Regeling vervallen per 01-01-2015

Gemeenschappelijke Regeling Werksaam Westfriesland

Geldend van 01-01-2015 t/m 31-12-2014

Intitulé

Gemeenschappelijke Regeling WerkSaam Westfriesland

De raad van de gemeente Opmeer,

De gemeenteraden en de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Drechterland, Enkhuizen, Hoorn, Koggenland, Medemblik, Opmeer en Stede Broec;

gelezen het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders d.d.22 september 2014 en gelet op het advies van de Commissie Samenlevingszaken;

Gelet op het besluit van de Westfriese gemeenten om te gaan samenwerken op het terrein van werk en inkomen;

Gelet op het feit dat de zeven Westfriese gemeenteraden en het bestuur van Op/maat de kaders en beleidsuitgangspunten voor de nog op te richten WerkSaam Westfriesland, bestaande uit (een deel van) de zeven afdelingen Sociale Zaken/Voorzieningen van de Westfriese gemeenten en Op/maat hebben vastgesteld, waarvan de belangrijkste kaders zijn:

  • 1.

    Een organisatie in het publieke domein voor de uitvoering van de WSW, de WWB en (een deel van) de Wajong die zich richt op re-integratie, inkomensverstrekking en werkgeversdienstverlening.

  • 2.

    Een uitvoering binnen de door de raden vastgestelde budgettaire kaders op basis van het solidariteitsprincipe.

  • 3.

    Een dienstverleningsconcept op basis van het beleidsuitgangspunt dat talenten en daarmee de verdiencapaciteit van iedereen die een beroep doet op WerkSaam naar vermogen benut worden.

Gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen en de Gemeentewet;

besluiten;

De Gemeenschappelijke Regeling inzake de uitvoering van de Wet Sociale Werkvoorziening (citeertitel Gemeenschappelijke Regeling Op/maat) te wijzigen in de Gemeenschappelijke Regeling WerkSaam Westfriesland, en vast te stellen:

de Gemeenschappelijke Regeling WerkSaam Westfriesland

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. In deze regeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a.

      adviescommissie: een commissie als bedoeld in artikel 84 van de Gemeentewet;

    • b.

      algemeen bestuur: het algemeen bestuur van WerkSaam Westfriesland;

    • c.

      begroting: een overzicht van de inkomsten en uitgaven van een boekjaar van WerkSaam Westfriesland;

    • d.

      colleges: burgemeester en wethouders van de gemeenten;

    • e.

      dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van WerkSaam Westfriesland;

    • f.

      derde: een andere partij dan de gemeenten of WerkSaam Westfriesland;

    • g.

      directeur: de directeur, tevens secretaris, van WerkSaam Westfriesland als bedoeld in artikel 21;

    • h.

      gedeputeerde staten: het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Holland;

    • i.

      gemeente: een van de deelnemende gemeenten Drechterland, Enkhuizen, Hoorn, Koggenland, Medemblik, Opmeer en Stede Broec, waaronder zowel de rechtspersoon als de daartoe behorende bestuursorganen kunnen zijn begrepen;

    • j.

      gemeenten: de deelnemende gemeenten in de regio Westfriesland, te weten Drechterland, Enkhuizen, Hoorn, Koggenland, Medemblik, Opmeer en Stede Broec, waaronder zowel de rechtspersonen en/of de daartoe behorende bestuursorganen kunnen zijn begrepen;

    • k.

      medewerker: hij die door of vanwege WerkSaam Westfriesland is aangesteld om in openbare dienst werkzaam te zijn of een WSW-status heeft;

    • l.

      raden: de gemeenteraden van de gemeenten;

    • m.

      verdeelsleutel: de maatstaf die aanduidt op welke wijze WerkSaam Westfriesland gefinancierd wordt;

    • n.

      voorzitter: degene die het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur leidt;

    • o.

      WerkSaam: WerkSaam Westfriesland als bedoeld in deze regeling;

    • p.

      wet: Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 2. Waar in deze regeling artikelen van de Gemeentewet of van andere wet- en regelgeving van overeenkomstige toepassing worden verklaard, treden het openbaar lichaam, het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter in de plaats van respectievelijk de gemeente, de raad, het college of de burgemeester.

HOOFDSTUK 2 INSTELLING, BELANG, TAKEN EN BEVOEGDHEDEN

Artikel 2 Openbaar lichaam

  • 1. Er is een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 8 eerste lid van de wet, genaamd WerkSaam Westfriesland.

  • 2. Het openbaar lichaam is formeel gevestigd te Dampten 24/26 te Hoorn.

Artikel 3 Belang

WerkSaam wil inwoners van Westfriesland naar vermogen laten deelnemen op de reguliere arbeidsmarkt en het beroep van inwoners op een uitkering zoveel mogelijk beperken. Hiertoe ondersteunt WerkSaam werkzoekenden, uitkeringsgerechtigden en werkgevers in de regio.

Artikel 4 Doel

Het doel van WerkSaam is om uitvoering te geven aan de taken van de Westfriese gemeenten op het gebied van werk en inkomen en om de daartoe beschikbare middelen optimaal aan te wenden.

Artikel 5 Taken

  • 1. De kerntaak van WerkSaam is het zorg dragen voor het zo snel mogelijk aan werk helpen van werkzoekenden en het goed bedienen van werkgevers die op zoek zijn naar (tijdelijke) arbeidskrachten. Hieronder valt de beleidsontwikkeling, -vaststelling en –uitvoering van de volgende regelingen:

    • a.

      Wet werk en bijstand (WWB)

    • b.

      Wet sociale werkvoorziening (WSW);

    • c.

      Wet participatiebudget;

    • d.

      Wet inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers (Ioaw);

    • e.

      Wet inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz);

    • f.

      Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz);

    • g.

      Wet educatie en beroepsonderwijs (alleen volwasseneneducatie);

  • 2. Indien ten gevolge van wijziging van wettelijke regelingen, taken als bedoeld in lid 1 gaan strekken ter uitvoering van een andere regeling dan ter uitvoering waarvan zij na de inwerkingtreding van deze gemeenschappelijke regeling strekten, dan wel indien in deze werkzaamheden ten gevolge van een dergelijke wijziging veranderingen optreden, blijven zij, voor zover hun strekking en omvang door die wijziging niet wezenlijk veranderen, behoren tot de taken die lid 1 aan WerkSaam opdraagt.

  • 3. Het verrichten van bedrijfsvoeringstaken ter uitvoering van lid 1 en 2 zoals bedrijfsvoeringstaken op het gebied van personeel, informatie, juridische zaken, organisatie, financiën, administratie, communicatie, huisvesting en ICT-dienstverlening.

Artikel 6 Overige, extra en plustaken

  • 1. Het algemeen bestuur beslist bij unanimiteit over de vraag of, onder welke condities en in welke omvang WerkSaam de in artikel 5 lid 1 genoemde taken voor derden gaat uitvoeren op basis van een privaatrechtelijke overeenkomst.

  • 2. Het algemeen bestuur beslist bij unanimiteit over de vraag of, onder welke condities en in welke omvang WerkSaam extra taken gaat uitvoeren voor de gemeente(n) mits deze taken passen bij het doel als omschreven in artikel 4 van deze regeling.

  • 3. Het algemeen bestuur beslist over de vraag of, onder welke condities en in welke omvang WerkSaam plustaken gaat uitvoeren voor de gemeente(n) mits deze taken passen bij het doel als omschreven in artikel 4 van deze regeling.

Artikel 7 Uitsluitend recht en ondersteunende diensten

  • 1. WerkSaam verleent aan de gemeenschappelijke regeling SSC DeSom een uitsluitend recht als bedoeld in artikel 2.24 van de Aanbestedingswet voor de diensten ten behoeve van de in artikel 5 genoemde taken op het gebied van ICT-dienstverlening.

  • 2. WerkSaam Westfriesland ziet er op toe dat het SSC DeSom zich daarbij houdt aan de uitgangspunten van het EG-verdrag met betrekking tot het beginsel van non-discriminatie op grond van nationaliteit en het transparantiebeginsel.

HOOFDSTUK 3 INRICHTING EN SAMENSTELLING VAN HET BESTUUR

HET ALGEMEEN BESTUUR

Artikel 8 Samenstelling

  • 1. Het algemeen bestuur van WerkSaam bestaat uit een lid per gemeente.

  • 2. De raad van iedere gemeente wijst een lid en een plaatsvervangend lid uit het midden van de raad of uit de leden van het college aan.

  • 3. Het algemeen bestuur wijst uit zijn midden een voorzitter aan alsmede een vice voorzitter.

  • 4. De leden van het algemeen bestuur hebben, onverminderd het bepaalde in de overige leden van dit artikel, zitting gedurende de zittingsduur van de gemeenteraad.

  • 5. De leden van het algemeen bestuur treden af op de dag waarop de leden van de raden van de gemeenten aftreden. Zij blijven hun functie waarnemen tot het moment dat in hun vervanging is voorzien.

  • 6. Het lid dat tussentijds ophoudt lid van de raad of het college van burgemeester en wethouders te zijn, houdt daarmee tevens op lid te zijn van het algemeen bestuur. Dit geldt ook voor de voorzitter.

  • 7. Het lid dat ter vervulling van een tussentijdse vacature als lid van het algemeen bestuur wordt benoemd, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens of wier plaats dit lid is benoemd, zou hebben moeten aftreden.

  • 8. De leden van het algemeen bestuur die tussentijds ontslag nemen, stellen de voorzitter van het algemeen bestuur alsmede de raad die hen heeft aangewezen hiervan op de hoogte. Het ontslag is onherroepelijk.

  • 9. Leden van het algemeen bestuur die tussentijds ontslag hebben genomen dan wel wiens zittingsperiode eindigt overeenkomstig lid 5, behouden hun lidmaatschap totdat in hun opvolging is voorzien.

  • 10. De aanwijzing voor de vervulling van plaatsen die zijn opengevallen, vindt binnen twee maanden plaats door de raad die het aangaat.

  • 11. Naast de gevallen die in de wet staan genoemd, is het lidmaatschap van het bestuur onverenigbaar met een betrekking als personeelslid of werknemer in dienst van WerkSaam.

Artikel 9 Werkwijze

  • 1. Vergaderingen van het algemeen bestuur zijn in beginsel openbaar. De deuren worden gesloten, wanneer meer dan de helft van het aantal leden dat de presentielijst heeft getekend daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt. Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd. Van een vergadering met gesloten deuren wordt een afzonderlijk verslag opgemaakt, dat niet openbaar wordt gemaakt tenzij het algemeen bestuur anders beslist.

  • 2. Het algemeen bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen vast.

  • 3. Op de vergaderingen van het algemeen bestuur zijn de artikelen 22 en 23 van de wet van toepassing, zodat er tijdens vergaderingen van het algemeen bestuur slechts rechtsgeldig besloten kan worden indien in ieder geval meer dan de helft van het aantal leden aanwezig is.

  • 4. De stemverhouding in het algemeen bestuur is als volgt:

    • a.

      Besluiten worden genomen bij meerderheid van het aantal gemeenten, dat ook een meerderheid van het aantal inwoners van de deelnemende gemeenten vertegenwoordigt (peildatum is 1 januari voorafgaand aan het begrotingsjaar)

    • b.

      Als de stemmen staken wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.

  • 5. Het algemeen bestuur vergadert zo vaak als hij daartoe heeft besloten, maar minimaal twee keer per jaar en verder zo dikwijls als de voorzitter dit nodig acht of ten minste twee leden van het algemeen bestuur dit verzoeken (onder schriftelijke opgave van de te behandelen onderwerpen).

  • 6. In het laatste geval vindt de vergadering binnen twee weken plaats als bedoeld in artikel 17 van de Gemeentewet en artikel 22 van de wet.

  • 7. De voorzitter roept de leden schriftelijk tot de vergadering op.

  • 8. Tegelijkertijd met de oproep brengt de voorzitter dag, tijdstip en plaats van de vergadering ter openbare kennis. De agenda en de daarbij behorende voorstellen, met uitzondering van de in artikel 23 van de wetgenoemde stukken waaromtrent geheimhouding is opgelegd, worden tegelijkertijd met de oproep en op een bij de openbare kennisgeving aan te geven wijze ter inzage gelegd als bedoeld in artikel 19 Gemeentewet en artikel 22 van de wet.

  • 9. Van overeenkomstige toepassing is het bepaalde in de artikelen 20, 22, 26, 28 tot en met 33 van de Gemeentewet.

Artikel 10 Besloten vergadering

Op grond van de belangen genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur over de geheimhouding van de inhoud van stukken is het bepaalde in artikel 23, leden 1 tot en met 4 van de wet van toepassing. In een besloten vergadering van het algemeen bestuur worden geen besluiten genomen over het beleidsplan, de begroting, de rekening en het liquidatieplan.

HET DAGELIJKS BESTUUR

Artikel 11 Samenstelling

  • 1. In het dagelijks bestuur is elk van de gemeenten vertegenwoordigd.

  • 2. De leden van het dagelijks bestuur en de plaatsvervangend leden worden aangewezen door en uit het algemeen bestuur. Zij worden aangewezen in de eerste vergadering van het algemeen bestuur nadat overeenkomstig artikel 7 de leden van het algemeen bestuur zijn aangewezen.

  • 3. De aanwijzing van leden van het dagelijks bestuur ter vervulling van plaatsen die openvallen, vindt plaats binnen twee maanden na de melding van de opengevallen plaats.

  • 4. Het lidmaatschap van het dagelijks bestuur eindigt indien het lid ophoudt lid te zijn van het algemeen bestuur.

  • 5. De leden van het dagelijks bestuur treden af op de dag waarop de zittingsperiode van de gemeenteraad afloopt. Zij blijven in functie tot het moment dat het algemeen bestuur in de nieuwe samenstelling nieuwe leden voor het dagelijks bestuur heeft aangewezen.

  • 6. Een lid van het dagelijks bestuur kan door het algemeen bestuur worden ontslagen, als dit lid niet meer het vertrouwen van het algemeen bestuur geniet. In dit geval is het bepaalde in artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing. Op het ontslagbesluit is artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.

Artikel 12 Werkwijze

  • 1. Vergaderingen van het dagelijks bestuur zijn besloten.

  • 2. Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter of een ander lid van het dagelijks bestuur dit nodig acht, zulks onder opgave van de te behandelen onderwerpen. De vergadering vindt plaats binnen twee weken nadat het verzoek is ingekomen.

  • 3. In het dagelijks bestuur kan alleen worden besloten, indien meer dan de helft van het aantal zittende leden aanwezig is.

  • 4. Voor zover deze regeling niet anders bepaalt, kan het dagelijks bestuur zijn werkzaamheden verdelen over zijn leden. Het dagelijks bestuur deelt zijn besluiten daarover mee aan het algemeen bestuur.

  • 5. Elk lid heeft een stem.

  • 6. Besluiten worden bij meerderheid van stemmen genomen. Als de stemmen staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.

  • 7. Het dagelijks bestuur kan een reglement van orde voor zijn vergaderingen vaststellen, dat aan het algemeen bestuur ter kennisneming wordt overlegd.

  • 8. Voor de besluitvorming in het dagelijks bestuur en de verplichting tot geheimhouding zijn de bepalingen in de Gemeentewet voor het college van overeenkomstige toepassing.

DE VOORZITTER

Artikel 13 Taak en ontheffing

  • 1.

    De voorzitter van het algemeen bestuur is tevens voorzitter van het dagelijks bestuur.

  • 2.

    De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.

  • 3.

    Het algemeen bestuur kan de voorzitter, al dan niet tijdelijk, uit zijn functie ontheffen indien deze het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit.

  • 4.

    Bij verhindering of ontstentenis van de voorzitter wordt deze vervangen door de vice voorzitter.

  • 5.

    Indien de voorzitter behoort tot het bestuur van een gemeente, die partij is in een geding waarbij WerkSaam is betrokken, wordt WerkSaam door de vice voorzitter vertegenwoordigd.

COMMISSIES VAN ADVIES

Artikel 14 Instelling

  • 1. Het algemeen bestuur kan commissies van advies instellen. Het algemeen bestuur regelt de bevoegdheden en de samenstelling.

  • 2. De instelling van vaste commissies van advies aan het dagelijks bestuur of aan de voorzitter en de regeling van haar bevoegdheden en samenstelling gebeurt door het algemeen bestuur op voorstel van het dagelijks bestuur respectievelijk de voorzitter.

  • 3. Andere commissies van advies aan het dagelijks bestuur of aan de voorzitter worden door het dagelijks bestuur respectievelijk de voorzitter ingesteld.

HOOFDSTUK 4 BEVOEGDHEDEN VAN HET BESTUUR

§ 1 Bevoegdheden algemeen bestuur

Artikel 15 Bevoegdheden algemeen bestuur

  • 1. Alle bevoegdheden berusten bij het algemeen bestuur voor zover deze niet bij of krachtens enige wettelijke regeling of deze regeling aan het dagelijks bestuur, de voorzitter of directeur zijn toegekend.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in artikel 33 van de wet is het algemeen bestuur in ieder geval bevoegd tot:

    • a.

      het vaststellen van de begroting en jaarrekening;

    • b.

      het vaststellen van het beleidsplan

    • c.

      het vaststellen van verordeningen;

    • d.

      het voeren van rechtsgedingen;

    • e.

      het nemen van conservatoire maatregelen;

    • f.

      het besluiten tot privaatrechtelijke rechtshandelingen;

    • g.

      het besluiten tot het oprichten van en deelnemen aan gemeenschappelijke regelingen, maar niet voordat de colleges en de raden unaniem toestemming hebben verleend;

    • h.

      het besluiten tot het oprichten van en deelnemen in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen als dat bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang en niet voordat de raden in de gelegenheid zijn gesteld hun zienswijzen naar voren te brengen.

  • 3. Het beleidsplan en/of wijzigingen van het beleidsplan zoals bedoeld in lid 2 onder b wordt voor de vaststelling eerst voor een zienswijze voorgelegd aan de raden. Het dagelijks bestuur reageert schriftelijk op de zienswijze, alvorens het algemeen bestuur het beleidsplan en/of wijzigingen van het beleidsplan vaststelt.

Artikel 16 Overdracht van bevoegdheden

  • 1. Het algemeen bestuur kan zijn bevoegdheden aan het dagelijks bestuur overdragen, met uitzondering van:

  • a. de vaststelling of wijziging van de begroting;

  • b. de vaststelling van de jaarrekening;

  • c. de aanwijzing van een of meer accountants, bedoeld in artikel 213, tweede lid, van de Gemeentewet;

  • d. de vaststelling van de financiële verordeningen, de bijdrageverordening, de organisatieverordening en het directiestatuut;

  • e. besluiten waarbij overeenkomstig deze regeling een zwaardere meerderheid is vereist;

  • f. aanwijzen en al dan niet tijdelijk uit de functie ontheffen van de voorzitter en/of diens plaatsvervanger(s);

  • g. benoemen, schorsen of ontslaan van de directeur en benoemen, schorsen of ontheffen van diens plaatsvervanger.

  • 2. Een bevoegdheid kan niet worden overgedragen als de aard van de bevoegdheid zich hiertegen verzet.

Artikel 17 Verantwoordings- en informatieplicht

  • 1. Het algemeen bestuur verschaft de raden en colleges binnen een redelijke termijn alle inlichtingen die door deze organen of een of meer van hun leden worden gevraagd.

  • 2. Een lid van het algemeen bestuur verschaft aan de raad die hem heeft aangewezen of het college van die betreffende gemeente alle inlichtingen die door een of meer leden daarvan worden verlangd.

  • 3. Een lid van het algemeen bestuur is aan de raad dat hem heeft aangewezen verantwoording verschuldigd voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid.

§ 2 Bevoegdheden dagelijks bestuur

Artikel 18 Bevoegdheden dagelijks bestuur

  • 1. Het dagelijks bestuur behelst onder meer de voorbereiding van alles waarover het algemeen bestuur beraadslaagt alsmede de uitvoering van de besluiten van het algemeen bestuur. Deze bevoegdheden berusten bij het dagelijks bestuur voor zover de voorzitter hiermee niet bij of krachtens deze of enige wettelijke regeling is belast.

  • 2. Het dagelijks bestuur is bevoegd tot het aanstellen, schorsen en ontslaan van medewerkers als bedoeld in artikel 22 van deze regeling.

  • 3. Het dagelijks bestuur neemt alle conservatoire maatregelen en doet wat nodig is ter voorkoming van verjaring of verlies van recht of bezit.

  • 4. Het dagelijks bestuur is bevoegd te besluiten rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratieve beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten tenzij het algemeen bestuur, voor zover het haar aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist.

  • 5. Het dagelijks bestuur is bevoegd, indien als gevolg van een wettelijk voorschrift aan WerkSaam of het bestuur van WerkSaam hetzij een recht van bezwaar beroep hetzij een recht van beroep te maken toekomt, spoedshalve bezwaar te maken of beroep in te stellen alsmede, voor zover de voorschriften dat toelaten, schorsing van de aangevochten beslissing of een voorlopige voorziening ter zake te verzoeken.

Artikel 19 Verantwoordings- en informatieplicht

  • 1. De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur.

  • 2. Zij geven het algemeen bestuur mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen waarvan het verstrekken niet in strijd is met het openbaar belang.

  • 3. Het dagelijks bestuur verschaft de gemeenteraden en colleges alle inlichtingen over het door hem gevoerde bestuur die door deze organen of een of meer van hun leden worden gevraagd.

  • 4. Het dagelijks bestuur geeft lokale rekenkamers de mogelijkheid onderzoek te doen.

§ 3 Bevoegdheden voorzitter

Artikel 20 Bevoegdheden voorzitter

  • 1. De voorzitter bevordert een goede behartiging van de zaken van WerkSaam.

  • 2. De voorzitter vertegenwoordigt WerkSaam in en buiten rechte.

  • 3. De voorzitter ondertekent de stukken die van het algemeen bestuur en dagelijks bestuur uitgaan.

Artikel 21 Verantwoordings- en informatieplicht

  • 1. De voorzitter is aan het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hem gevoerde bestuur.

  • 2. Hij geeft het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen waarvan het verstrekken niet in strijd is met het openbaar belang.

  • 3. De voorzitter verschaft de gemeenteraden en colleges alle inlichtingen over het door hem gevoerde bestuur die door deze organen of een of meer van hun leden worden gevraagd.

HOOFDSTUK 5 AMBTELIJKE ORGANISATIE

Artikel 22 Directeur

  • 1. De directeur wordt door het algemeen bestuur benoemd, geschorst en ontslagen. Na het ontslag wordt zo spoedig mogelijk voorzien in de opvulling van de vacature.

  • 2. Het dagelijks bestuur kan in spoedeisende gevallen tot schorsing van de directeur overgaan. Het doet daarvan terstond mededeling aan het algemeen bestuur. De schorsing vervalt, wanneer het algemeen bestuur haar niet in zijn eerstvolgende vergadering bekrachtigt.

  • 3. De directeur is tevens secretaris en staat het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter alsmede door hen ingestelde commissie(s) bij de uitoefening van hun taak terzijde.

  • 4. Het algemeen bestuur stelt in een instructie nadere regels vast betreffende de taak en de bevoegdheid van de directeur.

  • 5. De directeur is bij de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur aanwezig.

  • 6. De stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan, worden door de directeur medeondertekend.

  • 7. De directeur is bestuurder in de zin van de Wet op de Ondernemingsraden

  • 8. Het algemeen bestuur regelt de vervanging van de directeur.

Artikel 23 Medewerkers

  • 1. Het dagelijks bestuur is belast met het aanstellen, schorsen en ontslaan van de medewerkers, de directeur uitgezonderd. 

  • 2. Het dagelijks bestuur stelt vast  de  arbeidsvoorwaardenregeling van  de medewerkers, de directeur uitgezonderd, en neemt daartoe de benodigde besluiten.

  • 3. Het dagelijks bestuur kan de in het eerste en tweede lid bedoelde bevoegdheden overdragen aan de directeur.

  • 4. De collectieve arbeidsvoorwaarden regelingen van de sector gemeenten (CAR/UWO) bepaalt de arbeidsvoorwaarden voor medewerkers met een ambtelijke status.

  • 5. De CAO Wsw bepaalt de arbeidsvoorwaarden voor medewerkers met een Wsw status.

HOOFDSTUK 6 FINANCIËN EN BEHEER

Artikel 24 Kaderbrief

In het jaar voorafgaande aan het begrotingsjaar wordt door de deelnemende raden uiterlijk 15 maart de hoogte van het over te dragen participatiebudget uit de integratieuitkering sociaal domein vanuit de gemeenten aan WerkSaam aangegeven. Binnen dit kader dient het beleid te worden uitgevoerd.

Artikel 25 Voorbereiding begroting

  • 1. Het dagelijks bestuur stelt een ontwerpbegroting vast.

  • 2. Voordat de ontwerpbegroting aan het algemeen bestuur wordt aangeboden, zendt het dagelijks bestuur uiterlijk 15 april deze toe aan de raden.

  • 3. De ontwerpbegroting wordt door de zorg van de colleges voor een ieder ter inzage gelegd en tegen betaling van de kosten algemeen verkrijgbaar gesteld. Van de terinzagelegging en de verkrijgbaarstelling geschiedt openbare kennisgeving.

  • 4. De raden beraadslagen over de ontwerpbegroting niet eerder dan twee weken na de openbare kennisgeving.

  • 5. De raden kunnen bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen.

  • 6. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

Artikel 26 Vaststelling begroting

  • 1. Het algemeen bestuur stelt de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient.

  • 2. Na vaststelling zendt het algemeen bestuur de begroting aan de raden.

  • 3. Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval voor 15 juli van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan gedeputeerde staten.

  • 4. Voor een wijziging van de begroting, voor zover deze wijziging van invloed is op de hoogte van de bijdrage van de gemeenten, geldt de stemverhouding zoals is opgenomen in artikel 9 lid 4.

Artikel 27 Bijdrage en vergoeding

  • 1. WerkSaam functioneert volgens het solidariteitsprincipe voor zover dit betreft de apparaatskosten en de uitvoeringskosten WSW.

  • 2. De taakuitvoering gebeurt binnen de door gemeenten gezamenlijk beschikbaar gestelde financiële middelen. De bijdragen van de gemeenten bestaat uit:

    • a.

      Het gedeelte van de integratieuitkering sociaal domein dat de raden beschikbaar stellen voor participatie (inclusief volwasseneneducatie), inkomensdeel/buig en de wet sociale werkvoorziening voor zover het gaat om het budget dat samenhangt met de taken die overgaan naar WerkSaam.

    • b.

      structurele bijdrage voor dekking van het apparaatsdeel en is gebaseerd op een vaste verdeelsleutel zoals bedoeld in lid 3 van dit artikel.

  • 3. De apparaatskosten bestaan uit de uitgaven voor personeel en materiële overhead verminderd met de toegevoegde waarde van de commerciële activiteiten. De gemeenten dragen bij aan de apparaatskosten op basis van een verdeelsleutel. De aard van de verdeelsleutel voor de structurele bijdrage ligt langjarig vast (de verdeelmaatstaf), de berekening (percentages) wordt jaarlijks gemaakt op de volgende wijze:

    • a.

      WerkSaam maakt de jaarlijkse berekening en verwerkt dit in haar (concept)begroting. De berekening wordt gebaseerd op gegevens die op 1 januari beschikbaar zijn van het jaar waarin de begroting wordt gemaakt.

    • b.

      De berekeningswijze voor de verdeelsleutel is op de onderdelen: 

      • -

        Aantal bijstandsgerechtigden (50%): Gemiddelde van het aantal bijstandsgerechtigden per gemeente uit de landelijke CBS databank met als peiling drie voorgaande jaren.

      • -

        Aantal inwoners op 1 januari van het jaar waarin de begroting wordt gemaakt (25%).

      • -

        Uitvoeringkosten (25%): Door gemeenten opgegeven omvang van formatie en inhuur/uitbesteding per begrotingsjaar 2013 voor de taken die worden opgedragen aan WerkSaam. Dit onderdeel wordt niet aangepast.

  • 4. Resultaten op het programmadeel worden per individuele gemeente afgerekend. De toegevoegde waarde van de commerciële activiteiten maakt geen onderdeel uit van het programmadeel.

  • 5. Gemeenten dragen bij aan de commerciële activiteiten van WerkSaam op basis van afspraken die worden vastgelegd in de Regeling Bijdrage gemeenten aan commerciële activiteiten. Deze regeling wordt vastgesteld door het algemeen bestuur. In deze Regeling worden afspraken vastgelegd t.a.v. :

    • a.

      Totale opdrachtvolume

    • b.

      Normbedrag per gemeente o.b.v. verdeelsleutel

    • c.

      Bonus /malus regeling

Artikel 28 Voorbereiding jaarrekening

  • 1. Het dagelijks bestuur stelt een ontwerp-jaarrekening vast.

  • 2. Voordat de ontwerp-jaarrekening aan het algemeen bestuur wordt aangeboden, zendt het dagelijks bestuur uiterlijk 15 april deze toe aan de raden.

  • 3. De ontwerp-jaarrekening wordt door de zorg van de colleges voor een ieder ter inzage gelegd en tegen betaling van de kosten algemeen verkrijgbaar gesteld. Van de terinzagelegging en de verkrijgbaarstelling geschiedt openbare kennisgeving.

  • 4. De raden beraadslagen over de ontwerp-jaarrekening niet eerder dan twee weken na de openbare kennisgeving.

  • 5. De raden kunnen bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de ontwerp-jaarrekening naar voren brengen.

  • 6. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerp-jaarrekening zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

Artikel 29 Vaststelling jaarrekening

  • 1. Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening vast in het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.

  • 2. Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening aan gedeputeerde staten binnen twee weken na vaststelling hiervan, maar in ieder geval voor 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.

  • 3. Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling aan de raden.

Artikel 30 Resultaatbestemming

  • 1. Als de jaarrekening sluit met een batig saldo, besluit het algemeen bestuur dit saldo geheel of ten dele:

  • a. te bestemmen voor de algemene reserve voor zover deze reserve niet meer bedraagt dan 2,5% van de totale begroting, tenzij op basis van een risico-analyse blijkt dat een hogere of een lagere algemene reserve noodzakelijk is.

  • b. uit te keren aan de gemeenten naar rato van ieders bijdrage, zoals deze op basis van artikel 25 van deze regeling is vastgesteld voor het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft.

  • 2. Als de rekening sluit met een nadelig saldo besluit het algemeen bestuur hoe dit saldo wordt gedekt. Als het nadelig saldo structureel blijkt te zijn, wordt een plan opgesteld dat is gericht op het afbouwen en/of dekken van het nadelig exploitatiesaldo. Mocht een aanvullende bijdrage van de gemeenten noodzakelijk zijn, geldt de verdeelsleutel zoals benoemd in artikel 27.

Artikel 31 Financiële administratie

  • 1. Het algemeen bestuur stelt een verordening vast met betrekking tot de organisatie van de financiële administratie en het financieel beheer van WerkSaam.

  • 2. Artikel 212, 213 en 213a van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 32 Betaling

  • 1. De gemeenten betalen voor de bijdrage voor de programmakosten uiterlijk de eerste week van de maand een voorschot in de kosten van het lopende boekjaar gelijk de betaalsystematiek van het Rijk.

  • 2. De gemeenten betalen voor de bijdrage voor de apparaatskosten uiterlijk de eerste week van de maand een voorschot in de kosten van het lopende boekjaar conform het uitbetalingsritme van de salarissen.

  • 3. In uitzonderlijke gevallen kan het algemeen bestuur bij unanimiteit bepalen dat een afwijkend voorschot wordt betaald.

  • 4. De definitieve afrekening vindt plaats binnen twee maanden na vaststelling van de jaarrekening.

Artikel 33 Garantstelling

De gemeenten dragen er zorg voor dat WerkSaam te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al haar financiële verplichtingen te voldoen.

HOOFDSTUK 7 WIJZIGING, TOETREDING, UITTREDING EN OPHEFFING

Artikel 34 Wijziging

  • 1. De raden, de colleges, het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur kunnen voorstellen doen voor wijziging van de regeling.

  • 2. Een voorstel tot wijziging van een of meerdere raden of colleges van de gemeenten wordt gezonden aan het algemeen bestuur.

  • 3. Het algemeen bestuur behandelt het verzoek tot wijziging binnen drie maanden na ontvangst. Met de beschouwingen en opmerkingen van het algemeen bestuur wordt het voorstel aan de raden en de colleges van de gemeenten gezonden.

  • 4. De regeling wordt gewijzigd bij unaniem besluit van de raden en de colleges van de gemeenten.

Artikel 35 Toetreding

  • 1. Tot de regeling kunnen uitsluitend raden en colleges van andere gemeenten en bestuursorganen van andere openbare lichamen toetreden.

  • 2. Toetreding is slechts mogelijk na unanieme instemming van de raden en de colleges.

  • 3. Aan toetreding kan het algemeen bestuur voorwaarden verbinden.

Artikel 36 Uittreding

  • 1. Een gemeente kan na besluit van zijn raad en zijn college uit de regeling treden.

  • 2. Uittreding vindt niet eerder plaats dan na 1 januari 2018.

  • 3. Uittreding kan alleen plaatsvinden op de eerste dag van een nieuw kalenderjaar. Een verzoek hiertoe moet uiterlijk 1 juli voorafgaand aan het jaar van uittreden bij het algemeen bestuur zijn ingediend.

  • 4. De uittredende gemeente is een schadeloosstelling verschuldigd. Deze wordt vastgesteld door het algemeen bestuur op voorstel van een commissie van een drietal onafhankelijke deskundigen waarvan er één wordt aangewezen door de uittredende gemeente, één door het algemeen bestuur en één gezamenlijk.

  • 5. De schadeloosstelling bedraagt in ieder geval het aandeel in de oprichtingskosten, personeelskosten, gezamenlijk aangegane verplichtingen, frictiekosten en investeringen van de uittredende partij.

  • 6. De uittredende partij betaalt tevens alle kosten die uittreding met zich mee brengt.

Artikel 37 Opheffing

  • 1. Op voorstel van het algemeen bestuur kunnen de raden en de colleges besluiten tot opheffing van de regeling.

  • 2. Opheffing vindt slechts plaats na unaniem besluit van de raden en de colleges.

  • 3. Het algemeen bestuur stelt een liquidatieplan op om tot opheffing van de regeling te komen.

  • 4. Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de gemeenten tot deelneming in de financiële gevolgen van de opheffing. Het liquidatieplan voorziet ook in de gevolgen die de opheffing heeft voor de medewerker. Indien de regeling alle op haar rustende verplichtingen is nagekomen en een batig saldo resteert, dan wordt dit batig saldo aan de hand van de gehanteerde verdeelsleutel aan de gemeenten uitgekeerd. Resteert een negatief saldo, dan zijn de gemeenten naar rato van de gehanteerde verdeelsleutel gehouden deze verplichtingen op zich te nemen.

  • 5. Bij ontbinding van WerkSaam blijft de regeling voortbestaan voor zover dat voor de vereffening van het vermogen noodzakelijk is.

HOOFDSTUK 8 OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 38 Archief

  • 1. Het bestuur van deze regeling is verplicht de onder haar berustende archiefbescheiden in goede, geordende en toegankelijke staat te brengen en te bewaren, alsmede zorg te dragen voor de vernietiging van daarvoor in aanmerking komende archiefbescheiden.

  • 2. Overeenkomstig een door het algemeen bestuur vast te stellen verordening draagt het dagelijks bestuur zorg voor de archiefbescheiden van het bestuur van deze regeling.

  • 3. Voor de bewaring van de op grond van artikel 12, eerste lid, en artikel 13, eerste lid, van de Archiefwet 1995, over te brengen archiefbescheiden van het algemeen en dagelijks bestuur van deze regeling wijst het dagelijks bestuur een archiefbewaarplaats aan.

  • 4. Ten aanzien van het beheer van de archiefbescheiden van het bestuur van deze regeling, voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats, is, onder de bevelen van het dagelijks bestuur, met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Archiefwet 1995 de archivaris belast. Met betrekking tot dit toezicht bevat de verordening bedoeld in het tweede lid de nodige bepalingen.

  • 5. De archivaris wordt door het dagelijks bestuur benoemd, geschorst en ontslagen.

Artikel 39 Klachtenregeling

  • 1. Het algemeen bestuur stelt, met inachtneming van titel 9.1 van de Algemene wet bestuursrecht, een interne klachtenregeling vast.

  • 2. De Nationale ombudsman is, onverminderd het bepaalde in artikel 1a, eerste lid, van de Wet Nationale ombudsman, bevoegd tot behandeling van klaagschriften als bedoeld in titel 9.2 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 40 Geschillen

  • 1. Als er tussen het algemeen en/of dagelijks bestuur van deze regeling en een gemeente(n) onderling een geschil ontstaat over de uitvoering van deze regeling treden het dagelijks bestuur en de gemeente(n) terstond met elkaar in overleg om het geschil verder te verkennen en op te lossen.

  • 2. Als onderling het geschil niet opgelost kan worden, wijst iedere partij een deskundige aan. Deze deskundigen brengen gezamenlijk een advies uit.

  • 3. Op geschillen tussen de gemeenten onderling of tussen de gemeenten en WerkSaam is artikel 28 van de wet van toepassing.

HOOFDSTUK 9 SLOTBEPALINGEN

Artikel 41 Hardheidsclausule

In alle gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het algemeen bestuur gehoord het dagelijks bestuur en de raden en de colleges.

Artikel 42 Toezending regeling

Het college van Hoorn zendt de regeling aan gedeputeerde staten.

Artikel 43 Citeertitel

Deze gewijzigde regeling wordt aangehaald als: Gemeenschappelijke Regeling WerkSaam Westfriesland.

Artikel 44 inwerkingtreding

Het genoemde besluit treedt op 1 januari 2015 in werking.

Dit is besloten in de openbare vergadering van de gemeenteraad van Opmeer op:

23-10-2014.

Mevrouw M.C.G.M. de Vree-Bekker

Raadsgriffier

de heer G.J.A.M. Nijpels

Raadsvoorzitter

Nota van toelichting Gemeenschappelijke Regeling WerkSaam Westfriesland

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

Dit artikel bevat enkele begripsbepalingen die voor de gemeenschappelijke regeling gehanteerd worden. Daarbij is nauw aangesloten bij de Wet op de Gemeenschappelijke regelingen (Wgr) en de Gemeentewet.

HOOFDSTUK 2 INSTELLING, BELANG, TAKEN EN BEVOEGDHEDEN

Artikel 2 Openbaar lichaam

Er is gekozen voor de vorm van een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wgr. Deze keuze brengt als voordeel met zich mee dat de rechtspersoon zelfstandig kan functioneren in het rechtsverkeer (maatschappelijk en bestuurlijk).

Het samenwerkingsverband kan zelfstandig medewerkers in dienst nemen en overeenkomsten aangaan.

Artikel 3 Belang

Artikel 3 noemt conform artikel 10, eerste lid, van de Wgr het belang van de instelling van WerkSaam.

Artikel 4 Doel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 5 Taken

Het takenpakket van WerkSaam staat vermeld in artikel 5. Conform bijlage 5 van het bedrijfsplan bestaat het basistakenpakket van WerkSaam uit onderstaande taken.

Re-integratie:

  • ·

    Begeleiden en ondersteunen van de doelgroep bij het vinden van betaald werk voor klanten uit de groepen 1 t/m 3 en niet uitkeringsgerechtigden

  • ·

    Verantwoordelijk voor klanten in groep 4

  • ·

    Begeleiden en ondersteunen (nazorg) van de doelgroep van WerkSaam bij het behouden van werk

  • ·

    Wijzen op eventuele ontheffing van arbeidsverplichtingen

  • ·

    Uitvoeren medische keuringen

  • ·

    Loonwaardebepaling, vaststellen verdiencapaciteit

  • ·

    Beroepskeuzetesten

  • ·

    Training en scholing (gericht op arbeidsmarkttoeleiding)

  • ·

    Volwasseneducatie

  • ·

    Stages (snuffelstages, werkstages)

  • ·

    Uitvoering geven aan het begrip tegenprestatie

  • ·

    Realiseren beschutte werkplekken

  • ·

    Diagnosestelling/indelen van klanten op grond van de participatieladder

  • ·

    Tussentijds (jaarlijks bijvoorbeeld) of de klant juist is ingedeeld in één van de 4 groepen

  • ·

    Voorzieningen bieden t.b.v. re-integratie (eigen bijdrage kinderopvang, vervoersmiddelen etc. vanuit het ‘eigen’ budget)

Inkomensverstrekking:

  • ·

    Levensonderhoud WWB (gaat op in de Participatiewet)

  • ·

    Uitkeringen verstrekken op grond van de IOAW/IOAZ/BBZ

  • ·

    Handhaving, boeten, maatregelen, sociale recherche

  • ·

    Terugvordering

  • ·

    Verhaal

  • ·

    Debiteuren

  • ·

    Bijstand aan dak- en thuislozen

  • ·

    Uitvoering WSW (gaat op in de Participatiewet)

  • ·

    Beslaglegging/CVZ (CJIB)

  • ·

    Salarisbetalingen aan WSW-ers en gedetacheerden (bijv. payrol-constructie)

  • ·

    Informatie en advies over minimaregelingen door gemeenten uitgevoerd

Werkgeversdienstverlening:

  • ·

    Het bieden van nieuwe, flexibele contractvormen waarbij WerkSaam als werkgever optreedt

  • ·

    Ondersteunen van werkgevers in bijvoorbeeld afhandeling van subsidies

  • ·

    Verzamelen en analyseren van arbeidsmarktinformatie

  • ·

    Ontwikkelen van nieuwe, innovatieve producten en diensten

  • ·

    Matching van vraag en aanbod

  • ·

    Relatiebeheer en acquisitie

  • ·

    Organiseren werkstages, leer/werkarrangementen, tegenprestatieplekken en no-riskpolis

  • ·

    Nazorg rondom plaatsingen

  • ·

    Advisering arbeidsmarktbeleid

  • ·

    Uitvoeren arbeidsmarktbeleid

  • ·

    Partnerships, strategische allianties aangaan met bedrijven

  • ·

    Realiseren één aanspreekpunt voor werkgevers

  • ·

    Beleid maken en adviseren op het gebied van social return on investment (SROI)

Beleid en Ondersteuning:

  • ·

    Klachten

  • ·

    Informatie en advies (ook over regelingen die bij gemeente blijven)

  • ·

    Administratieve ondersteuning

  • ·

    Bezwaar en beroep

  • ·

    Juridisch advies

  • ·

    Kwaliteitszorg `

  • ·

    Beleid ontwikkelen en adviseren

Artikel 6 Overige, extra en plustaken

Veel gemeenschappelijke regelingen geven organisaties de mogelijkheid om taken voor derden uit te voeren. Deze mogelijkheid moet worden vastgelegd in de gemeenschappelijke regeling, net als de mogelijkheid om extra taken door WerkSaam uit te laten voeren. Tot extra taken wordt bijvoorbeeld gerekend (onderdelen van) bijzondere bijstand, schuldhulpverlening, Wmo. WerkSaam kan pas voor alle gemeenten collectief extra taken uitvoeren nadat het algemeen bestuur hiermee unaniem heeft ingestemd. Daarnaast is het mogelijk dat WerkSaam in opdracht van een individuele gemeente plustaken gaat uitvoeren (lid 3). Tot plustaken wordt bijvoorbeeld gerekend (onderdelen van) bijzondere bijstand, schuldhulpverlening, Wmo.

Artikel 7 Uitsluitend recht en ondersteunende diensten

Bij een alleenrecht gaat het om een exclusief recht dat de ene aanbestedende dienst voor een andere aanbestedende dienst verricht. Een alleenrecht kan worden gegeven als:

  • ·

    Het gaat om een overheidsopdracht voor diensten;

  • ·

    Het recht aan een andere aanbestedende dienst of samenwerkingsverband van aanbestedende diensten wordt gegeven;

  • ·

    Het gaat om een beperkt geografisch gebied;

  • ·

    De basis van het alleenrecht een wettelijke of bestuursrechtelijke bepaling is en

  • ·

    Dit recht verenigbaar is met het EG-verdrag.

Het alleenrecht kan worden gegeven voor een dienst die behoort tot het wettelijk takenpakket van de aanbestedende dienst. ICT-dienstverlening is dit strikt genomen niet, het behoort echter wel tot de eigen bedrijfsvoering. ICT-dienstverlening is als zodanig dan ook opgenomen als afzonderlijke taak in de gemeenschappelijke regeling voor WerkSaam, Het maakt immers onlosmakelijk onderdeel uit van de medebewindstaken die wij opgelegd hebben gekregen.

Het alleenrecht van WerkSaam aan SSC DeSom verenigbaar zijn met het EG-verdrag en de daaraan ten grondslag liggende beginselen, in het bijzonder het beginsel van non-discriminatie op grond van nationaliteit en het transparantiebeginsel

HOOFDSTUK 3 INRICHTING EN SAMENSTELLING VAN HET BESTUUR (artikelen 8 tot en met 14)

De gemeenschappelijke regeling kent een drietal bestuursorganen, te weten het Algemeen, het Dagelijks Bestuur en de Voorzitter. Daarnaast kent de regeling de instelling van Commissies van Advies.

Voor de samenstelling van de besturen is aansluiting gezocht bij de zgn. Westfriese 9 c.q. de Hoornse 10. Dit houdt in dat de leden van het Algemeen Bestuur tevens het Dagelijks Bestuur vormen. De Voorzitter is voorzitter van beide besturen en wordt benoemd door en uit het Algemeen Bestuur. Voor het overige geldt, dat met betrekking zittingsduur, aftreden, werkwijze enz. de standaardbepalingen (in gemoderniseerde vorm), de bepalingen uit de bestaande Regeling Op Maat, de Wet Gemeenschappelijke Regelingen en Gemeentewet, zijn overgenomen.

HOOFDSTUK 4 BEVOEGDHEDEN VAN HET BESTUUR

Artikel 15 Bevoegdheden algemeen bestuur

In dit artikel is omschreven dat alle bevoegdheden bij het algemeen bestuur liggen, tenzij deze in de regeling aan het dagelijks bestuur of de voorzitter zijn toegekend. Zie hiervoor bijvoorbeeld artikel 18. In het tweede lid is aangegeven welke bevoegdheden in ieder geval bij het algemeen bestuur liggen. De bevoegdheden onder a en b kunnen ook niet worden over- of opgedragen aan het dagelijks bestuur, de voorzitter of medewerkers. De bevoegdheden onder c, d en e kunnen wel worden over- of opgedragen.

Bij g en h is het niet wenselijk om deze over- of op te dragen aan andere organen. Deze bevoegdheden kunnen een (financieel) risico voor de regeling en daarmee ook voor de gemeenten met zich mee brengen. Dit zijn typische bevoegdheden van het algemeen bestuur. Overigens is deze bepaling – vanwege de risico’s - zwaarder geformuleerd dan in de regeling van Op/maat.

Lid 3: dit lid is in overeenstemming met de twee amendementen van de gemeenten Hoorn, Medemblik en Opmeer over het beleidsplan. Het beleidsplan is nog in 2014 besproken waarbij de raden zijn betrokken bij de totstandkoming en waarbij de raden de mogelijkheid hebben gehad om een zienswijze in te dienen. Het is een bevoegdheid van het algemeen bestuur om het beleidsplan vast te stellen (lid 2 onder b). Om de raden voldoende invloed te geven, is er in dit artikel voor gekozen om het beleidsplan eerst voor een zienswijze voor te leggen aan de raden en het dagelijks bestuur hier schriftelijk op te laten reageren, voordat het algemeen bestuur het beleidsplan vaststelt. Dit is een soortgelijke procedure als bij de begroting en de jaarrekening. De wijze waarop het beleidsplan tot stand komt en de rol van de raden daarin, wordt overgelaten aan het algemeen bestuur.

Artikel 16 Overdracht van bevoegdheden

In dit artikel zijn de bevoegdheden beschreven die het algemeen bestuur niet kan overdragen. Dit zijn dus bij uitstek bevoegdheden van het algemeen bestuur. Daarnaast kunnen er ook andere bevoegdheden zijn die niet overgedragen kunnen worden omdat de aard van die bevoegdheid dat niet toestaat. Dit kan bijvoorbeeld een wettelijke bepaling zijn.

Artikel 17 Verantwoordings- en informatieplicht

Het algemeen bestuur of een lid van het algemeen bestuur geeft de raad alle informatie die gevraagd wordt. In het derde lid is aangegeven dat een lid van het algemeen bestuur aan zijn raad verantwoording verschuldigd is.

Artikel 18 Bevoegdheden dagelijks bestuur

In dit artikel worden de bevoegdheden van het dagelijks bestuur aangegeven. Vooral het eerste lid is van belang: de voorbereiding en uitvoering van alles wat het algemeen bestuur besluit.

Artikel 19 Verantwoordings- en informatieplicht

Dit artikel geeft aan dat het dagelijks bestuur verantwoording aan het algemeen bestuur moeten afleggen. Daarnaast moeten zij alle gevraagde informatie geven. Het derde lid geeft aan dat het dagelijks bestuur ook de raden en colleges informeren over het gevoerde beleid van het dagelijks bestuur.

Artikel 20 Bevoegdheden voorzitter

De in dit artikel genoemde bevoegdheden komen overeen met bevoegdheden van een burgemeester.

Artikel 21 Verantwoordings- en informatieplicht

Dit artikel komt overeen met artikel 19.

HOOFDSTUK 5. AMBTELIJKE ORGANISATIE

Artikelen 22 en 23

Het dagelijks bestuur is belast met het aanstellen, schorsen en ontslaan van medewerkers. Het dagelijks bestuur mag dit opdragen aan de directeur. Het algemeen bestuur is belast met het aanstellen, schorsen en ontslaan van de directeur. De directeur vervult tevens de functie van secretaris.

De gemeenschappelijke regeling kent personeel met een ambtelijke status en personeel met een WSW-status. Beiden hebben een eigen CAO die van toepassing is. Het personeel van de deelnemende gemeenten dat naar WerkSaam overgaat, treedt met behoud van zijn ambtelijke status in dienst bij WerkSaam. Al het huidige personeel werkzaam bij Op/maat behoudt de ambtelijke respectievelijk de WSW-status. Hiermee is de rechtspositie geborgd. In een nog op te stellen sociaal plan worden de (secundaire) arbeidsvoorwaarden verder uitgewerkt.

De gemeenschappelijke regeling is 100% eigenaar van Werkpartner BV. Medewerker binnen Werkpartner BV hebben een privaatrechtelijke status en worden gedetacheerd bij WerkSaam. He huidige personeel in dienst van Werkpartner BV en gedetacheerd bij Op/maat behouden de privaatrechtelijke status. Hiermee is de rechtspositie geborgd. In een nog op te stellen sociaal plan worden de (secundaire) arbeidsvoorwaarden verder uitgewerkt. Het is de bedoeling dat nieuw aan te nemen personeel in WerkSaam in dienst komt bij Werkpartner BV, welke voor 100% in eigendom is bij WerkSaam.

HOOFDSTUK 6 FINANCIEN EN BEHEER

Artikel 24 Kaderbrief

Budgetten op het gebied van de participatie ontvangen de gemeenten in de integratieuitkering sociaal domein. Dit is een integratie-uitkering in het gemeentefonds, dat wil zeggen dit met een specifiek bestedingsdoel wordt uitgekeerd maar wel bestedingsvrijheid. Binnen het deelfonds komt verder geen toewijzing van geld naar de aparte onderdelen jeugd, werk of zorg. De gemeente kan schuiven tussen de budgetten. Het is een keuze van de gemeenteraad welk deel van de integratieuitkering sociaal domein wordt besteed aan participatie. Bij de kaderbrief (15 maart T-1) wordt aangegeven door de gemeente wat de hoogte is van het budget wat zij beschikbaar stellen voor participatie. Wanneer voor de integratieuitkering sociaal domein bijstellingen worden aangekondigd in de circulaires moet in de afzonderlijke raden worden besloten over deze bijstelling en een eventuele bijstelling van het budget voor participatie. Verwerking van bevindingen zal plaatsvinden via de reguliere P&C-cyclus.

Artikel 25 Voorbereiding begroting

Voor 15 april zendt het dagelijks bestuur de ontwerpbegroting naar de raden. Deze termijn is voor alle gemeenschappelijke regelingen hetzelfde en stelt de gemeenten in staat om op tijd een zienswijze op te stellen. De werkgroep financiën bereidt een regionaal advies voor. WerkSaam spant zich in om de termijn van 15 april te halen. Aan de andere kant moeten de gemeenten zich inspannen om op tijd een zienswijze bij het dagelijks bestuur in te dienen. Het dagelijks bestuur wordt dan op tijd in de gelegenheid gesteld om de zienswijze met hun commentaar aan het algemeen bestuur voor te leggen.

Artikel 26 Vaststelling begroting

De begroting moet voor 1 juli door het algemeen bestuur zijn vastgesteld en voor 15 juli naar gedeputeerde staten worden gestuurd.

Artikel 27 Bijdrage en vergoeding

Eerste lid: Met het solidariteitsprincipe wordt bedoeld: de taakuitvoering gebeurt binnen de door de gemeenten gezamenlijk beschikbaar gestelde financiële middelen voor zover dit binnen de wetgeving mogelijk is (bedrijfsplan).

Tweede lid onder a: Het instellen van een integratieuitkering sociaal domein door het rijk betekent een ontschotting van de huidige regelingen voor het Participatiebudget en de Wsw. Als gevolg hiervan kunnen de gemeenten in het door hen beschikbaar budget (rijksbijdrage) individuele afwegingen maken.

Tweede lid onder b: de structurele financiële bijdrage die aan gemeenten wordt gevraagd voor dekking van het apparaatsdeel is gebaseerd op de zero based benadering en daarbij vermelde uitgangspunten. Deze benadering gaat uit van wat WerkSaam nodig heeft qua formatie en personele en materiële overhead om de overgedragen taken uit te voeren.

Derde lid: WerkSaam raamt lasten in de exploitatiebegroting voor het laten functioneren van de organisatie. Deze lasten bestaan uit personeel, overhead (zoals huisvesting en ICT) en kosten voor de bedrijfsvoering. Deze lasten worden geduid als apparaatskosten. De gemeentelijke bijdrage voor dekking van de apparaatskosten is gebaseerd op een verdeelsleutel. De verdeelsleutel wordt tevens gehanteerd bij het verrekenen van een financieel saldo op de apparaatskosten (zie artikel 29).

De verdeelsleutel is de procentuele bijdrageverhouding tussen gemeenten. De aard van de verdeelsleutel ligt langjarig vast (de verdeelmaatstaf), de berekening (percentages) wordt jaarlijks gemaakt op de volgende wijze:

  • ·

    Aantal bijstandsgerechtigden: gemiddelde van het aantal bijstandsgerechtigden per gemeente uit de landelijke CBS databank met als peiling de drie voorgaande jaren (50%);

  • ·

    Aantal inwoners: situatie op 1 januari (25%);

  • ·

    Uitvoeringkosten (25%): Door gemeenten opgegeven omvang van formatie en inhuur/uitbesteding per begrotingsjaar 2013 voor de taken die worden opgedragen aan WerkSaam. Dit onderdeel wordt niet aangepast.

Vierde en vijfde lid: het realiseren van commerciële activiteiten is in het belang van WerkSaam. De toegevoegde waarde bestaat uit de netto opbrengst uit commerciële activiteiten voor gemeenten en bedrijven. Een deel van de omzet is gerelateerd aan de gemeentelijke opdrachten (45%). Dit kan fluctueren. Een vermindering van de opdrachtvolume door een gemeente betekent dat er een kleinere dekking is voor de apparaatskosten. Dat betekent dat mogelijk alle gemeenten via de verdeelsleutel een hogere bijdrage moeten betalen. Om dit te voorkomen spreken de gemeenten onderling een verdeling vast. Op het moment dat een gemeente in een jaar onder het minimum zit dan wordt dit met die gemeente verrekend. Dit noemen we de bonus/malus-regeling. Doel hiervan is om een hogere of lagere omzet per gemeente te verrekenen. Als je minder realiseert dan het normbedrag betaal je 50% van het verschil. Als je meer dan het normbedrag realiseert dan ontvang je naar onderlinge evenredigheid het verschil terug. Bij het bepalen van de bonus/malus-regeling wordt rekening gehouden met de social return inspanningen van de gemeenten ten behoeve van de doelgroep. In 2014 wordt hiermee proefgedraaid. Op basis van de uitkomsten van de proefperiode wordt de bonus/malus-regeling met de start van WerkSaam op 1 januari 2015 ingevoerd.

Belangrijk is dat wordt afgesproken wat de totale opdrachtvolume is. Historisch gezien is dit 3,5 miljoen euro. Op basis hiervan wordt een normbedrag per gemeente vastgesteld. Hierin zitten gemeentelijke opdrachten die een feitelijke toegevoegde waarde voor WerkSaam hebben. De bepaling voor het normbedrag is gebaseerd op de begrote omzetvolume (3,5 miljoen euro) en een verdeling over gemeenten op basis van de WSW-taakstelling (aantal WSW-ers per gemeente). Deze normbedragen worden voor drie jaar vastgesteld en daarna herijkt.

Over dit artikel worden afspraken gemaakt in de regeling “Bijdrage gemeenten aan commerciële activiteiten”.

Artikel 28 Voorbereiding jaarrekening

De procedure voor de jaarrekening sluit aan op de procedure van de begroting (artikel 23). De Wgr schrijft niet voor dat raden een zienswijze kunnen indienen op de jaarrekening. In deze gemeenschappelijke regeling wordt dat wel mogelijk gemaakt. Dit geeft de raden een extra controle mogelijkheid op de prestaties van WerkSaam. Naast de jaarrekening zorgt WerkSaam voor tussenrapportages conform de P&C-cyclus.

Artikel 29 Vaststelling jaarrekening

Sluit aan op artikel 25.

Artikel 30 Resultaatbestemming

Dit artikel geeft aan wat er gebeurt met een eventueel batig of nadelig saldo. Belangrijk hierin is de norm van 2,5% van de algemene reserve ten opzichte van de totale begroting. Het algemeen bestuur kan hiervan afwijken als uit een risico-analyse blijkt dat een hogere algemene reserve noodzakelijk is. Als er sprake is van een nadelig saldo dan besluit het algemeen bestuur hoe hiermee om wordt gegaan. Bij een structureel nadelig saldo met gevolgen voor de gemeentelijke bijdrage, geldt de verdeelsleutel van artikel 27.

De norm van 2,5% is gebaseerd op de door alle raden in Noord-Holland Noord vastgestelde financiële uitgangspunten voor gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 31 Financiële administratie

WerkSaam moet beschikken over een verordening voor de organisatie van de financiële administratie en het financieel beheer. Het algemeen bestuur is bevoegd om deze vast te stellen.

Artikel 32 Betaling

Gemeenten ontvangen het budget van de BUIG en WSW in maandelijkse delen. Vastgelegd in het bedrijfsplan is dat de WF-gemeenten deze bedragen ook maandelijks aan WerkSaam overmaken, conform het betaalritme van het Rijk (dus met een hogere bijdrage in de maand mei ter betaling van het vakantiegeld). Naar aanleiding van het definitieve budget wordt in de maand november / december door het rijk een nabetaling gedaan (in geval van een hoger definitief budget). Deze dient na bekendmaking in de betaalspecificatie van het rijk aan WerkSaam te worden overgemaakt. Ter voorkoming van liquiditeitsproblemen bij WerkSaam moeten gemeenten de maandelijkse bijdragen in de eerste week van de maand aan WerkSaam overmaken. Voor de integratieuitkering sociaal domein is vastgelegd in het bedrijfsplan (voorheen participatiebudget) is dat de WF-gemeenten deze bedragen maandelijks aan WerkSaam overmaken, conform het betaalritme van het Rijk. De integratieuitkering sociaal domein is een integratie-uitkering in het gemeentefonds en wordt in 12 maandelijkse gelijke bedragen uitbetaald. Voor de apparaatskosten is vastgelegd in het bedrijfsplan is dat de WF-gemeenten deze bedragen maandelijks aan WerkSaam overmaken. Dit dient te geschieden met een hogere bijdrage in de maand mei ter betaling van het vakantiegeld en een hogere bijdrage in de maand december ter betaling van de eindejaarsuitkering.

Artikel 33 Garantstelling

Hoewel de uitgaven voor WerkSaam op het niveau van de gemeenten een verplichte uitgave vormen, is dit artikel als garantstelling opgenomen in de richting van zowel WerkSaam als de gemeenten. De gemeenten zijn gezamenlijk eigenaar van WerkSaam en dienen er dan ook te allen tijde voor te zorgen dat WerkSaam aan al haar financiële verplichtingen kan voldoen en dus over voldoende middelen beschikt.

HOOFDSTUK 7 WIJZIGING, TOETREDING, UITTREDING EN OPHEFFING

Artikel 34 Wijziging

Een zo volledig mogelijke regeling is beoogd. Volledig sluitend is een regeling echter nimmer. Na het verstrijken van de tijd kan blijken dat de regeling ergens niet in voorziet of dat gewijzigde omstandigheden aanleiding geven de regeling te wijzigen.

Uit dit artikel volgt hoe de regeling kan worden gewijzigd. Zowel de raden, de colleges en het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur als organen van het openbaar lichaam kunnen hiervoor een voorstel doen.

Hoewel het algemeen en dagelijks bestuur aldus een voorstel kunnen doen, kunnen zij niet eigenhandig de regeling wijzigen. Net als dit geldt voor vaststelling van de regeling kunnen slechts de raden en de colleges van de aangesloten gemeenten hiertoe besluiten.

Wijziging geschiedt bij unanimiteit. Dit betekent dat iedere raad en ieder college dat bij deze regeling is aangesloten moet instemmen met de voorgestelde wijziging. Instemming met wijziging kan op grond van artikel 1, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.

Artikel 35 Toetreding

De raden en de colleges van de deelnemende gemeenten zijn op moment van sluiting van deze regeling de enige bestuursorganen die deelnemen. In de loop van de tijd kan blijken dat behoefte is aan aanvulling. Hoewel op het moment van inwerkingtreding van wijziging van de regeling hierop nog geen zicht is, is de optie van toetreding van andere bestuursorganen tot deze gemeenschappelijke regeling open gehouden. Uit dit artikel volgt hoe bestuursorganen anders dan de hierboven genoemde raden en colleges kunnen toetreden.

Het doel van de regeling is een organisatie waarin werkzaamheden worden uitgevoerd voor de deelnemende gemeenten. Hoewel is beoogd de mogelijkheden tot toetreding ruim te houden, zijn er grenzen. Het is niet de bedoeling dat dit openbaar lichaam tevens werk uitvoert op een ander (de)centraal niveau. Waterschappen, provincies en het rijk zijn in de huidige vorm van de regeling daarom uitgesloten van deelname.

Raden en colleges van andere gemeenten en bestuursorganen van andere openbare lichamen kunnen wel toetreden. Wie raden en colleges van andere gemeenten zijn, is voldoende helder en verdient geen nadere toelichting. Met bestuursorganen van andere openbare lichamen worden het algemeen en/of het dagelijks bestuur van andere gemeenschappelijke regelingen bedoeld. Ook zij kunnen toetreden.

Toetreding tot deze regeling is slechts mogelijk nadat de raden en de colleges van de – tot dan toe deelnemende gemeenten - hiermee hebben ingestemd. Hetzelfde regime als bij wijziging (artikel 33) geldt. Het geschiedt bij unanimiteit.

Aan toetreding kan het algemeen bestuur voorwaarden verbinden. Hiervoor kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een aanvullende financiële eis zodat de nieuwe deelnemer een gelijke bijdrage levert aan de financiële reserve, maar ook andere voorwaarden zijn denkbaar. Welke voorwaarden in het concrete geval worden gesteld, is ter beoordeling van het algemeen bestuur.

Artikel 36 Uittreding

Net als er mogelijkheden zijn tot vaststelling en wijziging van de regeling zijn er ook mogelijkheden tot uittreding en opheffing. Hieraan zijn uiteraard wel voorwaarden verbonden.

Voor uittreding geldt dat een gemeente pas uit de regeling kan treden als zijn raad en college hiermee hebben ingestemd (lid 1).

Uittreding is niet eerder mogelijk dan na 1 januari 2018 (lid 2). Tezamen met allerlei inrichtingsvraagstukken is dit proces ingrijpend en kost dit veel tijd, geld en mankracht. Het zou onverstandig zijn als gemeenten die kort na de wijziging alweer besluiten uit te treden. Dit komt de continuïteit van WerkSaam niet ten goede. Zeker in het beginstadium is dit ingrijpend. Om die reden is een ‘cooling off period’ van 4 jaar na inwerkingtreding van deze gewijzigde regeling opgenomen. Een dergelijke termijn is gebruikelijk. Veel gemeenschappelijke regelingen kennen een soortgelijke constructie.

Na 1 januari 2018 kan ieder jaar worden uitgetreden. Hiervoor zijn vaste momenten, namelijk de eerste dag (1 januari) van elk jaar. Wenst een deelnemer uit te treden, dan moeten haar bestuursorganen uiterlijk op 1 juli voorafgaand aan het gewenste uittredingsjaar hiertoe een verzoek indienen bij het algemeen bestuur van de regeling (lid 3).

De uittredende gemeente is een schadeloosstelling verschuldigd (lid 4). Deze schadeloosstelling wordt vastgesteld door het algemeen bestuur. Het algemeen bestuur wordt hierover geadviseerd door een commissie van drie onafhankelijke deskundigen.

De schadeloosstelling bedraagt in ieder geval het aandeel in de oprichtingskosten, personeelskosten, gezamenlijk aangegane verplichtingen, frictiekosten en investeringen van de uittredende partij (lid 5). Ook betaalt de uittredende partij alle kosten die uittreding met zich meebrengt (lid 6). Dit laatste is een aanvullende bepaling. Het kan goed zijn dat de in het vijfde lid opgenoemde kosten niet alles dekken. Door op te nemen dat de uittredende partij tevens alle (andere) kosten betaalt die uittreding met zich meebrengt, wordt ervoor gezorgd dat de uittredende partij alle op haar rustende verplichtingen nakomt, zodat de organisatie goed functionerend de toekomst tegemoet kan treden.

Uittreding is dus mogelijk, maar het is niet gemakkelijk. De achterliggende reden hiervan is dat met het instellen van deze regeling door de deelnemende gemeenten het commitment is uitgesproken om gezamenlijk WerkSaam aan te gaan. Deze beslissing is weloverwogen genomen. Een bestendige relatie is beoogd. Treedt een deelnemende partij lichtvaardig uit de regeling zonder dat een opzegtermijn in acht is genomen of dat niet of onvoldoende is voorzien in een schadeloosstelling, dan komt de continuïteit van WerkSaam in gevaar. Het mag niet zo zijn dat de resterende deelnemende gemeenten met een (financieel) ongezonde organisatie achterblijven.

Artikel 37 Opheffing

Naast uittreding door een deelnemende gemeente is ook opheffing van de regeling mogelijk. Van opheffing is altijd sprake als alle deelnemers behalve één uittreedt. Een afzonderlijke organisatie is dan niet wenselijk. Blijven er na uittreding meerdere deelnemers over, dan kan de regeling blijven bestaan en volgt niet automatisch opheffing.

Naast deze automatische opheffingsmogelijkheid kunnen de deelnemers ook uit eigen beweging besluiten de regeling op te heffen. Dit geschiedt op voorstel van het algemeen bestuur (lid 1). Alle bestuursorganen die aan de regeling deelnemen, moeten unaniem besluiten tot opheffing (lid 2).

Wordt tot opheffing van WerkSaam overgegaan, dan wordt door het algemeen bestuur een liquidatieplan opgesteld (lid 3). Dit plan voorziet in de verplichting van de verbonden gemeenten om deel te nemen in de financiële gevolgen van opheffing. Ook voorziet dit plan in de gevolgen die de opheffing heeft voor de ambtenaar. Hierbij kan worden gedacht aan het overnemen van de ambtenaar, in die zin dat de ambtenaar uit dienst treedt van WerkSaam en wordt aangesteld door de gemeente (lid 4).

WerkSaam wordt niet direct opgeheven, maar blijft voortbestaan voor zover dit voor de vereffening van het vermogen van de organisatie noodzakelijk is (lid 5). Dit kan soms vele jaren in beslag nemen. Zijn alle verplichtingen afgewikkeld en resteert een batig saldo, dan wordt dit batig saldo aan de hand van de gehanteerde verdeelsleutel aan gemeenten uitgekeerd. Resteert een negatief saldo, dan zijn gemeenten op basis van dezelfde verdeelsleutel gehouden financieel bij te dragen aan de afwikkeling van dit negatieve saldo (lid 4).

HOOFDSTUK 8 OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 38 Archief

WerkSaam is een afzonderlijk openbaar lichaam en kan voor haar archiefvoorzieningen niet terugvallen op de bestaande archiefvoorzieningen van de gemeenten. Een afzonderlijk archief moet worden ingericht (lid 1). Conform de Archiefwet wordt aan dit archief de eisen gesteld dat de archiefbescheiden die onder WerkSaam berusten in goede, geordende en toegankelijke staat worden gebracht en bewaard. Ook wordt zorg gedragen voor vernietiging van de archiefbescheiden die hiervoor conform de op WerkSaam rustende wettelijke verplichtingen hiervoor in aanmerking komen.

Net als dit geldt voor de gemeenten stelt het algemeen bestuur van WerkSaam een archiefverordening vast. In deze verordening is vastgelegd hoe het dagelijks bestuur met de archiefbescheiden omgaat (lid 2). Deze verordening is aldus een nadere uitwerking van hetgeen op grond van de Archiefwet wordt voorgeschreven. Op het toezicht op de naleving van de Archiefwet en de bijbehorende archiefverordening is de archivaris belast (lid 4). Deze wordt door het dagelijks bestuur als zodanig benoemd, geschorst en ontslagen (lid 5).

Op een gegeven moment hoeft WerkSaam bepaalde bescheiden niet langer onder zich te hebben. Per document geldt een bewaartermijn. Is een bewaartermijn verstreken, dan kunnen deze archiefbescheiden worden overgedragen aan een archiefbewaarplaats. Voor de aangesloten gemeenten geldt op het moment van vaststelling van de regeling dat het West-Fries Archief (die overigens is ingesteld bij gemeenschappelijke regeling) als archiefbewaarplaats is aangewezen. Het West-Fries Archief is aldus een voor de hand liggende keuze om hier de archiefbescheiden van WerkSaam onder te brengen. Welke archiefbewaarplaats uiteindelijk wordt gekozen, is echter aan het dagelijks bestuur om te bepalen (lid 3).

Artikel 39 Klachtenregeling

Een ieder heeft het recht om over de wijze waarop een bestuursorgaan zich in een bepaalde aangelegenheid jegens hem of een ander heeft gedragen een klacht in te dienen bij dat bestuurorgaan. Dit is bepaald in hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht. Hieruit volgt aldus dat bij ieder bestuursorgaan van de gemeenten (denk hiervoor onder meer aan de burgemeester, het college en de raad) een klacht kan worden ingediend als deze klacht zich richt jegens het bestuursorgaan of jegens een ambtenaar die onder verantwoordelijkheid van dit orgaan heeft gehandeld of juist heeft nagelaten te handelen.

Op grond van hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht hebben bestuursorganen de bevoegdheid een interne klachtenregeling vast te stellen. Omdat WerkSaam bepaalde taken voor de gemeenten uitvoert, zoals het verstrekken van uitkeringen, is het belangrijk dat de burger – net als bij de gemeenten – een klacht kan indienen als de dienstverlening van WerkSaam in zijn ogen niet naar wens verloopt of is verlopen. Om ervoor te zorgen dat een ieder op grond van de Algemene wet bestuursrecht het recht blijft behouden om jegens een bestuursorgaan of een onder zijn verantwoordelijkheid werkzame ambtenaar een klacht in te dienen, is het nodig dat WerkSaam zelf een klachtenregeling instelt (lid 1). Dit wordt in dit artikel gewaarborgd.

Nadat de interne klachtenprocedure is doorlopen, heeft een ieder op grond van hoofdstuk 9 Algemene wet bestuursrecht het recht om de klacht bij een externe partij onder de aandacht te brengen. Artikel 9:17 Algemene wet bestuursrecht garandeert een dergelijke externe klachtbehandelaar. Gekozen kan worden tussen de Nationale ombudsman (sub a) of een andere partij die hiervoor als zodanig door WerkSaam wordt aangewezen (sub b). Op het moment van het vaststellen van deze gewijzigde regeling, zijn de meeste deelnemers aan WerkSaam hier reeds bij aangesloten. Omdat de Nationale ombudsman de meest breed gedragen externe ombudsinstantie is in Nederland en hiermee de benodigde expertise in huis heeft, schrijft de regeling voor om hier bij aan te sluiten (lid 2).

Artikel 40 Geschillen

Net als bij iedere regeling kan er bij de uitvoering van deze regeling onduidelijkheid bestaan. Geschillen liggen dan op de loer. Indien een dergelijk geschil zich tussen WerkSaam en een gemeente voordoet, is de intentie dat dit onderling wordt opgelost. Derhalve is opgenomen dat het algemeen of het dagelijks bestuur en de gemeente terstond met elkaar in overleg treden teneinde het voorliggende geschil gezamenlijk op te lossen (lid 1). Gelet op het duurzame karakter van de relatie die WerkSaam en de gemeenten met elkaar aangaan en derhalve het belang van een goede band met elkaar, is het immers wenselijk dat in eerste instantie wordt geprobeerd het geschil onderling en in goed overleg op te lossen.

Lukt het niet om onderlinge overeenstemming te bereiken, dan wijst iedere partij een deskundige aan. Deze deskundigen gaan met elkaar in overleg en brengen gezamenlijk een advies uit teneinde het geschil te beslechten (lid 2).

Naast de in lid 2 genoemde mogelijkheid staat het partijen vrij om gedeputeerde staten over het geschil te benaderen. Het is dan aan gedeputeerde staten om hierover een besluit te nemen. Dit volgt uit artikel 28 van de Wet gemeenschappelijke regelingen (lid 3). Overigens geldt de regeling voor gedeputeerde staten slechts indien het geschil zich niet uitstrekt tot de rechtsmacht van de rechterlijke macht zoals dit in artikel 112 Grondwet is vastgelegd.

HOOFDSTUK 9 SLOTBEPALINGEN

Artikel 41 Hardheidsclausule

Beoogd is een zo volledig mogelijke regeling op te stellen. Toch zal in de praktijk blijken dat de regeling niet in alles voorziet. Hiervoor is de hardheidsclausule bedoeld. Slechts in uitzonderlijke omstandigheden waarin de regeling geen oplossing biedt, heeft het algemeen bestuur de bevoegdheid naar goed inzicht te beslissen. Het algemeen bestuur kan hiertoe slechts overgaan nadat het dagelijks bestuur van de regeling alsmede de raden en de colleges van de aangesloten gemeenten hierover zijn geraadpleegd.

Artikel 42 Toezending regeling

Door het gemeentebestuur van een van de gemeenten moet de regeling aan gedeputeerde staten worden toegezonden. Dit volgt uit artikel 26, eerste lid, van de wet. In de regeling is het college van de gemeente Enkhuizen aangewezen hiervoor zorg te dragen.

Artikel 43 Citeertitel

De gewijzigde regeling krijgt de citeertitel ‘Gemeenschappelijke Regeling WerkSaam Westfriesland’. Het is gebruikelijk dat een gemeenschappelijke regeling dezelfde naam heeft als in de citeertitel wordt omschreven.