Regeling vervallen per 01-01-2013

Algemene Subsidieverordening Opmeer 2008

Geldend van 01-01-2008 t/m 31-12-2012

Intitulé

Algemene Subsidieverordening Opmeer 2008

De raad van de gemeente Opmeer,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 1 oktober 2007;

gezien het advies van de commissie samenlevingszaken en middelen van 21 november 2007;

gelet op de artikelen 108 en 147 van de Gemeentewet en de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht;

besluit:

vast te stellen de

Algemene Subsidieverordening Opmeer 2008

Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen

Artikel 1: begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

Aanvrager:

Een rechtspersoon, groep van personen of de natuurlijke persoon.

Accommodatieregeling (de zgn. 1/3 regeling):

Het betreft hier de kosten van bouwkundige voorzieningen, die technisch gezien als absoluut onmisbaar worden ervaren voor het uitvoeren van de activiteit. Deze voorzieningen betreffen bouw, aanpassing, renovatie, uitbreiding, vervanging van (onderdelen van) accommodaties alsmede de bij die accommodatie horende huisvestingsvoorzieningen zoals centrale verwarming, douches, toiletten, kozijnen, e.e.a. voor zover die door het gemeentebestuur als zodanig wordt/worden geaccepteerd en waarin niet reeds door de gemeente via een waarderingssubsidie, incidentele of budgetsubsidie of anderszins wordt bijgedragen.

Activiteit:

Een activiteit die door de instelling zal worden uitgevoerd en die door het bestuursorgaan kan worden gesubsidieerd.

Activiteitenplan/-programma:

Een plan/programma dat een overzicht geeft van de voorgenomen activiteiten van de rechtspersoon waarvoor deze subsidie aanvraagt. Deze activiteiten worden zo mogelijk vertaald in meetbare prestaties en beoogde effecten. Het plan vermeldt in ieder geval de benodigde personele en materiële middelen per activiteit.

Activiteitenverslag:

Een verslag dat de aard en omvang van de gesubsidieerde activiteiten beschrijft en een vergelijking tussen de nagestreefde en de gerealiseerde doelstellingen geeft, alsmede een toelichting op de verschillen.

Beleidsregel (art. 1:3, lid 4 AWB):

De definitie komt overeen met de definitie in artikel 1:3, lid 4 van de AWB, te weten: Een bij besluit vastgestelde algemene regel, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan.

Bestuursorgaan:

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Opmeer.

Budgetsubsidie:

Vorm van subsidiëring waarbij vooraf het aantal subsidiejaren, de objectieve subsidiecriteria, de uitgangspunten, het maximumbedrag en de wijze waarop bijstelling van het budget plaatsvindt, is bepaald. Bij een bijdrage van € 5.000,00 of meer is altijd sprake van een budgetsubsidie. Daar waar het college voorwaarden wil kunnen verbinden aan de besteding van een bijdrage minder dan € 5.000,00, is eveneens sprake van een budgetsubsidie.

College:

Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Opmeer.

Directe/indirecte subsidie:

Deze termen (zie ook AWB) worden nog slechts gehanteerd in de beleidsregels voor subsidiëring van sportverenigingen

Grote instelling:

Een instelling die een subsidie van € 50.000,00 of meer ontvangt.

Incidentele subsidie:

Vorm van subsidiëring waarbij de subsidiegever een maximumbedrag verstrekt aan de subsidieontvanger voor de uitvoering of ter stimulering van bepaalde activiteiten, die het karakter hebben van een eenmalige activiteit, een experiment, een kortlopend project of een start- of waarderingssubsidie. Het tijdvak en het aantal subsidieontvangers is beperkt. De activiteit heeft een maximum termijn van vier jaar.

Instelling:

Een rechtspersoon naar burgerlijk recht, dan wel een erkend onderdeel ervan, die aantoonbare activiteiten ontplooit ten behoeve van overwegend inwoners van Opmeer. Voor de toepassing van deze verordening wordt met een instelling gelijk gesteld een natuurlijke persoon of groep van personen.

Investeringssubsidie:

Een subsidie voor sportverenigingen ten behoeve van investeringen ter zake van nieuwbouw, verbouw, uitbreiding, eerste inrichting van accommodaties, terreinen en aanschaf van daarbij behorende uitrusting, in de vorm van een bijdrage à fonds perdu en/of lening.

Jeugdlid:

Een persoon die in het betreffende subsidiejaar niet ouder is dan 17 jaar.

Open activiteitensubsidie:

Een open activiteit is een waarderingssubsidie die jaarlijks eenmalig kan worden aangevraagd door de sportverenigingen voor een activiteit, die toegankelijk moet zijn voor iedereen buiten de vereniging, er moet voldoende publiciteit aan worden gegeven en er moet een kort verslag worden ingediend van de gehouden activiteit.

Oudere (of senior):

Een persoon van 55 jaar of ouder

Prijsindexcijfer / loon:

Het percentage dat kan worden gehanteerd voor het berekenen van een subsidie, waarbij als richtlijn het indexcijfer van de overheidsconsumptie – die het Centraal Planbureau publiceert – geldt.

Raad:

De raad van de gemeente Opmeer.

Rechtspersoon:

Een rechtspersoon als bedoeld in Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek die zich zonder winstoogmerk, de behartiging van de belangen van ideële of materiële aard van (een deel van) de Opmeerse bevolking ten doel stelt.

Reserve(s):

De algemene of de bestemmingsreserves die onverminderd het bepaalde in artikel 4:72 van de Algemene wet bestuursrecht (egalisatie reserve) blijken uit de balans van de instelling.

Subsidiebegrip:

Het subsidiebegrip zoals opgenomen in artikel 4:21 van de AWB is van overeenkomstige toepassing

Subsidiebeschikking:

Het besluit waarbij een subsidie wordt verleend, geweigerd of vastgesteld.

Subsidiejaar:

Kalenderjaar, tenzij het bestuursorgaan anders bepaalt.

Subsidie-/uitvoeringsovereenkomst of -contract:

Overeenkomst op basis van artikel 4:36 van de AWB die tussen de subsidiegever en de subsidieontvanger ter uitwerking van de subsidiebeschikking kan worden gesloten.

Subsidieperiode:

Elke subsidieperiode begint anderhalf jaar na de verkiezing van een nieuwe raad op 1 januari en duurt telkens vier jaar.

Subsidieplafond:

Het bedrag dat gedurende een bepaald jaar ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift. De subsidieplafonds worden jaarlijks in december voor het daaropvolgende jaar vastgesteld door de raad. De subsidieplafonds worden jaarlijks in januari door het college publiekelijk bekend gemaakt en ter inzage gelegd.

Subsidieprogramma:

Nadere uitwerking van de bepalingen uit deze algemene subsidieverordening alsmede de beleidsregels, een overzicht per organisatie van de subsidie en het door de raad jaarlijks vastgestelde subsidieplafond per hoofdcategorie van beleidsterreinen.

Subsidievaststelling:

De vaststellingsbeschikking waarbij het bedrag van de subsidie wordt vastgesteld en dat aanspraak geeft op betaling van het vastgestelde bedrag.

Tussentijdse aanvragen

Subsidieaanvragen voor de lopende subsidieperiode die tijdens die subsidieperiode ingediend worden.

Waarderingssubsidie:

Een jaarlijkse financiële bijdrage tot een maximum van € 5.000,00, die wordt toegekend en gelijktijdig vastgesteld voor de duur van de vastgestelde subsidieperiode, waarbij geen voorwaarden worden gesteld aan de besteding ervan en er geen afrekening plaatsvindt.

Artikel 2: reikwijdte

Deze verordening is van toepassing op de subsidiëring door de gemeente Opmeer van activiteiten passend binnen de beleidsterreinen genoemd in het gemeentelijk subsidieprogramma. Subsidies kunnen worden verstrekt voor activiteiten die een bijdrage leveren aan het bereiken van een gemeentelijke doelstelling, zulks op grond van vastgesteld beleid, en indien voldaan wordt aan de van toepassing zijnde beleidsregels.

Artikel 3: algemene uitgangspunten

  • 1. In het algemeen worden slechts activiteiten gesubsidieerd die georganiseerd worden door instellingen, die aantoonbaar werkzaam zijn ten behoeve van de inwoners van Opmeer.

  • 2. Aan (boven)regionale instellingen kan subsidie worden verleend als redelijkerwijs niet verwacht kan worden dat de activiteit op lokaal niveau georganiseerd kan worden, waarbij de inwoners van Opmeer wel (kunnen) profiteren van het aanbod.

  • 3. In bijzondere gevallen of bij calamiteiten, waarbij sprake is van een nieuwe situatie die niet veroorzaakt is door de subsidieaanvrager, kan subsidie worden verleend ten behoeve van door (een groep van) natuurlijke personen georganiseerde nieuwe activiteiten of geleverde prestaties. De in deze verordening opgenomen bepalingen zijn dan – voor zover mogelijk – van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Structurele subsidiëring van nieuwe activiteiten vindt slechts plaats voor zover deze op grond van vastgesteld beleid van belang wordt geacht. Door middel van een verordening of beleidsregels kunnen de activiteiten waarvoor subsidie kan worden verstrekt nader worden bepaald alsmede andere criteria, die voor die verlening gelden, worden vastgesteld.

  • 5. Het college stelt beleidsregels vast, waarin nadere voorschriften kunnen worden opgenomen omtrent de over te leggen bescheiden bij een subsidieaanvraag, de subsidiesystematiek, de subsidienormen, de subsidiegrondslag, de subsidiecriteria, eigen bijdrage, eventuele indexering, vorming van reserves, subsidievoorwaarden en overlegstructuren. Voor nadere afspraken rond subsidiëring kan desgewenst verwezen worden naar een samenwerkingsovereenkomst, convenant e.d.

  • 6. Artikel 4:24 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing op subsidie verleend bij of krachtens deze verordening. Het college kan beleidsregels vaststellen met betrekking tot de verslagen over doelmatigheid en effecten van subsidies.

  • 7. Afdeling 4.2.8 alsmede de artikelen 4:71 en 4:72 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van toepassing op instellingen met een subsidie van € 100.000,00 of meer.

  • 8. Voor subsidies van meerdere overheden aan (boven)regionale instellingen op grond van een landelijke of gemeenschappelijke regeling of andere afspraken met de Westfriese gemeenten of anderszins zijn de bepalingen uit deze algemene subsidieverordening Opmeer en het bijbehorende subsidieprogramma slechts voor zover mogelijk van toepassing.

  • 9. Een subsidie is altijd slechts aanvullend. Er wordt in principe alleen subsidie verstrekt als een instelling niet zelf in zijn financiële middelen kan voorzien. Afspraken over financiële reserves die van invloed zouden kunnen zijn op de hoogte van de subsidie worden desgewenst vastgelegd in de beleidsregels.

Artikel 4: bevoegdheden

  • -

    De raad stelt de algemene subsidieverordening vast.

  • -

    De raad stelt op grond van de begroting jaarlijks de subsidieplafonds vast.

  • -

    Het college is bevoegd tot het vaststellen van het subsidieprogramma, onder de voorwaarde dat de raad via de jaarlijkse begroting voldoende gelden ter beschikking stelt.

  • -

    Het college is bevoegd om de vaststelling van de subsidieverordening en het subsidieprogramma publiekelijk bekend te maken en ter inzage te leggen.

  • -

    Het college is bevoegd om jaarlijks de door de raad vastgestelde subsidieplafonds publiekelijk bekend te maken en ter inzage te leggen.

  • -

    Het college is bevoegd besluiten te nemen over weigering, verlening en vaststelling van subsidies.

  • -

    Het college is bevoegd tot mandatering over te gaan.

Hoofdstuk 2 Het subsidieproces

Paragraaf 1 De subsidieaanvraag

Artikel 5: moment van aanvragen

Aanvragen voor budgetsubsidies of waarderingssubsidies dienen voor 1 juli van het jaar voorafgaand aan het subsidietijdvak bij het college te worden ingediend.

Niet tijdig ontvangen aanvragen worden niet in behandeling genomen. Als indieningsdatum geldt de dag waarop de aanvraag is ontvangen door de gemeente. Als de aanvraag tijdig is ontvangen, maar het aanvraagformulier is niet volledig ingevuld of niet alle benodigde bijlagen zijn bijgevoegd of de gegevens zijn onvoldoende voor de beoordeling van de aanvraag, dan voldoet de aanvraag niet aan de wettelijke voorschriften voor het in behandeling nemen van de aanvraag. De aanvrager krijgt dan de mogelijkheid om gedurende 4 weken aanvullende informatie te leveren. Als de aanvraag niet volledig ingediend is na afloop van de herstelperiode, wordt de aanvraag onvolledig verklaard en wordt deze niet in behandeling genomen.

Aanvragen voor incidentele subsidies dienen bij voorkeur ten minste 13 weken voor aanvang van de activiteit(en) waarvoor de subsidie wordt aangevraagd bij het college te worden ingediend.

Artikel 6: eisen aan de subsidieaanvraag van meer dan € 5.000,00

  • 1. Onverminderd het bepaalde in art. 4:2 Awb en tenzij in een beleidsregel anders is bepaald, gaat een aanvraag voor subsidie van meer dan € 5.000,00 in ieder geval vergezeld van:

    • -

      een activiteitenplan, waarbij de normen in de beleidsregels kunnen worden vastgelegd;

    • -

      een begroting met toelichting voor het komende boekjaar of de betreffende activiteiten;

    • -

      de jaarrekening van het voorgaande boekjaar voor zover aanwezig;

    • -

      een door het bestuur ondertekende verklaring van het aantal (jeugd)leden onder vermelding van hun woongemeente, voor zover van toepassing;

    • -

      een opgave van de bestuurs- en/of directiesamenstelling, voor zover deze informatie nog niet in het bezit van het college of het regionale samenwerkingsverband is;

    • -

      een overzicht van te verwachten ontwikkelingen in de komende subsidieperiode die van invloed kunnen zijn op de hoogte van het subsidiebedrag. Onderdeel daarvan kan zijn – indien van toepassing - een plan over de opbouw van het eigen vermogen en de eventueel gewenste voorzieningen gedurende die periode.

Artikel 7: eisen aan de subsidieaanvraag van minder dan € 5.000,00

Onverminderd het bepaalde in art 4:2 Awb kan voor een subsidieaanvraag van minder dan € 5.000,00 volstaan worden met indienen van een vereenvoudigde beschrijving van en begroting voor de betreffende activiteit(en).

Artikel 8: oprichtingsakte

Indien nog niet eerder subsidie is aangevraagd en de aanvraag betreft een budgetsubsidie van meer van € 5.000,00, dient de aanvraag tevens vergezeld te gaan van een afschrift van de oprichtingsakte van de rechtspersoon dan wel van de statuten zoals deze laatstelijk zijn gewijzigd, voor zover van toepassing.

Artikel 9: overige aanvragen voor subsidie

Voor zover de aanvrager voor dezelfde begrote uitgaven tevens subsidie en/of een financiële bijdrage heeft aangevraagd bij andere bestuursorganen, fondsen of dergelijke, doet hij daarvan mededeling in de aanvraag, onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen. Het is niet mogelijk om bij de gemeente Opmeer voor dezelfde begrote uitgaven of activiteit aanspraak te maken op enige regeling als reeds in enige andere vorm voorzien is in subsidiëring van deze begrote uitgaven of activiteit door de gemeente Opmeer.

Artikel 10: moment van in behandeling nemen

Een subsidieaanvraag wordt pas in behandeling genomen als aan alle vereisten is voldaan.

Paragraaf 2 De subsidieverlening

Artikel 11: weigering subsidie

Subsidies kunnen, naast de in art. 4:25 en 4:35 van de Awb genoemde gevallen, gemotiveerd geweigerd worden indien gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat:

  • -

    de activiteiten van de aanvrager niet gericht zullen zijn op de gemeente of niet aanwijsbaar ten goede komen aan ingezetenen van de gemeente;

  • -

    de gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor het doel waarvoor subsidie beschikbaar wordt gesteld;

  • -

    de aanvrager doeleinden beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang, de openbare orde of het gemeentelijk beleid;

  • -

    de aanvrager zich onvoldoende heeft ingezet voor het verkrijgen van middelen, anders dan subsidie, voor bekostiging van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd, terwijl dit gelet op de aard van de aanvrager en/of de activiteiten redelijkerwijs verwacht had mogen worden;

Subsidies kunnen worden geweigerd indien niet voldaan is aan de eisen gesteld in de artikelen 5 t/m 10 van deze verordening.

Artikel 12: besluit college

Het college beslist uiterlijk binnen 13 weken na ontvangst over de aanvraag voor incidentele subsidie.

Het college beslist uiterlijk op 31 december voorafgaand aan het eerste jaar van de subsidieperiode over de aanvraag voor budgetsubsidie of waarderingssubsidie.

Indien het door onvoorziene omstandigheden niet mogelijk is om binnen de genoemde termijn een besluit te nemen, stelt het college de aanvrager daarvan voor het verstrijken van de termijn in kennis onder vermelding van de reden en noemt daarbij een termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

Artikel 13: verplichtingen van de ontvanger van een budgetsubsidie

De subsidieontvanger is, zolang de subsidie nog niet is vastgesteld, gedurende het subsidietijdvak verplicht jaarlijks voor 1 juli na afloop van het boekjaar of de activiteiten de volgende bescheiden, voor zover van toepassing, in te dienen bij het college:

  • -

    een jaarrekening van het afgelopen boekjaar of activiteiten als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

  • -

    een begroting voor het komende boekjaar;

  • -

    een activiteitenplan voor het komende boekjaar.

Artikel 14: accountantsverklaringen

Indien de verleende subsidie het bedrag van € 100.000,00 te boven gaat of indien de gemeente een door de gemeente bekostigd onderzoek door een accountant noodzakelijk acht, dan dient de in artikel 13 bedoelde jaarrekening te zijn voorzien van een van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek afkomstige schriftelijke verklaring omtrent de getrouwheid onderscheidenlijk een mededeling, inhoudende dat van onjuistheden niet is gebleken. Het college kan de normen voor de accountantscontrole nader invullen, bijvoorbeeld onderzoek gericht op de naleving van de bepalingen in deze verordening. Deze normen worden vastgelegd in de beleidsregels.

Artikel 15: inrichting administratie

De subsidieontvanger voert een zodanig ingerichte administratie, dat daaruit te allen tijde de voor de verlening van de subsidie van belang zijnde rechten en verplichtingen alsmede de betalingen en de ontvangsten kunnen worden nagegaan.

Artikel 16: meldingsplicht

Indien gedurende een boekjaar aanmerkelijke verschillen, zijnde meer dan 10% van het subsidiebedrag met een minimum van € 10.000,00, ontstaan of dreigen te ontstaan tussen de werkelijke uitgaven en inkomsten en de begrote uitgaven en inkomsten of andere voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde gegevens, doet de subsidieontvanger daarvan onverwijld mededeling aan de subsidiegever onder vermelding van de oorzaak van de verschillen.

Artikel 17: overige verplichtingen

Het college kan de subsidieontvanger ook andere dan de in art. 4:37 van de Awb genoemde verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

De in de eerste zin van artikel 17 genoemde verplichtingen dienen in de beschikking tot subsidieverlening te zijn opgenomen.

Artikel 18: verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie

Het college kan de subsidieontvanger verplichtingen opleggen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

Verplichtingen als bedoeld in de eerste zin van dit artikel kunnen slechts betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

De in de eerste zin genoemde verplichtingen dienen in de beschikking tot subsidieverlening te zijn opgenomen.

Artikel 19: vergoeding over vermogensvorming

Voor zover het verstrekken van subsidies, in de gevallen genoemd in art. 4:41, tweede lid Awb, heeft geleid tot vermogensvorming is de subsidieontvanger daarvoor een vergoeding verschuldigd aan de gemeente.

De hoogte van de in de eerste zin bedoelde vergoeding wordt door het college vastgesteld in evenredigheid met het aandeel dat de subsidieverstrekking aan die vermogensvorming heeft bijgedragen. De formule t.b.v. de berekening is opgenomen in het subsidieprogramma.

Paragraaf 3: de subsidievaststelling

Artikel 20: activiteitenverslag en jaarrekening

Een waarderingssubsidie wordt bij de verlening meteen vastgesteld.

Het verzoek tot vaststelling van de budgetsubsidie over de afgelopen subsidieperiode wordt gelijktijdig met de aanvraag voor subsidie voor de volgende subsidieperiode ingediend. De aanvraag tot vaststelling wordt gevolgd door in ieder geval een activiteitenverslag en een financieel verslag en/of jaarrekening, die uiterlijk 1 juli na afloop van de subsidieperiode ontvangen moeten zijn. De subsidie wordt niet afgerekend. Wel kan het college ten behoeve van de vaststelling zo nodig laten onderzoeken of de besteding van de bijdrage ten goede is gekomen aan de activiteit waarvoor de subsidie bedoeld was.

Indien de verleende subsidie het bedrag van € 100.000,00 te boven gaat, dan dient de in dit artikel, onder lid 1 bedoelde jaarrekening te zijn voorzien van een van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, afkomstige schriftelijke verklaring omtrent de getrouwheid onderscheidenlijk een mededeling dat van onjuistheden niet is gebleken.

Artikel 21: beslissingstermijn

Uiterlijk een jaar na afloop van de subsidieperiode neemt het college een besluit over de vaststelling van de subsidie.

Paragraaf 4: betaling

Artikel 22: betaling van de subsidie

  • 1. Uiterlijk 13 weken na verzending van de subsidiebeschikking zal worden overgegaan tot uitbetaling van de subsidie, rekening houdend met de eventuele in de beschikking aangegeven termijnen.

Artikel 23: voorschotten

Vooruitlopend op de subsidievaststelling – voor zover daar sprake van is - zullen voorschotten worden verleend.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 24: hardheidsclausule

Het college kan, in kennelijk onbillijke gevallen, van één of meerdere verplichtingen uit deze verordening ten gunste van de aanvrager van subsidie ontheffing verlenen of de artikelen die op de aanvraag en de verlening van het subsidie betrekking hebben buiten toepassing laten of daarvan afwijken.

Het college kan bepalen dat de procedureregels voor subsidieaanvragen in deze verordening niet gelden voor de door het college aan te wijzen instellingen.

Artikel 25: inwerkingtreding en intrekking

De verordening is aangepast en opnieuw vastgesteld in de openbare raadsvergadering d.d. 13 december 2007.

De verordening is vervolgens d.d. 20 december 2007 gepubliceerd in de Koggenlander en is tevens vanaf die datum gedurende 6 weken ter inzage gelegd in de Openbare Bibliotheek en bij de balie van het gemeentehuis Opmeer. Vervolgens is de verordening op 1 januari 2008 in werking getreden.

Artikel 26: citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Algemene Subsidieverordening Opmeer 2008”.

Ondertekening

Aldus aangepast in de openbare vergadering van de raad der gemeente Opmeer, gehouden op 13 december 2007

de griffier

M.C.G.M. Bekker

de voorzitter

G.J.A.M. Nijpels