenzend aan het in het eerste lid bedoelde gebied, is deze regeling ook van toepassing op (het gebied van) die gronden, indien het bestuur van de gemeente, tot het grondgebied waarvan deze behoren, bij aangetekende brief heeft medegedeeld hiermede in te stemmen. De in het eerste lid bedoelde tekening wordt overeenkomstig aangepast en aanvullend gewaarmerkt.

Artikel 3 Taken en bevoegdheden

  • 1. Ter verwezenlijking van de in artikel 2 genoemde doelen worden aan het recreatieschap de volgende taken toegekend:

    • a.

      het jaarlijks opstellen en het aanpassen van een jaarbegroting en van een meerjarenbegroting, die geldt voor de periode, volgend op het jaar waarvoor de jaarbegroting geldt.

    • b.

      het periodiek opstellen dan wel aanpassen van een beleidsplan, dat ondermeer omvat een prioriteiten- en investeringsschema en het opmaken en vaststellen van plannen voor de werken van het recreatieschap, waaronder begrepen basis- en deelplannen alsmede beheerplannen.

    • c.

      het uitoefenen van toezicht op de naleving van bepalingen in wetten,reglementen en verordeningen in het gebied.

    • d.

      het uitoefenen van de gemeentelijke taken ingevolge de Wet .op de openluchtrecreatie in het gebied.

    • e.

      het verwerven, ruilen, bezwaren en vervreemden van roerende en onroerende zaken, vorderingen ofjpersoon1ijke rechten en tot het verhuren, verpachten of op ander wijze in gebruik geven van de eigendommen van het recreatieschap.

    • f.

      het aangaan van geldleningen.

  • 2. Ter verwezenlijking van de in artikel 2 genoemde doelen worden aan het bestuur van het recreatieschap naast de bij wct ecn openbaar lichaam toegekende rechtspersoonlijkheid de volgende bevoegdheden toegekend:

    • a.

      het vaststellen van verordeningen, op overtreding waarvan een geldboete van de tweede categorie kan worden gesteld.

    • b.

      het heffen van rechten, als bedoeld in artikel 229,1 e li onder a en b, van de Gemeentewet en in artikel 221, onder b van de Provinciewet, de rechten waarvan heffing krachtens bijzondere wetten geschiedt en de heffing bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

    • c.

      Het uitoefenen van de gemeentelijke bevoegdheden, ingevolge artikel 430a van het Wetboek van Strafrecht (ongeklede recreatie), indien en voor zover het algemeen bestuur heeft verklaard daartoe over te gaan.

    • d.

      Het uitoefenen van de bevoegdheid van burgemeester en wethouders, als bedoeld in artikel 8.2, eerste lid van de Wet milieubeheer voor wat betreft het gestelde in bijlage I, categorie 19, sub g, onder 1 van het Inrichtingen- en Vergunningenbesluit Milieubeheer (gemotoriseerde modelvliegtuigen, -vaartuigen, -voertuigen) indien en voor zover het algemeen bestuur heeft verklaard daartoe over te gaan.

    • e.

      Het uitoefenen van de bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang zoals bedoeld in artikel 125 van de Gemeentewet en artikel 122 van de Provinciewet indien en voor zover de toepassing van bestuursdwang dient tot handhaving van door het bestuur van het recreatieschap vastgestelde regels.

  • 3. Binnen het kader van het in artikel 2, eerste lid omschreven doel kunnen de aan het recreatieschap toekomende taken en bevoegdheden worden uitgebreid dan wel beperkt bij gelijkluidend besluit van alle deelnemers, zonder dat daartoe wijziging van deze regeling noodzakelijk is. De deelnemers dragen op de gebruikelijke wijze zorg voor de bekendmaking van dat besluit.

Artikel 4

  • 1. Voor zover wettelijke regels zich daartegen niet verzetten kan het algemeen bestuur bij verordening de uitoefening van bepaald aangewezen bestuursbevoegdheden aan uitvoeringsorganen mandateren.

  • 2. Het algemeen bestuur gaat niet over tot het vaststellen van een verordening, door strafbepalingen of bestuursdwang te handhaven, dan na verkregen verklaring van geen bezwaar van de raden van elk der deelnemende gemeenten en provinciale staten. Het dagelijks bestuur zendt het ontwerp van die verordening aan de deelnemers. Alle deelnemers zenden binnen drie maanden na ontvangst van het ontwerp van die verordening schriftelijk bericht aan het algemeen bestuur.

  • 3. Indien de raad van een gemeente, op het grondgebied waarvan de verordening betrekking heeft, schriftelijk heeft bericht, dat naar zijn mening de verordening geheel of ten dele niet dient te gelden voor bepaald aangewezen gebieden van deze gemeente, worden deze gebieden uitgesloten van de werkingssfeer van de betreffende bepalingen van de verordening. Deze uitsluiting geldt slechts indien:

    • a.

      een gemeentelijke verordening voorziet in hetzelfde onderwerp, en

    • b.

      door de raad van deze gemeente voorzien is in een mandaatregeling met betrekking tot de voor het beheer en toezicht noodzakelijke bevoegdheden voor het uitvoeringsorgaan dat door het recreatieschap is belast met het beheer over het gebied.

  • 4. In de door het algemeen bestuur vast te stellen verordening als bedoeld in lid 2 wordt een eventuele uitsluiting als bedoeld in het derde lid, vermeld met verwijzing naar de voor deze gebieden geldende gemeentelijke verordening.

HOOFDSTUK II: BESTUUR

Paragraaf 1 Algemeen Bestuur

Artikel 5

  • 1. Het algemeen bestuur bestaat uit 11 leden, te weten:

    • a.

      een vertegenwoordiger, aan te wijzen door provinciale staten, uit hun midden, de leden van gedeputeerde staten inbegrepen

    • b.

      twee vertegenwoordigers van elke aan de regeling deelnemende gemeente, aan te wijzen door de raad van die gemeente, uit zijn midden, de leden van het college van burgemeester en wethouders inbegrepen.

  • 2. De leden van het algemeen bestuur worden aangewezen voor een periode van vier jaar. Zolang de leden lid zijn van provinciale staten, gedeputeerde staten, college van burgemeester en wethouders of de gemeenteraden behouden zij het lidmaatschap van het algemeen bestuur tot hun opvolgers zijn benoemd.

  • 3. De aanwijzing van de gemeentelijke vertegenwoordigers in het algemeen bestuur vindt plaats in de eerste vergadering van de gemeenteraden in nieuwe samenstelling na gehouden gemeenteraadsverkiezingen.

  • 4. De aanwijzing van de provinciale vertegenwoordigers in het algemeen bestuur vindt plaats in de eerste vergadering van provinciale staten in nieuwe samenstelling na gehouden statenverkiezingen.

  • 5. De gemeentelijke respectievelijk provinciale vertegenwoordigers in het algemeen bestuur treden af op de dag waarop de leden van de gemeenteraden respectievelijk de leden van provinciale staten aftreden.

  • 6. Het lid dat ter vervulling van een buiten de gewone tijd van aftreden opengevallen plaats tot 15d van het algemeen bestuur is aangewezen treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats het is benoemd zou hebben moeten aftreden.

  • 7. Het aanwijzen van leden ter vervulling van plaatsen die door ontslag, overlijden of om een andere reden openvallen, vindt plaats binnen acht weken na dat openvallen.

  • 8. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar, door of vanwege het bestuur van het recreatieschap aangesteld of daaraan ondergeschikt.

  • 9. De in lid 1 van dit artikel genoemde aanwijzende organen kunnen desgewenst voor elk lid van het algemeen bestuur tevens een plaatsvervanger aanwijzen. Het bepaalde in de vorige leden is van overeenkomstige toepassing op een plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur.

Artikel 6

  • 1. Het algemeen vergadert tenminste tweemaal per jaar.

  • 2. Het algemeen bestuur wijst uit zijn midden een voorzitter aan.

  • 3. Het algemeen bestuur stelt, met inachtneming van de bepalingen van deze regeling, een reglement van orde vast voor zijn vergaderingen.

  • 4. De minister belast met de zorg voor de openluchtrecreatie, natuur- en landschapsbeheer kan een vertegenwoordiger aanwijzen om als adviseur aan de vergadering van het algemeen bestuur deel te nemen.

  • 5. Het algemeen bestuur en de leden van het algemeen bestuur hebben de bevoegdheid personen uit te nodigen als adviseur aan een vergadering deel te nemen dan wel zich te doen bijstaan door één of meer (al dan niet ambtelijke) adviseurs. Het reglement van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur kan hieromtrent nadere regels stellen.

Artikel 7

  • 1. Een lid c.q. zijn plaatsvervanger, alsmede de vertegenwoordiger van de minister belast met de zorg voor de openluchtrecreatie, natuur- en landschapsbeheer, kan staande de beraadslagingen vragen de beslissing over het aan de orde zijnde onderwerp aan te houden voor nader overleg met het orgaan dat hem heeft aangewezen.

  • 2. Een uitstel als bedoeld in het eerste lid wordt door de voorzitter voor ten hoogste twee maanden verleend. Indien de voorzitter van oordeel is, dat de urgentie dan wel het belang van de zaak geen uitstel gedoogt, beslist de vergadering.

  • 3. Na het verstrijken van de termijn waarvoor uitstel is verleend, wordt de beraadslaging over het aangehouden onderwerp heropend en terzake een beslissing genomen.

Artikel 8

Provinciale staten en de gemeenteraden stellen ieder regels vast omtrent:

  • a.

    de wijze waarop een door hen aangewezen lid van het algemeen bestuur aan hen de door één of meer leden van provinciale staten of gemeenteraden gevraagde inlichtingen dient te verstrekken;

  • b.

    de wijze, waarop een door hen' aangewezen lid van het algemeen bestuur door hen ter verantwoording kan worden geroepen;

  • c.

    hun bevoegdheid een door hen aangewezen lid van het algemeen bestuur ontslag te verlenen, indien dit lid niet meer hun vertrouwen bezit.

Paragraaf 2 Dagelijks bestuur

Artikel 9

  • 1. Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en tenminste twee leden, aan te wijzen door het algemeen bestuur uit zijn midden, niet afkomstig uit dezelfde gemeente.

  • 2. De leden van het dagelijks bestuur treden af op de dag waarop zij aftreden als lid van het algemeen bestuur.

  • 3. De leden van het dagelijks bestuur worden aangewezen in de eerste vergadering van het algemeen bestuur, nadat en voor zover hernieuwde aanwijzing, als bedoeld in artikel 5, van leden van het algemeen bestuur heeft plaatsgevonden dan wel door ontslag, overlijden of om een andere reden een plaats in het dagelijks bestuur is opengevallen.

Artikel 10

  • 1. Het dagelijks bestuur draagt zorg voor:

    • a.

      het opstellen van agenda' s en verslagen van vergaderinaen van het algemeen bestuur,

    • b.

      de informatievoorziening aan het algemeen bestuur,

    • c.

      de voorbereidina van besluiten van het alaemeen bestuur,

    • d.

      het toezicht op de uitvoering van het beleid van het algemeen bestuur,

    • e.

      advisering aan de uitvoeringsorganisatie me tt betrekking tot de wijze van uitvoering van het beleid van het algemeen bestuur.

  • 2. Het dagelijks bestuur is bevoegd om in onvoorziene en dringende gevallen afwijkingen in de uitvoering van door het algemeen bestuur vastgestelde plannen en begrotingen goed te keuren. Het algemeen bestuur kan deze bevoegdheid van het dagelijks bestuur inperken door het stellen van nadere regels.

  • 3. Het dagelijks bestuur regelt zelf haar werkwijze en vergaderingen.

Artikel 11

  • 1. De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzondérlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur.

  • 2. Zij geven ongevraagd aan het algemeen bestuur alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het dagelijks bestuur gevoerde en te voeren bestuur nodig is.

  • 3. Zij verstrekken - tezamen dan wel afzonderlijk - aan het algemeen bestuur alle inlichtingen, voor zover dat niet strijdig is met het openbaar belang, die door het algemeen bestuur dan wel één of meer leden daarvan, hetzij mondeling in een vergadering van het algemeen bestuur, hetzij schriftelijk worden verlangd en wel door:

    • a.

      mondelinge beantwoording van de gestelde vragen in dezelfde vergadering van het algemeen bestuur;

    • b.

      toezending van bepaald aangewezen stukken binnen drie Weken na ontvangst van het verzoek daartoe;

    • c.

      schriftelijke beantwoording van de gestelde vragen binnen zes weken na ontvangst daarvan.

  • 4. Indien een beroep wordt gedaan op het openbaar belang, kan het algemeen bestuur besluiten, dat in een besloten vergadering terzake mededelingen worden gedaan.

Paragraaf 3 De voorzitter, vice-voorzitter en secretaris

Artikel 12

  • 1. De voorzitter van het algemeen bestuur is tevens voorzitter van het dagelijks bestuur.

  • 2. De voorzitter vertegenwoordigt het openbaar lichaam in en buiten rechte. Met instemming van de voorzitter kan het algemeen bestuur bij verordening ook aan anderen vertegenwoordigingsbevoegdheid toekennen.

  • 3. De vice-voorzitter wordt door het dagelijks bestuur aangewezen uit zijn midden.

  • 4. De secretaris wordt door het dagelijks bestuur aangewezen uit zijn midden.

  • 5. De vice-voorzitter vervangt de voorzitter in voorkomende gevallen en als zodanig bevoegd het openbaar lichaam in en buiten rechte te vertegenwoordigen.

Artikel 13

  • 1. De voorzitter is het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hem gevoerde en te voeren bestuur en verstrekt alle door het algemeen bestuur dan wel één of meer leden daarvan verlangde inlichtingen.

  • 2. Artikel 11, derde en vierde lid is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 14

Zo door het recreatieschap een geding wordt gevoerd tegen of een rechtshandeling gepleegd met een rechtspersoon, die door dezelfde persoon wordt vertegenwoordigd als de voorzitter van het recreatieschap, wordt het recreatieschap vertegenwoordigd door de vice-voorzitter, ook indien door de wederpartij alsnog een andere vertegenwoordiger mocht zijn aangewezen.

Paragraaf 4 Commissies

Artikel 15

  • 1. Het algemeen bestuur kan commissies van advies instellen.

  • 2. Het algemeen bestuur kan bij verordening voor deelgebieden of bepaalde aangelegenheden bestuurscommissies instellen zoals bedoeld in de artikelen 52, juncto 25 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, waaraan bevoegdheden van algemeen bestuur, dagelijks bestuur en voorzitter kunnen worden overgedragen.

  • 3. Het algemeen bestuur gaat niet over tot het instellen van een bestuurscommissie a1s bedoeld in het vorige lid dan na verkregen verklaring van geen bezwaar van de raden van elk der deelnemende gemeenten en provinciale staten.

Paragraaf 5 Vergoeding/tegemoetkoming

Artikel 16

Het algemeen bestuur kan ten behoeve van de leden, plaatsvervangende leden en adviseurs van het algemeen en dagelijks bestuur, alsmede ten behoeve van de leden en plaatsvervangende leden van de in artikel 15 bedoelde commissie(s) een regeling vaststellen voor een op jaarbasis te bepalen vergoeding voor hun werkzaamheden en tegemoetkoming in de kosten.

Paragraaf 6 Informatiepicht

Artikel 17

  • 1. Het algemeen bestuur geeft provinciale staten en de gemeenteraden alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het algemeen bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig is. Het algemeen bestuur zendt in ieder geval de volgende stukken, zodra die zijn vastgesteld respectievelijk door het bestuur is ontvangen, ter kennisneming toe:

    • -

      plannen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b;

    • -

      de begroting en bijbehorende meerjarenbegroting;

    • -

      de rekening;

    • -

      verordeningen, al dan niet door strafbedreiging of politiedwang te handhaven;

    • -

      de reglementen van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur;

    • -

      de agenda's voor de vergaderingen van het algemeen bestuur;

    • -

      de verslagen van de vergaderingen van het algemeen bestuur;

    • -

      het jaarverslag van het recreatieschap;

    • -

      Koninklijke besluiten die betrekking hebben op stukken of aangelegenheden van het recreatieschap;

    • -

      het accountantsrapport over de rekening.

  • 2. Het algemeen bestuur verstrekt aan provinciale staten en de gemeenteraden alle inlichtingen, voor zover dat niet strijdig is met het openbaar belang die door één of meer leden van provinciale staten of gemeenteraden schriftelijk worden verlangd en wel door:

    • -

      toezending van bepaald aangewezen stukken binnen drie weken na ontvangst van het verzoek daartoe;

    • -

      schriftelijke beantwoording van de gestelde vragen binnen zes weken na ontvangst daarvan.

  • 3. De deelnemers zijn verplicht aan het recreatieschap inlichtingen te verschaffen omtrent plannen en maatregelen die voor het recreatieschap van belang zijn.

Artikel 18 Geschillen

Voordat ten aanzien van een geschil, aangaande de uitvoering of toepassing,, van deze regeling gerezen, de beslissing van een rechterlijke instantie wordt ingeroepen, wordt de zaak voorgelegd aan een geschillencommissie samen te stellen door gedeputeerde staten, in overleg met de dagelijkse besturen van de bij het geschil betrokken deelnemers.

HOOFDSTUK III: BELEID, UITVOERING EN VERANTWOORDING

Artikel 19 Beleid

  • 1. Het algemeen bestuur kan bij verordening een procedure vaststellen voor het opstellen en vaststellen van een meerjarig beleidsplan als bedoeld in artikel 3, onder d, alsmede wijzigingen hierop, waarin de betrokkenheid wordt beschreven van:

    • a.

      de deelnemers aan de regeling

    • b.

      de uitvoeringsorganisatie

    • c.

      de belangenorganisaties van gebruikers, recreanten en ondernemers

    • d.

      de eigenaren van zakelijke rechten in het gebied

  • 2. Het algemeen bestuur stelt, op voorstel van de uitvoeringsorganisatie, het meerjarig bedrijfsplan en jaarplannen vast nadat de deelnemers in de gelegenheid zijn gesteld op de plannen te reageren.

Artikel 20 organisatie

  • 1. Het algemeen bestuur kan in een organisatieverordening de benodigde taak- en bevoegdheidsverdeling vaststellen ten behoeve van de uitvoering van besluiten door een ambtelijke uitvoeringsorganisatie.

  • 2. Wanneer de uitvoering van besluiten door het algemeen bestuur wordt opgedragen aan een niet-ambtelijke uitvoeringsorganisatie wordt als onderdeel van de opdrachtovereenkomst een mandaatregeling vastgesteld..

  • 3. Het algemeen bestuur kan in de organisatieverordening of opdrachtovereenkomst bepalen dat het hoofd van de uitvoeringsorganisatie als adviseur zorg draagt voor de beleidsvoorbereiding van het algemeen bestuur alsmede voorziet in de secretariële en administratieve ondersteuning van het algemeen bestuur en dagelijks bestuur.

Artikel 21 Verantwoording

  • 1. Het algemeen bestuur brengt jaarlijks verslag uit van de werkzaamheden van het recreatieschap gedurende het voorafgaande jaar. Het jaarverslag wordt algemeen verkrijgbaar gesteld.

  • 2. Het algemeen bestuur kan in een organisatieverordening of mandaatregeling nadere regels stellen met betrekking tot periodieke rapportages door de uitvoeringsorganisatie.

HOOFDSTUK IV: FINANCIËLE BEPALINGEN

Artikel 22

  • 1. De geldmiddelen van het recreatieschap worden gevormd door:

    • a.

      de in artikel 27, eerste lid bedoelde bijdragen van de deelnemers,

    • b.

      subsidies, andere bijdragen dan de onder a bedoelde, schenkingen, legaten en erfstellingen;

    • c.

      geldleningen;

    • d.

      belasting als toegelaten ingevolge artikel 54, eerste lid, onder a, van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

    • e.

      overige inkomsten.

  • 2. Een besluit van het algemeen bestuur tot het sluiten van geldleningen of tot het aangaan van rekening-courantovereenkomsten ter financiering van zijn uitgaven behoeft de instemming van alle leden van het algemeen bestuur.

Artikel 23

Het algemeen bestuur stelt bij verordening voorschriften vast met betrekking tot het financieel beheer, welke voorschriften onder meer regelen inhouden betreffende:

  • a.

    de wijze waarop de betalingen geschieden en de ontvangsten en de inkomsten - behoudens de belastingen - worden geïnd;

  • b.

    de inrichting van de financiële administratie;

  • c.

    de controle op het geldelijk beheer en de financiële administratie,

  • d.

    de verzekering van de gelden en ei2endommen van het recreatieschap;

  • e.

    de wijze van fraudeverzekering;

  • f.

    de belegging van kasgelden;

  • g.

    de organisatie van het financieel beheer.

Artikel 24

  • 1. De jaarlijks door het dagelijks bestuur op te stellen ontwerpbegroting en meerjarenbegroting van het recreatieschap worden opgesteld binnen de grenzen van het vastgestelde beleidsplan.

  • 2. De bedragen van de meerjarenbegroting worden telkenjare voor wat de loonkosten betreft herzien aan de hand van het indexcijfer van regelingslonen voor volwassen werknemers per maand, sector overheid, op 31 december van het aan dat boekjaar voorafgaande jaar, zoals dit cijfer voor de eerste maal na laatstgenoemd tijdstip is bekendgemaakt en voor wat de overige kosten betreft aan de hand van de hiervoor vastgestelde percentages van de meerjarenraming van de rijksbegroting.

  • 3. Begrotingsvoorstellen die afwijken van het bepaalde in voorgaande leden worden door het dagelijks bestuur met een afzonderlijke toelichting voorgelegd aan het algemeen bestuur.

  • 4. In de jaarbegroting en meerjarenbegroting wordt aangegeven de naar raming door elke deelnemer voor het jaar waarop de begroting betrekking heeft verschuldigde bijdrage aan het recreatieschap.

Artikel 25

  • 1. Het dagelijks bestuur biedt tijdig de ontwerpbegroting en de meerjarenbegroting,vergezeld van een toelichting, aan het algemeen bestuur en aan de deelnemers.

  • 2. Het algemeen bestuur stelt de begroting, meerjarenbegroting en eventueel gewijzigd investeringsschema - overeenkomstig de in de comptabiliteitsvoorschriften voor provincies en gemeenten opgenomen termijnen - tijdig. voor het begrotingsjaar vast nadat de deelnemers in de gelegenheid zijn gesteld hierop te reageren en zendt deze onmiddellijk na vaststelling aan de deelnemers.

  • 3. Het bepaalde in de vorige leden is met uitzondering van de daargenoemde tijdstippen van toezending en vaststelling mede van toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting.

Artikel 26

  • 1. Het dagelijks bestuur zendt jaarlijks de ontwerpjaarrekening van het recreatieschap eventueel vergezeld van zijn opmerkingen en vergezeld van een verantwoording van zijn financieel beleid tijdig aan het algemeen bestuur en aan de deelnemers onder overlegging van een afschrift van het verslag van het onderzoek naar de deugdelijkheid van de jaarrekening, ingesteld door de hiertoe door het algemeen bestuur aangewezen registeraccountant(s).

  • 2. De deelnemers kunnen schriftelijk bezwaren tegen de jaarrekening indienen bij het dagelijks bestuur binnen twee maanden na toezending van de rekening. Bij de vaststelling van de jaarrekening - overeenkomstig de daarvoor in de comptabiliteitsvoorschriften voor provincies en gemeenten opgenomen termijnen -beslist het algemeen bestuur op de door de deelnemers ingediende bezwaren.

Artikel 27

  • 1. Het nadelig saldo over enig boekjaar van een door het algemeen bestuur vastgestelde jaarrekening wordt gebracht ten last van de deelnemers volgens een door de deelnemers bij het aangaan van deze regeling overeengekomen of later gewijzigde verdeelsleutel, welke als bijlage bij deze regeling is gevoegd en van deze regeling deel uitmaakt.

  • 2. Geen van de deelnemers is gehouden in de netto-lasten met betrekking tot de financiering van de investeringen en het beheer en onderhoud meer bij te draaien dan - afgezien van de stijging van die lasten die een gevolg is van loon- en prijsstijgingen (indexcijfer en percentages als bedoeld in artikel 24 tweede lid) – is geraamd als aan het recreatieschap verschuldigde bijdrage als bedoeld in artikel 24, vierde lid, behoudens het bepaalde in het derde lid van dat artikel.

  • 3. De geraamde bijdragen â fonds perdu met betrekking tot de investeringen dienen, zodra met de daarmee samenhangende werkzaamheden is begonnen, naar behoefte beschikbaar te worden gesteld. Deze behoefte wordt bepaald krachtens besluit van het dagelijks bestuur.

  • 4. Wanneer de begroting een exploitatietekort aanwijst, over de deelnemers om te slaan, zijn deze gehouden hun in de begroting geraamde bijdrage bij wijze van voorschot te voldoen, in twee termijnen en wel op 1 januari en 1 juli van het begrotingsjaar.

  • 5. Indien van de deelnemers de in het derde en vierde lid bedoelde voorschotten later zijn ontvangen dan de krachtens besluit van het dagelijks bestuur, ingevolge het derde lid bepaalde data respectievelijk de in het vierde lid genoemde data, komen de hieruit voortvloeiende kosten voor rekening van die deelnemers naar rato van de pootte van de verschuldigde voorschotten gerelateerd aan de termijn waarmee die data zijn overschreden. Voor die kostentoerekening is basis de debetrente van de door het recreatieschap aangegane rekeningcourantovereenkomst.

Artikel 28

  • 1. Indien de vastgestelde jaarrekening sluit met een exploitatieoverschot, besluit het algemeen bestuur of dit:

    • a.

      geheel of gedeeltelijk zal worden toegevoegd aan de reserve, dan wel;

    • b.

      geheel of gedeeltelijk zal worden gebruikt voor extra afschrijving dan wel;

    • c.

      geheel of gedeeltelijk zal worden uitgekeerd aan de deelnemers in de verhouding, waarin zij -ingevolge het bepaalde in artikel 27, eerste lid, bijdragen in het exploitatietekort.

  • 2. Het in het vorig lid, aanhef en onder a en b, bedoelde besluit van het algemeen bestuur behoeft de instemming van alle deelnemers.

Artikel 29

  • 1. Voor de betaling van rente en aflossing van door het recreatieschap te sluiten geldleningen en in rekening-courant op te nemen gelden staan de deelnemers garant.

  • 2. De deelnemers nemen aan de garantie deel in de verhouding, waarin zij ingevolge het bepaalde in artikel 27, eerste lid bijdragen in het exploitatietekort.

  • 3. Indien uit deze bepaling in enig jaar voor de deelnemers , betalingen voortvloeien, zullen deze na afwikkeling van het exploitatietekort of -overschot worden verrekend.

HOOFDSTUK V: TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING EN

Artikel 30 Opheffing

  • 1. Het daartoe bevoegde orgaan van een publiekrechtelijk lichaam of rechtspersoon kan verzoeken om toetreding tot deze regeling.

  • 2. Het algemeen bestuur stelt, na overleg met de deelnemers, binnen drie maanden, nadat het in het eerste lid bedoelde verzoek is ontvangen, een ontwerp vast voor de aanpassing van de gemeenschappelijke regeling in verband met de voorgenomen toetreding alsmede een regeling voor de gevolgen van de toetreding. Het dagelijks bestuur zendt dit ontwerp en regeling aan de deelnemers, waaronder begrepen de aspirant-deelnemer, met het verzoek binnen drie maanden na verzending hiervan, inzake de vaststelling ervan een besluit te nemen.

  • 3. De toetreding gaat in op de eerste dag van de maand, volgend op die, waarin van het besluit tot toetreding aantekening is gemaakt in de registers, als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 31

  • 1. Uittreding uit deze regeling kan geschieden me ingang van het derde kalenderjaar volgend op de toezending van het betreffende besluit van het bevoegde orgaan van de uittredende deelnemer aan het algemeen bestuur.

  • 2. Uittreding geschiedt onder door het algemeen bestuur na overleg met deelnemers te stellen regelen die in ieder geval betreffen de voort te zetten verplichtingen van de uittredende deelnemer betreffende de rente en aflossing van geldleningen bedoeld in artikel 29.

  • 3. Het algemeen bestuur stelt binnen drie maanden nadat het besluit tot uittreding is ontvangen een ontwerp vast voor de aanpassing van de gemeenschappelijke regeling aan de gevolgen van de uittreding en zendt dit ontwerp aan de deelnemers met het verzoek binnen drie maanden na verzending van dat ontwerp inzake de vaststelling ervan een besluit te nemen.

Artikel 32

  • 1. Deze regeling kan slechts worden gewijzigd bij gelijkluidend besluit van alle deelnemers, onverminderd het bepaalde in de artikelen 2, derde lid en 3, tweede lid.

  • 2. Een wijziging van deze regeling gaat in op de eerste dag van de maand, volgende opdie waarin daarvan aantekening is gemaakt in de registers als bedoeld in artikel 27 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 33

  • 1. Deze regeling kan worden opgeheven bij eelijkluidend besluit van tenminste tweederde van het aantal deelnemers.

  • 2. In geval van opheffing van deze regeling geschiedt de liquidatie door het algemeen bestuur dat daarvoor de nodige regels stelt. Hierbij kan van bepalingen van deze regeling worden afgeweken.

  • 3. Het liquidatieplan wordt door het algemeen bestuur, de deelnemers gehoord, vastgesteld.

  • 4. Het liquidatieplan voorziet in de gevolgen die de opheffing voor het personeel heeft.

  • 5. Een voor- of nadelig saldo van de liquidatie wordt over de deelnemers verdeeld, respectievelijk omgeslagen op overeenkomstige wijze als de omslag van een exploitatietekort ingevolge het bepaalde in artikel 27, eerste lid.

HOOFDSTUK VI: ARCHIEFBEPALING EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 34

Ten aanzien van de archiefbescheiden van het recreatieschap zijn de voorschriften omtrent de zorg, de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden, alsmede de omtrent het toezicht daarop, zoals die voor de provincie Noord-Holland zijn of nader worden vastgesteld, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 35

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2002.

  • 2. De huidige samenstelling van bestuursorganen blijft tot de eerstvolgende verkiezing van nieuwe gemeenteraden ongewijzigd.

  • 3. De functionaris van de uitvoeringsorganisatie die voor 1 januari 2002 aangesteld is als ambtelijk secretaris van het bestuur behoudt zijn functie en positie in het bestuur tot het moment waarop een nieuw verkozen dagelijks bestuur uit zijn midden een bestuurlijke secretaris heeft aangewezen.

  • 4. Deze regeling is aangegaan voor onbepaalde tijd.

Artikel 36

Deze regeling kan worden aangehaald als 'Gemeenschappelijk regeling recreatieschap Het Twiske'.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van het algemeen bestuur op 25 juni 2001.
Voorzitter, Secretaris,

Overeengekomen verdeelsleutel als bedoeld in artikel 27, lid 1 van deze regeling:

Provincie Noord-Holland 50%

Amsterdam 28%

Zaanstad 14%

Purmerend 5%

Landsmeer 2%

Oostzaan 1%

Toelichting

Artikelsgewijze toelichting wijziging gemeenschappelijke regeling

Algemeen

De gemeenschappelijke regelingen van de recreatieschappen in Noord-Holland zijn zoveel als mogelijk geharmoniseerd en gezuiverd van verouderde bepalingen welke een functie meer vervullen als gevolg van wijzigingen in de Wet gemeenschappelijke regelingen en comptabiliteitsvoorschriften voor provincies en gemeenten.

Harmonisatie van de regelingen en eenduidigheid in begrippen draagt bij aan een doelmatige inrichting van de relatie opdrachtnemer — opdrachtgever in het vooruitzicht van een verzelfstandiging en verdere professionalisering van de uitvoeringsorganisatie De specifieke bepalingen per schap met betrekking tot doelstellingen, finale verdeelsleutels en financiële bijdragen van de deelnemers zijn ongewijzigd overgenomen. Wel is steeds gewerkt vanuit één model.

De bevoegdheden met betrekking tot de inhoudelijke aansturing van het beheer (beleidsbepaling) zijn volledig neergelegd bij het algemeen bestuur. De rol van het dagelijks bestuur wordt beperkt tot bewaker van een correcte uitvoering van het beleid en tot agendacommissie ten behoeve van het algemeen bestuur. Hierbij past een informele status van de vergaderingen van het dagelijks bestuur. Operationele besluiten worden door de uitvoeringsorganisatie zelf genomen. De hiervoor benodigde bevoegdheden zullen door middel van een organisatieverordening aan de uitvoeringsorganisatie gemandateerd moeten worden. De verdeling van bevoegdheden (mandaatregeling) zal nader uitgewerkt worden in de voorstellen waarin de opdrachtrelatie tussen het bestuur van het recreatieschap en de uitvoeringsorganisatie worden vormgegeven. Deze zullen in het najaar ter bespreking worden aangeboden aan het bestuur.

Het dagelijks bestuur ziet toe op een correct gebruik van deze bevoegdheden en treedt waar nodig op als klankbord ten behoeve van de uitvoering. Wanneer de uitvoeringsorganisatie tegen keuzes aanloopt waarvoor het meerjarenbeleidsplan of jaarplan geen duidelijke richting aangeeft worden deze in steeds voorgelegd aan het algemeen bestuur. In spoedeisende omstandigheden zal de uítvoeríngsorganisatie in ieder geval overleg voeren met het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur kan besluitvoornemens van de uitvoeringsorganisatie goedkeuren dan wel aanhouden totdat het algemeen bestuur een beleidsbeslissing in deze heeft genomen. De uitvoeringsorganisatie legt verantwoording af aan het bestuur door middel van halfjaarlijkse managementrapportages. Het dagelijks bestuur legt jaarlijks verantwoording af aan het algemeen bestuur voor het toezicht op de beleidsuitvoering.

Artikel I en 2: begripsbepalingen en doel/werkgebied

Deze bepalingen zijn zoveel mogelijk geharmoniseerd zonder de doelstelling van gemeenschappelijke regeling inhoudelijk te wijzigen.

Lid 3 brengt geen wijziging in de bevoegdheden die gemeenten reeds aan de gemeenschappelijke regeling hebben overgedragen. Het schept slechts een mogelijkheid om ten aanzien van toekomstige verordeningen (of wijzigingen op verordeningen) bevoegdheden aan een gemeente voor te behouden. Voor de uitvoeringsorganisatie maakt het feitelijk niet uit van welk bestuursorgaan zij de bestuursbevoegdheden gemandateerd krijgen. Van de uitvoeringsorganisatie vraagt dit een alerte houding in de relatie met gemeenten op wiens grondgebied beheersbesluiten betrekking hebben. Een goede afstemming tussen uitvoeringsorganisatie en deze gemeenten voorkomt dat het schapsbestuur betrokken wordt in het operationele beheer en weer op details gaan meesturen.

Gezien de aanzienlijke verruiming in de beslissingsruimte voor de uitvoeringsorganisatie (als gevolg van een beperking van de sturing van het bestuur tot hoofdlijnen) is het redelijk dat door middel van lid 3 van dit artikel prikkels worden ingebouwd tot afstemming met de gemeente op wiens grondgebied het beheer betrekking heeft.

Schematisch is de hieruit voortvloeiende wijziging in de onderlinge verhoudingen als volgt zichtbaar te maken.

afbeelding binnen de regeling afbeelding binnen de regeling

Artikel 5: samenstelling algemeen bestuur

De samenstelling van het algemeen bestuur is aangepast aan de voorstellen van zoals eerder besproken in het schapsbestuur. In lid 9 is de benoeming van plaatsvervangende leden geregeld.

Artikel 6, 7 en 8:

Geharmoniseerd maar niet inhoudelijk gewijzigd.

Artikel 9 en 10: dagelijks bestuur

De samenstelling van het dagelijks bestuur is overeenkomstig de voorstellen zo klein mogelijk. De informele status van het dagelijks bestuur onderstreept het uitgangspunt dat beleidsinhoudelijke besluiten uitsluitend in het algemeen bestuur genomen dienen te worden. De taken van het dagelijks bestuur zijn dan ook aanzienlijk beperkt (artikel 10).

Artikel 11:

Geharmoniseerd maar niet inhoudelijk gewijzigd.

Artikel 12: vice-voorzitter en secretaris

De functie van vice-voorzitter is geïntroduceerd zodat een duidelijke taakverdeling tussen voorzitter (leiding aan vergadering algemeen bestuur) en een vice-voorzitter (leiding aan vergadering dagelijks bestuur) kan ontstaan.

De functie van secretaris is bewust gekoppeld aan een db-lid om te onderstrepen dat het hoofd van de uitvoeringsorganisatie als adviseur de vergaderingen van het bestuur bijwoont en geen onderdeel uitmaakt van het bestuur. Dit draagt bij aan een heldere scheiding van de opdrachtgevers- (bestuur) en opdrachtnemersrol (uitvoerder).

Artikel 13 t/m 18:

Geharmoniseerd maar niet inhoudelijk gewijzigd.

Artikel 19: Beleid

Deze bepaling legt in hoofdlijnen de systematiek en taakverdeling vast voor het totstandkomen van beleidplannen en onderstreept het belang van een formele regeling om de betrokkenheid te regelen van belanghebbende partijen bij de totstandkoming van een meerjarenbeleidsplan. De feitelijke invulling hiervan wordt overgelaten aan een afzonderlijk besluit van het algemeen bestuur.

Artikel 20: Organisatieverordening

Deze bepaling schrijft voor dat de taakverdeling en mandatering nader geregeld moeten worden in een organisatieverordening of opdrachtovereenkomst. Een ontwerp-organisatieverordening op basis van een duidelijke scheiding tussen opdrachtgever en opdrachtnemer, met de daarbij behorende mandatering van bevoegdheden aan de uitvoeringsorganisatie, is bijgevoegd.

Artikel 21: verantwoording

Het is de bedoelding dat het jaarverslag van de opdrachtgever feitelijk wordt opgesteld met behulp van de halfjaarrapportages van de uitvoeringsorganisatie.

Artikel 22 t/m 29: financiële bepalingen

Geharmoniseerd en aangepast aan de gewijzigde comptabiliteitsvoorschriften voor provincies en gemeenten. Financiële verdeelsleutels zijn niet gewijzigd.

Artikel 30 t/m 33: toetreding, uittreding, opheffing

Geharmoniseerd is de regel dat voor wijziging van de regeling instemming van alle deelnemers nodig is (kenmerkend voor een samenwerkingsverband op basis van gelijkwaardigheid) en voor opheffing van de regeling 2/3 van de deelnemers moet instemmen.

Artikel 34 t/m 36: slotbepalingen

De gewijzigde regeling treedt in werking per 1 januari 2002 om de invoering van de relatie opdrachtgever/opdrachtnemer (systematiek van beleidsplan en jaarcontracten) met ingang van het boekjaar 2002 te kunnen laten starten. De feitelijke aanpassing van de bestuurssamenstelling vindt gelijktijdig plaats met de vernieuwing van de gemeenteraden in het voorjaar van 2002.

De functie van arnbtelijk secretaris wordt fonneel pas na de verkiezing van een dagelijks bestuur nieuwe stij1 en aanwijzing van een bestuurlijk secretaris, opgeheven. De ambtelijke ondersteuning van het schapsbestuur nieuwe stijlwordt vanaf dat moment een dienstverlening vanuit de uitvoeringsorganisatie (locatiemanager als beleidsadviseur/administrateur ten behoeve van het schapsbestuur).