Regeling vervallen per 01-01-2013

Afstemmingsverordening WBB gemeente Opmeer 2012

Geldend van 01-01-2012 t/m 31-12-2012 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2012

Intitulé

Afstemmingsverordening WBB gemeente Opmeer 2012

RAADSBESLUIT

De raad van de gemeente Opmeer;

Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 31 januari 2012;

Gelet op het advies van de commissie Samenlevingszaken van 18 januari 2012;

Gelet op artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet en de artikelen 8 en

18 van de Wet Werk en Bijstand (WWB) de artikelen 35 en 20 van de Wet

inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze

werknemers (Ioaw) en de artikelen 35 en 20 van de Wet

inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz);

besluit:

  • 1.

    in te trekken de Afstemmingsverordening WWB 2004 per 1 januari 2012 en;

  • 2.

    vast te stellen de Afstemmingsverordening WWB gemeente Opmeer 2012.

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Definities

  • 1.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet Werk en Bijstand en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet; Wet werk en bijstand of Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of de Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen of het Bijstandsbesluit Zelfstandigen 2004.

    • b.

      maatregel: het verlagen van de uitkering op grond van de bepalingen in de wet

    • c.

      waarschuwing: een besluit inhoudende een terechtwijzing zonder een verlaging van de uitkering;

  • d.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Opmeer;

  • e.

    benadelingsbedrag: het door de gemeente ten onrechte uitbetaalde bedrag aan bijstand verhoogd met de loonbelasting en premies volksverzekeringen waarvoor de gemeente de bijstand verstrekt op grond van de Wet op de loonbelasting en inhoudingsplichtige is;

  • f.

    recidive: het binnen 12 maanden na bekendmaking van een besluit tot het opleggen van een maatregel of een waarschuwing in de zin van artikel 8 van deze verordening, opnieuw plegen van een verwijtbare gedraging uit dezelfde of een hogere categorie.

Artikel 2 Het opleggen van een maatregel

  • 1. Overeenkomstig deze verordening legt het college een maatregel op indien:

  • a. de belanghebbende naar het oordeel van het college tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan, of

  • b. indien de belanghebbende naar het oordeel van het college de uit de wet of de artikelen 28, tweede lid, of artikel 29, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Suwi) voortvloeiende verplichtingen niet of onvoldoende nakomt, of.

  • c. indien de belanghebbende zich jegens het college zeer ernstig misdraagt, of

  • d. indien de belanghebbende de verplichtingen genoemd in artikel 6 van de vigerende re-integratieverordening gemeente Opmeer niet of onvoldoende nakomt.

  • 2. Een maatregel wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden waarin de belanghebbende verkeert.

  • 3. Van het opleggen van de maatregel kan worden afgezien en worden volstaan met het geven van een waarschuwing, tenzij het niet of onvoldoende nakomen van de verplichtingen als bedoeld in het eerste of tweede lid plaatsvindt binnen een periode van twaalf maanden te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een waarschuwing is gegeven.

Artikel 3 Berekeningsgrondslag

De maatregel wordt toegepast op de voor de belanghebbende van toepassing zijnde bijstandsnorm en/of grondslag.

Artikel 4 Het besluit tot het opleggen van een maatregel

In het besluit tot het opleggen van een maatregel worden in ieder geval vermeld: de reden van de maatregel; de duur van de maatregel; het bedrag en het percentage waarmee de uitkering dan wel de inkomensvoorziening wordt verlaagd en, indien van toepassing, de reden om af te wijken van de standaardmaatregel.

Artikel 5 Afzien van het opleggen van een maatregel

  • 1. Het college ziet af van het opleggen van een maatregel indien:

    • a.

      elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt; of

    • b.

      de gedraging meer dan twaalf maanden vóór constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging te veel of ten onrechte uitkering dan wel een inkomensvoorziening is verstrekt.

  • 2. Het college kan afzien van het opleggen van een maatregel indien het daarvoor dringende redenen aanwezig acht.

  • 3. Indien het college afziet van het opleggen van een maatregel op grond van dringende redenen, wordt de belanghebbende daarvan schriftelijk mededeling gedaan.

Artikel 6 Ingangsdatum en tijdvak

  • 1. De maatregel wordt opgelegd met ingang van de kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggen van de maatregel aan de belanghebbende is bekendgemaakt.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan de maatregel met terugwerkende kracht worden opgelegd, voor zover de uitkering nog niet is uitbetaald en voor zover de ingangsdatum niet voor de datum van de gesanctioneerde gedraging komt te liggen.

  • 3. Een maatregel wordt voor een bepaalde tijd opgelegd. Een maatregel die voor een periode van drie maanden of langer wordt opgelegd, wordt uiterlijk na drie maanden nadat met de tenuitvoerlegging is begonnen heroverwogen. Steeds indien besloten wordt de maatregel te continueren dient na maximaal drie maanden een herbeoordeling plaats te vinden. De belanghebbende wordt schriftelijk mededeling gedaan van de heroverweging.

  • 4. In de gevallen waarin een maatregel niet of niet volledig kan worden geëffectueerd omdat de uitkering, kan de maatregel alsnog geëffectueerd worden indien de belanghebbende binnen een termijn van zes maanden opnieuw uitkering ontvangt.

Artikel 7 Samenloop

  • 1. Indien een belanghebbende zich schuldig maakt aan één gedraging die naar aard betrekking heeft op verschillende verplichtingen als genoemd in artikel 2, eerste en tweede lid, wordt voor het bepalen van de hoogte en duur van de maatregel uitgegaan van de gedraging waarop de zwaarste maatregel is gesteld.

  • 2. Indien een belanghebbende zich tegelijkertijd schuldig maakt aan verschillende gedragingen die naar hun aard betrekking hebben op verschillende verplichtingen als bedoeld in artikel 2, eerste en tweede lid, wordt voor iedere gedraging een afzonderlijke maatregel opgelegd.

HOOFDSTUK 2 GEDRAGINGEN, HOOGTE EN DUUR

Artikel 8 Indeling in categorieën gedragingen WWB en IOAW/IOAZ

De gedragingen bedoeld in artikel 18, tweede lid WWB worden onderscheiden in de volgende categorieën:

  • 1.

    Eerste categorie:

    • a.

      het niet, niet tijdig of onvoldoende nakomen van inlichtingen- en medewerkingplicht als bedoeld in de wet en artikel 30 c, tweede en derde lid Suwi en dit niet heeft geleid tot het te veel of ten onrechte verstrekken van uitkering;

    • b.

      het niet of onvoldoende nakomen van een verplichting als bedoeld in de wet;

    • c.

      het zich niet of niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij het Uitvoeringsinstituut Werknemersvoorzieningen (UWV) of het niet of niet tijdig laten verlengen van de registratie.

  • 2.

    Tweede categorie:

    • a.

      het niet, onvoldoende of niet binnen een door het college gestelde termijn nakomen van inlichtingen- en medewerkingplicht als bedoeld in de wet en artikel 30 c, tweede en derde lid Suwi en dit heeft geleid tot het te veel of ten onrechte verstrekken van een uitkering;

    • b.

      het niet naar vermogen trachten de mogelijkheden binnen ’s Rijks kas bekostigde onderwijs te onderzoeken. Hieronder valt in ieder geval het verstrekken van documenten conform artikel 41, vijfde lid van de wet.

  • 3.

    Derde categorie:

    a.het blijk geven van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan;

    b.het niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid in dienstbetrekking te verkrijgen;

    c.het niet of onvoldoende nakomen van de verplichting tot het gebruik maken van geboden voorzieningen als bedoeld in de wet, waaronder begrepen het niet of onvoldoende meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling dan wel het niet of niet tijdig voldoen aan een oproep om, in verband met de inschakeling van arbeid, op een bepaalde tijd en bepaalde plaats ergens te verschijnen, voor zover dit niet heeft geleid tot het geen doorgang vinden of tot voortijdige beëindiging van de geboden voorziening.

  • d.het niet of onvoldoende meewerken aan de door het college opgedragen onbeloonde maatschappelijk nuttige activiteiten zoals genoemd in de wet.

  • 4.

    Vierde categorie:

    • a.

      het door eigen toedoen niet behouden van arbeid in dienstbetrekking;

    • b.

      het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid;

    • c.

      het niet of onvoldoende nakomen van de verplichting tot gebruik maken vangeboden voorzieningen als bedoeld in de wet, voor zover dit heeft geleid tot het geen doorgang vinden of tot voortijdige beëindiging van de geboden voorziening;

    • d.

      het zich zeer ernstig misdragen tegenover een medewerker belast met de uitvoering van de wet

Artikel 9 Weigering Ioaw of Ioaz

  • 1. In gevallen als bedoeld in artikel 20, eerste lid Ioaw, wordt de uitkering blijvend geweigerd naar de mate waarin de belanghebbende uit of in verband met arbeid inkomen als bedoeld in of op grond van artikel 8 Ioaw zou hebben kunnen verwerven.

  • 2. In gevallen als bedoeld in artikel 20, tweede lid Ioaz, wordt de uitkering blijvend geweigerd naar de mate waarin de belanghebbende die arbeid in dienstbetrekking heeft aanvaard uit of in verband met deze arbeid inkomen als bedoeld in of op grond van artikel 8 zou hebben kunnen verwerven.

Artikel 10 De hoogte en duur van de maatregel

  • 1. Het college stelt de maatregel vast op:

    • a.

      vijf procent van betreffende bijstandsnorm en/of grondslag gedurende een maand bij gedragingen van de eerste categorie;

    • b.

      tien procent van betreffende bijstandsnorm en/of grondslag gedurende een maand bij gedragingen van de tweede categorie;

    • c.

      twintig procent van betreffende bijstandsnorm en/of grondslag gedurende een maand bij gedragingen van de derde categorie;

    • d.

      honderd procent van de bijstandsnorm en/of grondslag gedurende een maand bij gedragingen van de vierde categorie.

  • 2. De duur van de maatregel als bedoeld in het eerste lid wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen een periode van twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd dan wel een waarschuwing is gegeven, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde categorie.

  • 3. Indien de belanghebbende ook na toepassing van het bepaalde in het tweede lid binnen een periode van twaalf maanden na bekendmaking van het besluit waarbij een maatregel is opgelegd blijft volharden in zijn verwijtbare gedraging kan het college de maatregel voor onbepaalde tijd opleggen.

  • 4. Het college kan, in afwijking van het eerste lid, de hoogte van de maatregel hoger of lager vaststellen, tot een minimum van vijf procent en een maximum van honderd procent, rekening houdend met de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de individuele omstandigheden van de belanghebbende.

HOOFDSTUK 3 SLOTBEPALINGEN

Artikel 11 Hardheidsclausule

1.Het college is bevoegd om van deze verordening af te wijken, indien toepassing van de bepalingen indeze verordening zou leiden tot onbillijkheden van ernstige aard jegens de belanghebbende.

2.In gevallen, waarin de uitvoering van deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking en werkt terug tot en met 1 januari 2012;

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Afstemmingsverordening WWB gemeente Opmeer 2012.

Besloten in de openbare vergadering van de gemeenteraad van Opmeer

van 9 februari 2012.

mevrouw M.C.G.M. de Vree-Bekker,

griffier gemeenteraad Opmeer

de heer G.J.A.M. Nijpels,

voorzitter gemeenteraad Opmeer