Regeling vervallen per 01-01-2020

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Opmeer houdende regels omtrent subsidies Specifieke beleidsregels Algemene Subsidieverordening Opmeer 2015

Geldend van 17-02-2018 t/m 31-12-2019

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Opmeer houdende regels omtrent subsidies Specifieke beleidsregels Algemene Subsidieverordening Opmeer 2015

Specifieke beleidsregels Algemene Subsidieverordening Opmeer 2015

College van burgemeester en wethouders van de gemeente Opmeer,

gelet op het besluit van de raad van 5 februari 2015 tot vaststelling van de Algemene subsidieverordening Opmeer 2015;

overwegende dat de bepalingen van de Algemene subsidieverordening 2015 nadere invulling behoeven door middel van specifieke beleidsregels;

besluit vast te stellen de Specifieke beleidsregels Algemene Subsidieverordening Opmeer 2015.

Inleiding

De specifieke beleidsregels zijn beschreven in de volgende acht hoofdstukken:

  • 1.

    Algemene aspecten;

  • 2.

    Subsidierelaties t.b.v. uitvoering van gemeentelijk beleid 2015-2019;

  • 3.

    Subsidieprogramma 2016-2019 en incidentele subsidies 2015-2019;

  • 4.

    Subsidiemogelijkheden t.b.v. accommodaties, voorzieningen en materialen 2015-2019;

  • 5.

    Opmeer Actief;

  • 6.

    Buurtbudget Muziek;

  • 7.

    Innovatieagenda;

  • 8.

    Kortdurende peuteropvang en VVE.

In de specifieke beleidsregels zijn de gemeentelijke beleidsdoelstellingen verwerkt, zoals die staan vermeld in de verschillende gemeentelijke beleidsnota’s.

Hoofdstuk 1. Algemene aspecten

Alle geldende specifieke beleidsregels inzake het gemeentelijk subsidiebeleid zijn beschreven in dit document. Uitgezonderd zijn de subsidiemogelijkheden, waarbij de beleidsregels door een hogere overheid zijn vastgesteld, maar door de gemeente worden uitgevoerd.

Hoofdstuk 2. Subsidierelaties t.b.v. uitvoering van gemeentelijk beleid 2015-2019

In dit hoofdstuk zijn de specifieke beleidsregels beschreven die betrekking hebben op subsidierelaties, waarmee meerjarige uitvoeringsovereenkomsten zijn overeengekomen.

Uitvoeringsovereenkomst

Dit is een overeenkomst op grond van artikel 4:36 van de Algemene wet bestuursrecht, met een maximale duur van 4 jaar.

Uitvoeringsplan

Indien de gemeente dat wenselijk acht is in de uitvoeringsovereenkomst opgenomen dat de aanvrager jaarlijks een uitvoeringsplan ter goedkeuring aan de gemeente voorlegt. Het uitvoeringsplan is een nadere uitwerking van de uitvoeringsovereenkomst en beschrijft:

  • 1.

    per activiteit de prestaties, resultaatindicatoren, beoogde effecten en kosten, of

  • 2.

    beoogde effecten en kosten.

In geval van optie 2 heeft de uitvoerende organisatie vrijheid zelf te bepalen ‘hoe’ het beoogde effect wordt gerealiseerd.

Het is mogelijk dat gedurende de overeengekomen subsidieperiode activiteiten worden opgenomen in het uitvoeringsplan, die oorspronkelijk niet in de uitvoeringsovereenkomst waren opgenomen. Dit is mogelijk voor additionele activiteiten, met bijvoorbeeld een kortdurend dan wel experimenteel karakter. Uiteraard is dit alleen mogelijk indien daarvoor middelen beschikbaar zijn gesteld door college of raad.

Het is mogelijk dat activiteiten zoals beschreven in het uitvoeringsplan veranderen of niet tot uitvoering (kunnen) komen. Wat dat betreft kunnen de activiteiten een dynamisch karakter hebben. Dit geldt niet voor de beschreven gemeentelijke beleidsdoelen en beoogde effecten in dit hoofdstuk. Wijzigingen in de activiteiten vinden plaats in goed overleg tussen gemeente en desbetreffende organisatie en pas na toestemming van de gemeente.

In de nieuwe verhoudingen past het ook dat organisaties zich bijvoorbeeld op eigen initiatief ook met andere activiteiten bezig houden die niet binnen de uitvoeringsovereenkomst of verplichtingen zoals opgenomen in de subsidiebeschikking vallen. Vanzelfsprekend kan de verleende subsidie hiervoor niet aangewend worden, maar anderzijds heeft de gemeentelijke overheid geen bemoeienis met deze activiteiten. Het is echter wel gewenst dat voor een goede afstemming de gemeente tijdig over dergelijke activiteiten wordt geïnformeerd. Dit is ook bedoeld om eventuele strijdigheid met gemeentelijk beleid te voorkomen.

De kosten van de activiteit, daarmee de hoogte van de subsidie, wordt bepaald op basis van:

  • -

    het aantal fte dat nodig is om de activiteit te realiseren;

  • -

    gemiddelde standaard kostprijs van desbetreffende fte;

  • -

    eventueel een activiteitenbudget

Hierbij wordt niet op werkelijke kosten afgerekend, maar op het uitvoeren van de activiteiten. Als kosten lager/hoger uitvallen is dit voor risico van de aanvrager, tenzij hierover afwijkende afspraken zijn vastgelegd in de uitvoeringsovereenkomst.

Voorwaarden subsidieaanvraag

‘Welzijn Nieuwe Stijl’ (WNS) is een landelijk programma dat een extra impuls geeft aan het welzijnswerk. WNS kent acht bakens (kenmerken). Deze geven richting aan de kwaliteitsontwikkeling van de welzijnssector. Voor zover mogelijk worden één, meerdere of alle acht bakens opgenomen in de uitvoeringsovereenkomst.

De acht bakens van WNS zijn:

  • 1.

    Gericht op de vraag achter de vraag: richt je samen met de cliënt op de werkelijke vraag in plaats van dat het aanbod de vraag stuurt.

  • 2.

    Gebaseerd op de eigen kracht van de burger: ga eerst na wat de burger zelf kan (met hulp van de directe omgeving) en bepaal daarna of verdere ondersteuning nodig is.

  • 3.

    Direct er op af: benader ook mensen die niet om ondersteuning kunnen, durven of willen vragen.

  • 4.

    Formeel en informeel in optimale verhouding: zoek naar de ideale verhouding voor de toekomst tussen formele hulp (en afhankelijkheid daarvan) en ondersteuning vanuit het sociale netwerk van de burger.

  • 5.

    Doordachte balans van collectief en individueel: doe collectief wat collectief kan en bied individuele hulp als dit nodig is.

  • 6.

    Integraal werken: werk samen met de keten (en netwerk) partners om tot een samenhangend en volledig pakket van ondersteuning te komen, waarin de regie duidelijk is geregeld.

  • 7.

    Niet vrijblijvend, maar resultaatgericht: definieer duidelijke doelen voor de korte en lange termijn en ga na hoe die te halen.

  • 8.

    Gebaseerd op ruimte voor de professional: creëer ruimte voor de goed opgeleide professional om te werken en te handelen volgens zijn of haar kennis, ervaring en vaardigheden.

Beschrijving subsidierelatie

De op 1 november 2014 bestaande subsidierelaties zijn beschreven aan de hand van de volgende tabel:

Beleidsdoel

Activiteit

Beoogd effect

Beschrijving van gemeentelijk beleidsdoel

Beschrijving van de activiteit waar de aanvrager uitvoering geeft.

Met activiteit kan ook een middel bedoeld worden, zoals de inzet van een opbouwwerker.

Beschrijving van het beoogd effect van de activiteit in relatie tot het gemeentelijk beleidsdoel.

Sport- en beweegbeleid

Ten behoeve van het gemeentelijk sport- en beweegbeleid worden één of meerdere organisaties gesubsidieerd voor de volgende activiteiten:

Beleidsdoel

Activiteit

Beoogd effect

Bevorderen gezondheid inwoners, kwalitatief goed bewegingsonderwijs

Verzorgen van het beweegmanagement door een bewegingsconsulent op de deelnemende basisscholen aan alle groepen 1t/m 8 of 3 t/m 8.

Kinderen ontwikkelen zich motorisch goed, beleven plezier in het sportief actief zijn en ervaren zowel fysiek als mentaal een beter welbevinden.

Coaching: Scholen worden gestimuleerd de kwaliteit van de tweede gymles omhoog te brengen. Zij worden ondersteund in beleid en uitvoering hiervan.

Scholing: Bovenlokale scholingsbijeenkomsten worden georganiseerd om kennis te vergroten op gebied van bewegen binnen het onderwijs.

Advies en procesbegeleiding bij het optimaliseren van andere beweegruimten (speellokaal, speelplein, bewegen in de klas)

Kwalitatief goede voorzieningen in de gymzalen t.b.v. het bewegingsonderwijs

Beheer speelmaterialen in de vijf gymzalen.

N.v.t.

Sportstimulering, verenigingsondersteuning

Jeugdsportpas/ kennismakingsclinics:

Leerlingen van het basisonderwijs kunnen sportoriëntatielessen volgen.

Kinderen nemen deel aan een voor hun geschikt sport/beweegaanbod.

Sportorganisaties kunnen basisschooljeugd kennis laten maken met hun aanbod.

Sportstimulering

Uitvoering geven aan activiteiten van het regionaal samenwerkingsverband Aangepast Sporten: voorlichting, advies, begeleiding en ondersteuning aan mensen met een beperking en (sport)organisaties.

Mensen met een beperking nemen deel aan een geschikt sport/beweegaanbod.

Verenigings-ondersteuning

1e lijnsverenigingsadvisering en doorverwijzing naar Opmeer Actief

(subsidie t.b.v. eventueel vervolgtraject wordt door de (sport)organisatie zelf aangevraagd)

(Sport)organisaties krijgen advies ten aanzien van hun hulpvragen.

Onderwijs

De basisscholen en/of andere organisaties worden gesubsidieerd voor de uitvoering van de volgende activiteiten ten behoeve van het basisonderwijs in gemeente Opmeer:

Beleidsdoel

Activiteit

Beoogd effect

Bevorderen gezondheid leerlingen

Gezonde leefstijl:

De school zet zich (pro-)actief in voor kwalitatief goed bewegingsonderwijs, het stimuleren van een gezonde leefstijl bij zowel leerlingen als leerkrachten en heeft dit beleidsmatig geborgd.

Kinderen ontwikkelen zich motorisch goed, beleven plezier in het sportief actief zijn en ervaren zowel fysiek als mentaal een beter welbevinden.

 

Kinderen weten wat een gezonde leefstijl inhoudt en betekent en geven daar in hun eigen leefstijl vorm aan.

Leerkrachten vervullen hierin een voorbeeldfunctie.

 

Het voorkomen van een ongezonde leefstijl.

Sportstimulering en bevorderen zelfredzaamheid

Leerlingen enthousiasmeren om deel te nemen aan de jeugdsportpas.

Kinderen nemen deel aan een voor hun geschikt sport/ beweegaanbod.

Sportstimulering, stimuleren persoonlijke ontwikkeling en bevorderen zelfredzaamheid

Schoolzwemmen:

Groepen 3 t/m 8 van de basisscholen kunnen deelnemen aan het schoolzwemmen bij zwembad ’t Woudmeer of zwembad De Spetter.

Kinderen zijn voldoende zwemvaardig om zich te redden in het water en beleven plezier aan zwem(sport)activiteiten.

 

Stimuleren gezondheid en zelfredzaamheid

De scholen nemen deel aan het programma ‘In control of Alcohol & Drugs’.

Toenemende bewustwording van het gebruik en risico van alcohol & drugs. Afname van het gebruik en stijging van de leeftijd waarop het eerste gebruik plaatsvindt.

Optimaliseren van het aanbod van taal, lezen, rekenen en zorg en het vergroten van sociale competenties. Stimuleren persoonlijke ontwikkeling en bevorderen zelfredzaamheid.

Ondersteuningsmiddelen voor schoolbegeleiding.

De cognitieve en/of sociale ontwikkeling van het kind is vergroot.

Stimulering om te leren en te lezen en bevordering mediawijsheid.

De basisscholen kunnen gebruik maken van het basisaanbod primair onderwijs van de bibliotheek en werken samen met de bibliotheek bij zorgleerlingen waar sprake is van taal- en ontwikkelachterstand.

De positie van de jeugd in hun culturele (fysieke, culturele en digitale) zoektocht naar een eigen plek in de steeds complexer wordende wereld om hen heen, is versterkt en hun bewustwording van het belang van een ‘leven lang leren’ is toegenomen.

Cultuurontwikkeling en stimuleren persoonlijke ontwikkeling

De scholen nemen deel aan de nieuwe werkwijze voor muziekeducatie in de gemeente Opmeer.

 

De scholen kunnen gebruik maken van de inzet van de combinatiefunctionarissen (“aanjagers”) en de in het bedrijfsmodel en de Verklaring participatie genoemde voorzieningen en activiteiten, jaarlijks door een stuurgroep waarin de scholen zijn vertegenwoordigd vast te stellen.

Alle kinderen in Opmeer beschikken over muzikale basisvaardigheden zoals bedoeld in de leerdoelen SLO.

 

Alle kinderen hebben kennis opgedaan over de verschillende instrumentgroepen en hebben ervaren hoe het is deze te bespelen.

 

De kinderen zijn geïnformeerd over de mogelijkheden van het muziekaanbod na schooltijd.

 

Cultuurontwikkeling en stimuleren persoonlijke ontwikkeling

Kunstenplan/KijkOpmeerKunst:

Leerlingen krijgen een voorstelling van een theatergroep of moeten zelf een theaterproductie ontwikkelen. Alle leerlingen hebben deelgenomen aan een cultureel aanbod.

 

Structurele bijdrage digitale infrastructuur: 1) deskundigheidsbevordering voor alle leerkrachten van het primair onderwijs op gebied van cultuureducatie 2) workshops met culturele instellingen/ondernemers op locatie of op school 3) onderhoud website en actualiseren cultuurmarktplaats.

Kinderen komen op een educatieve manier in aanraking met cultuur. Het bevordert de zelfontplooiing en culturele ontwikkeling van leerlingen.

Cultuurontwikkeling en stimuleren persoonlijke ontwikkeling

Stichting Wadway (Theaterkerk) organiseert workshops ‘Theater’ voor basisschoolleerlingen.

Kinderen komen op een educatieve manier in aanraking met cultuur. Het bevordert de zelfontplooiing en culturele ontwikkeling van leerlingen.

Het bewust maken dat goede zorg voor milieu en natuur van belang is.

Praktijklessen/activiteiten over milieu en natuur. Zoals lessen over afval of excursies naar museum of natuurgebied.

De kennis over en de waardering en zorg voor natuur en milieu is vergroot.

Het bewust maken dat goede zorg voor milieu en natuur van belang is.

Voorlichtingslessen en activiteiten i.s.m. HVC.

Kinderen leren over:

  • afvalreductie (door betere scheiding van afval);

  • duurzaam omgaan met energie.

Het vergroten van de kennis over het belang van natuur en stimuleren persoonlijke ontwikkeling

Boomfeestdag; De gemeente Opmeer houdt altijd een alternatieve Bomendag voor groep 7 van alle scholen in Opmeer. Twee medewerkers van de gemeente en een aantal ouders begeleiden de groepjes door Hoogwoud. Daar is een route uitgezet waarbij ze langs diverse natuur/groen elementen (o.a. eendenvijver) lopen waar ze uitleg over krijgen.

Kinderen leren de natuur kennen op een educatieve manier.

Het vergroten van de kennis over het belang van natuur en stimuleren persoonlijke ontwikkeling.

Eendenvijver: vrijwilligers van de eendenvijver op sport- en recreatieterrein De Weijver kunnen bij de eendenvijver een les verzorgen over (water)vogels.

Kinderen leren de natuur kennen op een educatieve manier.

Bevorderen zelfredzaamheid

Verkeersexamen: hierbij wordt de theorie en de praktijk met elkaar verbonden.

Kinderen kunnen veiliger deelnemen aan het verkeer.

Bevorderen weerbaarheid

Voorlichtingen gericht op preventie van jeugdcriminaliteit en jeugdoverlast.

Jeugdcriminaliteit en jeugdoverlast voorkomen.

Stimuleren persoonlijke ontwikkeling

Jaarlijks aanstellen van (loco) jeugdburgemeester

Jeugd kennis laten maken met politiek bestuur.

O.a. stimuleren persoonlijke ontwikkeling, bevorderen zelfredzaamheid, cultuurontwikkeling.

Activiteiten jeugd- en jongerenorganisaties.

Kinderen participeren goed in de samenleving en zorgen niet voor overlast.

Stimuleren persoonlijke ontwikkeling

Scool on wheels/ Niemand Buitenspel

Kinderen kennis laten maken met het leven met een beperking.

Voorkomen ernstige problematiek, schooluitval. Ondersteunen jeugdigen en ouders.

Deelname aan zorgstructuur.

Deelname SMW in Onderwijsteam. Mogelijkheid consult en advies van wijkteam aan het onderwijs.

Collectief preventief aanbod, zoals groepstrainingen.

Goede persoonlijke en sociale ontwikkeling van kinderen, voorkomen van zwaardere problematiek en voorkomen van schooluitval.

(Taal)onderwijs/1eopvang vreemdelingen, optimaal onderwijstraject bieden. Ter voorkoming onderwijsachterstanden in regulier onderwijs door taalbarrière.

(Taal)onderwijs aan kinderen die korter dan 1 jaar in Nederland en nog niet eerder Nederlands onderwijs hebben gevolgd.

Succesvoller doorstroom in regulier onderwijs en beperken van (taal)achterstanden ter bevordering van schoolcarrière.

Peuterspeelzaalwerk

Deze paragraaf is per 1 januari 2018 te komen vervallen en vervangen door hoofdstuk 8. Kortdurende peuteropvang en VVE.

Jeugdbeleid

Ten behoeve van het gemeentelijk jeugdbeleid worden één of meerdere organisaties gesubsidieerd voor de volgende activiteiten:

Beleidsdoel

Activiteit

Beoogd effect

Jongeren nemen deel aan lokale sociale en sportieve activiteiten

Vrijwilligersinitiatieven en -organisaties voor en door jongeren zijn ondersteund en draaien op eigen kracht

Jongerenopbouwwerk

Er bestaat een samenhangend activiteitenaanbod voor jeugd en jongeren van alle leeftijdsgroepen.

Bevorderen van maatschappelijke participatie van jongeren.

Bevorderen van het evenwichtig, gelukkig en gezond opgroeien van de jeugd en jongeren.

Het in stand houden van zorgvuldig gespreide voorzieningen/ accommodaties die tegemoet komen aan de behoefte van de Opmeerse jeugd.

Stimuleren van het gebruik van de voorzieningen.

Stimuleren van de ontwikkeling.

Het vergroten van positieve invloeden van/op de jeugd.

Jongeren die met reguliere activiteiten niet worden bereikt en die dreigen af te glijden naar criminaliteit, worden bereikt en toegeleid naar hulp, scholing, werk of activiteiten.

Vergroten van positieve invloed van jongeren op elkaar en goed weerbaar zijn t.a.v. groepsdruk en meeloopgedrag.

Ambulant jongerenwerk

Jongeren groeien veilig op tot zelfstandige en verantwoordelijke burgers.

Het wegnemen van belemmeringen die de persoonlijke ontwikkeling van een jongere in de weg staan.

Jongerencoaching

Voorkomen dat zwaardere zorg nodig is.

Wmo-beleid

Voor het gemeentelijke Wmo-beleid worden één of meerdere organisaties gesubsidieerd voor de volgende activiteiten:

Beleidsdoel

Activiteit

Beoogd effect

Meedoen van kwetsbare mensen met psychosociale problemen.

 

Er is goede opgroei- en opvoedondersteuning.

Maatschappelijk werk:

  • -

    concrete en materiele dienstverlening;

  • -

    bemiddeling, pleitbezorging, belangenbehartiging en toeleiding naar vrijwillige of gespecialiseerde hulp;

  • -

    outreachend werken en bemoeizorg;

  • -

    netwerkversterking en samenwerking met vrijwilligers;

  • -

    rapportage en advies op verzoek van derden;

  • -

    consult en advies bieden aan professionele en informele partners;

  • -

    verzorgen van voorlichtingsactiviteiten;

  • -

    vindplaatsgericht werken;

  • -

    preventief aanwezig zijn bij zorgteambijeenkomsten op de basisscholen als vertegenwoordiger van het WIJkteam OpMEER;

  • -

    afstemmen van de hulpverlening met andere ketenpartners in de 1e en de 2e lijn;

  • -

    het leveren van een bijdrage aan het voorkomen van het ontstaan van individuele problematiek (actief erop af, motiveren, hulp bieden dan wel toeleiden);

  • -

    1 gezin 1 plan;

  • -

    werken met de Verwijsindex;

  • -

    bereiken en informeren van mantelzorgers;

  • -

    participatie in het WIJkteam OpMEER en in het Netwerk Sociaal Domein;

  • -

    laagdrempelig inloopspreekuur in het gemeentehuis met korte lijnen naar het WIJkteam OpMEER.

Burgers met psychosociale problemen behouden of hervinden regie over hun leven, zijn zelfredzaam en kunnen deelnemen aan de samenleving.

 

Sociale problematiek in individuele situaties of in de dorpskernen in het algemeen is tijdig gesignaleerd en van een noodzakelijke aanpak voorzien.

 

Kinderen doorlopen een succesvolle schoolcarrière en groeien gezond en veilig op.

 

Ouders, scholen en leerkrachten zijn hierbij ondersteund en geadviseerd indien nodig.

 

Samenleven in een veilige, leefbare, sociaal en fysiek goed toegankelijke buurt, waarin mensen elkaar kennen en prettig met elkaar omgaan.

Opbouwwerk:

  • -

    stimuleren actief burgerschap en -participatie gericht op de verbetering, leefbaarder en veiliger maken van hun directe woon- en leefomgeving;

  • -

    stimuleren van wijk- en buurtorganisaties, belangengroepen en minderheidsgroepen om in samenwerking met elkaar projecten op te zetten en beleid te voeren gericht op kwetsbare groepen burgers;

  • -

    ondersteunen van groepen burgers die onvoldoende in staat zijn hun belangen te behartigen op het gebied van wonen, welzijn, gezondheid en werk;

  • -

    tegengaan van sociale uitsluiting;

  • -

    verbindingen leggen in de formele keten van zorg- en welzijnsaanbieders, in de informele keten en tussen beide ketens onderling;

  • -

    adviseren en coachen van de Adviesraad Sociaal Domein;

  • -

    adviseren en ondersteunen LSBO en OpMeer Actief;

  • -

    Raad & Daad beleidsmatig en praktisch ondersteunen bij voorbereiden en uitvoeren van hun bredere taakopvatting;

  • -

    begeleiden burgerwerkgroep(en);

  • -

    ondersteunen van projecten en activiteiten in het kader van actieve beweegzorg en talentontwikkeling;

  • -

    organiseren en/of ondersteunen van thema- en voorlichtingsbijeenkomsten;

  • -

    ondersteuning Wmo-beleid algemeen;

  • -

    plan van aanpak voor het opstellen van een sociale gebiedsanalyse (2014).

Inwoners met en zonder beperkingen doen actief mee aan de samenleving, kunnen zo lang mogelijk op een plezierige manier zelfstandig wonen in hun eigen woonomgeving, in het bijzonder oudere en kwetsbare burgers.

 

Eenzaamheid en sociale problematiek wordt voorkomen d.m.v. deelname aan maatschappelijke activiteiten dan wel tijdig gesignaleerd en opgepakt.

 

Vrijwilligers en beroepskrachten weten elkaar hierin goed te vinden en de vrijwilligers weten bij welke organisatie zij moeten zijn voor ondersteuning. Ook de professionals weten welke vrijwilligersorganisaties zij kunnen inzetten.

De verantwoordelijke rol voor de verbinding in de keten professionele zorg- en welzijnsaanbieders en in de keten vrijwillige zorg- en welzijnsaanbieders en tussen deze ketens onderling, ligt vooral bij de beroepskrachten. Het opbouwwerk heeft hierin een essentiële rol.

 

Vrijwillige organisaties zijn betrokken bij en leveren een bijdrage aan de gezamenlijke aanpak van maatschappelijke vraagstukken als eenzaamheid, depressiepreventie, meedoen van iedereen in Opmeer.

 

Er bestaat een werkend netwerk van vrijwillige en professionele organisaties die met elkaar samenwerken in de aanpak van maatschappelijke vraagstukken in Opmeer en die actief gebruik maken van elkaars aanbod.

 

Meedoen en ondersteunen van groepen kwetsbare mensen

 

Stimulering actief burgerschap door Opbouwwerk (De Wering): zie hierboven

 

Ondersteuning mensen met geestelijke gezondheidsproblemen (GGZ):

  • -

    regionale informatiebijeenkomsten ziektebeelden en psychische klachten;

  • -

    regionale deskundigheidsbevordering psychiatrie aan ketenpartners en wijkteams gericht op signalering, doorverwijzing en samenwerking;

  • -

    Dag van de psychische gezondheid

  • -

    Regionale slaapcursus voor ouderen;

  • -

    regionale KOPP groepen (kinderen van ouders met psychiatrische problematiek;

  • -

    regionale slaapcursus voor 60-plus;

  • -

    familievertrouwenspersoon voor mantelzorgers van mensen die niet in zorg zijn bij de ggz.

 

Ondersteuning kwetsbare, zieke en terminale mensen:

  • -

    buddyzorg en terminale zorg;

  • -

    lotgenotencontactgroepen;

  • -

    werkgroepen rouw;

  • -

    budgetbuddy’s;

  • -

    netwerkversterking;

  • -

    eigen kracht conferenties.

 

Warme maaltijdbezorging

Kwetsbare groepen doen zo lang, zelfstandig en actief mogelijk mee in het maatschappelijke leven.

 

De sociale infrastructuur wordt toegankelijker.

 

Sterke preventie, waardoor bespaard wordt op maatschappelijke (zorg)kosten en participatie en/of zelfredzaamheid wordt bevorderd.

   

 

Mantelzorgers worden vraaggericht ondersteund, er is voldoende respijtzorg en mantelzorgers worden gewaardeerd.

  • -

    uitvoering van het Kennisplatform mantelzorgondersteuning;

  • -

    het Kennisplatform ondersteunt organisaties bij het integreren van mantelzorgondersteuning in de reguliere zorg-, dienst- en hulpverlening;

  • -

    het Kennisplatform zorg voor afstemming tussen samenwerkende organisaties;

  • -

    het Kennisplatform beheert en actualiseert de website (sociale kaart);

  • -

    het Kennisplatform verzorgt training, scholing, instructie en helpdesk;

 

Mantelzorgers kunnen duurzame informele zorg (blijven) bieden aan hun naaste.

 

Mantelzorgers weten zich ondersteund en maken gebruik van het bestaande diverse aanbod lokaal en regionaal.

 

Mantelzorgers zijn dermate ondersteund in hun functioneren en welzijn, dat de zorgtaken voor hun naaste in balans zijn met andere verantwoordelijkheden en ambities, zoals werk, gezin en vrije tijd.

 

Ouderen, zieken en kwetsbare burgers blijven zelfredzaam in hun vertrouwde omgeving.

Vrijwilligers(organisaties) worden gestimuleerd, ondersteund en gewaardeerd

  • -

    uitvoering makelaarsfunctie maatschappelijke stages;

  • -

    maatschappelijk betrokken ondernemen: De Uitdaging, de jaarlijkse maatschappelijke beursvloer, NL Doet;

  • -

    diverse advies en ondersteuning door het aanbod van groepstrainingen en individuele begeleiding op het gebied van sociale veiligheid, resultaat gericht werven van vrijwilligers, vrijwilligersverzekering, fondsenwerving, netwerken;

  • -

    jaarlijks overleg met het Opmeerse vrijwilligersveld voor het vergaren van inbreng voor het vrijwilligsjaarprogramma op basis van de Nota ‘Samen Sterk’.

De kennis en kunde van vrijwilligers(organisaties) is vergroot. Vrijwillige inzet is vergroot.

 

Openbare geestelijke gezondheidszorg (Oggz): bereiken en begeleiden van kwetsbare doelgroepen, die niet zelf hulp vragen, met problemen op het gebied van schulden, verslaving, psychische of psychiatrische problemen, sociaal isolement, vervuiling of werkloosheid.

  • -

    Bijdrage aan de regiogemeente Hoorn voor het Meldpunt Vangnet & Advies

Zorgmijders worden vroegtijdig gesignaleerd, gemeld bij het Meldpunt Vangnet & Advies en toegeleid naar zorg.

Brede bekendheid meldpunten.

Ondersteuningsmogelijkheden zijn breed bekend en er wordt breed gebruik van gemaakt.

De doelgroep blijft in beeld door goede regievoering in- en extern.

Lokale opvang en ondersteuning waar mogelijk.

Goede informele ondersteuning (vrijwillige inzet) en goede ondersteuning mantelzorgers.

Versterken leefbaarheid en sociale samenhang

Wijksteunpunt:

  • -

    activiteiten van vrijwilligers(organisaties) worden gestimuleerd, ondersteund en gewaardeerd

  • -

    open tafel

  • -

    dagbesteding

  • -

    open inloop

  • -

    Jeu de boules

  • -

    nieuwe te ontwikkelen activiteiten op basis van geconstateerde vraag

Er is in elk dorp een wijksteunpunt of een ontmoetingsmogelijkheid met een wijksteunpuntfunctie.

Het dorp krijgt met het wijksteunpunt een positieve impuls; de onderlinge betrokkenheid groeit en de leefbaarheid neemt toe.

Kwetsbare groepen mensen worden ondersteund en doen mee.

 

Er is een samenleving in een veilige, leefbare, sociaal en fysiek goed toegankelijke buurt, waarin mensen elkaar kennen en prettig met elkaar omgaan.

 

In het wijksteunpunt ontmoeten inwoners van jong tot oud elkaar en zij zetten samen activiteiten op het gebied van zorg- en dienstverlening op voor alle doelgroepen. Belangrijk uitgangspunt daarbij is, dat wat de inwoners werkelijk willen en nodig hebben, centraal staat.

Het wijksteunpunt heeft vooral een aanjagende en faciliterende rol. Voor het geven van een verdere invulling ligt de bal bij de inwoners. Zij bepalen het uiteindelijke uiterlijk en het feitelijk functioneren van de wijksteunpunten.

Bibliotheekwerk

Ten behoeve van het gemeentelijk beleid t.a.v. bibliotheekwerk worden één of meerdere organisaties gesubsidieerd voor de volgende activiteiten:

Beleidsdoel

Beoogd effect

Activiteiten

Ontwikkeling Jeugd en Onderwijs

 

  • stimuleren van lezen, bevorderen van leesplezier, versterken van 21st century skills;

  • taalontwikkeling, leesbevordering en mediawijsheid

  • voorkomen van taalachterstanden op latere leeftijd;

  • de bibliotheek als plek waar kinderen en jeugd graag verblijven om kennis op te doen en vaardigheden te ontwikkelen en;

  • verbinding met landelijke programma’s als Tel mee met Taal, Leescoalitie, Bibliotheek op school;

  • kennismaken met kunst, cultuur en creatieve uitingen;

  • organiseren van ontmoeting en debat

  • openstelling bibliotheek

  • ondersteuning jeugdbibliotheek De Weere

  • Boekstart

  • Voorlezen op locatie

  • Programma’s op de basisscholen

  • Deskundigheidsbevordering leerkrachten

  • Biebclubs (bibliotheek op school)

  • Digilab (activiteiten)

  • Luiletterland (activiteiten)

  • Programma’s op de VO scholen

  • Activiteiten bij landelijke programma’s (bijv. Kinderboekenweek)

  • Cursussen

  • Leeskringen

  • Themabijeenkomsten

Participatie en zelfredzaamheid

  • ontwikkelen digi(taal)- en leesvaardigheden

  • bevordering sociale cohesie

  • tegengaan ongelijke kansen

Persoonlijke ontwikkeling

  • Een leven lang leren

Verandering en verbreding klassieke bibliotheek

  • bibliotheken worden multifunctionele ontmoetingsplaatsen.

  • de bibliotheek werkt toe naar een maatschappelijk en educatieve functie.

Bevordering culturele infrastructuur

  • gezamenlijk georganiseerd aanbod met onderwijs en culturele instellingen.

Gebiedsteam

Een aantal onderdelen vanuit het subsidiebeleid 2012-2015, zoals ‘lokaal maatwerk jeugdgezondheidszorg’, worden met ingang van 2015 ondergebracht bij het gebiedsteam. Daarmee zijn deze gelden niet meer inzetbaar als subsidie; de gelden worden per casus ingezet ten behoeve van zorg op maat.

Innovatieagenda

Deze paragraaf is per 1 januari 2018 te komen vervallen en vervangen door hoofdstuk 7. Innovatieagenda. 

Hoofdstuk 3. Subsidieprogramma 2016-2019 en incidentele subsidies 2015-2019

In dit hoofdstuk zijn de specifieke beleidsregels beschreven die betrekking hebben op:

  • -

    meerjarige subsidies voor de periode 2016-2019;

  • -

    tussentijdse incidentele subsidieaanvragen gedurende de periode 2015-2019.

Paragraaf 3.1 Algemene aspecten

Organisaties, die op basis van dit hoofdstuk subsidie aanvragen, dienen in principe hun activiteiten (op korte termijn) zelfstandig zonder gemeentelijke subsidie te kunnen aanbieden. De gevraagde subsidie is daarmee beoogd voor de ontwikkeling van, ondersteuning van en/of geven van een kwaliteitsimpuls aan een activiteit/ activiteiten. Die activiteiten kunnen vervolgens op eigen kracht en met eigen middelen worden voortgezet.

Bij het bepalen van de hoogte van de subsidie wordt de ingediende begroting van de activiteiten meegenomen en afgewogen aan de hand van:

  • -

    het bijdragen aan de realisatie van gemeentelijke beleidsdoelen, zoals vermeld in paragraaf 3.4;

  • -

    het bereiken en activeren van specifieke doelgroepen uit het gemeentelijk beleid, waarbij een groot belang wordt gehecht aan niet-actieve en/of kwetsbare doelgroepen;

  • -

    het benutten van de eigen kracht van de aanvrager: ga eerst na wat de organisatie en deelnemers van de activiteiten zelf kunnen en bepaal daarna of (financiële) ondersteuning nodig is;

  • -

    het benutten van de eigen kracht van het betreffende deel van de samenleving.

Het staat de gemeente vrij de subsidie lager te verlenen dan het bedrag dat conform de begroting wordt gevraagd.

Subsidiering van activiteiten georganiseerd door individuele/ groepen burgers is alleen mogelijk voor zover deze activiteiten bijdragen aan de realisatie van gemeentelijke beleidsdoelen.

Organisaties die subsidie aanvragen ter ondersteuning van een groep mensen met een specifiek ziektebeeld/ beperking of voor activiteiten die in het verlengde liggen van de reguliere gezondheidszorg, komen niet voor subsidie in aanmerking, tenzij de organisatie een activiteit aanbiedt die:

  • -

    voorziet in een informele zorg- en/of welzijnsondersteuning;

  • -

    voorziet in een geconstateerde vraag;

  • -

    wordt georganiseerd in samenwerking met een lokale welzijnsorganisatie;

  • -

    plaatsvindt in gemeente Opmeer;

  • -

    primair bedoeld is voor inwoners van gemeente Opmeer.

Paragraaf 3.2 Algemene aspecten meerjarige subsidies 2016-2019

In het geval van meerjarige subsidies bedraagt de aanvraag maximaal € 10.000 per jaar.

Indien het totaal aan gevraagde subsidies het subsidieplafond overschrijdt wordt een keuze gemaakt op basis van:

  • -

    het bereiken van gemeentelijke beleidsdoelen en doelgroepen;

  • -

    een goede samenhang tussen de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend.

Naar aanleiding daarvan kunnen subsidies lager verleend danwel afgewezen worden.

Activiteitenplan

Onderdeel van de aanvraag is het activiteitenplan, dat ook wordt gebruikt ten behoeve van de jaarlijkse verantwoording. Het activiteitenplan toont in één overzicht:

  • -

    de activiteit(en);

  • -

    de beoogde gemeentelijke beleidsdoel(en);

  • -

    de beoogde doelgroep(en);

  • -

    de beoogde resultaten voor desbetreffende kalenderjaren van de subsidieperiode.

Het formulier van het activiteitenplan is onderdeel van het subsidie aanvraagformulier, die organisaties via de gemeentelijke website kunnen downloaden.

Voorschot

Indien het in de beschikking staat vermeld, wordt de subsidie jaarlijks voor 1 april bij voorschot uitbetaald.

De vaststelling van de subsidie

Na afloop van de subsidieperiode zal op basis van de door de aanvrager verstrekte resultatenoverzichten een vaststelling plaatsvinden. De aanvrager zal daarom jaarlijks voor 1 juli een overzicht van de resultaten van de activiteiten van het voorgaande kalenderjaar moeten overleggen. Daaruit moet blijken in hoeverre de geplande activiteiten zijn uitgevoerd, welke resultaten zijn behaald en hoe daarmee is gescoord ten opzichte van de verwachtingen.

Indien beoogde resultaten niet zijn behaald en/of resultatenoverzichten niet (tijdig) zijn ingeleverd, kan de subsidie lager vastgesteld worden dan oorspronkelijk is verleend. Dit kan tot terugvordering van reeds uitgekeerde voorschotten leiden.

Tussentijdse wijziging activiteitenplan

Indien de resultaten van de activiteiten achterblijven bij de te verwachten resultaten uit het plan dat bij de aanvraag is ingediend, kan de aanvrager het activiteitenplan daarop aanpassen, zolang daarbij geen afbreuk wordt gedaan aan het oorspronkelijke plan.

De aanvrager vraagt hiervoor toestemming uiterlijk 1 april van het jaar waarin de wijziging(en) moeten worden ingevoerd. In dit verzoek geeft zij aan:

  • -

    Welke activiteiten zij wenst te wijzigen en wat daarvan de redenen zijn.

  • -

    De beschrijving van de nieuwe activiteiten en de daarbij te verwachten prestaties, cijfermatig geformuleerd.

Minimale hoogte van de subsidie

De minimale hoogte van de subsidie, die wordt verleend, bedraagt € 500 per activiteit.

Paragraaf 3.3 Algemene aspecten tussentijdse incidentele subsidies 2015-2019

Er worden geen waarderingssubsidies verleend maar enkel activiteiten- of budgetsubsidies. Dat betekent dat bij incidentele subsidies prestatieafspraken gemaakt of verplichtingen opgelegd worden, die uiterlijk drie maanden na afloop van de activiteit worden verantwoord door de aanvrager. Op basis van de verantwoording is het mogelijk dat de subsidie lager wordt vastgesteld dan is verleend. Dit is het geval als de beoogde resultaten niet zijn bereikt dan wel wanneer niet of onvoldoende aan de opgelegde verplichtingen is voldaan.

Paragraaf 3.4 Gemeentelijke beleidsdoelen

Gemeentelijk beleidsdoel

Doelgroep(en)

Stimulering sport- en bewegen

De gemeente verleent subsidie voor activiteiten die stimulering van inwoners tot deelname aan sport en bewegen beogen.

 

Alle inwoners.

Kinderen en jongeren tot en met 18 jaar en kwetsbare doelgroepen hebben een hogere prioriteit.

Ontwikkeling nieuwe activiteiten

De gemeente verleent subsidie voor de ontwikkeling van nieuwe activiteiten, die duidelijk een aanvulling zijn op het bestaande aanbod en niet versnippering van het bestaande aanbod veroorzaken.

Nieuwe activiteiten die inspelen op momenten dat inwoners dreigen uit te vallen bij sport en bewegen, hebben een hogere prioriteit.

 

Alle inwoners.

Inwoners die actief zijn maar dreigen te stoppen met sport/bewegen hebben een hogere prioriteit.

Kwaliteitsimpuls

De gemeente verleent subsidie voor activiteiten die een kwaliteitsimpuls geven aan het activiteitenaanbod in de gemeente.

 

Alle organisaties die in gemeente Opmeer werkzaam zijn.

Samenwerking organisaties

De gemeente verleent subsidie voor activiteiten die de samenwerking tussen (sport)organisaties bevorderen.

De gemeente verleent subsidie voor activiteiten die vanuit samenwerking tot stand zijn gekomen en aansluiten bij gemeentelijke beleidsdoelen.

 

Alle organisaties die in gemeente Opmeer werkzaam zijn.

Bewustwording gezonde leefstijl

De gemeente verleent subsidie voor activiteiten die bijdragen aan de bewustwording van (onderdelen van) een gezonde leefstijl.

 

Alle inwoners.

Ontwikkeling toerisme en recreatie

De gemeente verleent subsidie voor activiteiten die bijdragen aan de promotie van gemeente Opmeer als toeristisch en recreatief interessante bestemming. De kaders zoals die zijn gesteld in de positionering van gemeente Opmeer (Opmeer, gewoon anders) zijn hierbij leidend.

 

Alle inwoners en mogelijke bezoekers van gemeente Opmeer

Bereiken kwetsbare niet actieve doelgroepen en het stimuleren van hun deelname aan de samenleving

De gemeente verleent subsidie voor activiteiten op dorps- of buurtniveau die bijdragen aan het bereiken van kwetsbare doelgroepen die niet/ onvoldoende actief participeren en activiteiten die sociale uitsluiting tegengaan.

De gemeente verleent subsidie voor activiteiten waarbij organisaties actief kwetsbare niet actieve groepen expliciet gaan werven en ondersteunen. 

   

Alle (groepen) kwetsbare inwoners.

Alle organisaties die in gemeente Opmeer werkzaam zijn.

Het ondersteunen van de sociale infrastructuur en het bevorderen van de leefbaarheid en stimulering zelf- en samenredzaamheid

De gemeente verleent subsidie voor activiteiten die de deelname van de inwoners aan hun eigen leefomgeving bevorderen.

De gemeente verleent subsidie voor activiteiten die de zelf- en samenredzaamheid van inwoners bevorderen.

De gemeente verleent subsidie voor activiteiten die een goede beschikbaarheid en toegankelijkheid van activiteiten in de wijk bevorderen.

   

Alle (groepen) inwoners.

Alle organisaties die in gemeente Opmeer werkzaam zijn.

Aanbod van taal, lezen, rekenen en zorg

De gemeente verleent subsidie voor activiteiten die cognitieve en sociale competenties van inwoners verbeteren

 

Alle inwoners.

Met name voor de leerlingen

Natuur en Milieu

De gemeente verleent subsidie voor activiteiten die bijdragen aan de bewustwording dat goede zorg voor milieu en natuur van belang is.

 

Alle inwoners

 

Persoonlijke ontwikkeling

De gemeente verleent subsidie voor activiteiten die bijdragen aan de ontwikkeling van jeugd en jongeren, zoals sociaal leiderschap, karaktervorming, weerbaarheid, creativiteit etc.

 

Jeugd en jongeren

Paragraaf 3.5 Subsidie evenementen

Regionaal

De volgende regionale evenementen komen in aanmerking voor een meerjarige subsidie:

  • -

    Sportverkiezing West-Friesland;

  • -

    Ondernemersgala West-Friesland;

  • -

    Fiets-4-Daagse West-Friesland.

Lokaal

De volgende lokale evenementen (met regionale uitstraling) komen in aanmerking voor een meerjarige subsidie:

  • -

    5 mei vrijmarkt;

  • -

    Babbeltocht en seniorendag;

  • -

    De Uitdaging;

  • -

    Expositiekring Beeldende Kunst Opmeer;

  • -

    Gabberweek;

  • -

    Golf met Pit;

  • -

    Kinderdorp;

  • -

    Project "Samen op pad" = Gabberweek senioren;

  • -

    Uitwisselingsprogramma’s HIP92/IPA;

  • -

    Vogelshow;

  • -

    Zomertijd.

De volgende lokale evenementen komen alleen in 2015 in aanmerking voor subsidie:

  • -

    4-5 mei viering;

  • -

    Zomerpop.

Landbouwshow Opmeer komt niet voor subsidie in aanmerking. Bij uitzondering heeft de gemeente met de organisatie van dit evenement een sponsorrelatie bestaande uit:

  • -

    Toegangskaarten voor het personeel;

  • -

    VIP arrangementen voor genodigden van de gemeente;

  • -

    Prijzen voor de deelnemers.

De sponsoring wordt gedekt uit de post representatie. Andere sponsorrelaties worden niet aangegaan.

Lokale evenementen, waarbij inwoners kennis kunnen maken met activiteiten van lokale/ regionale organisaties, kunnen voor een (meerjarige) subsidie in aanmerking komen. In het geval van subsidieverlening bedraagt deze jaarlijks € 500 en in uitzonderlijke gevallen € 1.000 per evenement.

Lokale dorpsfestiviteiten, in het kader van de activiteiten sinterklaasfeest, Koningsdag en kermis, kunnen voor een meerjarige subsidie in aanmerking komen. In het geval van subsidieverlening bedraagt deze jaarlijks € 500 per woonkern per activiteit. Er wort een afbouwregeling gehanteerd indien de subsidie 2015 hoger was dan € 500.

Toevoeging evenementen

Het college kan besluiten een nieuw evenement, na het maximaal twee keer verlenen van een incidentele subsidie, toe te voegen aan bovenstaande lijst ‘regionaal’ of ‘lokaal’. Daarbij gelden in ieder geval de volgende criteria:

  • -

    Het evenement past in het gemeentelijk beleid;

  • -

    De jaarlijkse subsidie bedraagt maximaal € 1.000;

  • -

    Het evenement heeft duidelijk een toegevoegde waarde voor gemeente Opmeer;

  • -

    Er is financieel dekking of de gemeenteraad stelt middelen beschikbaar.

Amateur podiumkunsten

Vanaf 2015 verleent gemeente Opmeer jaarlijks maximaal € 3.000 per jaar subsidie ten behoeve van musical-, opera-, operette- of toneelvoorstellingen. De subsidie bedraagt maximaal € 750 per aanvraag.

Lokale muziekverenigingen kunnen ten behoeve van jaarlijkse optredens bij dorpsfestiviteiten/ activiteiten voor een meerjarige subsidie in aanmerking komen. In het geval van subsidieverlening bedraagt deze jaarlijks in totaal € 500 voor alle optredens, die zij in een jaar verzorgen.

Incidentele subsidie

Organisaties kunnen voor nieuwe/ incidentele evenementen subsidie aanvragen. Daarbij gelden in ieder geval de volgende criteria:

  • -

    Het evenement past in het gemeentelijk beleid;

  • -

    Er is financieel dekking of de gemeenteraad stelt middelen beschikbaar.

Tegenprestatie

In overleg met desbetreffende organisaties wordt bekeken welke tegenprestatie zij kunnen leveren, die aansluit bij het gemeentelijk beleid zoals vermeld in 3.4. Op basis daarvan wordt definitief besloten of een organisatie in aanmerking komt voor een meerjarige of incidentele subsidie.

Bij alle evenementen wordt gemeente Opmeer in alle communicatie-uitingen nadrukkelijk vermeld via naamsvermelding en/of gebruik van logo.

Paragraaf 3.6 Regionale subsidies

De volgende subsidies aan regionale organisaties of ten behoeve van regionale projecten zonder direct lokaal belang worden in stand gehouden:

  • -

    Art. 1 Bureau Discriminatiezaken NHN;

  • -

    Jeugd en alcoholproject;

  • -

    Stichting Streekomroep West-Friesland;

  • -

    Stichting Slachtofferhulp.

In overleg met desbetreffende organisaties wordt bekeken welke tegenprestaties zij kunnen leveren, die bijdragen aan realisatie van het gemeentelijk beleid zoals vermeld in 3.4.

Regionale subsidies via centrumgemeente Hoorn:

  • -

    VO zorgondersteuning.

Toevoeging regionale subsidies

Het college kan besluiten een subsidie toe te voegen aan bovenstaande lijsten, onder voorwaarde dat alle Westfriese gemeenten de activiteit(en) van de desbetreffende organisatie ook subsidiëren en er financieel dekking is.

Paragraaf 3.7 Buma-regeling

Organisaties die een sportactiviteit voor ouderen organiseren en daarbij gebruik maken van muziek moeten in principe een afdracht doen in het kader van de Buma-regeling. Via een regeling tussen Sportservice Noord-Holland en gemeente Opmeer is dit niet nodig; de gemeente betaalt voor alle organisaties een bijdrage.

Paragraaf 3.8 Inwonersparticipatie

Ten behoeve van de participatie van inwoners van gemeente Opmeer bij beleidsvorming en/ of uitvoering van gemeentelijk beleid stelt gemeente Opmeer subsidie beschikbaar voor:

  • -

    Vier dorpsraden;

  • -

    Adviesraad Sociaal Domein;

  • -

    Werkgroep OpMeer Actief;

  • -

    Burgerwerkgroep Welzijn in de Wijk;

  • -

    Jeugdparlement.

Paragraaf 3.09 Beheersfunctie

In het huidige subsidieprogramma 2012-2015 worden enkele organisaties gesubsidieerd voor een beheersfunctie: Stichting Jeugd- en Jongerenwerk Opmeer, Stichting beheer Theresiahuis en St. Dienstencentrum "de Lindehof". Subsidiering van deze functie komt met ingang van 1 januari 2016 te vervallen. In 2015 zal in overleg met de organisaties bekeken worden of dat daadwerkelijk gaat gebeuren of dat het college gebruik zal maken van de hardheidsclausule om af te wijken van het beleid.

Paragraaf 3.10 Subsidie exploitatietekort

Er wordt geen subsidie verleend ten behoeve van dekking van een exploitatietekort. Het college kan besluiten hierop een uitzondering te maken onder voorwaarde dat:

  • -

    De organisatie kan aantonen zich optimaal te hebben ingezet om het tekort zo laag mogelijk te laten zijn;

  • -

    De organisatie activiteiten ontplooit die aansluiten bij gemeentelijke beleidsdoelstellingen, zoals vermeld in 3.4 en/of;

  • -

    De activiteiten, die de organisatie ontplooit, van grote toegevoegde waarde zijn voor het gemeentelijk beleid.

Paragraaf 3.11 Dierenopvang

Op grond van artikel 5:8, 3e lid van het Burgerlijk Wetboek is de gemeente verplicht de opvang en bewaring (14 dagen) van gevonden honden en katten (en soms overige huisdieren) van wie de eigenaar uit beeld is, te regelen. Hiervoor heeft de gemeente afspraken met Dierenasiel Hoorn. De gemeente beperkt zich hiertoe en subsidieert geen andere organisaties ten behoeve van de opvang van dieren.

Paragraaf 3.12 Sport

Deskundigheidsbevordering

Lokale organisaties kunnen t.b.v. deskundigheidsbevordering van vrijwillig kader van sportactiviteiten in aanmerking komen voor een meerjarige subsidie. In het geval van subsidieverlening bedraagt deze jaarlijks € 500 (minder dan 200 leden), € 750 (200-400 leden) of € 1.000 (meer dan 400 leden).

Meer Bewegen Voor Ouderen

Lokale organisaties kunnen t.b.v. Meer Bewegen Voor Ouderen activiteiten in aanmerking komen voor een meerjarige subsidie. In het geval van subsidieverlening bedraagt deze jaarlijks € 500. Er wort een afbouwregeling gehanteerd indien de subsidie 2015 hoger was dan € 500.

Topsport/talenten

Gemeente Opmeer verleent geen subsidie ten behoeve van de realisatie van topsportaccommodaties, het topsportbeleid van sportorganisaties en topsporters.

Indien sporttalenten (in de leeftijd tot en met 23 jaar) uit gemeente Opmeer als ambassadeur een rol vervullen binnen het gemeentelijk sport- en beweegbeleid, komen de talenten in aanmerking voor ondersteuning van de combinatiefunctionaris en als er financieel ruimte is voor een vergoeding van hun diensten. Die vergoeding dienen zij te besteden ten behoeve van de extra onkosten van de sportbeoefening.

Zwemonderwijs

De gemeente vindt het schoolzwemmen belangrijk, ondanks het feit dat veel kinderen al een diploma hebben. Het biedt kinderen de gelegenheid:

  • 1.

    alsnog een diploma te halen of daarbij extra ondersteuning te krijgen;

  • 2.

    de zwemvaardigheid verder te ontwikkelen of te behouden;

  • 3.

    kennis te maken met zwemsportactiviteiten in het kader van sportstimulering.

Er is afgesproken om een opsplitsing te maken qua inhoud van het schoolzwemmen:

  • -

    Groep 3 t/m 5: voornaamste aandacht voor bovenvermelde punten 1 en 2;

  • -

    Groep 6 t/m 8: voornaamste aandacht voor bovenvermeld punt 3, waarbij het behouden van de zwemvaardigheid een indirect gevolg is.

Schoolzwemmen behoort op grond van de wet niet tot de verplichte vakken. Zwemmen is echter gezond en goed voor de (motorische) ontwikkeling van het kind. Door deze voorziening op te nemen in het lokaal onderwijsbeleid geeft de gemeente aan dat zij het zwemmen ook belangrijk vindt voor de ontwikkeling van het kind. Voor deze activiteit wordt een bedrag per leerling ter beschikking gesteld. Het zwemonderwijs wordt mogelijk gemaakt door een vast bedrag per leerling over te maken aan zwembad ’t Woudmeer op basis van een opgave van het aantal leerlingen door de scholen. De leerlingen van de Petrus Canisiusschool maken gebruik van het zwembad in Abbekerk. Deze kosten worden rechtstreeks overgemaakt aan dit zwembad. OBS De Dubbele Punt maakt sinds de oplevering van minigymzaal “De Komma” geen gebruik meer van de mogelijkheid om in schoolverband te zwemmen.

Schoolzwemmen draagt bij aan stimulering van het gebruik van zwembad ‘t Woudmeer. In dat kader is het scholen ook toegestaan zich om in de periode mei-juli maximaal drie keer aan te melden voor “mooi weer zwemmen”. Op dat moment kunnen de kinderen de laatste 1,5 uur van de schooldag recreatie zwemmen in zwembad ’t Woudmeer, indien dat past in het rooster.

Paragraaf 3.13 OpMeer Actief/ Jeugdparlement

OpMeer Actief

Deze paragraaf is per 1 januari 2018 te komen vervallen en vervangen door hoofdstuk 5. Opmeer Actief.

Jeugdparlement

De gemeente hecht belang aan jongerenparticipatie en het Jeugdparlement is een project wat voldoet aan alle eisen die aan jongerenparticipatie gesteld worden. Het geeft de jongeren medezeggenschap over de besteding van middelen voor incidentele jongerenactiviteiten, en leert jongeren alle vaardigheden die nodig zijn voor besluitvormingsprocessen.

De gemeente heeft daarom aan het jeugdparlement een subsidie ter beschikking gesteld voor de financiering van activiteiten. Organisaties uit gemeente Opmeer kunnen voor een bijdrage aan een activiteit bij het Jeugdparlement een aanvraag indienen en daarmee en beroep doen op het door de gemeente beschikbaar gestelde budget. De afspraken over de procedure, voorwaarden en toekenning van bijdragen zijn vastgelegd in het projectplan Jeugdparlement.

Paragraaf 3.14 Vastleggen van (cultuur)historie van gemeente Opmeer

Een activiteit waarbij de (cultuur)historie van gemeente Opmeer wordt vastgelegd kan in aanmerking komen voor een incidentele subsidie. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:

  • 1.

    Er dient sprake te zijn van (cultuur)historie met algemeen belang;

  • 2.

    Er dient sprake te zijn van een bijzondere gebeurtenis, zoals een 50-jarig jubileum of een incidentele activiteit;

  • 3.

    De gemeente subsidieert maximaal € 500 van de kosten;

  • 4.

    De informatie of een gratis exemplaar (in geval van een concreet product, zoals een boek) dient beschikbaar gesteld te worden aan gemeente Opmeer en het Westfries Archief;

  • 5.

    De gemeente dient de kosten te kunnen dekken binnen de lopende begroting.

Hoofdstuk 4. Subsidiemogelijkheden t.b.v. accommodaties, voorzieningen en materialen 2015-2019

Paragraaf 4.1 Gemeentelijke voorzieningen en functies

De gemeente is verantwoordelijk voor onderstaande infrastructuur en streeft ernaar dit aanbod en de kwaliteit ervan te handhaven. Tevens streeft de gemeente ernaar de bezetting te optimaliseren, o.a. door voorzieningen multifunctioneel te benutten.

Wat betreft het sportcomplex van voetbalvereniging HOSV is de gemeente, conform de Structuurvisie Opmeer 2025, bereid mee te werken aan een andere functie van het terrein. Het handhaven van de huidige functie van deze voorziening is namelijk geen noodzaak; de voetbalvoorzieningen van Grasshoppers en VVS ’46 voorzien in de behoefte van de drie dorpskernen Hoogwoud, Opmeer en Spanbroek.

Het Wmo-beleid is erop gericht dat er in elke kern een wijksteunpunt, dorpshuis, ruimte in een school, e.d. aanwezig is als levendig hart van de kern; een plek waar jong en oud elkaar kan ontmoeten, activiteiten kunnen worden aangeboden etc..

Voorziening (aantal)

Plaats

Functie(s)

Beachveld (1)

Hoogwoud

Voorziening t.b.v. beachsport activiteiten.

Bibliotheekgebouw

Opmeer

Bibliotheek.

Cultureel centrum Pardoes

Hoogwoud

Voorziening t.b.v. culturele activiteiten.

Dojo (1)

Hoogwoud

Voorziening primair t.b.v. de judosport. Secundair voor activiteiten welke passend zijn in een dojo.

Dorpshuis (1)

De Weere

Voorziening voor ontmoeting en ondersteuning i.h.k.v. de Wmo.

Voorziening t.b.v. culturele activiteiten.

Gymzalen (5)

Aartswoud, De Weere, Hoogwoud, Opmeer, Spanbroek

Voorziening primair voor het bewegingsonderwijs van de basisscholen. Secundair voor sportieve en recreatieve activiteiten.

Handbalvelden (2)

Hoogwoud

Voorziening primair t.b.v. de handbalsport. Secundair voor activiteiten welke passend zijn op een handbalveld.

Hockeyveld (1)

Hoogwoud

Voorziening primair t.b.v. de hockeysport. Secundair voor activiteiten welke passend zijn op een hockeyveld.

Natuurspeeltuin (1)

Hoogwoud

Openbare natuurlijke speelplek, waar sportieve en/of recreatieve activiteiten georganiseerd kunnen worden.

No-problem locatie (1)

Hoogwoud

Sportieve en recreatieve plek voor jeugd en jongeren.

Paardrijbak (1)

Hoogwoud

Voorziening t.b.v. de paardensport.

Peuterspeelzalen (4)

Aartswoud (in schoolgebouw)

De Weere (zelfstandig gebouw)

Hoogwoud (in schoolgebouw)

Opmeer (gedeeltelijk aan school aangebouwd)

Voorziening voor leren, spelen en ontmoeten.

Recreatie- en evenemententerrein (1)

Hoogwoud

Voorziening t.b.v. sportieve en recreatieve activiteiten, tevens evenemententerrein.

Speel- en JOP-plekken (divers)

Gemeente Opmeer

Voorziening t.b.v. spelen en ontmoeten.

Sporthal (1)

Hoogwoud

Voorziening t.b.v. sportieve en recreatieve activiteiten/evenementen.

Vergadelaar

Hoogwoud

Kantoor- en vergaderlocatie voor primair Opbouwwerk Opmeer, welke ook door andere organisaties gebruikt kan worden.

Voetbalvelden, kunstgras (2)

Hoogwoud, Spanbroek

Voorziening primair t.b.v. de voetbalsport. Secundair voor activiteiten welke passend zijn op een kunstgras voetbalveld.

Voetbalvelden, natuurgras (8)

Aartswoud, De Weere, Hoogwoud, Spanbroek

Voorziening primair t.b.v. de voetbalsport. Secundair voor activiteiten welke passend zijn op een natuurgras voetbalveld.

Wijksteunpunt

Hoogwoud

Voorziening voor ontmoeting en ondersteuning i.h.k.v. de Wmo.

Zwembad – buiten (1)

Hoogwoud

Voorziening t.b.v. zwem en/of recreatieve activiteiten/ evenementen.

 

Paragraaf 4.2 Niet-gemeentelijke voorzieningen

De volgende voorzieningen zijn geen voorzieningen van de gemeente maar zijn wel van belang voor de gemeentelijke infrastructuur ten behoeve van het gemeentelijk beleid.

Voorziening

Plaats

Functie(s)

Sportcentra (2)

Hoogwoud, Spanbroek

Voorziening ten behoeve van sportactiviteiten en andere passende voorzieningen, zoals fysiotherapie.

Tennishal (1)

Hoogwoud

Tennishal en evenementlocatie.

Tennisvelden (8)

Hoogwoud

Voorziening ten behoeve van de tennissport.

Sporthal (1)

Spanbroek

Voorziening ten behoeve zaalsport en incidenteel voor een evenement.

Turnhal (1)

Hoogwoud

Voorziening ten behoeve van de turnsport.

Zwembad – binnen (1)

Hoogwoud

Voorziening ten behoeve van zwemles.

Wijksteunpunt

Spanbroek

Voorziening voor ontmoeting en ondersteuning i.h.k.v. de Wmo.

Onderwijsgebouwen (7)

Gemeente Opmeer

Voorziening tbv onderwijs.

De subsidieregels die in dit hoofdstuk staan beschreven zijn niet van toepassing op deze voorzieningen, maar gelden alleen voor (toekomstige) gemeentelijke voorzieningen.

Alleen organisaties zonder winstoogmerk kunnen een aanvraag voor een investeringssubsidie indienen, zoals die in de paragrafen 4.1 en 4.2 staat beschreven.

Paragraaf 4.3 Investeringssubsidies sportvoorzieningen

Voor sportvoorzieningen kunnen investeringssubsidies verstrekt worden. Dit zijn subsidies ten behoeve van investeringen ter zake van nieuwbouw, verbouw, uitbreiding en eerste inrichting van voorzieningen en aanschaf toestellen en apparatuur.

De genoemde investeringen zijn te verdelen in de volgende vier categorieën:

  • 1.

    Investeringen die volledig voor rekening komen van de gemeente;

  • 2.

    Investeringen die vallen onder de accommodatieregeling;

  • 3.

    Investeringen volledig voor rekening van de aanvrager;

  • 4.

    Tijdelijke voorzieningen.

Indien de bestaande situatie afwijkt van hetgeen staat beschreven in 4.1, is het bespreekbaar de verantwoordelijkheid bij de juiste organisatie te gaan beleggen. Er zal echter geen correctie plaatsvinden ten aanzien van gedane investeringen/ eigendom.

Ter illustratie hierbij een voorbeeld. Een vereniging heeft geïnvesteerd in een extra trainingscapaciteit. Dit heeft zij gedaan op het moment dat een analyse van de bond aangaf dat deze extra capaciteit niet nodig was. Op enig moment is de vereniging zodanig gegroeid dat deze capaciteit volgens de bond wel nodig is. Daarmee zou de verantwoordelijkheid voor deze voorziening over kunnen gaan naar de gemeente. Dit beperkt zich dan tot onderhoud en eventuele vervanging. Er zal dus geen correctie ten aanzien van de gedane investeringen plaatsvinden.

Er wordt medewerking verleend aan de realisatie van nieuwe sportvoorzieningen indien:

  • -

    Dit niet inpasbaar is in het huidige aanbod van voorzieningen;

  • -

    Er een duidelijk aantoonbare vraag is, die voor meerdere jaren geldt;

  • -

    De hoofdgebruiker volledig verantwoordelijk is voor de exploitatie.

Er wordt een verzoek tot een bijdrage in de investeringskosten in behandeling genomen indien:

  • -

    Het ontwerp van de voorziening aansluit bij de vraag en past binnen een goed onderbouwde realistische exploitatie;

  • -

    De gebruikers zich aantoonbaar optimaal hebben ingespannen inkomsten, voor dekking van te investeringskosten, te werven.

Een financiële bijdrage in de investeringskosten, in de vorm van subsidie, bedraagt maximaal 1/3 van de investeringskosten, die volgens dit hoofdstuk voor subsidie in aanmerking komen. Er wordt geen renteloze lening verstrekt.

1. Investeringen die volledig voor rekening komen van de gemeente

Hierbij dient gedacht te worden aan die onderdelen van de voorziening, die een absolute voorwaarde zijn om de speelvelden speelklaar te maken. Dit zijn de volgende voorzieningen:

  • -

    Voor de buitensportverenigingen:

    • º

      de aanleg van de sportvelden;

    • º

      de eerste inrichting van de sportvelden;

    • º

      de vervanging van de inrichtingsvoorzieningen komen m.u.v. de netten voor volledige vergoeding van de gemeente, mits dit niet eerder is dan een normale afschrijvingsperiode (ongeveer 10 jaar).

  • -

    Voor de binnensportverenigingen:

    • º

      nieuwbouw, uitbreiding, vervanging, sporthal en gymzalen (voor zover deze ruimtes tevens gebruikt worden t.b.v. het onderwijs);

    • º

      eerste inrichting van sporthal en gymzalen inclusief vervanging.

    • º

      de aanschaf en vervanging van gymnastiektoestellen, die volgens de onderwijsnormen noodzakelijk zijn, komen voor volledige vergoeding van de gemeente. In het accommodatiebijdrage-systeem is mede een deel opgenomen voor de huur van deze gymnastiektoestellen.

2. Investeringen die vallen onder de accommodatieregeling

Het betreft hier voorzieningen die sporttechnisch gezien absoluut onmisbaar worden ervaren voor het bedrijven van de sport. Hierbij kan gedacht worden aan kosten van nieuwbouw, uitbreiding, verbouw en eerste inrichting van accommodaties en in sommige gevallen voor aanschaf en vervanging van bepaalde materialen. De normen zullen veelal door de respectievelijke sportbonden worden voorgeschreven. Dit zijn de volgende voorzieningen:

  • -

    Bij buitensportverenigingen:

    • º

      kleedaccommodaties met genormeerde afmetingen, incl. toiletten en wasruimten, scheidsrechtersruimten en (CV)berging. Alleen de hulpmiddelen, die in de goedkoopste uitvoering meer dan € 1.000,- bedragen, komen voor deze regeling in aanmerking;

    • º

      jeugddoelen die nodig zijn voor jeugdwedstrijden, mits dit niet eerder is dan een normale afschrijvingsperiode (minimaal 10 jaar).

  • -

    Bij binnensportverenigingen:

    • º

      duurzame hulpmiddelen: de toestellen en apparatuur (niet behorende tot de onderwijsnorm) die meer dan € 1.000,- kosten. n.b.: een aanvrager die een voorziening aanbrengt m.b.v. de accommodatieregeling in een particuliere huisvesting dient aan het navolgende te voldoen. Met de eigenaar dient een overeenkomst te worden aangegaan, dat de aanvrager gedurende tenminste 5 jaar gebruik maakt van de voorziening, tenzij dit onmogelijk is buiten de schuld van de eigenaar en aanvrager.

De gemeenteraad kan de accommodatieregeling toepassen op door de gemeenteraad goedgekeurde investeringskosten. Daarbij wordt maximaal 1/3 van de investeringskosten uitgekeerd in een bijdrage à fonds perdu en maximaal 1/3 van de investeringskosten in de vorm van een renteloze lening.

3. Investeringen volledig voor rekening van de aanvrager

Dit zijn de investeringen die sporttechnisch niet absoluut noodzakelijk zijn, maar door de aanvrager als zeer wenselijk worden beschouwd, alsmede investeringen t.b.v. gebruiksartikelen. Ook alle energiebesparende maatregelen komen volledig t.l.v. van de aanvrager.

Buitensport: tribune, kantine, dug-outs, lampen trainingsverlichting, hoekvlaggen, jeugddoelen voor trainingen, etc. Binnensport: in de huurtarieven van de accommodaties is een gedeelte verdisconteerd voor huur van gebruiksmateriaal, voor zover dit de onderwijsnorm niet overschrijdt.

4. Tijdelijke voorzieningen

Voor tijdelijke voorzieningen is het gemeentebestuur verantwoordelijk en gelden dezelfde regels als genoemd onder 1 en 2.

Regels ten aanzien van de uitvoering van de regels onder 1, 2, 3 en 4:

  • -

    Definiëring investeringskosten: dit zijn de door het gemeentebestuur goedgekeurde kosten, waarvan door de aanvrager een specificatie is overlegd.

  • -

    Aanvraag bestaat uit:

    • º

      Een heldere beschrijving en onderbouwing van de noodzaak van de investering: de projectopzet;

    • º

      Een heldere beschrijving van het toekomstperspectief van het gebruik van de voorziening, voor zover mogelijk aan de hand van beschikbaar cijfermateriaal;

    • º

      De begroting met een duidelijke specificatie van de investeringskosten (inclusief de daarbij behorende offertes, waarbij rekening is gehouden met het gemeentelijk aanbestedingsbeleid);

    • º

      Een onderbouwing van de financiering van de investeringskosten: het dekkingsplan;

    • º

      Indien de investeringskosten hoger zijn dan € 15.000,- en deze niet volledig voor rekening van de gemeente komen, dan wordt daaraan toegevoegd:

      • Een sluitende exploitatiebegroting voor minimaal de eerste drie jaar, nadat de investering is gedaan. Daarin dient bovendien een uitgavenpost of reservering te zijn opgenomen ten behoeve van het plegen van zogenaamd groot onderhoud aan de voorziening waarin is geïnvesteerd;

      • De jaarrekeningen van de 3 jaren voorafgaand aan het indienen van de aanvraag.

  • -

    Aanvraag indienen:

    • º

      Bij investeringskosten hoger dan € 15.000,- dient het verzoek voor 1 februari door de gemeente te zijn ontvangen, indien de aanvrager de werkzaamheden na 1 januari van het daarop volgende jaar wil laten plaatsvinden;

    • º

      Bij investeringskosten lager dan € 15.000,- dient het verzoek voor 1 februari door de gemeente te zijn ontvangen, indien de aanvrager de werkzaamheden na 1 juli van hetzelfde jaar wil laten plaatsvinden;

    • º

      Bij investeringskosten lager dan € 15.000,- dient het verzoek voor 1 augustus door de gemeente te zijn ontvangen, indien de aanvrager na 1 januari van het daarop volgende jaar de werkzaamheden wilt laten plaatsvinden;

    • º

      Indien niet aan een termijn is voldaan, wordt het verzoek van de aanvrager automatisch doorgeschoven naar de volgende termijn;

  • -

    In het geval van toepassing van de accommodatieregeling maakt de aanvrager bij het indienen van de aanvraag aantoonbaar dat zij voldoende inspanningen heeft verricht om inkomsten te genereren waarmee de eigen bijdrage van de investeringskosten kunnen worden gefinancierd. Hieronder valt onder andere inbreng vanuit het eigen vermogen, subsidies van publiekrechtelijke en/ of privaatrechtelijke instanties, sponsoring en geldinzamelingsacties.

  • -

    Bij bepaling van de investeringskosten, bijdrage à fonds perdu en/of lening wordt de BTW buiten beschouwing gelaten. Behoudens investeringen die volledig voor rekening van de gemeente komen, komen de BTW kosten van andere investeringen volledig voor rekening van de aanvrager.

  • -

    Voorwaarden inzake de renteloze lening:

    • º

      Voor de renteloze lening geldt een minimale hoogte van € 1.000,- en een minimale aflossingstermijn van twee jaar. Indien het vastgestelde bedrag lager is, ontvangt de aanvrager enkel een bijdrage à fonds perdu en kan zij geen gebruik maken van de renteloze lening;

    • º

      In geval van achterwege blijven van betalingen, opheffing van de aanvrager is onmiddellijke opeisbaarheid door de gemeente mogelijk;

    • º

      De renteloze geldlening boven een bedrag van € 50.000,- wordt verstrekt onder hypothecair verband. De kosten van de hypotheekakte komen voor rekening van de aanvrager. De aanvrager is hoofdelijk aansprakelijk voor het nakomen van de financiële verplichtingen;

    • º

      De aanvrager verklaart voorafgaand aan de betaalbaarstelling van de subsidie, middels indiening van een schriftelijke verklaring bij de gemeente, dat voldaan wordt aan de volgende criteria:

      • De investering draagt bij aan de publieke taak;

      • Er is sprake van een investering door een derde;

      • De derde heeft zich verplicht tot het daadwerkelijk investeren, op een wijze zoals is overeengekomen;

      • De bijdrage kan worden teruggevorderd, indien de derde in gebreke blijft (of de gemeente anders recht kan doen gelden op de activa die samenhangen met de investeringen).

  • -

    Het college van burgemeester en wethouders kan besluiten voorafgaand of gedurende de werkzaamheden een of meerdere voorschotten aan de aanvrager uit te keren.

  • -

    Afrekening:

    • º

      De afrekening zal op basis van facturen achteraf geschieden;

    • º

      De hoogte van de bijdrage à fonds perdu en/of lening, zoals door de gemeenteraad is vastgesteld, kan niet overschreden worden zonder toestemming van de gemeenteraad;

    • º

      De kostenbesparing van werkzaamheden door eigen leden verricht of door derden gratis verricht komt ten goede aan zowel de aanvrager als de gemeente:

      • De hoogte van de bijdrage à fonds perdu, zoals deze door de raad is vastgesteld, wordt bij de afrekening niet gewijzigd;

      • Na vaststelling van de werkelijke investeringskosten wordt de bijdrage à fonds perdu hierop in mindering gebracht;

      • Het resterende bedrag wordt gelijk verdeeld over de renteloze lening (50%) en de eigen bijdrage van de aanvrager (50%).

  • -

    De aanvrager dient de gemeente terstond schriftelijk te berichten als er wijzigingen plaatsvinden in de projectopzet en/of de oorspronkelijk ingediende begroting (inclusief het dekkingsplan). Dergelijke wijzigingen kunnen leiden tot een aanpassing door de gemeente van het bedrag van de verleende financiële steun.

  • -

    Het aanbestedingsbeleid van gemeente Opmeer is van toepassing indien de bijdrage á fonds perdu meer dan 50% van de investeringskosten bedraagt.

  • -

    Het college kan, in kennelijk onbillijke gevallen, van één of meerdere verplichtingen uit deze regels ten gunste van de aanvrager van subsidie ontheffing verlenen of de regels die op de aanvraag en de verlening van het subsidie betrekking hebben buiten toepassing laten of daarvan afwijken.

Paragraaf 4.4 Investeringssubsidies andere welzijnsvoorzieningen

Voor andere welzijnsvoorzieningen kunnen ook investeringssubsidies verstrekt worden. Dit zijn subsidies ten behoeve van investeringen ter zake van (1) nieuwbouw, verbouw en uitbreiding van gebouwen en (2) aanschaf muziekinstrumenten en -uitrusting.

De genoemde investeringen zijn te verdelen in de volgende vier categorieën:

  • 1.

    Investeringen die volledig voor rekening komen van de gemeente;

  • 2.

    Investeringen die vallen onder de accommodatieregeling;

  • 3.

    Investeringen volledig voor rekening van de aanvrager.

Zie onderstaande tabel om te bezien welke soort investering onder welke categorie valt:

Welzijnsvoorziening is eigendom van:

Soort investering:

gemeente

aanvrager

derde

Gebouw en basisvoorzieningen

1

3

n.v.t.

Voor de activiteit noodzakelijk geachte voorzieningen

3

2

2

Inrichting en door gebruiker gewenste voorzieningen

3

3

3

Muziekinstrumenten en - uitrusting

2

2

2

Materialen

3

3

3

Regels ten aanzien van de uitvoering van de regels onder 1, 2, 3 en 4:

  • -

    Voor uitvoering van de accommodatieregeling wordt de lijn gevolgd zoals beschreven onder 4.1.

  • -

    Indien conform de accommodatieregeling een subsidiebijdrage wordt verleend, dienen de gesubsidieerde inrichting, voorzieningen, instrumenten en/of uitrusting benut te worden ten behoeve van de beoogde welzijnsactiviteiten zoals beschreven in de subsidiebeschikking en conform de daarin vermelde levensduur.

  • -

    Indien de activiteiten voortijdig worden beëindigd, kan de gemeente de subsidiebijdrage van de resterende levensduur terugvorderen.

Muziekverenigingen:

Fanfarecorps Crescendo, Muziekvereniging Erato en Jeugddrumband De Woudklappers ontvangen jaarlijks subsidie op basis van de specifieke beleidsregels 2005. Daarin wordt gesproken over aanpassing van de beleidsregels voor deze verenigingen, maar dat is niet gebeurd. In het nieuwe beleid zijn de subsidiebedragen opgesplitst:

  • -

    Subsidiering van de aanschaf van muziekinstrumenten en –uitrusting blijft mogelijk. In de gemeentelijke begroting is hiervoor specifiek een budget geraamd en die wordt als volgt verdeeld: 1/5 deel voor muziekvereniging De Woudklappers, 2/5 deel voor muziekvereniging Erato en 2/5 deel voor muziekvereniging Crescendo;

  • -

    Subsidiering van activiteiten en opleiding komen te vervallen; de verenigingen kunnen een subsidieaanvraag indienen op basis van de subsidiemogelijkheden beschreven in 3.4.

Paragraaf 4.3 Westfriese Molens

Ten behoeve van de instandhouding van de volgende vijf Westfriese Molens kan aan de stichting Westfriese molens een subsidiebijdrage worden verleend:

  • -

    De Kaag, Nieuweweg 2 te Opmeer;

  • -

    Koggemolen Westuit, Kolkweg 2 te Aartswoud;

  • -

    De Lastdrager, Burgemeester Hoogeboomlaan 2 te Hoogwoud;

  • -

    De Vier winden, Langereis 2 te Hoogwoud;

  • -

    Westerveer, Zomerdijk 18 te Spanbroek.

De vijf Westfriese molens zijn markant voor de Opmeerse omgeving en hebben een hoge cultuur historische waarde. Door subsidiering wordt het behoud hiervan gewaarborgd.

Het beleid van de gemeente Opmeer is om in beginsel 25% van het BRIM-subsidiebedrag, dat vastgesteld is door de RCE, aanvullend bij te dragen, met een plafondbedrag € 1.050 per molen per jaar.

Ten behoeve van de vaststelling van de subsidie dient de stichting uiterlijk 6 maanden na afloop van de subsidieperiode een kopie van de nota- en betalingsoverzichten te leveren.

Een incidentele subsidie voor de instandhouding van bovenstaande Molens is mogelijk indien:

  • -

    er sprake is van een onvoorziene calamiteit;

  • -

    de instandhouding door deze calamiteit in gevaar komt;

  • -

    daarvoor middelen beschikbaar zijn gesteld door college of raad.

Paragraaf 4.4 Restauratie kerktorens

Ten behoeve van de restauratie van kerktorens van de volgende kerken kan aan desbetreffende eigenaar een subsidiebijdrage worden verleend:

  • -

    Sint-Lambertuskerk te De Weere;

  • -

    Sint Jans geboorte te Hoogwoud;

  • -

    Sint Bonifatiuskerk te Spanbroek.

De kerktorens zijn markant voor de Opmeerse omgeving en hebben een hoge cultuur historische waarde. Door subsidiering wordt het behoud hiervan gewaarborgd.

Het beleid van de gemeente Opmeer is er op gericht om maximaal 25% van de niet door het rijk gesubsidieerde (doch subsidiabele) kosten voor de kerktorens bij te dragen.

De werkelijke hoogte van het te verlenen subsidiebedrag wordt door de gemeenteraad bepaald.

Ten behoeve van de vaststelling van de subsidie dient de eigenaar uiterlijk 6 maanden na afloop van de subsidieperiode een kopie van de nota- en betalingsoverzichten te leveren.

De restauratie van kerktorens van de volgende kerken staat als kostenpost in de gemeentelijke begroting en komen daarmee niet voor subsidie in aanmerking:

  • -

    ’t Kerkhuys te Spanbroek;

  • -

    Nederlands hervormde kerk Aartswoud;

  • -

    Nederlands hervormde kerk Hoogwoud;

  • -

    Theaterkerk Wadway.

Paragraaf 4.5 Mortuariumvoorziening

Alhoewel het hebben van een mortuariumvoorziening geen wettelijke gemeentelijke taak is, vindt de gemeente de aanwezigheid en instandhouding van een mortuariumvoorziening gewenst. Ten behoeve daarvan verleend de gemeente subsidie aan Stichting Exploitatie ’t Kerkhuys.

Elk jaar ontvangt de stichting in februari een voorschot ter hoogte van € 2.000 (op basis van minimaal 8 opbaringen per jaar). Na afloop van het kalenderjaar dient de stichting gegevens te overleggen van het aantal plaatsgevonden opbaringen. Indien daaruit blijkt dat er meer dan acht opbaringen in een jaar hebben plaatsgevonden, zal een aanvullende bijdrage van € 250,- per extra opbaring uitgekeerd worden, met een maximum van € 2.000 per jaar. Daarmee kan per jaar in totaal maximaal € 4.000 subsidie vastgesteld worden.

Indien het aantal opbaringen per jaar afneemt kan de gemeente het voorschot verlagen danwel de subsidie beëindigen.

Paragraaf 4.6 Verhuur gemeentelijke voorzieningen

Bij verhuur van de gemeentelijke voorzieningen is sprake van een indirecte vorm van subsidiering indien het huurtarief lager ligt dan het kostendekkende tarief. Als dat het geval is, heeft de gemeenteraad hiervoor een besluit genomen in het kader van het algemeen belang. Dit besluit is niet opgenomen in de specifieke beleidsregels, maar is te vinden op de gemeentelijke website of kan bij de gemeente worden opgevraagd.

Paragraaf 4.7 Speelplekken

De quickscan speelruimtebeleid 2015 biedt de kaders voor het speelruimtebeleid. Hierbij wordt het werken met sectoren verlaten en wordt het speelruimtebeleid bezien op dorpsniveau. Kinderaantallen dalen namelijk zodanig dat het verstandig is om de werkwijze met sectoren te verlaten en op dorpsniveau naar het aanbod en de inrichting te kijken.

In de periode 2016-2019 gaan in de gemeente acht speelplekken verdwijnen. Deze plekken verdwijnen geleidelijk/direct op het moment dat:

  • -

    De toestellen zijn afgekeurd;

  • -

    De toestellen afgekeurde toestellen op andere speelplekken kunnen vervangen;

  • -

    De toestellen centraal aangemerkte speelplekken kunnen versterken;

  • -

    Er een aanleiding is, zoals herinrichting van de wijk.

De speelplekken, die verdwijnen, blijven als openbaar groen (grasveld) voor de wijk beschikbaar. In overleg met de buurt is een alternatieve invulling bespreekbaar voor zover:

  • -

    De wijk dekking van de investeringskosten, die het beschikbare gemeentelijk budget overschrijden, kan verzorgen (bijvoorbeeld door zelfwerkzaamheid);

  • -

    Het onderhoud van de inrichting (uitvoering en financieel) past binnen de onderhoudswerkzaamheden van de gemeente en/of door inwoners overgenomen kan worden.

Met het verdwijnen van speelplekken worden de centrale speelplekken waar nodig versterkt. De natuurspeeltuin en speelplek Barnsteen zijn geen centrale speelplekken, maar hebben een recreatieve of sociaal verbindende functie en blijven daarom buiten de beoordeling of deze al dan niet moeten verdwijnen.

De vrijkomende vervangingsbudgetten van verdwijnende speelplekken worden ingezet ten behoeve van:

  • -

    Verwijderkosten van de speeltoestellen van de verdwijnende speelplek;

  • -

    Verplaatsingskosten van de speeltoestellen;

  • -

    Herinrichting van de verdwijnende speelplekken (€ 500 - € 1.500 per speelplek);

  • -

    Versterking centrale speelplekken.

Paragraaf 4.8 Beweegvoorzieningen (wandelen, fietsen en varen)

In samenwerking met Recreatieschap Westfriesland blijft de gemeente werken aan de ontwikkeling van het wandel-, fiets- en vaarroutenetwerk. Investeringen vanuit de gemeente blijven daarbij afhankelijk van cofinanciering door derden. In samenwerking met Recreatieschap Westfriesland worden ondernemers gestimuleerd gebruik te maken van de kansen die deze netwerken bieden; realiseren van aanvullende voorzieningen, ontwikkelen van themaroutes, etc.

Hoofdstuk 5. Opmeer Actief

Het is onze ambitie om de burgers in Opmeer zo veel mogelijk ruimte te geven om actief mee te doen aan de samenleving. Centraal staat de vraag: ‘Wat is nodig om zo actief mogelijk mee te kunnen blijven doen en om zo lang mogelijk zelfstandig te kunnen blijven wonen?’ De gemeente Opmeer zet daarbij in op het (laten) benutten van het zelf oplossend vermogen van mensen en op de kracht van de sociale verbondenheid.

Opmeer heeft een rijk verenigingsleven. Dit bevordert de onderlinge samenhang en de participatie van onze burgers. Ons verenigingsleven verbindt niet alleen uiteenlopende groepen burgers onderling, maar ook burgers met de overheid. Niet vergeten mag worden dat het verenigingsleven een belangrijke inbreng en rol heeft in het leefbaar houden van onze lokale samenleving.

Onze burgers zijn bijzonder betrokken bij onze samenleving. Velen doen vrijwilligerswerk, zowel op individuele basis als in verenigingsverband. Daarmee zijn ze het cement van onze Opmeerse samenleving. Door de vrijwillige inzet zijn wij in staat om gezamenlijk met hen te werken aan de transformatie in het sociale domein. De gemeente doet duidelijk een beroep op vrijwilligers(organisaties). Wij vinden het daarom ook vanzelfsprekend dat de gemeente dat erkent, ziet en naar de problemen luistert. Wij zien de vrijwilligers als de ogen en oren voor ons beleid.

Paragraaf 5.1 Activiteiten die in aanmerking komen voor subsidie vanuit het ‘budget Opmeer Actief’

In lijn van bovenstaande zijn voor besteding van het budget Opmeer Actief de volgende activiteiten vastgesteld, die voor subsidiering in aanmerking komen:

  • 1.

    Activiteiten van de organisatie Opmeer Actief

    Opmeer Actief houdt zich bezig met signalering, stimulering, ondersteuning en ontwikkeling. Dit is enerzijds gericht op de lokale vrijwilligersorganisaties die in gemeente Opmeer actief zijn. Met betrekking tot inwoners verzorgt Opmeer Actief vooral de functie van doorverwijzen/verbinden. Door Opmeer Actief wordt het lokale netwerk versterkt en is er ondersteuning voor vrijwilligersorganisaties wanneer dat wordt gevraagd. Daarbij wordt vooral gewerkt vanuit de eigen kracht van de samenleving in Opmeer. Pas in een later stadium komen gemeente Opmeer en/of professionele ondersteuningsorganisaties in beeld.

  • 2.

    Activiteiten vrijwilligers(organisaties)

    • a.

      Vrijwilligersorganisaties worden ondersteund in hun ontwikkeling om een gezonde organisatie te worden/blijven, die aansluiting weet te houden met de wensen van de inwoners. Zij moeten hierbij gebruik kunnen maken van verenigingsondersteuning/-advies, wat vraaggericht wordt ingezet.

    • b.

      De ontwikkeling van nieuwe activiteiten die aansluiten bij geconstateerde behoefte van inwoners wordt ondersteund. De activiteiten zijn duidelijk een aanvulling op het bestaande aanbod en leiden niet tot versnippering.

    • c.

      Vrijwilligersorganisaties worden ondersteund en gestimuleerd om de samenwerking met andere organisaties vorm te geven, voor zover deze samenwerking bijdraagt aan realisatie van beleidsdoelen zoals die in deze specifieke beleidsregels zijn verwoord.

    • d.

      Vrijwilligersorganisaties worden ondersteund om (aspecten van) een gezonde leefstijl in hun aanbod op te nemen.

    • e.

      Vrijwilligers worden ondersteund bij deskundigheidsbevordering, die voor de vrijwilligersfunctie noodzakelijk wordt geacht.

  • 3.

    Activiteiten inwoners

    • a.

      Activiteiten op dorps- of buurtniveau die bijdragen aan het bereiken van kwetsbare doelgroepen die niet/ onvoldoende actief participeren en activiteiten die sociale uitsluiting tegengaan worden ondersteund.

    • b.

      Activiteiten die inwoners stimuleren om deel te nemen aan (on)georganiseerde sport- en bewegingsactiviteiten, muziek educatieve, kunst en/of culturele activiteiten worden ondersteund. Bij voorkeur moet het mogelijk zijn voor inwoners om deel te nemen aan activiteiten in het eigen dorp.

    • c.

      Activiteiten die inwoners actief informeren over (aspecten van) een gezonde leefstijl en over (lokaal) ondersteuningsaanbod worden ondersteund.

    • d.

      Activiteiten die de zelf- en samenredzaamheid van inwoners bevorderen worden ondersteund.

    • e.

      Activiteiten die cognitieve en sociale competenties van inwoners verbeteren worden ondersteund.

    • f.

      Activiteiten die bijdragen aan de ontwikkeling van jeugd en jongeren, zoals sociaal leiderschap, karaktervorming, weerbaarheid en creativiteit, worden ondersteund.

    • g.

      Mantelzorgers kunnen via de poule ‘zorgvrijwilligers’ ondersteuning krijgen en deelnemen aan de jaarlijkse Mantelzorgdag.

  • 4.

    Activiteiten die regionaal worden georganiseerd

    Een regionaal project wordt ondersteund op basis van een bijdrage per inwoner, indien alle Westfriese gemeenten hebben besloten het project te ondersteunen. Het regionale project moet aansluiten bij lokale ontwikkelingen en een verbinding met Opmeer Actief maken.

Paragraaf 5.2 Kaders voor een aanvraag

  • 1. Een activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd dient te vallen binnen minimaal één van de activiteiten, zoals die in deze specifieke beleidsregels zijn vastgesteld.

  • 2. De aanvraag sluit aan bij een geconstateerde behoefte van inwoners en/of vrijwilligersorganisatie(s).

  • 3. Samenwerkingsmogelijkheden met andere lokale organisaties zijn onderzocht en optimaal benut.

  • 4. Andere financieringsmogelijkheden zijn onderzocht en optimaal benut. In de begroting wordt ook de inkomsten van derden en de eigen organisatie inzichtelijk gemaakt.

  • 5. De organisatie ontvangt voor deze activiteit geen subsidie van de gemeente Opmeer of het Jeugdparlement of vanuit het buurtbudget Muziek.

  • 6. Alleen niet-commerciële organisaties komen in aanmerking voor een bijdrage vanuit het budget van Opmeer Actief, tenzij het gaat om een kennismakingsclinic die samen met de bewegingsconsulent als onderdeel van het bewegingsonderwijs op de basisscholen in Opmeer wordt georganiseerd.

  • 7. Voor een activiteit kan slechts éénmaal een beroep worden gedaan op het budget van Opmeer Actief. In een uitzonderlijke situatie is een tweede aanvraag mogelijk, maar dit moet goed onderbouwd zijn in de aanvraag. Daarmee is het mogelijk om maximaal twee keer voor dezelfde activiteit een bijdrage vanuit het budget Opmeer Actief te ontvangen.

  • 8. Er wordt gebruik gemaakt van communicatiekanalen van Opmeer Actief (website, persbestand, logo, promotiematerialen, etc.)

Paragraaf 5.3 Budget werkgroep ‘Opmeer Actief’

In de werkgroep Opmeer Actief, met vertegenwoordigers van lokale organisaties en inwoners uit alle dorpskernen, wordt besproken welke nieuwe initiatieven ontplooid zouden kunnen worden. Ook kunnen nieuwe initiatieven door derden bij de werkgroep worden aangedragen. De werkgroep bepaalt 2x per jaar welke nieuwe initiatieven financieel ondersteund worden. De werkgroep heeft een eigen budget hiervoor te beschikking.

Paragraaf 5.4 Burgerinitiatiefbijdrage van € 500 of € 250

Indien een inwoner een activiteit in de wijk wil gaan organiseren, dan kan daar een subsidie voor verleend worden indien de activiteit bijdraagt aan het:

  • -

    Vergroten van de leefbaarheid van de wijk;

  • -

    Bevorderen van de samen- en/of zelfredzaamheid van de inwoners in de wijk.

Paragraaf 5.5 Burgerinitiatiefbijdrage t.b.v. groenproject ter hoogte van € 500, € 250 of € 100

Indien een (groep) inwoner(s) een initiatief in de gemeente wil starten t.b.v. een groenproject in de openbare ruimte dan:

  • -

    Biedt de gemeente begeleiding en advies;

  • -

    Stelt de gemeente eenmalig een bijdrage ter beschikking t.b.v. de aanschaf van eenvoudig handgereedschap en als waardering voor de geleverde inspanning. De bijdrage is afgestemd op de omvang van het project.

Paragraaf 5.6 Stimuleringsbijdrage van € 100

Voorstellen die voldoen aan de onderstaande criteria komen voor een stimuleringsbijdrage van € 100 in aanmerking:

  • -

    Een gratis kennismakingsactiviteit die wordt georganiseerd bij de opstart van een nieuwe activiteit, die direct daarna financieel zelfstandig kan worden voortgezet.

  • -

    Er wordt gebruik gemaakt van communicatiekanalen van Opmeer Actief (Website, persbestand, logo, promotiematerialen, etc.)

Paragraaf 5.7 Budget

Jaarlijks stelt het college van burgemeester en wethouders het totale budget van Opmeer Actief en de verdeling ervan vast. Dit wordt vervolgens gepubliceerd op: www.opmeeractief.nl/ondersteuning/financieel/budgetopmeeractief.

Paragraaf 5.8 Aanvraag

Een aanvraag dient ingediend te worden via www.opmeeractief.nl.

Hoofdstuk 6. Buurtbudget Muziek

Paragraaf 6.1 Doel van de subsidie

Buurtbudget Muziek geeft – binnen de nieuwe werkwijze Muziek Opmeer, zoals vastgesteld in de gemeenteraad van Opmeer op 16 maart 2017 – de mogelijkheid bijdragen te verstrekken voor buurtgebonden bewonersactiviteiten ter stimulering van maatschappelijke en sociale participatie in de woonomgeving dan wel het verbeteren van de leefbaarheid, de veiligheid en/ of het woongenot, waarbij actieve muziekbeoefening een betekenisvolle rol speelt.

Paragraaf 6.2 Werkwijze

Het gehele Buurtbudget Muziek wordt ondergebracht bij stichting Muziek Opmeer als onderdeel van de uitvoeringsovereenkomst, die met de organisatie is afgesloten. De stichting verdeelt het budget ten behoeve van activiteiten in de vier dorpskernen van Opmeer (Aartswoud, Hoogwoud, Opmeer/Spanbroek en De Weere) op basis van een vast basisbedrag van € 1000,-- per dorpskern aangevuld met een bedrag naar rato van het aantal ingezetenen.

De ingezetenen kunnen, met ondersteuning van de Aanjagers Muziekeducatie plannen maken en indienen voor de besteding van de beschikbare gelden. De activiteiten die worden ondersteund voldoen in elk geval aan de volgende kenmerken:

  • 1.

    Actieve muziekbeoefening door de bezoekers/deelnemers speelt een betekenisvolle rol;

  • 2.

    Het plan getuigt van betrokkenheid en zelfwerkzaamheid van de bewoners.

  • 3.

    Het plan dient het gezamenlijk belang en wordt door een brede groep buurtbewoners gesteund;

  • 4.

    De activiteit draagt bij aan de participatie van kwetsbare groepen en de verbinding in de lokale gemeenschap, en stimuleert en/of verbetert de leefbaarheid in de buurt;

  • 5.

    Het plan is binnen korte tijd (maximaal een jaar) uitvoerbaar;

  • 6.

    Het initiatief is nog niet gerealiseerd (een bijdrage is dus alleen mogelijk voorafgaand aan de realisatie van het plan);

  • 7.

    Waar mogelijk wordt een zinvolle verbinding met de lokale muziekeducatie-activiteiten gelegd;

  • 8.

    Het initiatief mag het (overig) gemeentelijk beleid niet doorkruisen.

De uitvoering van de plannen vindt alleen dan plaats als deze door bewoners zelf wordt gedragen. Indien in een dorpskern budget over blijft, dan kan dit door stichting Muziek Opmeer worden ingezet in andere dorpskernen.

Paragraaf 6.3 Niet subsidiabele kosten / activiteiten

Kosten die niet voor een bijdrage uit het Buurtbudget in aanmerking komen, zijn:

  • 1.

    kosten van rechtsbijstand, second opinions en haalbaarheidsonderzoeken;

  • 2.

    kosten voor straatfeesten hoger dan € 500,--.

Paragraaf 6.4 Indienen plan of initiatief

In elk van de dorpskernen wordt een werkgroep opgericht. De werkgroepen stellen, in overleg met de aanjagers, zelf een werkwijze vast voor het indienen en beoordelen van plannen. De werkwijze voorziet in een goede communicatie met bewoners, een open inschrijving van initiatieven en ideeën en een transparante manier van afwegen en kiezen.

Paragraaf 6.5 Hoogte budget

De gemeenteraad heeft het subsidieplafond per boekjaar vastgesteld op totaal € 10.000, waarbij vervolgens de verdeling van de budgetten wordt uitgevoerd zoals beschreven bij de paragraaf ‘werkwijze’.

Hoofdstuk 7. Innovatieagenda

Paragraaf 7.1 Inleiding

Per 1 januari 2015 is de gemeente verantwoordelijk geworden voor extramurale begeleiding (Wmo 2015) en voor de jeugdhulp. Deze taken worden met flinke korting overgedragen van het Rijk naar de gemeente. Dit betekent dus dat de zorg anders georganiseerd moet worden. Dit is niet alleen noodzakelijk, maar ook wenselijk. Door deze decentralisatie kan de hulp dichterbij de inwoner worden georganiseerd en kan meer maatwerk worden geleverd. Er is budget gereserveerd om te komen tot vernieuwingen in de zorg of ondersteuning die voor deze ontwikkeling moet zorgen.

Aanleiding: uitnodiging van de gemeente Hoorn

Bij het opstellen van de Regionale Transitie Agenda voor de jeugdhulp in 2013 is de zorgaanbieders een bezuiniging van 15% voorgesteld. Hieraan werd de toezegging verbonden dat de gemeenten 11% van het budget dat hiermee bezuinigd werd voor innovatie voor jeugdhulp zouden reserveren. De zorgaanbieders mochten meedenken over innovaties die de zorg goedkopere en efficiënter zouden maken. Gemeente Hoorn heeft om die reden een innovatieagenda 2016-2018 in de gemeenteraad vastgesteld. Deze innovatieagenda is niet alleen gericht op de jeugdhulp, maar op het gehele sociale domein. Aan deze innovatieagenda is een subsidietender voor de zorgaanbieders gekoppeld. Alle zorgaanbieders zijn uitgenodigd om voorstellen in te dienen bij de gemeente Hoorn. Als de aanbieders met initiatieven komen die de gemeentegrenzen van de gemeente Hoorn overschrijden, wordt van ze verwacht dat ze cofinanciering aanvragen bij de betreffende gemeenten. Dit noodzaakt ons zelf ook zo snel mogelijk een innovatieagenda te laten vaststellen waarop wij subsidieverzoeken kunnen beoordelen.

Werkwijze

Wij hebben de innovatieagenda van de gemeente Hoorn gebruikt als basis en deze aangepast na toetsing aan regionaal en lokaal vastgesteld beleid. Op basis van deze toetsing hebben wij de voor u liggende innovatieagenda opgesteld.

Leeswijzer

De innovatieagenda is als volgt ingedeeld:

  • 1.

    de uitvoeringsopgaven voor de periode 2016-2018;

  • 2.

    de gekozen sporen voor innovatie;

  • 3.

    de thema’s uit de innovatieagenda voor de gemeente Opmeer ;

  • 4.

    het vervolg;

  • 5.

    de financiën.

Aan de hand van vier zogenaamde sporen worden thema’s benoemd waar de gemeente op wil sturen. Per thema worden vervolgens de belangrijkste uitdagingen geformuleerd. Er wordt afgesloten met een inkijk naar hoe de gemeente de innovatieagenda zal willen uitwerken met de aanbieders.

Paragraaf 7.2 De uitvoeringsopgaven voor de periode 2016-2018

Het belang van innovatie

Er zijn meerdere nieuwe taken naar de gemeente overgekomen, waarbij een bezuinigingstaakstelling is meegegeven. Uitgangspunt voor de innovatie van de hulp en ondersteuning is daarom dat het moet leiden tot lagere uitgaven. Inwoners krijgen tegelijk een toenemende verantwoordelijkheid voor hun eigen zorg, welzijn en buurt of dorp. De oude manier van denken en doen botst met de eisen die de nieuwe omslag vergt van de inwoners, hulp- of zorgverleners, ambtenaren en politiek. Zorg en ondersteuning komen dichterbij de inwoners te staan. Er is ruimte nodig voor nieuwe ideeën en benaderingen om de vraagstukken waar we mee worstelen aan te pakken.

Innovatie in het sociale domein betreft de ontwikkeling van nieuwe strategieën, concepten en ideeën, die een oplossing bieden voor grote maatschappelijke uitdagingen: van werkgelegenheid en educatie tot zorg en maatschappelijke betrokkenheid. Sociale innovatie draagt bij aan het welbevinden van individuen en het levert een meerwaarde aan de samenleving als geheel: een win-winsituatie. Sociale innovatie vraagt om een andere benadering van burgers en hun vragen en daagt ons uit te komen tot nieuwe verhoudingen tussen burgers, markt en overheid.

De innovatieagenda is een levend document over de innovatiebehoefte van de gemeente Opmeer, inclusief de noodzakelijke verbeteringen in het innovatieproces, waarbij doel en richting duidelijk zijn. Een regelmatige herijking van de inhoud van de innovatieopgave zal nodig zijn innovatieopgave actueel te houden en te kunnen anticiperen op relevante (maatschappelijke, technische, economische of politieke) ontwikkelingen en inzichten. Daarmee is de innovatieagenda inhoudelijk de leidraad voor de uitvoering van het innovatiegerichte inkopen.

Innovaties in de praktijk; nu en in de toekomst

In Opmeer en in de andere gemeenten van West-Friesland vinden al innovaties plaats. Zo heeft er een pilot “het Koplopersproject” plaats gevonden op twee scholen voor voortgezet onderwijs en op een ROC waarin onderzocht werd hoe de aansluiting tussen gebiedsteams en scholen het beste kan plaatsvinden.

In de Weere vindt drie keer per jaar een bijeenkomst plaats tussen school, peuterspeelzaal en de kinderopvang over de overdracht van peuters naar de basisschool. Er is een duidelijk protocol en een overdrachtsformulier. Het is de wens van de gemeente om het weer uit te rollen naar de andere drie dorpskernen.

In Opmeer wordt het project Domotica uitgevoerd. Hierin worden Domotica-functionaliteiten op het gebied van comfort, veiligheid, welzijn en zorg toegepast in de huizen van de deelnemers met het doel ervaring op te doen hoe Domotica als middel bijdraagt aan het langer zelfstandig blijven wonen, actief blijven meedoen en het voorkomen en/of terugdringen van (betaalde) zorg.

In de kern De Weere wordt het project ‘Zorg en welzijn in de kleine kernen’ uitgevoerd. Vanuit een innovatieve aanpak is de bewoners gevraagd wat zij zelf vinden dat zij nodig hebben om in hun kern zo lang mogelijk zelfstandig te blijven wonen en meedoen en wat zij zelf en samen hierin kunnen doen.

In de hele gemeente Opmeer is Opvoeden in de buurt gestart waarin wordt onderzocht hoe op initiatief van de verenigingen en basisvoorzieningen zoals het peuterspeelzaalwerk en de basisscholen de opvoedkracht van de civil society kan worden vergroot. Een laatste voorbeeld van innovatie in Opmeer is het project Poule Zorgvrijwilligers. Dit is een project dat opgestart is door De Wering, De Omring, MEE Noord-West Holland en Vrijwilligerspunt West-Friesland. Het doel van het project is om vrijwilligers te verbinden aan particulieren met een zorgvraag.

Groei- en werkdocument

De innovatieagenda moet worden gezien als een groei- en werkdocument aan de hand waarvan al ingezette innovaties een vervolg kunnen krijgen en nieuwe initiatieven kunnen worden gestart. Ook is de agenda nog niet ‘af’. Gaande het transitieproces is het mogelijk en denkbaar dat ook nieuwe onderwerpen worden toegevoegd.

Bij de nadere uitwerking van de innovatieagenda is het van groot belang dat afstemming plaatsvindt met de betrokkenen binnen het brede sociale domein (Jeugd, Wmo en Participatie) en met het (passend) onderwijs. Zo wordt voorkomen dat zaken door elkaar gaan lopen of dingen dubbel worden gedaan.

Aandacht voor maatschappelijke positie van de gemeente

Er zijn in het vierde kwartaal van 2014 verordeningen, nadere regels of beleidsregels opgesteld voor de Wmo en de jeugdhulp. In de verschillende beleidsstukken zijn kaders meegegeven voor de toegang. Dit zijn kaders die voor alle gemeenten in de regio West-Friesland gelijk zijn en waarbinnen ruimte is voor innovatie. Binnen het Passend Onderwijs zijn er tevens wettelijke kaders waaraan de gemeente moet voldoen, zoals het organiseren van een regionaal educatieve agenda (REA) met de samenwerkingsverbanden VO en PO. Het is niet wenselijk om innovaties te realiseren die in strijd zijn met deze kaders of de kaders van de wet. De thema’s voor innovatie zijn afgeleid uit de innovatieagenda van de gemeente Hoorn en de regionale en lokale beleidsstukken die vastgesteld zijn door de gemeenteraad.

Beleid gemeente stimuleert innovatie

Het doel van de innovatieagenda is om experimenteerruimte te creëren voor:

  • -

    het realiseren van de inhoudelijke veranderingsopgave;

  • -

    het realiseren van financieel gezond sociale stelsel/behalen van financiële bezuinigingsopgave.

Beoogd wordt de ontwikkeling van nieuwe arrangementen voor zorg en ondersteuning met op elkaar afgestemde dienstverlening, dichtbij bewoners/cliënten. Door de ontwikkeling van arrangementen worden de eigen kracht en zelfredzaamheid van bewoners gestimuleerd. Daarnaast wordt gezocht naar mogelijkheden om op de lange termijn betaalbaarheid te garanderen, door zorg en ondersteuning aantoonbaar efficiënter en met minder middelen te organiseren. De uitwerking van de innovatieagenda vindt plaats in overleg met de zorgaanbieders en/of partners.  

Relatie met inkoop

Er ligt een link tussen de innovatieagenda en de inkoop voor 2016, 2017 en later. Succesvolle innovaties kunnen bijvoorbeeld in de toekomst als product worden gecontracteerd. Een voorbeeld hiervan is bijvoorbeeld de praktische individuele ondersteuning. Het gaat hierbij om een combinatie van huishoudelijke hulp en begeleiding. In 2016 wordt dit nieuwe product al gecontracteerd bij zorgaanbieders die deze vorm van ondersteuning kunnen bieden.

Daarnaast wordt in de reguliere inkoopprocedure voor 2016 al ingezet op de volgende innovatielijnen, zoals deze vastgesteld zijn in de regionale beleidskaders Jeugd en Wmo:

  • -

    gerichtere preventie;

  • -

    verbeterde diagnose/vraagverheldering;

  • -

    verschuiving van specialistische zorg naar vrij toegankelijke zorg;

  • -

    van intramuraal naar ambulant;

  • -

    vroegsignalering en vroeginterventie;

  • -

    digitaal platform;

  • -

    nazorg;

  • -

    stut en steun*;

  • -

    strakkere sturing pgb;

  • -

    e-health;

  • -

    integrale aanpak multi-problem.

Paragraaf 7.3 Vier sporen voor innovatie

Als gemeente en aanbieders van hulp en ondersteuning willen innoveren moeten de krachten gebundeld worden. Dat betekent het gebruik maken van elkaars expertise en faciliteiten. Het belang van de inwoner/cliënt moet daarin voorop staan.

In de nieuwe wetgeving staan zelfredzaamheid en eigen verantwoordelijkheid van inwoners centraal, wat betekent dat er een belangrijke rol ligt voor de cliënt bij het realiseren van de innovatie.

Vier sporen

Er zijn vier lijnen of sporen waarlangs we innovatie willen bereiken. Per spoor worden de belangrijkste accenten benoemd. Uit deze accenten distilleren wij de prioriteiten voor de innovatieagenda, de prioriteiten worden vervolgens nader toegelicht.

De vier sporen voor deze innovatieagenda zijn:

  • 1.

    sturen op kwaliteit, betrokkenheid en keuzevrijheid van inwoner/cliënt;

  • 2.

    sturen op samenwerking en allianties voor product- en procesinnovaties;

  • 3.

    sociale problematieken integraal/domein overstijgend aanpakken;

  • 4.

    verbeteren van de productiviteit. 

Spoor 1 Sturen op kwaliteit, betrokkenheid en keuzevrijheid van inwoner/cliënt

Het Verwey Jonker-Instituut heeft in 2013 onderzoek gedaan naar de rol van de inwoners in de transitie van AWBZ naar Wmo. De onderzoekers concluderen daarin dat de innovaties in het sociaal domein gelijk op moeten gaan met innovaties in de belangenbehartiging van de gebruikers van voorzieningen. Het eerste spoor is daarom ook vooral gericht op de cliënt.

Als de belangrijkste accenten voor dit spoor zien we:

  • -

    cliënten direct te betrekken bij het beoordelen van de kwaliteit van geleverde hulp en ondersteuning;

  • -

    normen voor verantwoorde zorg;

  • -

    Stut en steun: langdurige ambulante ondersteuning bij multi-problem gezinnen.

  • -

    meer transparantie over prestaties;

  • -

    stimuleren van de mondige cliënt;

  • -

    aanpakken van belemmeringen in het systeem.

Spoor 2 Sturen op samenwerking en allianties voor product- en procesinnovaties

Met het WIJkteam OpMEER willen we de zorg en ondersteuning zo dicht mogelijk bij de inwoner organiseren aan de hand van maatwerk met zoveel mogelijk inzet van informele zorg. Uitgangspunt daarbij is dat er integraal wordt gewerkt vanuit het principe: één gezin, één plan, één regisseur. De Werkgroep Sociaal Domein heeft hierin als taak om de inzet van informele zorg te verbeteren. Het doel is om op een zo goed mogelijke wijze de toegangsfunctie te vervullen tot de specialistische zorg, maar ook het terugleiden van zware zorg naar lichte(re) ondersteuning. Om dit doel te bereiken is een goede samenwerking tussen generalisten en specialisten een vereiste.

Een stelsel waarbij er van elkaar geleerd kan worden en partijen actief moeten zoeken naar nieuwe samenwerkingsvormen en hierover met elkaar en waar mogelijk met de betrokken gezinnen/cliënten in gesprek gaan.

Als de belangrijkste accenten voor dit spoor zien we:

  • -

    afstemming informele zorg, vrij toegankelijke zorg en specialistische zorg;

  • -

    domein overstijgend;

  • -

    doelgroep overstijgend;

  • -

    vindplaatsgericht;

  • -

    vormgeven van zakelijk partnership;

  • -

    creëren van experimenteerruimte in co-creatie voor:

    • °

      voorkomen (leefstijladvies);

    • °

      vertragen (zo lang mogelijk thuis (blijven) wonen);

    • °

      versnellen (uit de intramurale keten, kinderen horen thuis en niet in een tehuis);

    • °

      veraangenamen (welzijn, ontmoeting, community vorming);

  • -

    aansluiting wetenschappelijk onderzoek (wetenschappelijke werkplaatsen) bij de VWS/VNG/gemeentelijke agenda;

  • -

    aansluiting de ontwikkelde praktijkinzichten in HBO- en andere opleidingen:

    • °

      uitbouwen intergemeentelijke samenwerking bij innovatieve projecten;

    • °

      uitbouwen van samenwerking tussen maatschappelijke organisaties;

Spoor 3 Sociale problematieken integraal/domein overstijgend aanpakken

Bij dit spoor wordt ingezet op de zorg en ondersteuning die door het eigen netwerk van de cliënt worden geleverd. Dit netwerk rondom de cliënt bepaalt in principe zelf de inhoud van het persoonlijke ondersteuningsplan. Van de sociale omgeving wordt in het kader van de jeugdhulp een actieve bijdrage verwacht bij het opvoeden en opgroeien van kinderen en jongeren. Voor het gehele sociale domein is het daarom het doel om maximale zelfregie en zelfredzaamheid aan cliënten aan te bieden. Ook binnen de Wmo en de Jeugdwet zijn dit belangrijke uitgangspunten. Formele zorg en ondersteuning moeten aansluiten bij de beleving, oplossingen en kracht van het gezin dan wel de cliënt. Het doel is om zoveel mogelijk mee te doen in de eigen omgeving.

Als de belangrijkste accenten voor dit spoor zien we:

  • -

    koesteren en vernieuwen van traditionele preventie, waaronder ook vrijetijdsbesteding en sport;

  • -

    verbeteren van de kwaliteit van informele en vrij toegankelijke hulp en zorg;

  • -

    een samenhangend, integraal en sociaal gezondheidsbeleid;

  • -

    het verbinden van preventie, ondersteuning en hulp;

  • -

    inzet en ondersteuning van vrijwilligers en mantelzorgers;

  • -

    participatie in eigen buurt;

  • -

    terugdringen van het aantal Onder Toezicht Stellingen (OTS’ en) en de zorg voor ex-gedetineerden (inclusief jeugdreclassering);

  • -

    vroegtijdige signalering en/of begeleiding van mensen met dementie;

  • -

    aanpak huiselijk geweld.

Spoor 4 Verbeteren van de productiviteit

Onder het verbeteren van de productiviteit verstaan we dat wordt gekeken of een gezin of volwassene met minder hulp toe kan op het moment dat er te zware hulpverlening aanwezig is. Verbetering van de productiviteit staat ook voor het zo veel mogelijk meedoen van kinderen en volwassenen met beperkingen in het dagelijkse leven en sociale verkeer. Voorgaande gaat over normaliseren. Wie normaliseert kijkt op welke manier het dagelijks leven doorgang kan vinden in plaats van hulp buiten de ‘normale’ context te plaatsen zodra er sprake is van kwetsbaarheid. Een gevolg hiervan is extramuralisering, waardoor mensen langer thuis blijven wonen. Digitalisering van de zorg kan zorgen voor een verbetering van de productiviteit door begeleiding op afstand of kan juist preventief werken, denk bijvoorbeeld aan Domotica. Digitalisering kan ook leiden tot beter en sneller betrekken van de formele en informele zorg/hulp bij de gezondheidssituatie van de cliënt. Het is daarbij wel van belang om de wensen van de cliënt zelf daarin te betrekken.

Als de belangrijkste accenten voor dit spoor zien we:

  • -

    ontwikkelen en implementeren van handelingsperspectieven die de kwaliteit en productiviteit van de professionals verhogen;

  • -

    gebruik maken van arbeidsbesparende technologie, zoals ICT, Domotica, persoonlijke gezondheidsdossier en e-health/e-begeleiding;

  • -

    verbinden van techniek en zorg.

Paragraaf 7.4. De thema’s uit de innovatieagenda van de gemeente Opmeer

De gemeenteraad legt de kaders vast, in dit geval zijn het de sporen en de prioriteiten waar de innovatieagenda zich op richt. De uitwerking van de agenda vindt plaats door het college van B&W, waarbij er afstemming plaatsvindt met de zorgaanbieders.

Prioriteit is gegeven aan innovatieopgaven die:

  • -

    betrekking hebben op het verbeteren van de efficiëntie en effectiviteit van de zorg en de waarde die ermee wordt bereikt;

  • -

    bijdragen aan de oplossing van de grote jeugd- en maatschappelijke ondersteuningsvraagstukken;

  • -

    bijdragen aan het anticiperen op veranderde omstandigheden;

  • -

    bijdragen aan het meer samenwerken met andere spelers om de rol van de gemeente als partner professioneel in te vullen.

Thema’s

Op basis van onder andere de innovatieagenda van de gemeente Hoorn die getoetst is de gemeente Opmeer stellen wij de volgende thema’s op willekeurige volgorde voor:

  • 1.

    dementie;

  • 2.

    ondersteuning mantelzorgers;

  • 3.

    doorlopende lijn van 18- tot 18+;

  • 4.

    terugdringen ondertoezichtstellingen (Ots);

  • 5.

    versterken van eigen verantwoordelijkheid/regie;

  • 6.

    preventie en informele zorg; versterken van de informele en de vrij toegankelijke hulp/zorg;

  • 7.

    zorgpaden;

  • 8.

    crisishulp;

  • 9.

    aanpak voortijdig schoolverlaten/ thuiszitters;

  • 10.

    werk.

Thema 1 Dementie

In het Wmo-beleidsplan Opmeer 2013-2016 wordt gesproken over de toenemende vergrijzing. Er is sprake van een verdubbeling van de groep 65 jaar of ouder; van globaal 2200 in 2015 tot 3800 in 2040 (bron: CBS/PBL). Dit betekent dat ook problemen als dementie, eenzaamheid, depressiviteit en lichamelijke beperkingen toe zullen nemen. Landelijk zal het aantal mensen met dementie toenemen van 256.000 nu tot ten minste een half miljoen in 2014. Volgens Alzheimer Nederland zal het aantal dementerenden in Opmeer toenemen van 161 in 2013 tot 462 in 2040. Dat is een toename van 186%.Het is de verwachting dat dementie in 2030 de belangrijkste doodsoorzaak is.

De ziekte grijpt diep in op het leven van de patiënt en zijn directe omgeving. De maatschappelijke kosten zijn hoog. Dat stelt de (Opmeerse) samenleving voor een grote uitdaging. Zo dreigt met de overbelasting van mantelzorgers van mensen met dementie een tekort aan informele zorg. Het Landelijk Deltaplan Dementie is een baanbrekend actieprogramma dat staat voor onderzoek en zorginnovatie om dementie beter te begrijpen, beter te behandelen en te voorkomen.

Door wijziging in wet- en regelgeving hebben gemeenten een steeds grotere rol in de coördinatie, vormgeving en uitvoering van het lokale dementiebeleid gekregen. Dit betreft onder meer participatie, dagopvang, huishoudelijke zorg, verstrekking van hulpmiddelen, tegengaan van sociaal isolement en woningaanpassing, maar ook organisatorische aspecten als betere afstemming tussen wonen, zorg en welzijn. Om de gemeentelijke (regie) rol rond de dementie goed te kunnen uitvoeren is meer kennis binnen het gemeentelijke apparaat nodig, zowel op beleidsvormend niveau als op uitvoerend niveau, zoals voor medewerkers van het WIJkteam OpMEER. Het thema dementie zal verwerkt worden in de uitwerking van Wmo beleid, zoals in het mantelzorgbeleid.

Initiatieven voor innovatie die hierin ondersteunend zijn, zijn om die reden wenselijk. Voor de aanpak wordt bij voorkeur afgestemd met- en aangesloten bij bestaande projecten en organisaties.

Innovatiedoelstelling

Het doel is om dementie vroegtijdig te signaleren, de ontwikkeling van dementie te vertragen, te zorgen voor een kwalitatief goede en goedkopere wijze van begeleiding van dementerenden, zodat mensen met dementie en hun families een zo normaal mogelijk leven kunnen leiden en kunnen meedoen, zo lang als dat mogelijk is.

Belangrijkste innovatievragen

  • 1.

    Hoe kan je vindplaatsgericht werken, zorgen dat zaken als dementie vroegtijdig gesignaleerd worden door professionals en/of vrijwilligers?

  • 2.

    Hoe kunnen we bepaalde vormen van dementie het ontstaan uitstellen en/of de ontwikkeling ervan vertragen?

  • 3.

    Hoe kunnen we patiënten en mantelzorgers zo ondersteunen dat de dementerende zo lang mogelijk thuis kan blijven wonen?

  • 4.

    Hoe kunnen we vraag en aanbod op het gebied van dementie goed op elkaar aan laten sluiten?

Aanpak

Spoor

Argumenten

Sturen op samenwerking en allianties voor product- en procesinnovaties.

Gezamenlijk werken aan vertragen, met als doel zo lang en veilig mogelijk thuis wonen.

Sociale problematieken integraal aanpakken.

Het verbinden van preventie, ondersteuning en hulp.

Verbeteren van de productiviteit.

Gebruik maken van en verbeteren van de inzet van Domotica en E-begeleiding.

Thema 2 Ondersteuning mantelzorg

Onder dit thema verstaan we niet alleen de hulp of ondersteuning die geboden wordt vanuit de directe omgeving van de cliënt, maar ook andere actieve burgers, vrijwilligers en initiatieven uit de buurt die ten goede komen aan iedereen die extra hulp of ondersteuning kunnen gebruiken. In het Wmo-beleidsplan Opmeer 2013-2016 zijn mantelzorgondersteuning en vrijwillige inzet ter ondersteuning van mantelzorgers belangrijke onderdelen van het beleid. Het uitgangspunt is daarbij om de mantelzorgondersteuning en vrijwillige inzet zo veel mogelijk in de eigen buurt te regelen. In het thema ondersteuning mantelzorg wordt gezocht naar aansluitende- en aanvullende vernieuwing binnen dit beleid.

Innovatiedoelstelling

Het doel is dat meer gebruik gemaakt kan worden van mantelzorgers, door het mantelzorgnetwerk te vergroten, overbelasting van mantelzorgers te voorkomen en dat mantelzorgers eenvoudiger hun taak kunnen uitvoeren.

Belangrijkste innovatievragen

  • 1.

    Hoe kunnen we de lastendruk van mantelzorgers verlichten?

  • 2.

    Op welke wijze kan de buurt, wijk of dorpskern taken van de mantelzorger overnemen?

  • 3.

    Hoe voorkomen we uitval van mantelzorgers?

  • 4.

    Hoe bereik je mantelzorgers en signaleer je eventuele hulpvragen van mantelzorgers?

  • 5.

    Hoe kan mantelzorgwonen bijdragen aan verbetering van de positie van de mantelzorger en de mantelzorgontvanger?

Aanpak

Spoor

Argumenten

Sturen op kwaliteit, betrokkenheid en keuzevrijheid van inwoner/cliënt.

Mantelzorger wordt in kracht gezet en weet wat hij/zij van de professionele hulp kan verwachten.

Sturen op samenwerking en allianties voor product- en procesinnovaties.

De mantelzorger wordt zo goed mogelijk ondersteund zodat deze zijn/haar taak kan blijven uitoefenen.

Sociale problematieken integraal aanpakken.

Er zijn voorzieningen waarmee de lastendruk van de mantelzorger verlaagd kan worden.

Verbeteren van de productiviteit.

Door innovatie toepassingen wordt de werkbelasting verlaagd.

Thema 3 Doorlopende zorglijn 18- tot 18+

Door de decentralisaties zijn gemeenten verantwoordelijk gesteld voor een breed domein. In de praktijk is er nog altijd een scheidslijn bij 18 jaar, daar waar de verantwoordelijkheid voor de gemeente doorloopt. Er wordt gezocht naar innovaties die bijdragen aan de overgang voor jongeren na hun 18e naar zelfstandigheid of de toegang naar zorgaanbieders.

Innovatiedoelstelling

Verminderen van het aantal overdrachtsmomenten, optimaliseren van de zorglijn; ambulante (jeugd)hulp en ondersteuning moet kunnen worden ingezet naast de inzet van de basisvoorzieningen en de ondersteuning door het sociaal netwerk.

Belangrijkste innovatievragen

  • 1.

    Hoe realiseer je een doorlopende zorglijn voor jongeren die 18 zijn geworden en de zorg nog nodig hebben?

  • 2.

    Hoe voorkomen we dat jongeren op 18-jarige leeftijd, zonder extra kosten, tussen wal en schip vallen?

  • 3.

    Hoe kunnen we de aanbieders van jeugdhulp, Wmo, onderwijs, veiligheid en wonen samen optrekken om te zorgen voor een doorlopende lijn in de (jeugd) hulpketen?

Aanpak

Spoor

Argumenten

Sturen op kwaliteit, betrokkenheid en keuzevrijheid van inwoner/cliënt.

Er zijn geen belemmeringen in het systeem bij de overgang van 18- naar 18+

Preventief en laagdrempelige zeggenschap cliënt.

Sturen op samenwerking en allianties voor product- en procesinnovaties.

Door co-creatie ontstaat een gezamenlijk product voor deze doelgroep.

Sociale problematieken integraal aanpakken.

Ontschotten en tegengaan van verkokering.

Thema 4 Terugdringen ondertoezichtstellingen (Ots)

OTS of Onder Toezicht Stelling is een uitspraak van de kinderrechter met als gevolg dat hulp niet meer vrijwillig is, maar verplicht. Dit staat haaks op wat de gemeente met haar beleid beoogt: namelijk inzetten op preventie en het bieden van maximale zelfregie en samenredzaamheid. Wat de gemeente daarom wil bereiken is de terugdringing van het aantal Ots’en.

Innovatiedoelstelling

Het doel is om het aantal Ots’en terug te dringen.

Belangrijkste innovatievragen

  • 1.

    Hoe kunnen we het aantal Ots’en terugdringen?

  • 2.

    Hoe voorkomen we escalatie en daarmee ook een Ots?

Aanpak

Spoor Argumenten

Spoor

Argumenten

Sturen op samenwerking en allianties voor product- en procesinnovaties.

Door co-creatie wordt OTS voorkomen.

Thema 5 Versterken van eigen verantwoordelijkheid/regie

Een van de belangrijkste prioriteiten (van de nieuwe wetgeving voor de jeugdhulp en de Wmo en het beleid van de gemeente Opmeer) is het versterken van de eigen verantwoordelijkheid en regie van inwoners (waaronder ook kinderen, jongeren en gezinnen) en hun sociale omgeving of netwerk. Dat betekent dat inwoners zeggenschap hebben over de invulling van hun eigen leven en over de eventuele rol van professionele ondersteuning in hun leven. Ook het versterken van de civil society past in dit thema.

Innovatiedoelstelling

Het doel is om met het versterken van de eigen kracht en regie, de zelfredzaamheid van inwoners te vergroten.

Belangrijkste innovatievragen

  • 1.

    Op welke wijze kan de zelfredzaamheid van inwoners vergroot worden?

  • 2.

    Hoe kunnen we wederkerigheid of iets terug doen voor de samenleving stimuleren en voor elkaar krijgen?

  • 3.

    Hoe kan de omgeving van de inwoner versterkt worden zodat hulpvragen van de inwoner zo goed en zo snel mogelijk door het eigen netwerk opgepakt kunnen worden?

  • 4.

    Hoe kunnen zorgmijders beter bereikt worden door eigen omgeving en professionals?

  • 5.

    Op welke wijze kunnen we de kanteling verder vormgeven in de werkwijze van de professional?

  • 6.

    Hoe zorgen we er voor dat er door professionals samengewerkt wordt met de cliënt en zijn netwerk, in plaats van het werken voor de cliënt?

  • 7.

    Hoe bevorderen we de zelfredzaamheid van de doelgroepen van het doelgroepenvervoer?

Aanpak

Spoor Argumenten

Spoor

Argumenten

Sturen op kwaliteit, betrokkenheid en keuzevrijheid van inwoner/cliënt.

Er wordt samengewerkt met de cliënt en niet vóór de cliënt.

Sturen op samenwerking en allianties voor product- en procesinnovaties.

Door co-creatie wordt de inzet van hup of ondersteuning versneld of juist voorkomen.

Sociale problematieken integraal aanpakken.

De eigen omgeving ( waaronder ook de vrijwilligers in de buurt) wordt versterkt.

Verbeteren van de productiviteit.

De cliënt is door technische hulpmiddelen (bijvoorbeeld Domotica) langer in staat thuis te wonen.

Thema 6 Preventie en informele zorg: versterken van de informele en vrij toegankelijke hulp/zorg

Er ligt een veranderingsopgave om van zware vormen van ondersteuning te gaan naar lichtere vormen van ondersteuning en van curatief naar preventief. Daarnaast wil de gemeente een transformatie doormaken van alleen professionele inzet naar een combinatie van informele en professionele inzet en waar mogelijk alleen informele inzet. Hierbij moet rekening worden gehouden met de grenzen aan vrijwillige inzet, die per persoon kunnen verschillen.

Innovatiedoelstelling

Beter gebruik maken van voorliggende voorzieningen en het versterken van het voorliggend veld door deskundigheidsoverdracht; het voorliggend veld dat middels informatie, advies en consult ondersteund wordt door de zorgaanbieders zodat uitgangspunten als normaliseren, versterken van de eigen kracht, en de ondersteuning van het sociale netwerk optimaal uitgewerkt worden bij huishoudens waarin gecompliceerde of meervoudige problematiek aanwezig is.

Belangrijkste innovatievragen

  • 1.

    Hoe kunnen we de vraag naar professionele hulp of specialistische zorg terugdringen?

  • 2.

    Hoe kan de toegankelijkheid van de gemeentelijke (jeugd) hulp en ondersteuning verbeterd worden (denk aan beperken van wachttijden en hulp direct in te zetten in situaties van crisis en waar de veiligheid in geding is)?

  • 3.

    Hoe kunnen we de samenwerking van en met de vrij toegankelijke hulp en zorg versterken?

  • 4.

    Hoe kunnen we meer effectief aanbod in de directe omgeving krijgen, in het bijzonder voor internaliserende problematiek? *

  • 5.

    Op welke wijze kan er een combinatie gemaakt worden tussen informele en professionele inzet?

  • 6.

    Hoe kunnen we de intramurale jeugdhulp terugdringen? Dan wel vervangen door extramurale jeugdhulp?

  • 7.

    Hoe komen we van een individuele benadering naar een systeembenadering, als het gaat om ondersteuning en als het gaat om inzet van wat de inwoner en zijn omgeving kan doen?

  • 8.

    Hoe kan de toegang naar zorg zo georganiseerd worden dat de cliënt geen hinder ondervindt van de schakels?

* naar binnen gerichte gedragsproblematiek zoals teruggetrokkenheid, onzekerheid, depressie etc.

Aanpak

Spoor

Argumenten

Sturen op kwaliteit, betrokkenheid en keuzevrijheid van inwoner/cliënt.

De inwoner wordt in zijn eigen kracht gezet en waar nodig ondersteunt door eigen netwerk (informele zorg). De meeste hulpvragen kunnen door de informele zorg worden opgepakt, waardoor kostbare lange zorgtrajecten worden voorkomen.

Sturen op samenwerking en allianties voor product- en procesinnovaties.

Door samenwerking moeten problemen of hulpvragen eerder worden opgepakt, waardoor duurdere specialistische zorg kan worden verminderd.

Sociale problematieken integraal aanpakken.

Door integrale aanpak heeft de inwoner te maken met minder hulpverleners en sluit de zorg/hulp op elkaar aan.

Thema 7 Zorgpaden

In de dagelijkse praktijk van het WIJkteam OpMEER is de nauwe samenwerking tussen zorgprofessionals (waaronder ook huisartsen) erg belangrijk. In de samenwerking is het belangrijk dat een ieder goed weet wat hij van de ander kan verwachten en dat de verschillende stappen in het zorgproces op elkaar worden afgestemd. Een efficiënt en georganiseerd zorgproces komt iedere cliënt ten goede.

Zorgpaden zijn een goed middel om deze processen te stroomlijnen. Het doel van een zorgpad is om de zorg voor een bepaalde categorie cliënten beter te stroomlijnen met de cliënt als uitgangspunt. Met andere woorden het optimaliseren van het primaire proces rondom de cliënt. Hierdoor wordt de zorg aan de cliënt nog gerichter en zal de cliëntenlogistiek verbeteren, waardoor wachttijden en doorlooptijden verkort worden.

Innovatiedoelstelling

Het is ons doel in het werken met zorgpaden binnen gemeentelijk sociaal domein om een sluitend systeem te bouwen rond de inwoners die tijdelijk of permanent hun regie over het eigen leven kwijt zijn.

Belangrijkste innovatievragen

  • 1.

    Hoe komen we van een afzonderlijk aanbod door verschillende organisaties naar op elkaar afgestemd aanbod, door het gezin als dat kan of door een medewerker van het WIJkteam OpMEER?

  • 2.

    Voor welke vormen van integrale zorgtrajecten kunnen zorgpaden ontwikkeld worden?

  • 3.

    Hoe kunnen we een zorgpad voor triage en diagnostiek tussen het WIJkteam OpMEER, de eerstelijnszorg en de niet vrij toegankelijke generalistische basis jeugd ggz en de zwaardere gespecialiseerde zorg vormgeven?

  • 4.

    Op welke wijze is binnen de individuele zorgtrajecten omgegaan met de volgende aspecten: overdracht, triage en diagnostiek, hulp- en ondersteuningsdoelen, kwaliteit van de samenwerking, prognosestelling, screening en assessment, ondersteuning en begeleiding van de cliënt en diens mantelzorger, voorbereiding ontslag, regie en trajectverantwoordelijkheid?

  • 5.

    Hoe kunnen we meer koersen op de generalistische basis jeugd ggz in plaats van de specialistische jeugd ggz?

  • 6.

    Hoe kunnen we meer effectief aanbod in de directe omgeving krijgen, in het bijzonder voor internaliserende problematiek?

Aanpak

Spoor

Argumenten

Sturen op kwaliteit, betrokkenheid en keuzevrijheid van inwoner/cliënt.

Effectief aanbod in de directe omgeving beschikbaar voor cliënt.

Sturen op samenwerking en allianties voor product- en procesinnovaties.

Ontwikkeling van zorgpaden voor integrale zorgtrajecten.

Sociale problematieken integraal aanpakken.

Verkorting wachttijden en doorlooptijden cliënt door betere samenwerking.

Thema 8 Crisishulp

Op dit moment zijn alle vormen van Crisishulp in de psychiatrie, de zorg voor lichte verstandelijk beperkten en de jeugd- en opvoedhulp in de regio beschikbaar. Alle vormen van Crisishulp zijn echter op verschillende telefoonnummers bereikbaar. Het kan zo zijn dat een kind of gezin of bijvoorbeeld een verwijzer zich richt tot een vorm van Crisishulp die niet aansluit bij de crisis die het kind en gezin op dat moment ervaart.

Ook is de ene crisis is de andere niet. Voor een crisis in de jeugdhulp waarin psychiatrische problematiek de voornaamste oorzaak is, is bijvoorbeeld andere Crisishulp nodig dan wanneer er sprake is van een crisis rond een kind en gezin waarin een verstandelijke beperking een rol speelt. Ook een crisis waarin het gedrag van een kind en de opvoedingsmogelijkheden van de ouders de voornaamste rol speelt, vraagt om een eigen aanpak.

Innovatiedoelstelling

Onze wens voor de toekomst is dat de verschillende vormen van Crisishulp bereikbaar zijn via 1 telefoonnummer dat 24 uur per dag 7 dagen per week beschikbaar is. De medewerker die de telefoon opneemt beoordeelt de crisis en draagt er zorg voor dat de hulpbehoevende direct in contact wordt gesteld met de vorm van Crisishulp die het meest nauw aansluit bij de crisis. De verschillende vormen van Crisishulp blijven direct bereikbaar voor mensen die al een vorm van hulp ontvangen.

Belangrijkste innovatievragen

  • 1.

    Hoe kunnen we de toegang tot de verschillende vormen van Crisishulp organiseren zodat in het geval van een crisis men niet hoeven na te denken over de vraag: “Tot welke crisisdienst moet ik mij richten?’

  • 2.

    Hoe kunnen de verschillende vormen van expertise (psychiatrie, Lvb etc.) van Crisishulp beschikbaar blijven voor kinderen en gezinnen die al een vorm van Jeugdhulp ontvangen?

Aanpak

Spoor

Argumenten

Sturen op kwaliteit, betrokkenheid en keuzevrijheid van inwoner/cliënt.

Eenduidigheid in bereikbaarheid voor cliënt in geval van crisis.

Sturen op samenwerking en allianties voor product- en procesinnovaties.

Een centraal punt voor crisishulp

Sociale problematieken integraal aanpakken.

Cliënten komen terecht bij de juiste vorm van hulp.

Thema 9 Aanpak voortijdig schoolverlaten/ thuiszitters

Het thema voortijdig schoolverlaten is aangedragen door de zorgaanbieder tijdens de werksessie die de gemeente Hoorn heeft georganiseerd over de innovatieagenda. Jongeren verlaten school voortijdig door psychische problemen, motivatieproblemen, een gebrek aan leer- werkplaatsen, of verslavingsproblematiek. Door deze problemen vroegtijdig aan te pakken of liever te voorkomen kan het voortijdig schoolverlaten worden teruggedrongen. Hierbij ligt het accent op de preventieve aanpak van “thuiszitters”. Met dit accent probeert de gemeente en de regio de voortijdige schoolverlaters te voorkomen.

Innovatiedoelstelling

Het terugdringen van voortijdig schoolverlaten en thuiszitters.

Belangrijkste innovatievragen

  • 1.

    Hoe voorkom je dat problemen in de privésfeer van jongeren zorgen voor schooluitval?

  • 2.

    Hoe zorg je voor een vangnet als een jongere (al dan niet tijdelijk) niet meer terecht kan op de eigen school?

Aanpak

Spoor

Argumenten

Sturen op samenwerking en allianties voor product- en procesinnovaties.

Samenwerking tussen zorg, onderwijs en arbeidsmarkt.

Sociale problematieken integraal aanpakken.

Terugdringen van thuiszitters en voortijdig schoolverlaters.

Thema 10 Werk

Het thema werk is aangedragen in de werksessies van de gemeente Hoorn met de zorgaanbieders. Bij dit thema kan naast werk ook gedacht worden aan dagbesteding, trajecten en trainingen. De werkzaamheden van WerkSaam zijn gericht op het krijgen en/of behouden van werk voor mensen in fase 1 tot en met fase 3. Dit zijn de groepen werkzoekenden die een verdiencapaciteit van 20% tot 100% van het minimumloon of daarboven hebben. WerkSaam richt zich niet op de re-integratie van mensen in fase 4. Fase 4 bestaat uit werkzoekenden die (tijdelijk of duurzaam) niet beschikken over voldoende verdiencapaciteit om regulier werk te aanvaarden en/of gebruik te maken van de hierboven genoemde ondersteuning. Binnen het thema werk is deze groep mensen onze doelgroep. In Opmeer gaat het om 14 individuen die binnen deze doelgroep vallen. Innovatievoorstellen zullen aanvullend moeten zijn op de werkzaamheden die de gemeente al via WerkSaam verricht. Vanaf 2016 is de verwachting dat WerkSaam niet meer een indeling hanteert op basis van verdiencapaciteit, maar op basis van de participatieladder en doelladder.

Innovatiedoelstelling

Inwoners, vanaf groep 4, mentaal en fysiek fit genoeg krijgen of houden voor betaald werk.

Belangrijkste innovatievragen

  • 1.

    Hoe voorkom je dat inwoners door privéproblemen uitvallen voor werk?

  • 2.

    Hoe zorg je voor passende arrangementen voor moeilijk te plaatsen mensen (vanaf groep 4)?

  • 3.

    Hoe kan dagbesteding zo georganiseerd worden dat dit bijdraagt aan efficiënt doelgroepenvervoer?

Aanpak

Spoor

Argumenten

Sturen op samenwerking en allianties voor product- en procesinnovaties.

Aangeboden opleidingen sluiten aan op behoefte arbeidsmarkt

Sociale problematieken integraal aanpakken.

Bestrijding en voorkoming langdurige werkeloosheid

Verbeteren van de productiviteit.

Efficiëntere uitvoering van het doelgroepenvervoer bij dagbestedingen leidt tot grotere klantentevredenheid en kostenbesparingen.

Paragraaf 7.5 Vervolgstappen

De innovatieagenda van de gemeente Opmeer wordt uiterlijk in het vierde kwartaal van 2015 door de raad vastgesteld. In Hoorn is dat al gebeurd en is het vastgestelde beleid gekoppeld aan een subsidietender. Zorgaanbieders kunnen indien het werkgebied groter is dan Hoorn ook bij de andere gemeenten van West-Friesland subsidieverzoeken indienen. Deze voorstellen zullen wij beoordelen op basis van de voor u liggende innovatieagenda. Wanneer een voorstel niet binnen de kaders van de past, betekent dit niet automatisch dat een aanvraag niet toegekend kan worden. Het zal dan echter niet gefinancierd kunnen worden met de gelden die voor deze innovatieagenda beschikbaar zijn gesteld.

De innovatieagenda zal ook een basis zijn voor het integraal beleid binnen het sociaal domein. Dit betekent dat ook via de beleidsontwikkeling op de afdelingen Welzijn en Sociale Voorzieningen voorstellen kunnen worden ingediend voor de lokale invulling van de innovatieagenda. De regie op de verdere uitwerking en de behandeling van innovatievoorstellen ligt bij de sector Samenlevingszaken. Ook monitoring op de voortgang en resultaten en de evaluatie daarvan is onderdeel van de regisserende rol, evenals de herijking van de opgave.

Monitoring voortgang

Na de zomer van het jaar 2016 wordt bij de opstelling van de Najaarsnota voor het jaar 2016 bekeken wat het beroep is geweest op het budget van de innovatieagenda en in hoeverre er bijstelling nodig is van het budget voor het jaar 2016. Het eventueel bijstellen van de budgetten voor de jaren 2017 en 2018 zal plaatsvinden via de opgaven voor de kadernota 2017.

Paragraaf 7.6 Financiën Budget innovatie gemeente Opmeer 2015, 2016, 2017 en 2018

Bij het opstellen van de Regionale Transitie Agenda voor de jeugdhulp in 2013 is de zorgaanbieders een bezuiniging van 15% voorgesteld. Hieraan werd de toezegging verbonden dat de gemeenten 11% van het budget dat hiermee bezuinigd werd, voor innovatie voor jeugdhulp zouden reserveren. In de gespecificeerde begroting van het macrobudget jeugdhulp 2015 is daarom €112.000 begroot voor innovatie. Door het college is dit budget beschikbaar gesteld voor transformatie/innovatie voor de Wmo en de jeugdhulp.

Van deze € 112.000 is € 109.290,59 (afgerond € 109.291) nog niet uitgegeven. Dit wil de gemeente Opmeer inzetten voor innovaties en transformaties n.a.v. deze innovatie agenda. Van dit bedrag wordt € 20.000 gereserveerd voor (onvoorziene) resterende kosten van transformatie en innovatie in 2015. Het resterende deel van € 89.290,59 (afgerond € 89.291) willen wij toevoegen aan het budget voor transformatie en innovatie in 2016 om een extra impuls aan de transformatie te geven.

Berekening budgetten innovatie

Bij de berekening van de reguliere budgetten voor 2016, 2017 en 2018 is rekening gehouden met de kortingen die doorgerekend zijn op de hoogte van de integratie-uitkeringen voor het Sociaal Domein voor de jeugdhulp. Binnen het budget van de integratie-uitkering Wmo binnen het Sociaal Domein is eerder nooit rekening gehouden met een reservering voor innovatie.

Integratie-uitkering Sociaal Domein:

2015

2016

2017

2018

€ 2.117.000

€ 1.914.000

€ 1.867.000

€ 1.873.000

Ten opzichte van de integratie-uitkering van 2015 moet gerekend worden met de volgende kortingen op het budget voor innovatie:

2015

2016

2017

2018

0%

10%

12%

11%

In budgetbedragen voor innovatie betekent dit dat de reguliere budgetten als volgt eruit zien (op basis van € 112.000 voor ieder jaar):

2015

2016

2017

2018

€ 112.000

€ 100.800

€ 98.560

€ 99.680

Dit houdt in dat er voor 2016 het volgende budget beschikbaar is voor de innovatieagenda:

Resterend budget innovatie en transformatie 2015 € 109.291

Resterende begrote kosten innovatie en transformatie 2015€ 20.000 -

Resterend budget wat kan worden overgeheveld naar 2016 € 89.291

Regulier budget innovatie en transformatie 2016€ 100.800 +

Totale budget innovatie en transformatie 2016 € 190.091

De meerjarenbegroting voor de innovatieagenda is op basis van het bovenstaande als volgt:

2015

2016

2017

2018

€20.000

€ 190.091

€ 98.560

€ 99.680

Lokaal versus regionaal

Naast het reserveren van middelen voor regionale transformaties/innovaties, willen we ook graag middelen reserveren om op lokaal niveau een impuls te geven aan de transformatie. In 2016 zal het gaan om in totaal € 89.291. Deze kosten worden gedekt uit het niet uitgegeven budget voor innovatie en transformatie van het jaar 2015. Het resterende budget van € 100.800 is bestemd voor het honoreren van regionale projectvoorstellen voor innovatie door zorgaanbieders.

Voor 2017 en 2018 is het uitgangspunt om binnen het budget een verdeelsleutel te hanteren van ongeveer 1/3 voor lokale projecten en 2/3 voor regionale projecten. De innovatieagenda en het daarbij behorende budget is een groeidocument. Wanneer het nodig is gedurende de looptijd van de innovatieagenda de verdeelsleutel en het budget naar beneden of boven bij te stellen zullen wij dit doen via de reguliere P&C cyclus.

Uitwerking

Lokale gemeentelijke projecten

Wanneer we op lokaal niveau vanuit de gemeentelijke organisatie de regie hebben over de uitvoering van projecten, financieren we deze projecten via een projectfinanciering. Een lokaal project mag in 2016 maximaal € 30.000 per project kosten. In 2017 en in 2018 mag maximaal €10.000 ingezet worden per project.

Aan het project worden eisen gesteld. Bij de beoordeling van aanvragen leggen wij onze prioriteit bij de volgende eis:

  • -

    Het projectplan moet beschrijven op welke wijze, hoeveel en op welke termijn het bijdraagt aan de reducering van de kosten binnen het sociaal domein. Er moet aangegeven worden welke zorg hierdoor minder wordt ingezet: waar ligt de besparing in financiën en inhoud?

Overige eisen zijn:

  • -

    het projectvoorstel bevat een smart gedefinieerde projectplan, een begroting en een planning;

  • -

    het projectplan beschrijft de wijze waarop het eindresultaat moet worden bereikt en de onderbouwing waarom het initiatief gaat werken;

  • -

    het projectplan bevat een borgingsplan van het eindresultaat;

  • -

    het projectplan voldoet aan de voorgestelde sporen binnen het gekozen thema;

  • -

    het projectplan moet ten goede komen aan de Opmeerse inwoners. Bij projecten waarbij meerdere gemeenten betrokken zijn moet cofinanciering worden geregeld bij deze andere gemeenten.

Lokale subsidieverzoeken van zorgaanbieders, instellingen voor maatschappelijk werk, onderwijsinstellingen etc. die wij willen honoreren verlenen wij in 2016 een incidentele subsidie van maximaal € 30.000 per project. In 2017 en in 2018 gaat het om maximaal € 10.000 per incidentele subsidie.

Wij stellen aan dit subsidieverzoek de volgende voorwaarden:

  • -

    voldoen aan de beschreven projecteisen;

  • -

    voldoen aan de voorwaarden die beschreven staan in de subsidieverordening van de gemeente Opmeer;

  • -

    resultaatgerichte bekostiging van aanvragen: niet behalen van eindresultaten heeft een prijs (terugvorderen van een deel van de subsidie/financiering;

  • -

    cofinanciering aanvrager: minimaal 10% van de projectkosten;

  • -

    aanvragen die (gebiedsgerichte) samenwerking en integrale aanpak betreffen van meerdere organisaties gaan vóór op aanvragen van één organisatie;

  • -

    indien twee gelijkwaardige aanvragen binnenkomen op verschillende data gaat de aanvraag die het eerst compleet is binnengekomen voor.

Regionale subsidieverzoeken

Regionale subsidieverzoeken van zorgaanbieders die wij willen honoreren verlenen wij in 2016 een incidentele subsidie van maximaal € 30.000 per project. In 2017 en in 2018 gaat het om maximaal € 20.000 per project.

In de regionale subsidieaanvragen moet minimaal aandacht zijn voor de wijze waarop van algemene vormen van ondersteuning en begeleiding wordt voorzien en op welke manier het leveren van maatwerk en specialistische kennis/vaardigheden kan worden geborgd. Het uitgangspunt is telkens de vraag op welke gebieden en op welke wijze individuele personen moeten/kunnen worden gecompenseerd om (naar vermogen) te participeren in de samenleving (en op de arbeidsmarkt).

Aan het project worden eisen gesteld. Bij de beoordeling van aanvragen leggen wij onze prioriteit bij de volgende eis:

  • -

    Het projectplan moet beschrijven op welke wijze, hoeveel en op welke termijn het bijdraagt aan de reducering van de kosten binnen het sociaal domein. Er moet aangegeven worden welke zorg hierdoor minder wordt ingezet: waar ligt de besparing in financiën en inhoud?

Overige eisen zijn:

  • -

    resultaatgerichte bekostiging van aanvragen: niet behalen van eindresultaten heeft een prijs (terugvorderen van een deel van de subsidie/financiering;

  • -

    cofinanciering aanvrager: minimaal 10% van de projectkosten;

  • -

    aanvrager beschrijft de wijze waarop het eindresultaat moet worden bereikt en onderbouwing waarom het initiatief gaat werken?

  • -

    aanvraag bevat borgingsplan van het eindresultaat;

  • -

    plan voldoet aan de voorgestelde sporen in het gekozen thema;

  • -

    aanvragen die (gebiedsgerichte) samenwerking en integrale aanpak betreffen van meerdere organisaties gaan vóór op aanvragen van één organisatie;

  • -

    indien twee gelijkwaardige aanvragen binnenkomen op verschillende data gaat de aanvraag die het eerst compleet is binnengekomen voor;

  • -

    het plan moet ten goede komen aan de Opmeerse inwoners. Bij aanvragen die gemeente-overstijgend zijn moet cofinanciering geregeld worden bij andere gemeenten.

Paragraaf 7.7 Aanvraagtermijn 2018

De aanvraagtermijn van subsidieaanvragen, die een beroep doen op het beschikbare budget van 2018, loopt van 01-03-2018 tot 01-04-2018.

Hoofdstuk 8. Kortdurende peuteropvang en VVE

Paragraaf 8.1 Begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze specifieke beleidsregels wordt verstaan onder:

  • A.

    Bestuursrechtelijke handhaving:Het opleggen van een last onder dwangsom, bestuurlijke dwang of een bestuurlijke boete.

  • B.

    Houder: Een in Opmeer gevestigde, en in het LRP geregistreerde locatie voor kinderopvang waar kortdurende peuteropvang wordt uitgevoerd.

  • C.

    Inkomensverklaring: Een officiële verklaring van de belastingdienst met de inkomensgegevens van een persoon in een bepaald belastingjaar.

  • D.

    Kinderopvangtoeslag: De tegemoetkoming van het Rijk aan ouders bedoeld als gedeeltelijke bijdrage in de kosten voor in het LRK geregistreerde kinderopvang.

  • E.

    Kortdurende peuteropvang: Peuteropvang met een duur van 2,5 tot 3 uur per dagdeel gericht op pedagogische activiteiten.

  • F.

    LRK: Landelijk register kinderopvang waarin voorzieningen voor kinderopvang zijn opgenomen die voldoen aan de wettelijke eisen.

  • G.

    Ouderbijdrage: Eigen bijdrage van ouders aan de kosten van peuteropvang.

  • H.

    Reguliere peuteropvang: Kortdurende peuteropvang zonder VVE voor 2 dagdelen per week.

  • I.

    VNG Adviestabel ouderbijdrage peuterwerk: Jaarlijks geïndexeerd advies voor de te hanteren inkomensafhankelijke ouderbijdrage.

  • J.

    VVE: Voor- en Vroegschoolse Educatie, een gestructureerd en samenhangend programma voor het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen van 2 tot 6 jaar. In de peuteropvang maken kinderen in een VVE programma gebruik van 3 of 4 dagdelen opvang in plaats van 2.

  • K.

    VVE Convenant:Afspraken tussen scholen, voorschoolse voorzieningen , de GGD en de gemeente Opmeer over de uitvoering van VVE.

  • L.

    VVE indicatie: Door de GGD (consultatiebureau) vastgestelde of te verwachten ontwikkelingsachterstand bij peuters waarmee peuters in aanmerking komen voor de vergoeding van VVE.

  • M.

    Voorschoolse voorziening: Locatie voor (halve) dagopvang voor kinderen van 0-4 jaar of kortdurende peuteropvang voor kinderen van 2-4 jaar.

  • N.

    Maximumuurtarief: Jaarlijks in het besluit kinderopvangtoeslag vastgestelde maximum tarief per uur op basis waarvan de kinderopvangtoeslag wordt berekend. 

Paragraaf 8.2 Doel van de specifieke beleidsregels

Doel van de specifieke beleidsregels is het mogelijk maken van een tegemoetkoming in de kosten van kortdurende peuteropvang en VVE aan ouders. Daarmee wordt de ontwikkeling van kinderen in de voorschoolse periode gestimuleerd en worden ontwikkelingsachterstanden voorkomen dan wel vroegtijdig gesignaleerd. De peuteropvang wordt verspreid over zoveel mogelijk kernen in Opmeer aangeboden.

Paragraaf 8.3 Doelgroep

Voor een tegemoetkoming in de kosten van kortdurende peuteropvang komen in aanmerking ouders van peuters die:

  • -

    tussen 2 en 4 jaar oud zijn;

  • -

    volgens de Basisadministratie Persoonsgegevens wonen in Opmeer;

  • -

    gebruik maken van een voorziening voor kortdurende peuteropvang, niet zijnde gastouderopvang, die is gevestigd in Opmeer;

  • -

    niet gebruik maken van een andere vorm van kinderopvang met hetzelfde LRK nummer of op dezelfde locatie.

Voor een tegemoetkoming in de kosten van VVE komen in aanmerking ouders van peuters waarbij, naast bovengenoemde kenmerken:

  • -

    de GGD een VVE indicatie heeft vastgesteld vanwege een (dreigende)taalachterstand en/of (dreigende) sociaal-emotionele achterstand en/of drie of meer gezinsfactoren die een verhoogd risico op ontwikkelingsachterstand geven.

Paragraaf 8.4 Hoogte van de tegemoetkoming

De hoogte van de tegemoetkoming is gebonden aan het subsidieplafond dat jaarlijks op basis van de Algemene subsidieverordening 2015 door de gemeenteraad wordt vastgesteld.

De hoogte van de tegemoetkoming wordt jaarlijks door het college bepaald aan de hand van:

  • -

    de kostprijs van de reguliere kortdurende peuteropvang en VVE peuteropvang zoals berekend door de houder op basis van reële en begrote kosten uit de laatst vastgestelde jaarrekening en begroting voor het jaar waarvoor de tegemoetkoming van toepassing is;

  • -

    het maximumuurtarief zoals gehanteerd door de belastingdienst bij de berekening van de kinderopvangtoeslag;

  • -

    de eigen bijdrage van de ouders gebaseerd op de VNG Adviestabel ouderbijdrage peuteropvang van het jaar waarvoor de tegemoetkoming van toepassing is.

De hoogte van de tegemoetkoming is:

  • -

    Voor ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag en zonder VVE: kostprijs per uur reguliere peuteropvang -/- de eigen bijdrage per uur, 6 uur per week, 40 weken per jaar;

  • -

    Voor ouders met recht op kinderopvangtoeslag en met VVE: kostprijs per uur VVE peuteropvang -/- maximumuurtarief belastingdienst, 6 uur per week, 40 weken per jaar +/+ kostprijs per uur VVE peuteropvang, minimaal 4 en maximaal 6 uur per week, 40 weken per jaar;

  • -

    Voor ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag en met VVE: kostprijs per uur VVE peuteropvang -/- de eigen bijdrage per uur, 6 uur per week, 40 weken per jaar +/+ kostprijs per uur VVE peuteropvang, minimaal 4 en maximaal 6 uur per week, 40 weken per jaar;

  • -

    Voor ouders met recht op kinderopvangtoeslag en zonder VVE: kostprijs per uur reguliere peuteropvang -/- maximumuurtarief belastingdienst, 6 uur per week, 40 weken per jaar.

Paragraaf 8.5 Aanvragen en verlenen van de tegemoetkoming

De tegemoetkoming wordt door de ouders aangevraagd en namens hen ingediend door de houder van de voorschoolse voorziening waar de peuter gebruik van maakt. Deze doet daartoe jaarlijks een aanvraag bij de gemeente volgens de voorschriften in de Algemene subsidieverordening 2015. Onderdeel van de aanvraag is een overzicht van het aantal (VVE) peuters waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, de te verwachte hoogte van de kinderopvangtoeslag en ouderbijdragen en de locaties waar de peuteropvang wordt aangeboden.

Op basis van de aangeleverde informatie wordt de totale voorlopige tegemoetkoming berekend en een subsidiebesluit genomen door het college. De houder ontvangt hierna een beschikking van de (voorlopige) hoogte van de tegemoetkoming, de voorwaarden die aan de subsidieverlening worden gesteld en de wijze van uitbetalen.

Paragraaf 8.6 Eisen aan de houder

De houder van de voorschoolse voorziening die de tegemoetkoming namens de ouder aanvraagt moet:

  • 1.

    gevestigd zijn in de gemeente Opmeer;

  • 2.

    geregistreerd zijn in het LRK;

  • 3.

    voldoen aan de kwaliteitseisen voor kinderopvang (wet kinderopvang) en VVE.

  • 4.

    het recht van de ouder op de gemeentelijke tegemoetkoming toetsen en registreren en daartoe een deugdelijke administratie bijhouden met:

    • a.

      de aanvragen van ouders voor tegemoetkoming in de kosten van peuteropvang met en zonder VVE;

    • b.

      Verklaringen Geen recht op kinderopvangtoeslag ;

    • c.

      inkomensverklaringen dan wel documenten waaruit de hoogte van het te verwachten (structurele) verzamelinkomen blijkt dat in ieder geval geldt voor de maand voorafgaand aan de plaatsing in de peuteropvang;

    • d.

      bewijzen van indicatiestelling voor VVE van de GGD.

  • 5.

    kortdurende peuteropvang aanbieden op de volgende locaties: Boevenhoeve (Opmeer), Hummeltjeshonk (Hoogwoud), Kikkerhoek (De Weere) en Minipunt (Aartswoud). De houder gaat vooraf met de subsidieverstrekker in gesprek als hij in het aantal groepen, in de groepsgrootte of in de spreiding van de groepen verandering wil aanbrengen.

  • 6.

    bij uitschrijving van de peuter uit de kortdurende peuteropvang, de ouders op de hoogte stellen van het aanbod van andere kinderopvangorganisaties binnen de gemeente Opmeer.

Het college maakt gebruik van de hardheidsclausule, zoals vermeld in artikel 20 van de Algemene Subsidieverordening Opmeer 2015, om op grond van specifieke beleidsregels ‘kortdurende peuteropvang en VVE’ ook subsidie te kunnen verlenen aan een commerciële organisatie.

Het college kan nadere voorwaarden stellen in de subsidiebeschikking aan de houder.

Paragraaf 8.7 Kwaliteitseisen voor VVE

Subsidie wordt verstrekt aan houders die voldoen aan de volgende voorwaarden met betrekking te voorschoolse educatie:

  • -

    De pedagogische medewerkers zijn gecertificeerd in het VVE programma zoals opgenomen in het VVE Convenant van de gemeente Opmeer;

  • -

    De pedagogische medewerkers beschikken over de vereiste taalniveaus;

  • -

    De houder maakt gebruik van een door de gemeente goedgekeurd observatiesysteem en zorgt voor een goede overdracht naar de basisschool;

  • -

    De houder conformeert zich aan de afspraken in het VVE convenant van de gemeente Opmeer;

  • -

    De houder neemt deel aan het periodiek LEA overleg.

Paragraaf 8.8 Weigeringsgrond

De subsidie kan worden geweigerd of (deels) worden ingetrokken als voor één van de Opmeerse vestigingen van de houder vanaf het moment van de subsidieaanvraag tot het moment van subsidieverlening en gedurende de periode van subsidieverlening bestuursrechtelijke handhaving van kracht is of wordt.

Paragraaf 8.9 Vaststelling van de tegemoetkoming

Het definitieve subsidiebedrag wordt jaarlijks achteraf vastgesteld en verrekend op basis van de werkelijke leerlingenaantallen en de totaal in rekening gebrachte ouderbijdrage zoals aangeleverd in de rapportage bij de verantwoording van de subsidie.

Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als “Specifieke beleidsregels Algemene Subsidieverordening Opmeer 2015”.

Inwerkingtreding

Deze regels gelden vanaf 1 januari 2018

Ondertekening

Aldus vastgesteld op 30 januari 2018,

Burgemeester en wethouders van Opmeer,

De secretaris

M.A.S. Winder

de burgemeester,

G.J.A.M. Nijpels