Regeling vervallen per 01-10-2014

Huisvestingsverordening gemeente Opmeer 2012

Geldend van 16-08-2012 t/m 30-09-2014

Intitulé

Huisvestingsverordening gemeente Opmeer 2012

Huisvestingsverordening gemeente Opmeer 2012

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

HUISVESTINGSVERORDENING GEMEENTE OPMEER 201 2

De Raad van de gemeente Opmeer;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van

10 januari 2012;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 2 van de

Huisvestingswet;

B E S L U I T :

vast te stellen de verordening, houdende regels omtrent de verdeling van

woonruimte

paragraaf 1 Begripsbepalingen

artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    besluit: het Huisvestingsbesluit;

  • b.

    corporatie: toegelaten instelling als bedoeld in artikel 70 van de Woningwet of een gemeentelijk woningbedrijf;

  • c.

    economische binding: het daaromtrent in artikel 1, lid 1, sub l, van de Wet bepaalde, waarbij onder het duurzaam verrichten van arbeid wordt verstaan dat er een arbeidsovereenkomst moet zijn aangegaan van minimaal 1 jaar, dan wel indien een tijdelijke arbeidsovereenkomst van minimaal 6 maanden is gesloten, de werkgever schriftelijk heeft verklaard dat de overeenkomst bij normaal functioneren van de werknemer zal worden verlengd met opnieuw minimaal 6 maanden of worden omgezet in een vaste arbeidsovereenkomst;

  • d.

    eigenaar: het daaromtrent in artikel 1, lid 2, van de Wet bepaalde;

  • e.

    gebruiksoppervlakte: het totaal van de tussen omsluitende wanden gelegen vloeroppervlakte van de ruimten in een woonruimte;

  • f.

    huishouden: een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen gaan voeren;

  • g.

    huurprijs: het daaromtrent in artikel 1, sub 1, sub j, van de Wet bepaalde:

  • h.

    huurprijsgrens: de aftoppingsgrenzen zoals bedoeld in artikel 20, lid 2, van de Wet op de huurtoeslag;

  • i.

    huurwoning: een woonruimte waarvoor de gebruiker een vergoeding is verschuldigd, of ten aanzien waarvan de gebruiker een huurovereenkomst is aangegaan;

  • j.

    inkomen: het norminkomen zoals bedoeld in artikel 14, lid 1 van de Wet op de huurtoeslag;

  • k.

    inschrijfduur: de onafgebroken periode dat een woningzoekende van tenminste 18 jaar bij een verhuurder staat ingeschreven voor een voor verhuur beschikbaar komende woning;

  • l.

    klachtencommissie: de commissie als bedoeld in artikel 4, lid 2, van de Wet;

  • m.

    leegstaan: het daaromtrent in artikel 1, lid 1, sub i, van de Wet bepaalde;

  • n.

    maatschappelijke binding: het daaromtrent in artikel 1, lid 1, sub m, van de Wet bepaalde;

  • o.

    onzelfstandige woonruimte: woonruimte, niet zijnde woonruimte bestemd voor inwoning, welke geen eigen toegang heeft en welke niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen buiten die woning;

  • p.

    omzetting: het wijzigen van een zelfstandige woonruimte in een onzelfstandige woonruimte;

  • q.

    publicatie woningaanbod: het periodiek openbaar gemaakt of aan woningzoekenden toegezonden aanbod van voor verhuur beschikbaar komende woonruimte, waarop elke woningzoekende of de woningzoekende waaraan het aanbod is toegezonden op eigen initiatief kan reageren;

  • r.

    regio: de gemeenten die zijn gelegen in het gebied van het voormalige Samenwerkingsorgaan Westfriesland;

  • s.

    standplaats: een standplaats als bedoeld in artikel 1, lid 1, sub h, van de Woningwet;

  • t.

    starter: een huishouden dat na verhuizing, hoofdbewoner wordt en nieuw gevormd is, zoals iemand die voor het eerst zelfstandig gaat wonen of na een relatieverbreking;

  • u.

    urgentiecommissie: de door burgemeester en wethouders aan te wijzen commissie die burgemeester en wethouders adviseert ter zake van artikel 9;

  • v.

    wet: de Huisvestingswet;

  • w.

    woonduur: de onafgebroken periode gedurende welke een woningzoekende de huidige in de regio gelegen huurwoning zelfstandig bewoont en op dat adres ingeschreven staat in de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA);

  • x.

    woonruimte: het daaromtrent in artikel 1, lid 1, sub b, van de Wet bepaalde;

  • y.

    woonwagen: als bedoeld in artikel 1, lid 1, sub e, van de Woningwet;

  • z.

    zelfstandige woonruimte: woonruimte als bedoeld in artikel 30, lid 2, van de Wet.

Hoofdstuk 2 Verdeling van huurwoningen

paragraaf 2 Huurprijsgrens

artikel 2

  • 1. Het bepaalde in dit hoofdstuk is uitsluitend van toepassing op woonruimten in eigendom van een corporatie met een huurprijs beneden de huurprijsgrens.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat de toepassing van deze verordening mede van toepassing is op verhuurders van huurwoningen, niet zijnde een corporatie, met een huurprijs beneden de huurprijsgrens.

artikel 3

In afwijking van het bepaalde in artikel 2 is het bepaalde in dit hoofdstuk niet van toepassing op:

  • a.

    woonruimten, bestemd voor inwoning, als bedoeld in artikel 6, lid 1, van de Wet;

  • b.

    zorg- en aanleunwoningen, die als zodanig zijn aangemerkt door burgemeester en wethouders, waarvoor de toewijzing via een indicatie van de indicatiecommissie als bedoeld in artikel 9a van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten geschiedt;

  • c.

    door burgemeester en wethouders in overleg met de corporatie aan te wijzen vormen van woon- of leefgemeenschap;

  • d.

    onzelfstandige woonruimten;

  • e.

    ligplaatsen voor een woonschip;

  • f.

    standplaatsen voor een woonwagen.

paragraaf 3 Huisvestingsovereenkomst

artikel 4

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen met de in hun gemeente werkzame corporatie(s) een overeenkomst afsluiten als bedoeld in artikel 4, lid 1, van de Wet.

  • 2. Indien burgemeester en wethouders gebruik maken van het bepaalde in lid 1 wordt een klachtencommissie ingesteld met inachtneming van het bepaalde in artikel 4, lid 2, van de Wet.

paragraaf 4 Lokaal maatwerk

artikel 5

  • 1. Op lokaal niveau kan de woonruimteverdeling nadere invulling krijgen. Het lokaal maatwerk is aanvullend op de regels van deze Verordening.

  • 2. Afspraken in het kader van lid 1 worden vastgelegd op basis van de in de in artikel 4, lid 1, bedoelde overeenkomst(en);

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen in overleg met de corporatie, als onderdeel van lokaal maatwerk als bedoeld in lid 1, voorschriften in de overeenkomst opnemen over:

    • -

      de grootte van het huishouden in relatie tot de grootte van de woonruimte;

    • -

      het inkomen van het huishouden in relatie tot de huurprijs van de woning.

Paragraaf 5 Systeem woonruimteverdeling

Artikel 6

  • 1. De corporatie dient bij de toewijzing van vrijkomende woonruimte het toewijzingssysteem te hanteren zoals dat geldt ten tijde van de inwerkingtreding van deze verordening. Een nieuw woningtoewijzingsysteem dient na regionaal overleg door burgemeester en wethouders te worden vastgesteld;

  • 2. De opgebouwde inschrijfduur wordt door corporaties overgenomen die hetzelfde toewijzingssysteem hanteren;

  • 3. De opgebouwde inschrijfduur vervalt op het moment dat een woningzoekende voor onbepaalde tijd een aangeboden woonruimte heeft aanvaard dan wel een toegewezen woonruimte als bedoeld in artikel 9, lid 6 sub d aangeboden heeft gekregen.

  • 4. Indien op basis van artikel 7, of de nadere uitwerking daarvan, sprake is van een voor de woningzoekende passende woonruimte, wordt de vrijkomende woonruimte aangeboden aan degene met de langste inschrijfduur.

Artikel 7

  • 1. De corporatie dient haar voor verhuur vrijkomende woonruimte door publicatie of toezending aan woningzoekenden aan te bieden onder vermelding van in ieder geval:

    • a.

      het adres van de woonruimte;

    • b.

      het woningtype;

    • c.

      de huurprijs van de woonruimte;

    • d.

      de voorwaarden waaraan woningzoekenden moeten voldoen om voor toewijzing van de woonruimte in aanmerking te komen;

    • e.

      de wijze waarop en de termijn waarbinnen woningzoekenden op het gepubliceerd woningaanbod kunnen reageren;

    • f.

      de eigenaar of verhuurder van de woonruimte;

  • 2. De voorwaarden bedoeld in lid 1, sub d, behoeven vooraf instemming van burgemeester en wethouders.

  • 3. a. Door of namens burgemeester en wethouders wordt zorg gedragen voor het aanleggen en bijhouden van een register van woningzoekenden ;

  • b. voor zover dat verplicht is gesteld dient de inschrijving of registratie jaarlijks te worden verlengd;

  • c. voor de inschrijving of de jaarlijkse verlenging worden geen kosten in rekening gebracht.

  • 4. In afwijking van het bepaalde in artikel 6, lid 3 blijft de inschrijfduur in stand voor zover het betreft personen die een huurwoning in de regio leeg en voor verhuur beschikbaar achterlaten en waarvan de huidige huur is gelegen beneden de op basis van Wet op de huurtoeslag vastgestelde maximale huurgrens voor personen beneden de 23 jaar en de zijn gelabeld als jongerenwoning en waarvan de huur van de aangeboden woning boven de op basis van de Wet op de huurtoeslag vastgestelde maximale huurgrens voor personen beneden de 23 jaar is gelegen;

  • 5. Burgemeester en wethouders kunnen op verzoek van de corporatie, een afwijking toestaan van het bepaalde in lid 1 tot en met 3, indien aannemelijk wordt gemaakt dat toewijzing van woonruimte plaatsvindt met inachtneming van het bepaalde in de huisvestingsovereenkomst, zoals bedoeld in artikel 4.

paragraaf 6 Urgentie

artikel 8

De gemeenteraad stelt een regionaal werkzame onafhankelijke urgentiecommissie in die burgemeester en wethouders bindend advies uitbrengt omtrent de urgentie van de woningzoekende.

artikel 9

  • 1.

    De woningzoekende kan een aanvraag indienen tot het verlenen van urgentie bij de toewijzing van passende woonruimte.

  • 2.

    De aanvraag zoals bedoeld in lid 1 wordt ingediend bij de corporatie en gericht aan burgemeester en wethouders.

  • 3.

    Het verlenen van urgentie als bedoeld in lid 1 houdt in het verlenen van een extra inschrijfduur van vier jaar.

  • 4.

    Urgentie kan worden verleend aan woningzoekenden die voldoen aan de volgende criteria:

  • a.

    medisch: medisch geïndiceerden zijn woningzoekenden die in verband met medische omstandigheden permanent ernstige hinder, belemmering of verslechtering ondervinden in hun woonsituatie. Er kan alleen een beroep worden gedaan op deze omstandigheid indien bij de aanvraag een verklaring wordt overgelegd van een professionele medische, psychiatrische en/of sociale hulpverleningsinstantie, zo nodig aangevuld met een advies van een onafhankelijke instantie die is gespecialiseerd in sociaal-medische advisering;

  • b.

    sociaal: sociaal geïndiceerden zijn woningzoekenden die in verband met sociale of psychische omstandigheden ernstige hinder, belemmering of verslechtering ondervinden in hun huidige woonsituatie. Onder sociaal geïndiceerden vallen ook woningzoekenden met ernstige relationele problemen met buren of buurt, waardoor sprake is van een acuut woonprobleem, waarbij de woningzoekenden alles in het werk hebben gesteld de situatie weer leefbaar te maken. Indien een beroep wordt gedaan op deze omstandigheid dient dit te worden onderbouwd door gegevens van justitie en/of politie en/of met gegevens van een professionele sociale hulpverleningsinstantie en indien gewenst een advies van de corporatie;

  • c.

    economisch en maatschappelijk: economisch en maatschappelijk geïndiceerden zijn woningzoekenden die beschikken over een economische of maatschappelijke binding. Van een dergelijke omstandigheid kan sprake zijn indien door het aanvaarden van een werkkring in de regio de woon-werkafstand een reistijd van meer dan 4 uur per dag met het openbaar vervoer betekent;

  • d.

    echtscheiding/verbreken samenleving: zijn woningzoekenden die van echt scheiden of hun samenwoning verbreken. Urgentie op deze grond kan uitsluitend aan één gewezen partner worden verleend en uitsluitend, indien de woningzoekende op grond van de Wet of een rechterlijke uitspraak geheel of in overwegende mate met de zorg voor zijn minderjarige kind(eren) is of wordt belast, dan wel ingeval sprake is van co-ouderschap de ouder waarbij het kind op grond van de Gemeentelijke Basisadministratie staat ingeschreven en er aantoonbaar een poging is gedaan om het huur/kooprecht van de huidige woning te behouden en dit niet is geslaagd;

  • e.

    financieel: financieel geïndiceerden zijn woningzoekenden die buiten hun schuld te maken hebben met een grote inkomensachteruitgang door acute en/of onvoorziene omstandigheden waardoor de huidige woonruimte niet langer betaalbaar is;

  • 5.

    Urgentie kan uitsluitend worden verleend aan woningzoekenden die ingezetenen zijn, dan wel beschikken over een economische of maatschappelijke binding, dan wel in de positie verkeren als bedoeld in artikel 13c, lid 1, van de Wet en over de Nederlandse nationaliteit beschikken, dan wel behoren tot de groep mishandelde vrouwen in opvanghuizen zoals bedoeld in de circulaire van de Minister van WWI, nummer MG 2008-5, dan wel in het bezit zijn van een geldige verblijfstitel in Nederland en buiten hun schuld in een dusdanige situatie verkeren dat zij op korte termijn andere woonruimte behoeven en naar verwachting niet binnen die termijn andere woonruimte zullen krijgen en hun betreffende situatie niet op andere wijze kunnen oplossen.

  • 6.

    a. De in lid 3 bedoelde urgentie geldt voor een termijn van vier maanden ingaande op de dag volgend op de datum waarop de beschikking tot het toekennen van urgentie is verzonden;

  • b.

    degene aan wie een urgentie is verleend is verplicht om gedurende de onder a. genoemde termijn in elke opeenvolgende periode van veertien dagen ten minste op drie passende en via het toewijzingssysteem aangeboden woningen te reageren, met dien verstande dat van voldoende passend aanbod sprake is;

  • c.

    onder een passende woning zoals bedoeld onder sub. b wordt verstaan een zelfstandige woonruimte met een aantal kamers dat in verhouding staat tot de grootte van het huishouden, waarbij vanaf een drie-persoonshuishouden de volgende tabel van toepassing is:

    • ×

      3 personen: minimaal 2 kamers

    • ×

      4- of 5 personen: minimaal 3 kamer

    • ×

      grotere huishoudens: minimaal 4 kamers

en waarvan de huurprijs in verhouding staat tot het verzamelinkomen van degene aan wie urgentie is verleend zoals is vastgelegd in de basis huurtabel op grond van de Wet op de huurtoeslag;

  • d.

    indien de woningzoekende met een urgentie zoals bedoeld in lid 3, niet binnen de vastgestelde termijn van vier maanden woonruimte heeft gevonden, wordt binnen een tweede termijn van vier maanden eenmalig een passende woonruimte aangeboden. Deze laatstgenoemde termijn kan worden verlengd met nogmaals een termijn van vier maanden indien geen passend aanbod beschikbaar is gekomen;

  • e.

    bij de woningaanbieding zoals bedoeld onder sub d wordt geen rekening gehouden met specifieke woonwensen zoals wijkvoorkeur en woningtype;

  • f.

    indien het woningaanbod zoals bedoeld onder sub d wordt geweigerd vervalt de op basis van het derde lid toegekende urgentie.

artikel 10

  • 1. Burgemeester en wethouders beslissen op de in artikel 9, lid 2, bedoelde aanvraag binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag en de daarbij over te leggen bescheiden en brengen de beslissing ter kennis van de aanvrager;

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen de beslissing als bedoeld in lid 1 voor ten hoogste 4 weken verdagen. Van de verdaging wordt schriftelijk mededeling gedaan aan de aanvrager.

artikel 11

  • 1. Burgemeester en wethouders trekken een urgentieverklaring in, indien:

  • a. aan de vereisten voor het verkrijgen van een urgentie niet meer wordt voldaan;

  • b. de urgentie is verstrekt op grond van gegevens waarvan de houder van de urgentie wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren;

  • c. de houder van de urgentie daarom verzoekt.

  • 2. De urgentieverklaring vervalt automatisch indien de houder van de urgentie na de afgifte van de urgentie zelfstandige woonruimte voor onbepaalde tijd in gebruik heeft genomen.

  • 3. De urgentieverklaring vervalt automatisch indien de houder van de urgentie niet heeft voldaan aan het bepaalde in artikel 9, lid 6, sub b.

  • 4. De urgentieverklaring vervalt indien de termijn waarvoor zij is verstrekt is verstreken.

Hoofdstuk 3 Bijzondere woonvormen

paragraaf 8 Standplaatsen voor woonwagens en huurwoonwagens

artikel 12

  • 1. Het is verboden zonder toestemming van burgemeester en wethouders een standplaats in gebruik te nemen.

  • 2. De toewijzing van een standplaats en/of woonwagen geschiedt volgens de regels zoals bedoeld in artikel 7.

  • 3. Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 2 van de Wet hebben genieten woningzoekenden, in afwijking van het op grond van artikel 6 van toepassing zijnde toewijzingssysteem, die op het moment van inschrijving als woningzoekende legaal in een woonwagen wonen of gewoond hebben, voorrang boven andere woningzoekenden.

Hoofdstuk 4 Klachten

paragraaf 9 Klachtencommissie

artikel 13

  • 1. Indien een gemeente een of meer overeenkomsten sluit, als bedoeld in artikel 4, lid 1 van de Wet jo artikel 4, lid 2 van deze verordening, stelt de gemeenteraad een regionale werkzame klachtencommissie in, waar woningzoekenden een klacht kunnen indienen met betrekking tot het uitbrengen van een afwijzend advies door de regionale urgentiecommissie zoals bedoeld in artikel 8, het (niet) inschrijven als woningzoekende bij de gemeente respectievelijk de eigenaar van woonruimte en woonwagenstandplaatsen, het (niet) toewijzen van een woning door de gemeente respectievelijk de corporatie en de behandeling door de gemeente respectievelijk de eigenaar van woonruimte in het algemeen, voor zover deze behandeling betrekking heeft op de uitvoering van de op basis van artikel 4 afgesloten overeenkomst.

  • 2. De commissie verricht haar taak onafhankelijk van de gemeente en de eigenaren van woonruimte(n). Indien de eigenaar van woonruimte(n) handelt op basis van een overeenkomst als bedoeld in het eerste lid doet de klachtencommissie een bindende uitspraak. Indien andere zaken aan de commissie worden voorgelegd, strekt de uitspraak van de commissie burgemeester en wethouders tot advies.

  • 3. De samenstelling, procedure van benoeming en werkwijze van de commissie wordt bij apart besluit door de gemeenteraad geregeld.

Hoofdstuk 5 Overgangs-, straf-, slot- en overige bepalingen

paragraaf 10 Overleg bij wijziging

artikel 14

Bij de voorbereiding van een besluit tot wijziging van deze verordening plegen burgemeester en wethouders overleg met de ingevolge de Woningwet toegelaten instellingen en met andere daarvoor in aanmerking komende organisaties die binnen de gemeente op het gebied van de woonruimteverdeling werkzaam zijn.

paragraaf 11 Handhaving en strafbepalingen

artikel 15

Overtreding van het bepaalde in artikel 12, lid 1 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste vier maanden of geldboete van de derde categorie, zoals bedoeld in artikel 23, lid 4 van het Wetboek van Strafrecht.

artikel 16

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast de daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren.

  • 2. Met de opsporing van de bij artikel 15 strafbaar gestelde feiten zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, de in artikel 75 van de Wet aangewezen ambtenaren belast voor zover zij tevens buitengewoon ambtenaar zijn.

  • 3. De in lid 1 genoemde ambtenaren hebben de bevoegdheden als genoemd in artikel 77 van de Wet.

paragraaf 12 Overgangsbepaling

artikel 17

  • 1. De op grond van de Huisvestingsverordening gemeente Opmeer 2010 opgebouwde woonduur, geldt, indien de woningzoekende zich voor 1 januari 2012 heeft ingeschreven, voor een maximumperiode van 10 jaar;

  • 2. Indien gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid zoals bedoeld in lid 1 wordt de opgebouwde woonduur per 1 januari 2012, met een maximum van 10 jaar, omgezet naar inschrijfduur.

paragraaf 13 Slotbepalingen

artikel 18

  • 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening.

  • 2. Het gestelde in het eerste lid is eveneens van toepassing indien op grond van artikel 4 van de Wet de uitvoering van de paragrafen 5 en 6 is overgedragen aan eigenaren van woonruimte en/of standplaatsen.

artikel 19

  • 1. In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslissen burgemeester en wethouders, waarbij een rechtvaardige verdeling van de schaarse woonruimte richtinggevend is.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen van het bepaalde in deze verordening afwijken of afwijking daarvan toestaan ten behoeve van experimenten die in het belang zijn van de volkshuisvesting.

artikel 20

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de uitoefening van bevoegdheden krachtens de paragrafen 5 en 6 van deze verordening te mandateren aan eigenaren van woonruimte en/of standplaatsen.

artikel 21

Deze verordening kan worden aangehaald als Huisvestingsverordening gemeente Opmeer 2012.

artikel 22

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag van de openbare bekendmaking.

  • 2.

    Op de datum van inwerkingtreding vervalt de Huisvestingsverordening gemeente Opmeer 2010.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 9 februari 2012.

mevrouw M.C.G.M. De Vree-Bekker,

griffier gemeenteraad Opmeer

de heer G.J.A.M. Nijpels,

voorzitter gemeenteraad Opmeer