Kernbegrippen bestuurlijke integriteit en gedragscode voor bestuurders

Geldend van 05-12-2002 t/m heden

Intitulé

Kernbegrippen bestuurlijke integriteit en gedragscode voor bestuurders

Beetsterzwaag, 2 december 2002.

Vaststelling kernbegrippen bestuurlijke integriteit en gedragscode voor bestuurders.

De raad der gemeente Opsterland;

gelet op de artikelen 15, 41c, 69 van de Gemeentewet;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 29 oktober 2002;

BESLUIT

vast te stellen de volgende:

I Kernbegrippen van bestuurlijke integriteit

Leden van de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester stellen bij hun handelen de kwaliteit van het openbaar bestuur centraal. Integriteit van het openbaar bestuur is daarvoor een belangrijke voorwaarde. De belangen van de gemeente, en in het verlengde daarvan die van de burgers, zijn het primaire richtsnoer.

Bestuurlijke integriteit houdt in dat de verantwoordelijkheid die met de functie samenhangt wordt aanvaard en dat er de bereidheid is om daarover verantwoording af te leggen. Verantwoording wordt intern afgelegd aan collega-bestuurders of de gemeenteraad, maar ook extern aan organisaties en burgers voor wie bestuurders hun functie vervullen.

Een aantal kernbegrippen is daarbij leidend en plaatst bestuurlijke integriteit in een breder perspectief:

Dienstbaarheid

Het handelen van een bestuurder is altijd en volledig gericht op het belang van de gemeente en op de organisaties en burgers die daar onderdeel van uit maken.

Functionaliteit

Het handelen van een bestuurder heeft een herkenbaar verband met de functie die hij vervult in het bestuur.

Onafhankelijkheid

Het handelen van een bestuurder wordt gekenmerkt door onpartijdigheid, dat wil zeggen dat geen vermenging optreedt met oneigenlijke belangen en dat ook iedere schijn van een dergelijke vermenging wordt vermeden.

Openheid

Het handelen van een bestuurder is transparant, opdat optimale verantwoording mogelijk is en de controlerende organen volledig inzicht hebben in het handelen van de bestuurder en zijn beweegredenen daarbij.

Betrouwbaarheid

Op een bestuurder moet men kunnen rekenen. Die houdt zich aan zijn afspraken. Kennis en informatie waarover hij uit hoofde van zijn functie beschikt, wendt hij aan voor het doel waarvoor die zijn gegeven.

Zorgvuldigheid

Het handelen van een bestuurder is zodanig dat alle organisaties en burgers op gelijke wijze en met respect worden bejegend en dat belangen van partijen op correcte wijze worden afgewogen.

Deze kernbegrippen zijn de toetssteen voor de nu volgende gedragsafspraken.

II Gedragscode voor bestuurders

Artikel 1 Algemene bepalingen

  • 1.

    Deze gedragscode geldt voor de leden van de drie gemeentelijke bestuursorganen, de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester, hierna te noemen bestuurders.

  • 2.

    In gevallen waarin de code niet voorziet of waarbij de toepassing niet eenduidig is, vindt bespreking plaats in respectievelijk de gemeenteraad of het college.

  • 3.

    Bij twijfel, vragen, gesignaleerde gedragslijnen en ontwikkelingen is de burgemeester het eerste aanspreekpunt.

  • 4.

    De code is openbaar en door derden te raadplegen.

  • 5.

    De leden van de raad, het college en de burgemeester ontvangen bij hun aantreden een exemplaar van de code.

    Artikel 2 Belangenverstrengeling en aanbesteding

  • 1.

    Een bestuurder doet opgave van zijn financiële belangen in ondernemingen en organisaties. De opgave is openbaar.

  • 2.

    Bij privaatpublieke samenwerkingsrelaties voorkomt de bestuurder bevoordeling in strijd met eerlijke concurrentieverhoudingen, alsmede de schijn daarvan.

  • 3.

    Een bestuurder die familie- of vriendschapsbetrekkingen of anderszins persoonlijke betrekkingen heeft met een aanbieder van diensten aan de gemeente, onthoudt zich van deelname aan de besluitvorming over de betreffende opdracht.

  • 4.

    Een bestuurder neemt van een aanbieder van diensten aan de gemeente geen faciliteiten of diensten aan die zijn onafhankelijke positie ten opzichte van de aanbieder kan beïnvloeden.

    Artikel 3 Nevenfuncties

  • 1.

    De kosten die een bestuurder maakt in verband met een nevenfunctie uit hoofde van het ambt (q.q.-nevenfunctie) en die worden vergoed door de instelling waarvoor die nevenfunctie wordt verricht, kunnen niet bij de gemeente worden gedeclareerd.

    Artikel 4 Informatie

  • 1.

    Een bestuurder gaat zorgvuldig en correct om met informatie waarover hij uit hoofde van zijn ambt beschikt. Hij verstrekt geen geheime informatie, als bedoeld in artikel 47 van het reglement van orde voor de vergaderingen van de raad.

  • 2.

    Een bestuurder houdt geen informatie achter, tenzij deze geheim of vertrouwelijk is en het niet geven van informatie mogelijk is op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur.

  • 3.

    Een bestuurder maakt niet ten eigen bate of van zijn persoonlijke betrekkingen gebruik van in de uitoefening van het ambt verkregen informatie.

    Artikel 5 Aannemen van geschenken en giften

  • 1.

    Geschenken en giften die een bestuurder uit hoofde van zijn functie ontvangt, worden gemeld en geregistreerd en zijn eigendom van de gemeente.

  • 2.

    Indien een bestuurder geschenken of giften ontvangt die een waarde van minder dan 50 euro vertegenwoordigen, kunnen deze in afwijking van het bovenstaande worden behouden en behoeven ze niet te worden gemeld en geregistreerd.

    Artikel 6 Bestuurlijke uitgaven

  • 1.

    Uitgaven worden uitsluitend vergoed als de hoogte en de functionaliteit ervan kunnen worden aangetoond.

  • 2.

    Ter bepaling van de functionaliteit van bestuurlijke uitgaven worden de volgende criteria gehanteerd.

    • a.

      met de uitgave is het belang van de gemeente gediend

    • b.

      de uitgave vloeit voort uit de functie van de bestuurder.

      Artikel 7 Declaraties

  • 1.

    De bestuurder declareert geen kosten die reeds op andere wijze worden vergoed.

  • 2.

    Declaraties worden afgewikkeld volgens een daartoe door de raad cq het college vastgestelde administratieve procedure.

  • 3.

    De bestuurder maakt daarbij gebruik van vastgesteld formulier. Bij het formulier wordt een betalingsbewijs gevoegd en op het formulier wordt de functionaliteit van de uitgave vermeld.

  • 4.

    Gemaakte kosten worden periodiek gedeclareerd. Eventuele voorschotten worden voorzover mogelijk binnen een maand afgerekend.

  • 5.

    De griffier respectievelijk de gemeentesecretaris is verantwoordelijk voor een deugdelijke administratieve afhandeling en registratie van declaraties. Declaraties van bestuurders worden administratief afgehandeld door een daartoe aangewezen ambtenaar.

  • 6.

    In geval van twijfel omtrent de rechtmatigheid van een declaratie, overlegt de betreffende (ambtelijke) budgethouder in eerste instantie met de indiener van de declaratie en indien dit niet tot een bevredigende oplossing leidt in tweede instantie met de burgemeester. Zonodig wordt de declaratie ter besluitvorming aan de raad of het college voorgelegd. In geval van twijfel over een declaratie van de burgemeester zelf overlegt hij of zij met het college.

    Artikel 8 Creditcards

  • 1.

    De griffier of de gemeentesecretaris draagt zorg voor aanvragen, verstrekken en intrekken van creditcards. Het betreffende orgaan legt vast voor welk soort kosten de creditcard kan worden gebruikt.

  • 2.

    Bij de afhandeling van betalingen verricht met een creditcard wordt door de creditcardmaatschappij een overzicht van betalingen ingediend, met daarbij de betalingsbewijzen.

  • 3.

    Het overzicht wordt door de betreffende creditkaarthouder geverifieerd en op functionaliteit van de uitgave getoetst.

  • 4.

    Indien met de creditcard kosten zijn betaald die na deze verificatie blijken voor rekening van de bestuurder te moeten komen, wordt dit door de betreffende bestuurder aangetekend, opdat de (ambtelijke) kassier aan de bestuurder een factuur kan zenden ter hoogte van het bedrag dat voor zijn rekening dient te blijven.

  • 5.

    Ingeval van twijfel over een correct gebruik van de creditcard, overlegt de betreffende (ambtelijke) budgethouder in eerste instantie met de betreffende bestuurder en indien dit niet tot een bevredigende oplossing leidt in tweede instantie met de burgemeester. Zonodig wordt de uitgave ter besluitvorming aan de raad of het college voorgelegd. In geval van twijfel over een correct gebruik van de creditcard door de burgemeester zelf overlegt hij of zij met het college.

    Artikel 9 Gebruik van gemeentelijke voorzieningen

  • 1.

    Gebruik van gemeentelijke eigendommen of voorzieningen voor niet gemeente gerelateerde zaken en activiteiten is niet toegestaan.

  • 2.

    Bestuurders kunnen op basis van een overeenkomst ter zake voor zakelijk gebruik een fax, mobiele telefoon en computer in bruikleen ter beschikking krijgen.

    Artikel 10 Reizen, werkbezoeken, e.d.

  • 1.

    Een bestuurder die het voornemen heeft uit hoofde van de functie een buitenlandse reis te maken, heeft toestemming nodig van de raad of het college. Het college stelt de raad van het besluit op de hoogte.

  • 2.

    Een bestuurder die het voornemen van een reis meldt, verschaft informatie over het doel van de reis, de bijbehorende beleidsoverwegingen, de samenstelling van het gezelschap en de geraamde kosten.

  • 3.

    Uitnodigingen voor reizen, werkbezoeken en dergelijke op kosten van derden worden altijd besproken in de raad of het college en onder meer getoetst op het risico van belangenverstrengeling. Het gemeentelijk belang van de reis is doorslaggevend voor de besluitvorming.

  • 4.

    De bestuurder is verantwoordelijk voor de inhoudelijke en financiële verslaglegging van de reis aan de gemeenteraad of het college.

  • 5.

    Het betreffende bestuursorgaan beslist in het belang van de gemeente en de doelstelling van de reis over de samenstelling en omvang van het reisgezelschap en bepaalt tevens op wiens kosten de partner of derden met het gezelschap meereizen.

  • 6.

    Het verlengen van een buitenlandse dienstreis voor privé-doeleinden is toegestaan, mits dit is betrokken bij de besluitvorming van de raad of het college. De extra reis- en verblijfkosten komen volledig voor rekening van de bestuurder.

  • 7.

    De in verband met de buitenlandse dienstreis gedane functionele uitgaven worden vergoed conform de geldende regelingen. Uitgaven worden vergoed voorzover zij door de raad redelijk en verantwoord worden geacht.

    De raad voornoemd,

    , voorzitter.

    , griffier.