Verordening op het burgerinitiatiefvoorstel

Geldend van 16-01-2003 t/m heden

Intitulé

VERORDENING BURGERINITIATIEFVOORSTEL

De raad van de gemeente Opmeer;

Gelezen het voorstel van de werkgroep dualisering, d.d. 25 september 2002, nummer 1;

Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder een burgerinitiatiefvoorstel: een voorstel van een initiatiefgerechtigde ter plaatsing op de agenda van de vergadering van de raad.

Artikel 2

  • 1. De raad plaatst een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van zijn vergadering indien daartoe door een initiatiefgerechtigde een geldig verzoek is ingediend.

  • 2. Ongeldig is het verzoek dat:

    • a.

      niet door ten minste 15 initiatiefgerechtigden is ondertekend, waarbij voor maatschappelijke organisaties geldt dat het bestuur ervan ondertekend;

    • b.

      een onderwerp als bedoeld in artikel 4 bevat, of

    • c.

      niet voldoet aan de voorwaarden, gesteld in artikel 5.

Artikel 3

  • 1. Initiatiefgerechtigd zijn personen die in Opmeer woonachtig zijn, die in Opmeer onroerend goed in eigendom hebben, werkzaam zijn in Opmeer, of bij de Kamer van Koophandel staan ingeschreven als zelfstandige in Opmeer en een leeftijd hebben bereikt van 16 jaar.

  • 2. In afwijking van het gestelde onder 1 zijn ook initiatiefgerechtigd maatschappelijke organisaties die in Opmeer werkzaam zijn.

  • 3. Voor de beoordeling of aan de vereisten voor initiatiefgerechtigdheid is voldaan, is de toestand op de dag van indiening van het verzoek bepalend.

Artikel 4

Een burgerinitiatiefvoorstel houdt niet in:

  • a.

    een onderwerp dat niet behoort tot de bevoegdheid van de raad;

  • b.

    een vraag over het gemeentelijk beleid dat niet ouder is dan 2 jaar;

  • c.

    een klacht in de zin van hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht over een gedraging van het gemeentebestuur;

  • d.

    een bezwaar in de zin van hoofdstuk 7 van de Algemene wet bestuursrecht tegen een besluit van het gemeentebestuur, of

  • e.

    een onderwerp dat een wijziging van beleid betreft dat al in een vergevorderd stadium van ontwikkeling is, of dat al in uitvoering is.

Artikel 5

  • 1. Het verzoek ter plaatsing van een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van de vergadering van de raad wordt schriftelijk ingediend bij de burgemeester of de griffier.

  • 2. Het verzoek bevat ten minste:

    • a.

      een nauwkeurige omschrijving van het burgerinitiatiefvoorstel;

    • b.

      een toelichting op het burgerinitiatiefvoorstel;

    • c.

      de achternaam, de voornamen, het adres, de geboortedatum en de handtekening van de verzoeker en zijn plaatsvervanger, en

    • d.

      een lijst met de voornamen, achternamen, adressen, geboortedata en handtekeningen van de initiatiefgerechtigden die het verzoek ondersteunen.

  • 4. Voor de indiening van het verzoek wordt gebruik gemaakt van het in bijlage van deze verordening opgenomen model.

Artikel 6

  • 1. De raad beslist in de eerstvolgende vergadering na de datum van indiening van het verzoek of het burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van de vergadering van de raad wordt geplaatst, met dien verstande dat ten minste twee weken is gelegen tussen de dag van indiening van het verzoek en de dag van de vergadering waarin op het verzoek wordt beslist.

  • 2. Indien de raad het verzoek afwijst wegens strijd met artikel 4, onder a, kan de raad het voorstel doorzenden aan burgemeester en wethouders.

  • 3. Indien de raad het verzoek toewijst, dan agendeert hij het burgerinitiatiefvoorstel voor de eerstvolgende vergadering van de raad.

  • 4. De burgemeester nodigt de verzoeker schriftelijk uit voor de vergadering waarvoor het burgerinitiatiefvoorstel is geagendeerd. De verzoeker of zijn plaatsvervanger heeft tijdens deze vergadering de gelegenheid om zijn burgerinitiatiefvoorstel mondeling nader toe te lichten.

  • 5. Binnen een maand nadat de raad over het burgerinitiatiefvoorstel een besluit heeft genomen wordt dit besluit bekendgemaakt door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze.

  • 6. Tegelijkertijd met de bekendmaking wordt van het besluit mededeling gedaan aan verzoeker.

Artikel 7

De burgemeester brengt over elk jaar een verslag uit over de werking van het recht van burgerinitiatief in de praktijk.

Artikel 8

Deze verordening treedt in werking op de dag waarop na de bekendmaking van het besluit tot vaststelling van de verordening zes weken zijn verstreken en kan worden aangehaald als “Verordening op het burgerinitiatiefvoorstel”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 14 november 2002.
De voorzitter,
J.F.N. Cornelisse
De secretaris,
J.Th. Smit