Regeling vervallen per 01-01-2017

Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Opsterland 2016

Geldend van 01-01-2016 t/m 31-12-2016

Intitulé

Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Opsterland 2016

FINANCIEEL BESLUIT MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING GEMEENTE OPSTERLAND 2016

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Opsterland;

gelet op de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Opsterland 2015 zoals vastgesteld door de raad bij besluit van 17 november 2014;

stellen vast:

het Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Opsterland 2016

Hoofdstuk 1. Algemeen

Artikel 1 Begripsbepalingen

1. De begripsbepalingen uit de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Opsterland 2015 (hierna: “de Verordening”) zijn van toepassing op dit Besluit.

2. Alle begrippen die in dit besluit worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, het besluit, de Awb en de Verordening.

Hoofdstuk 1. Vormen van de te verstrekken maatwerkvoorzieningen

Artikel 2 Verzoek om een voorziening in natura Verstrekking van een toegekende maatwerkvoorziening in de vorm van een voorziening in natura vindt plaats op verzoek van de belanghebbende.

Artikel 3 Verzoek om een voorziening in de vorm van een persoonsgebonden

budget (PGB)

Verstrekking van een toegekende maatwerkvoorziening in de vorm van een PGB vindt plaats op verzoek van de belanghebbende, waarbij voldaan moet worden aan de voorwaarden zoals gesteld in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Verordening.

Hoofdstuk 2. Bepalingen rondom het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de

vorm van een PGB

Paragraaf 1: Algemene voorwaarden en procedurele bepalingen

Definities:

Sociaal netwerk: zie artikel 1.1.1 lid 1 Wmo 2015.

Gekwalificeerd: In het bezit van de in de branche vastgestelde Basiscompetentieprofielen

Artikel 4 Voorwaarden voor de verstrekking van een PGB

  • 1.

    De belanghebbende stelt zich gemotiveerd op het standpunt dat hij de betreffende maatwerkvoorziening in de vorm van een PGB geleverd wenst te krijgen.

  • 2.

    De belanghebbende die verzoekt in aanmerking te komen voor een PGB is op eigen kracht voldoende in staat tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn vertegenwoordiger. Tevens heeft hij inzicht in keuzemogelijkheden tussen de verschillende leveranciers en voorzieningen.

  • 3.

    De met behulp van een PGB aangeschafte voorziening(en) moet adequaat gemaakt en onderhouden kunnen worden. Dit betekent dat de belanghebbende dan wel degene door wie hij wordt bijgestaan, in staat moet zijn de voorzieningen bij een leverancier uit te kiezen, aan te kopen en zorg te dragen dat de voorziening gedurende de looptijd van het PGB in goede staat in gebruik kan blijven.

  • 4.

    Er mag geen sprake zijn van financiële problemen bij de belanghebbende, tenzij op belanghebbende financieel toezicht wordt uitgeoefend door bijvoorbeeld het maatschappelijk werk of een gemeentelijke kredietbank.

  • 5.

    De volgende voorwaarden worden gehanteerd bij het verstrekken van een PGB:

  • -

    Eenmalige uitkering bij beëindiging van de PGB relatie met de aanbieder is toegestaan;

  • -

    Reiskostenvergoeding is toegestaan;

  • -

    Betaling kan per maand of per uur, naar gelang de wens van de cliënt;

  • -

    Administratiekosten mogen van het PGB niet worden betaald;

  • -

    Bemiddelingskosten zijn niet toegestaan;

  • -

    Feestdagenvergoeding is niet toegestaan.

    Artikel 5 Weigering van een PGB

    1. Toekenning van een PGB wordt geweigerd indien de belanghebbende niet voldoet aan de algemene voorwaarden als bedoeld in artikel 4.

    2. Toekenning van een PGB kan ook geweigerd worden indien:

    • a.

      het een verstrekking betreft voor een periode korter dan 3 maanden.

    • b.

      bij een aanvrager met een zeer progressief ziektebeeld al op voorhand vast staat dat binnen korte tijd vervanging van de voorziening nodig is, wellicht daarna weer.

      Artikel 6 De toekenning van het PGB

  • 1.

    Als de hoogte van het PGB is vastgesteld, wordt het bij beschikking aan de belanghebbende bekend gemaakt. In deze beschikking wordt in elk geval vermeld wat de maximale omvang van het PGB is, aan welke voorwaarden voldaan moet en voor welke periode het PGB bedoeld. In de beschikking wordt ook vermeld wanneer een bijdrage in de kosten verschuldigd is.

  • 2.

    De Sociale verzekeringsbank, genoemd in artikel 3 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, voert namens het college de betalingen ten laste van verstrekte persoonsgebonden budgetten, alsmede het hiermee verbonden budgetbeheer, uit.

    Artikel 7 Het PGB-plan

  • 1.

    Als aan de belanghebbende een maatwerkvoorziening in de vorm van een PGB wordt toegekend, stelt de belanghebbende een PGB-plan op waarin in elk geval wordt opgenomen:

    • a.

      welke maatwerkvoorziening de goedkoopst adequate oplossing is;

    • b.

      om welke reden(en) hij de maatwerkvoorziening in de vorm van een PGB verstrekt wenst te krijgen;

    • c.

      welke hulpverlener(s) hij wil contracteren, dan wel welke fysieke voorziening(en) hij aan wil schaffen;

    • d.

      de arbeidsovereenkomst(en) die hij wil sluiten met de hulpverlener(s), dan wel een offerte van de voorziening(en) die hij aan wil schaffen inclusief de kosten voor onderhoud, reparatie, keuring en verzekering van deze voorziening.

  • 2.

    Wanneer er tussen het college en de belanghebbende overeenstemming is bereikt over de inhoud van het PGB-plan, zal het plan opgenomen worden in de beschikking en mag de belanghebbende overgaan tot het contracteren van de hulpverleners, dan wel het verkrijgen van de fysieke voorziening.

    Artikel 8 De uitbetaling van het PGB

  • 1.

    De belanghebbende dient de facturen ten behoeve van de afgesproken maatwerkvoorziening in bij de Sociale verzekeringsbank.

  • 2.

    De Sociale verzekeringsbank controleert of de facturen overeen komen met de arbeidsovereenkomst(en), dan wel de vooraf ingediende offerte alvorens over wordt gegaan op het betalen van de factuur.

    Artikel 9 Terugvorderen

  • 1.

    Het PGB wordt (deels) teruggevorderd als:

    • a.

      het budget niet of niet volledig wordt aangewend voor het doel waarvoor het is verstrekt;

    • b.

      door een voortschrijdend ziektebeeld de geïndiceerde voorziening niet meer adequaat is en de belanghebbende de voorziening nog niet heeft aangekocht of besteld;

    • c.

      de belanghebbende zich niet houdt aan voorwaarden waaronder het PGB is verstrekt.

  • 2.

    Het PGB of de voorziening kan worden teruggevorderd als belanghebbende overlijdt of verhuist naar een andere gemeente.

  • 3.

    Terugvordering van een PGB kan plaatsvinden indien de voorziening niet (volledig) wordt gebruikt.

  • 4.

    Bij terugvordering van een PGB voor een fysieke voorziening worden de terugvorderingstermijnen c.q. percentages gehanteerd zoals weergegeven in de ‘bijlage 1 tabellen’.

  • 5.

    Er wordt niet overgegaan tot terugvordering indien het terug te vorderen bedrag minder dan € 55,00 bedraagt.

    Paragraaf 2: De vaststelling van de hoogte van het PGB

    Artikel 10 De hoogte van het PGB voor het kunnen voeren van een gestructureerd huishouden

  • 1.

    De hoogte van het PGB in verband met het kunnen voeren van een gestructureerd huishoudenis afhankelijk van het toegekende aantal uren hulp waarmee het resultaat gerealiseerd kan worden.

  • 2.

    Voor hulp bij het kunnen voeren van een gestructureerd huishouden wordt een bedrag per uur beschikbaar gesteld.

  • 3.

    De PGB-bedragen van het lopende kalenderjaar zijn opgenomen in de ‘bijlage 1 tabellen’. Er wordt verondersteld dat deze bedragen toereikend zijn om de geïndiceerde hulp in te kopen.

    Artikel 11 De hoogte van het PGB voor een roerende woonvoorziening

  • 1.

    Het PGB voor een roerende woonvoorziening en de eventueel daarmee samenhangende kosten van onderhoud, verzekering, keuring en reparatie wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de voor de gemeente goedkoopst adequate voorziening (zo mogelijk uit het kernassortiment), zoals dat door het college aan de leverancier of de woningcorporaties wordt betaald (onder aftrek van het kortingspercentage dat door de leverancier wordt geboden).

  • 2.

    Voor voorzieningen die buiten het kernassortiment vallen kan de hoogte van het PGB worden vastgesteld aan de hand van één of meer offertes.

    Artikel 12 De hoogte van het PGB voor een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening

  • 1.

    De hoogte van het PGB voor een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening en de daarmee eventueel samenhangende kosten van onderhoud, verzekering, keuring en reparatie kan worden bepaald op basis van een voorcalculatie of aan de hand van door de belanghebbende opgevraagde vergelijkbare offertes, waarbij de prijs van de leverancier die de goedkoopst adequate voorziening kan leveren doorslaggevend is. De gemeente is gemachtigd om een tegenofferte op te vragen.

  • 2.

    De hoogte van het PGB voor een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening kan worden vastgesteld op basis van een voorcalculatie of op basis van de tegenwaarde die vermeld staat in de door het college geaccepteerde offerte voor de goedkoopst adequate voorziening.

  • 3.

    Bij de berekening van de hoogte van een PGB voor de kosten van een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening, worden enkel de volgende kosten meegerekend:

    • a.

      De aanneemsom (hierin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de voorziening. Indien de voorziening in zelfwerkzaamheid wordt getroffen, vervalt de post loonkosten en worden alleen de materiaalkosten vergoed.

    • b.

      Het architectenhonorarium tot ten hoogste 10% van de aanneemsom met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in DNR 2011 van de BNA. Alleen in die gevallen dat het noodzakelijk is dat een architect voor de woningaanpassing moet worden ingeschakeld worden deze kosten subsidiabel geacht. Het betreft dan veelal de ingrijpender woningaanpassingen.

    • c.

      De kosten voor het toezicht op de uitvoering, indien dit noodzakelijk is, tot een maximum van 2% van de aanneemsom.

    • d.

      De leges voor zover deze betrekking hebben op het treffen van de voorziening.

    • e.

      De verschuldigde en niet verrekenbare of terugvorderbare omzetbelasting.

    • f.

      Renteverlies, dat ontstaat indien de belanghebbende noodzakelijke betaling aan derden moet doen voordat tot vergoeding is overgegaan, maar uitsluitend indien deze betalingen verband houden met de bouw dan wel het treffen van voorzieningen.

    • g.

      De prijs van bouwrijpe grond indien de aanschaf van de grond noodzakelijk is omdat niet binnen het oorspronkelijke kavel gebouwd kan worden.

    • h.

      Na de oorspronkelijke raming ontstane kosten, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien konden worden, mits het college schriftelijk toestemming geeft voor de uitgave van deze extra bedragen.

    • i.

      De kosten van noodzakelijk technisch onderzoek en voor advisering over de te treffen aanpassing.

    • j.

      De kosten van heraansluiting op de openbare nutsvoorziening.

      Artikel 13 De hoogte van het PGB voor een vervoersvoorziening

  • 1.

    Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen en de eventueel daarmee samenhangende kosten van onderhoud, verzekering, keuring en reparatie is gelijk aan de tegenwaarde van het bedrag dat de gemeente heeft bedongen, of zou hebben bedongen indien zij de vervoersvoorziening zelf zou hebben ingekocht.

  • 2.

    Voor voorzieningen die buiten het kernassortiment vallen kan de hoogte van het PGB worden vastgesteld aan de hand van één of meer offertes.

  • 3.

    Het persoonsgebonden budget voor aanpassingen aan een auto is beperkt tot aanpassingen met een economische levensduur van zeven jaar, die geplaats of overgeplaatst wordt in een auto met een economische levensduur van tenminste vijf jaar.

    Artikel 14 De hoogte van het PGB voor een rolstoel

  • 1.

    Het PGB voor een rolstoel, niet zijnde een sportrolstoel, wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst adequate voorziening, zoals dat door het college aan de gecontracteerde leverancier wordt betaald.

  • 2.

    Ten behoeve van onderhoud en reparatie van de vervoersvoorziening kan dit bedrag verhoogd worden met een door de gemeente te bepalen bedrag per jaar, dat gelijk is aan de gehanteerde prijzen van de door de gemeente gecontracteerde leverancier. Hierbij wordt uitgegaan van de gemiddelde gebruiksduur van de voorziening.

  • 3.

    Voor voorzieningen die buiten het assortiment vallen kan de hoogte van het PGB worden vastgesteld aan de hand van één of meer offertes.

    Artikel 15 De hoogte van het PGB voor een sportvoorziening

    Het PGB voor een sportvoorziening en de daarmee eventueel samenhangende kosten van onderhoud, verzekering, keuring en reparatie wordt bepaald aan de hand van door de belanghebbende opgevraagde vergelijkbare offertes, waarbij de prijs van de leverancier die de goedkoopst adequate voorziening kan leveren doorslaggevend is. De gemeente is gemachtigd om een tegenofferte op te vragen.

    Artikel 16 De hoogte van het PGB voor begeleiding

  • 1.

    De hoogte van het PGB in verband met begeleiding individueelis afhankelijk van het toegekende aantal uren begeleiding waarmee het resultaat gerealiseerd kan worden.

  • 2.

    De hoogte van het PGB in verband met begeleiding in groepsverband is afhankelijk van het aantal toegekende dagdelen begeleiding waarmee het resultaat gerealiseerd kan worden.

  • 3.

    Voor individuele begeleiding wordt een bedrag per uur beschikbaar gesteld.

  • 4.

    Voor begeleiding in groepsverband wordt een bedrag per dagdeel beschikbaar gesteld.

  • 5.

    De PGB-bedragen van het lopende kalenderjaar zijn opgenomen in de ‘bijlage 1 tabellen’. Deze bedragen zijn toereikend om begeleiding in te kopen.

    Artikel 17 De hoogte van het PGB voor logeren/respijtzorg

  • 1.

    De hoogte van het PGB in verband met logeren/respijtzorgis afhankelijk van het toegekende aantal dagen per week waarmee het resultaat gerealiseerd kan worden.

  • 2.

    Voor logeren/respijtzorg wordt een bedrag per etmaal beschikbaar gesteld.

  • 3.

    De PGB-bedragen van het lopende kalenderjaar zijn opgenomen in de ‘bijlage 1 tabellen’. Er wordt verondersteld dat deze bedragen toereikend zijn om logeren/respijtzorg in te kopen.

    Artikel 18 De hoogte van het PGB voor beschermd wonen of opvang

  • 1.

    beschermd wonen uitgevoerd door een door het college van de centrumgemeente gecontracteerde aanbieder of een daarmee te vergelijken aanbieder, bedraagt 100% van het tarief per uur voor beschermd wonen, zoals door het college gecontracteerd;

  • 2.

    beschermd wonen uitgevoerd door derden, niet zijnde personen uit het sociale netwerk of mantelzorgers, bedraagt 75% van het tarief per uur voor beschermd wonen, zoals door het college van de centrumgemeente gecontracteerd;

  • 3.

    beschermd wonen uitgevoerd door iemand uit het sociale netwerk, dan wel door een mantelzorger, bedraagt 50% van het tarief per uur voor beschermd wonen, zoals door het college van de centrumgemeente gecontracteerd

    Artikel 19 De hoogte van het PGB ingeval van inzet door een persoon die behoort tot het sociaal netwerk of door een ongekwalificeerde kracht

  • 1.

    Als de hulp wordt geboden door een ongekwalificeerde kracht, zoals een werkstudent of Zzp’en zonder gespecialiseerde opleiding, wordt het PGB begrensd op maximaal 50% van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate door het college ingekochte individuele voorziening in natura.

  • 2.

    Als de hulp wordt geboden door een persoon die behoort tot het sociale netwerk bedraagt de vergoeding maximaal 25% van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate door het college ingekochte individuele voorziening in natura.

  • 3.

    De PGB-bedragen van het lopende kalenderjaar zijn opgenomen in de “Bijlage 1 Tabellen”.

    Paragraaf 3: Overige bepalingen ten aanzien van het verstrekken van een PGB

    Artikel 20 Gereedmelding

    Bij de verstrekking van een PGB voor een bouwtechnische of woontechnische woonvoorziening kan de gemeente bepalen dat een gereedmelding plaats dient te vinden.

    Artikel 21 Terugbetaling bij verkoop

    1. De waardestijging die door het treffen van een woonvoorziening van meer dan

    € 15.000,00 is ontstaan, dient bij eventuele verkoop binnen 10 jaar na gereedmelding van de woningaanpassing gedeeltelijk aan de gemeente te worden terugbetaald door belanghebbende, indien deze (deels) woningeigenaar is.

    2. De waardestijging die door het treffen van een woningaanpassing ontstaat, wordt bepaald door taxatie van de woning voorafgaand aan het realiseren van de woningaanpassing en taxatie van de woning na gereedmelding hiervan. De taxatie wordt uitgevoerd door een beëdigd taxateur, in opdracht van de gemeente.

    3. De restitutie wordt berekend volgens tabel Looptijd Voorzieningen 10 Jaar (bijlage 1)

  • a.

    Bovenstaande regeling is niet van toepassing indien de eigenaar-bewoner door omstandigheden buiten de persoon gelegen de woning gedwongen dient te verkopen. Dit is ter beoordeling aan het college van burgemeester en wethouders.

  • b.

    In alle gevallen wordt de bijdrage, die voor rekening van de woningeigenaar is gekomen bij de toekenning van de woonvoorziening(en) in mindering gebracht op de waardestijging. Het terug te betalen bedrag bedraagt nooit meer dan het verstrekte PGB.

    Artikel 22 Verantwoording PGB

    Het college en/of de Sociale Verzekeringsbank kunnen steekproefsgewijs onderzoek doen naar de manier waarop het PGB is besteed.

    Hoofdstuk 3. Bijdrage

    Paragraaf 1: Algemene voorzieningen Artikel 23 Bijdrage in de kosten van een algemene voorziening

    De belanghebbende is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor het gebruik van een

    algemene voorziening, niet zijnde cliëntondersteuning.

    Artikel 24 Hoogte van de bijdrage voor een algemene voorziening

    Dit artikel wordt nader ingevuld zodra er een algemene voorziening wordt ingericht, waarvoor een bijdrage gevraagd gaat worden.

    Paragraaf 2: Maatwerkvoorzieningen

    Artikel 25 Bijdrage voor een maatwerkvoorziening

  • 1.

    De belanghebbende is een bijdrage verschuldigd in de kosten van een maatwerkvoorziening voor zolang hij gebruik maakt van de maatwerkvoorziening, dan wel gedurende de periode waarvoor het PGB wordt verstrekt.

  • 2.

    Als de bijdrage voor een maatwerkvoorziening of PGB ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige cliënt is verschuldigd, is de bijdrage verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is afgewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt.

  • 3.

    In navolging van lid 2 van dit artikel is de ouder of stiefouder die ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet onmiddellijk voorafgaande aan de verstrekking van de maatwerkvoorziening of het PGB recht op kinderbijslag heeft, de bijdrage verschuldigd indien de bijdrageplichtige ouders of stiefouders gescheiden wonen en geen bedrag is bepaald op de voet van de artikelen 406 of 407 van het Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek of van artikel 822, eerste lid, onderdeel c, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering,

  • 4.

    De economische levensduur van een aanpassing aan een auto bedraagt 7 jaar.

  • 5.

    De economische levensduur van een sportvoorziening bedraagt 3 jaar.

    Artikel 26 Hoogte van de bijdrage voor een maatwerkvoorziening

  • 1.

    De door belanghebbende verschuldigde bijdrage in de kosten van de toegekende maatwerkvoorziening(en) wordt vastgesteld conform de eigen bijdrage richtlijnen van het CAK.

  • 2.

    De kostprijs van een maatwerkvoorziening en de hoogte van het PGB wordt bepaald naar aanleiding van de afspraken met de gecontracteerde aanbieders, het kernassortiment van de gecontracteerde aanbieders of het opvragen van offertes in de markt.

    Artikel 27 Inning van de bijdrage

    De bijdrage voor een maatwerkvoorziening dan wel een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld en geïnd door het CAK.

    Artikel 28 Geen bijdrage

    Geen bijdrage is verschuldigd indien:

  • 1.

    het resultaat behaald kan worden door een voorziening in de vorm van een woningaanpassing in algemene ruimten.

  • 2.

    het resultaat behaald kan worden door een voorziening in de vorm van aanpassingen aan eerder verstrekte woonvoorzieningen en vervoersvoorzieningen.

  • 3.

    een maatwerkvoorziening is verstrekt in de vorm van een rolstoel.

  • 4.

    collectieve voorzieningen.

    Hoofdstuk 4. Overige regelingen

    Artikel 29 Overgangsbepaling begeleiding en beschermd wonen

    Niet meer van toepassing

    Artikel 30 De jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers De jaarlijkse blijk van waardering voor de mantelzorger wordt, na overleg met mantelzorgers, jaarlijks door het college vastgesteld

    Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

    Artikel 31 Citeerartikel en inwerkingtreding

  • 1.

    Dit besluit wordt aangehaald als: Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Opsterland 2016.

  • 2.

    Het besluit treedt in werking op 1 januari 2016.

  • 3.

    Het Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Opsterland 2015

    wordt met ingang van 1 januari 2016 ingetrokken.

    Aldus besloten in de vergadering van het college d.d.15 december 2015.

    Burgemeester en wethouders voornoemd,

    de secretaris, de burgemeester,

    BIJLAGE 1 Tabellen

    Behorende bij het Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Opsterland 2015.

    Artikel 9 Terugvorderen

    Bij terugvordering van een PGB voor een fysieke voorziening worden de volgende terugvorderingstermijnen c.q. percentages gehanteerd:

    Artikelen 10+16+17+19