Regeling vervallen per 03-04-2012

Aanvullende regels CAR/UWO Opsterland 2011

Geldend van 19-04-2011 t/m 02-04-2012

Intitulé

Aanvullende regels CAR/UWO Opsterland 2011

AANVULLENDE REGELS CAR/UWO OPSTERLAND 2011

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Opsterland,

gelet op het bepaalde in artikel 3:1 van de CAR/UWO;

gehoord de Commissie voor Georganiseerd Overleg op 11 april 2011;

besluit vast te stellen de volgende

Aanvullende regels CAR/UWO Opsterland 2011

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    ambtenaar: de ambtenaar in de zin van de CAR/UWO artikel 1:1 lid 1 onder a en de werknemer als bedoeld in artikel 2:5 lid 1 van de CAR/UWO;

  • b.

    betrekking: de betrekking als bedoeld in artikel 1:1 lid 1 onder b, van de CAR/UWO;

  • c.

    bezoldiging: de bezoldiging zoals bedoeld in artikel 3:1 lid 2 onder c van de CAR/UWO;

  • d.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Opsterland;

  • e.

    conversie: de vertaling van de gevonden rangorde naar salarisschalen opgenomen in de conversietabel;

  • f.

    dienstreis: reis, die uit hoofde van de functie wordt ondernomen;

  • g.

    aanloopschaal: de schaal direct onder de functieschaal;

  • h.

    functieschaal: de schaal als bedoeld in artikel 3:1 lid 2 onder a van de CAR/UWO;

  • i.

    uitloopschaal: de schaal direct boven de functieschaal 1 tot en met 4;

  • j.

    maximumsalaris: het hoogste bedrag van een salarisschaal;

  • k.

    mobiel abonnement: een mobiele telefoon met abonnement;

  • l.

    overwerk: het overwerk als bedoeld in artikel 1:1 lid 1 onder l, van de CAR/UWO;

  • m.

    pong: het jaarlijks door het college vastgestelde bedrag dat individueel beschikbaar is om te worden ingezet als bron voor uitruil van arbeidsvoorwaarden;

  • n.

    reguliere werktijd: de dagen dat de ambtenaar volgens het in het tijdsregistratiesysteem vastgelegde rooster werkt. Overige tijden en dagen vallen buiten de reguliere werktijd;

  • o.

    salaris: het salaris als bedoeld in artikel 3:1 lid 2 onder b, van de CAR/UWO;

  • p.

    Salaristabel: Salaristabel gemeenteambtenaren, nieuwe structuur, zoals vermeld in bijlage IIa van de CAR-UWO;

  • q.

    standplaats: plaats van feitelijke tewerkstelling;

  • r.

    uurloon: het uurloon als bedoeld onder artikel 1:1 lid 1 onder o van de CAR/UWO;

  • s.

    volledige betrekking: de volledige betrekking als bedoeld in artikel 1:1 lid 1 onder k, van de CAR/UWO;

  • t.

    weekendconsignatie: het werken in storingdienst volgens rooster in de avonden of weekenden;

  • u.

    fiscale jaarruimte: het verschil tussen het wettelijk maximum dat belastingvrij aan pensioen mag worden opgebouwd en dat wat je daadwerkelijk opbouwt.

    Hoofdstuk 1 Salaris

Artikel 2 Recht op salaris

  • 1.

    Het recht op salaris begint met de dag waarop de aanstelling van de ambtenaar ingaat. Wanneer in het aanstellingsbesluit geen ingangsdatum is vermeld, dan begint het recht op salaris met de dag waarop de ambtenaar feitelijk in dienst is getreden.

  • 2.

    Het recht op salaris eindigt, in geval van ontslag, met ingang van de dag waarop het ontslag ingaat.

Artikel 3 Gebroken tijdvakken

Wanneer het salaris of een toelage moet worden berekend over en gedeelte van een maand, wordt het bedrag per dag vastgesteld door het maandbedrag te delen door het aantal kalenderdagen van die maand.

Artikel 4 Gedeeltelijke betrekking

Het salaris van de ambtenaar met een gedeeltelijke betrekking wordt vastgesteld op een evenredig deel van het salaris dat voor hem zou gelden bij een volledige betrekking.

Artikel 5 Salarisbedragen

  • 1.

    De salarissen van de ambtenaren, voor wie het salaris niet door de wet wordt geregeld, worden vastgesteld op de bedragen volgens de salarisschalen zoals opgenomen in bijlage IIa van de CAR/UWO.

  • 2.

    De toepassing van bijlage II a van de CAR/UWO vindt plaats conform hetgeen is bepaald in artikel 3:1 lid 3 t/m lid 5 van de CAR/UWO.

  • 3.

    Het college bepaalt de voor de ambtenaar geldende salarisschaal op basis van de geldende Regeling functiewaardering.

  • 4.

    Voor de ambtenaar kan geen salarisschaal gaan gelden met een lager maximumsalaris dan dat van de reeds voor hem geldende salarisschaal zonder voorafgaand ontslag, met uitzondering van het aanvaarden van passende of gangbare arbeid of bij wijze van disciplinaire straf als bedoeld in de CAR/UWO, artikel 16:1:2.

Artikel 6 Aanloopschaal

  • 1.

    Aanstelling vindt plaats in de aanloopschaal of de functieschaal. De aanloopschaal wordt gebruikt voor ambtenaren die nog niet op een volledig en voldoende niveau de functie vervullen. Deze schaal wordt beschouwd als schaal voor ambtenaren die het werk nog moeten leren. Dit komt meestal voor wanneer de ambtenaar niet eerder een soortgelijke functie heeft vervuld bij indiensttreding of wanneer de ambtenaar wordt overgeplaatst naar een zwaardere functie. Tijd, doorgebracht in de aanloopschaal, wordt beschouwd als leer- en inwerkperiode.

  • 2.

    De tijd doorgebracht in een aanloopschaal kent een maximale periode afhankelijk van de hoofdgroep waarin de functie is ingedeeld bij de beschrijving en de waardering. Binnen deze termijn wordt van de ambtenaar verwacht dat hij doorgroeit naar de functieschaal.

    Hoofdgroep Maximale duur in aanloopschaal

    1 6 maanden

    2 1 jaar

    3 2 jaar

    4 3 jaar

    5 4 jaar

Artikel 7 Periodieke verhoging

  • 1.

    Het salaris van de ambtenaar die voldoende functioneert, wordt binnen de voor hem geldende salarisschaal periodiek verhoogd tot het naast hogere bedrag. Het functioneren van de ambtenaar wordt vastgelegd in het functioneringsgesprekverslag.

  • 2.

    De periodieke verhoging wordt toegekend aan de ambtenaar die het maximumsalaris van de voor hem geldende salarisschaal nog niet heeft bereikt voor de eerste maal met ingang van 1 januari na de datum van indiensttreding.

  • 3.

    Het tijdstip van het vorige lid kan worden vervroegd indien daartoe naar het oordeel van het college aanleiding bestaat.

Artikel 8 Extra periodieke verhoging

  • 1.

    Aan de ambtenaar, die het maximumsalaris van de voor hem geldende salarisschaal nog niet heeft bereikt, kan een extra periodieke salarisverhoging worden toegekend. Deze verhoging komt niet uit boven het maximumsalaris van de salarisschaal en wordt toegekend op grond van zeer goede of uitstekende vervulling van de functie. Dit wordt vastgesteld in een beoordelingsgesprek.

  • 2.

    Bij de toepassing van het vorige lid blijft het tijdstip waarop ingevolge artikel 7 lid 2 een salarisverhoging wordt toegekend onverlet, tenzij anders wordt bepaald.

Artikel 9 Geen periodieke verhoging

  • 1.

    Wanneer een ambtenaar onvoldoende functioneert, kan worden bepaald dat voor hem de in artikel 7 bedoelde salarisverhoging achterwege wordt gelaten. Dit wordt vastgesteld naar aanleiding van een functioneringsgesprek gevolgd door een beoordelingsgesprek.

  • 2.

    Na toepassing van lid 1 kan worden bepaald dat de salarisverhoging, al dan niet met terugwerkende kracht, alsnog wordt toegekend wanneer binnen dezelfde periode alsnog een voldoende functioneren wordt vastgesteld in een functioneringsgesprek.

  • 3.

    Van een beslissing tot toepassing van het eerste lid wordt de ambtenaar zo spoedig mogelijk doch in elk geval voor de datum waarop anders de salarisverhoging zou ingaan, schriftelijk mededeling gedaan, onder vermelding van de redenen welke tot de beslissing hebben geleid.

Artikel 10 Bevordering naar hogere schaal

  • 2.

    Wanneer de ambtenaar wordt bevorderd naar een hogere schaal wordt het salaris in de nieuwe schaal als volgt vastgesteld:

  • 2.

    vanuit de inschaling in de huidige schaal wordt rechtstreeks overgestoken naar de bijpassende periodiek (zelfde of net iets hogere bedrag) in de nieuwe schaal, vervolgens komt hier dan nog 1 periodiek bij.

  • 3.

    Voor zover nodig zal, in afwijking van lid 1, de vooruitgang in salaris ten gevolge van de indeling in de schaal met een hoger maximumsalaris nimmer minder bedragen dan het geval zou zijn bij verhoging ingevolge artikel 7 in de schaal waarin de ambtenaar wordt ingedeeld.

Artikel 11 Uitloopschaal

  • 1.

    Voor de functieschalen 1 tot en met 4 is een uitloopschaal van toepassing.

  • 2.

    Om in aanmerking te komen voor de uitloopschaal moet de ambtenaar aan de volgende criteria voldoen;

    • a.

      ten minste 35 jaar oud zijn;

    • b.

      twee jaar op het definitieve maximum salaris in de functieschaal staan en

    • c.

      op grond van een beoordelingsgesprek een goede beoordeling hebben.

  • 3.

    Voor het bevorderen naar een hogere schaal is artikel 10 van toepassing.

    Hoofdstuk 2 Overige toelagen en vergoedingen

Artikel 12 Overwerkvergoeding

  • 1.

    De ambtenaar die in opdracht van de leidinggevende buiten de feitelijke arbeidsduur werkzaamheden verricht, heeft recht op een overwerkvergoeding. Deze overwerkvergoeding bestaat uit een vergoeding in tijd en een vergoeding in geld zoals bepaald in de CAR/UWO artikel 3:2:1.

  • 2.

    De opdracht van de leidinggevende in de zin van lid 1 wordt schriftelijk vastgelegd voordat het overwerk daadwerkelijk plaatsvindt. Bij afwezigheid van voornoemde voorafgaande schriftelijke vastlegging heeft de ambtenaar geen recht op overwerkvergoeding en wordt bij overwerk tijd voor tijd gerekend.

  • 3.

    Onder overwerk wordt niet verstaan het bijwonen van avondbijeenkomsten, waaronder vergaderingen en informatiebijeenkomsten, voor zover deze nodig zijn voor het goed kunnen uitoefenen van de werkzaamheden zoals die vallen onder de functiebeschrijving. Hier geldt tijd voor tijd.

  • 4.

    Van de overwerkvergoeding, zoals bepaald in lid 1, zijn alle leidinggevenden uitgesloten. Zij hebben recht op tijd voor tijd, namelijk recht op de daadwerkelijk gewerkte uren buiten de feitelijke arbeidsduur en dienen deze uren zo snel mogelijk op te nemen.

Artikel 13 Reiskostenvergoeding

  • 2.

    De Reisregeling Binnenland en het Reisbesluit Binnenland zijn van toepassing op het vergoeden van reis- en verblijfkosten binnen de gemeente Opsterland.

  • 3.

    De vergoeding voor dienstreizen komt overeen met het bedrag per kilometer zoals genoemd in de Reisregeling Binnenland.

  • 4.

    Voor de vergoeding van reis- en verblijfkosten geldt dat de plaats van tewerkstelling (standplaats) het beginpunt en het eindpunt is van de dienstreis.

  • 5.

    In afwijking van het bepaalde in het derde lid kan de woning van de betrokkene of een andere plaats als beginpunt respectievelijk eindpunt van de dienstreis worden aangemerkt, tenzij op de heenreis onderscheidenlijk de terugreis de plaats van tewerkstelling wordt bezocht.

  • 6.

    De reisafstand wordt als volgt berekend: de afstand via de kortste route tussen het vertrekpunt en de plaats van bestemming.

  • 7.

    Wegens reiskosten per openbaar vervoer worden vergoed de kosten van het openbaar vervoer die in verband met de dienstreis blijkens overgelegde bewijsstukken zijn gemaakt. De medewerker die tijdens een dienstreis gebruik maakt van vervoer per trein, is gerechtigd om in de eerste klasse te reizen. De dienstreizen per trein (1e kl.) worden dan volledig vergoed.

  • 8.

    Reiskosten woon-werkverkeer worden vergoed als aan één van onderstaande criteria wordt voldaan:

    Het afdelingshoofd (of een andere daartoe bevoegde persoon):

    • -

      expliciet opdracht heeft gegeven aan de ambtenaar om te komen werken op een andere dag dan die voor de ambtenaar is vastgesteld in diens weekrooster.

    • -

      opdracht heeft gegeven aan de ambtenaar om voor een tweede keer op één werkdag naar het werk te reizen.

    • -

      opdracht heeft gegeven aan de ambtenaar die deelneemt aan de wachtdienst gladheidbestrijding om naar het werk te reizen om uitvoering te geven aan deze dienst.

  • 9.

    De vergoeding voor reiskosten woon-werkverkeer komt overeen met het bedrag per km. dat volgens de belastingdienst onbelast vergoed mag worden.

Artikel 14 Beschikbaarheidvergoeding

  • 1.

    Ambtenaren die voor hun functie over een auto moeten beschikken, omdat zij voor hun functie gemiddeld meer dan 1 dag per week hun werk buiten de standplaats moeten verrichten, hebben recht op een beschikbaarheidvergoeding van € 1,-- netto per werkdag. Deze vergoeding wordt jaarlijks eenmalig uitbetaald. De leidinggevende geeft één maal per jaar aan hoeveel werkdagen per week voor vergoeding in aanmerking komen.

  • 2.

    De directie bepaalt welke functies hiervoor in aanmerking komen.

Artikel 15 Verblijfkostenvergoeding

  • 1.

    De ambtenaar die tijdens zijn dienstreis gebruik maakt van verblijfmogelijkheden kan de verblijfkosten vergoed krijgen.

  • 2.

    De verblijfkosten worden aan de hand van bonnen gedeclareerd, waarbij maximaal de kosten worden vergoed zoals geldt in het Reisbesluit Binnenland.

  • 3.

    Voor verblijfkosten vanwege studie of opleiding, wordt verwezen naar het opleidingsbeleid van de gemeente Opsterland.

Artikel 16 Wasvergoeding

  • 1.

    De ambtenaar van het cluster uitvoering die kleding van de gemeente ontvangt voor zijn dagelijkse werkzaamheden, ontvangt een vergoeding voor het zelf wassen van deze kleding.

  • 2.

    Deze vergoeding komt overeen met die welke jaarlijks wordt geïndexeerd aan de hand van de prijsindex van het CBS . Voor parttimers geldt een vergoeding naar rato.

Artikel 17 Koffievergoeding

  • 1.

    De ambtenaar van het cluster uitvoering die voor de koffie -en theefaciliteiten geen gebruik kan maken van de kantines op de standplaats of het gemeentehuis, wordt een vergoeding verstrekt.

  • 2.

    Deze vergoeding komt overeen met die, welke jaarlijks wordt geïndexeerd aan de hand van de prijsindex van het CBS . Voor parttimers geldt een vergoeding naar rato.

Artikel 18 Grafdelfvergoeding

  • 1.

    De ambtenaar die het contact met de familie van de overledene onderhoudt en de bijbehorende administratie voert, heeft recht op een volledige vergoeding per graf. De bruto hoogte van deze vergoeding is gebaseerd op salarisschaal 5 en bedraagt 50% van het verschil tussen periodiek 1 en periodiek 2.

  • 2.

    Wanneer de ambtenaar onder lid 1 van dit artikel bij het delven van het graf assistentie van collega’s krijgt dan wordt de totale vergoeding voor de assistentie per graf bepaald op basis van salarisschaal 5. De bruto hoogte van de vergoeding bedraagt 25% van het verschil tussen periodiek 1 en periodiek 2. Dit bedrag wordt verdeeld over de collega’s die geassisteerd hebben.

Artikel 19 Weekendconsignatie

  • 1.

    De ambtenaar die deelneemt aan de storingsdienst voor riolen en gemalen heeft recht op een vergoeding voor het verrichten van deze weekendconsignatie.

  • 2.

    Deze bruto vergoeding bedraagt het verschil tussen salarisschaal 4, periodiek 7 en salarisschaal 5, periodiek 7.

  • 3.

    Voor ambtenaren die voor 1 januari 2006 al belast zijn met de weekendconsignatie ontvangen de gebruikelijke vergoedingen zoals die golden voor 1 januari 2006.

Artikel 20 Consignatievergoeding gladheidbestrijding

  • 1.

    De ambtenaar die deelneemt aan de wachtdienst gladheidbestrijding heeft recht op een vergoeding voor deze werkzaamheden.

  • 2.

    De wachtdienst wordt gedurende de winterperiode van 1 november tot 1 april verricht door de door het college aangewezen ambtenaren (strooiers en strooileiders).

  • 3.

    Het college kan aan een ambtenaar op verzoek ontheffing verlenen van deze aanwijzing, wanneer hiervoor naar het oordeel van het college gegronde redenen aanwezig zijn.

  • 4.

    De ambtenaar wordt voor de aanvang van de winterperiode geïnformeerd over zijn wachtdienst door het ter kennis brengen van het door het college vastgestelde dienstrooster.

  • 5.

    De vergoeding wordt achteraf in de maand mei ineens uitgekeerd.

  • 6.

    De vergoeding wordt berekend aan de hand van het aantal malen dat de ambtenaar op 1 november is ingeroosterd op het dienstrooster vermenigvuldigd met het dagtarief.

  • 7.

    Indien een ambtenaar in de praktijk een afwijkend aantal dagen wachtdienst heeft gemaakt, dan kan het college de vergoeding naar verhouding verlagen of verhogen.

  • 8.

    Het dagtarief voor strooiers komt overeen met het op het moment van uitbetaling geldende bruto uurloon berekend naar het maximum van schaal 4.

  • 9.

    Het dagtarief voor strooileiders komt overeen met het op het moment van uitbetaling geldende bruto uurloon naar het maximum van schaal 7.

  • 10.

    Indien de ambtenaar naast de wachtdienst gladheidbestrijding ook geconsigneerd is voor de storingsdienst riolen en gemalen (weekendconsignatie) dan wordt het dagtarief voor de wachtdienst gladheidbestrijding gehalveerd. De verrekening vindt overeenkomstig lid 5 achteraf plaats.

  • 11.

    Over de bruto vergoeding wordt een vakantietoelage uitbetaald.

  • 12.

    Voor de daadwerkelijke werkzaamheden gladheidbestrijding (uitruk) wordt naast de in lid 1 bedoelde vergoeding voor de wachtdienst een vergoeding toegekend voor overwerk op basis van artikel 3:2:1, vierde en vijfde lid van de CAR/UWO.

Artikel 20a Beëindiging consignatievergoeding gladheidbestrijding

  • 1.

    Een ambtenaar die de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt, kan door de werkgever niet langer ingezet worden voor de gladheidbestrijding, tenzij de ambtenaar aangeeft hiervoor ook na deze leeftijd ingezet te willen worden.

  • 2.

    De ambtenaar die voor zijn 55ste jaar gedurende een onafgebroken periode van minimaal 10 jaar heeft deelgenomen aan de consignatieregeling gladheidbestrijding (of de per 1 november 2006 ingetrokken Wachtdienst gladheidbestrijding), heeft nadat hij deze werkzaamheden heeft beëindigd (ook wanneer deze datum ligt na zijn 55ste jaar) via een afbouwregeling recht op een vergoeding.

  • 3.

    De vergoeding zoals vermeld in lid 2, bedraagt een percentage van de gemiddelde vergoeding zoals vermeld in art. 20 lid 6, die de ambtenaar heeft genoten gedurende een periode van 5 jaar voorafgaande aan de dag, dat hij is uitgeroosterd. Het vergoedingspercentage bedraagt in het 1e jaar 75%, in het 2e jaar 50%, in het 3e jaar 25% en in de navolgende jaren 0%.

  • 4.

    Deze vergoeding eindigt op het moment dat de ambtenaar uit dienst treedt.

Artikel 21 Bruikleen mobiele telefoon

  • 1.

    De ambtenaar heeft recht op het in bruikleen krijgen van een mobiele telefoon met abonnement, indien het voor zijn functie noodzakelijk is dat hij buiten reguliere werktijden of buiten de standplaats bereikbaar moet zijn.

  • 2.

    De direct leidinggevende bepaalt of een ambtenaar gezien zijn functie in aanmerking komt voor een vergoeding zoals bepaald in het vorige lid.

  • 3.

    De ambtenaar ontvangt het mobiele abonnement in bruikleen en dient zich te houden aan de regels zoals zijn vastgelegd in de bruikleenovereenkomst, welke wordt verstrekt door cluster CIM.

    Hoofdstuk 3 Instrumenten van flexibele beloning

Artikel 22 Gratificatie

  • 1.

    Wanneer de ambtenaar een uitstekende individuele prestatie heeft geleverd, kan aan hem een gratificatie zoals bedoeld in artikel 15:1:28 van de CAR/UWO worden toegekend. De uitstekende prestatie wordt vastgesteld in het gevoerde beoordelingsgesprek of functioneringsgesprek.

  • 2.

    Onder een uitstekende prestatie wordt in ieder geval verstaan een prestatie die op basis van de functie en de hiervoor gevraagde kwaliteiten boven de verwachtingen uitstijgt.

  • 3.

    De hoogte van de gratificatie bedraagt minimaal € 100,-- en maximaal € 450,-- netto.

Artikel 23 Groepsgratificatie

  • 1.

    Aan een groep ambtenaren die een uitstekende collectieve prestatie hebben geleverd, vastgesteld in een groepsbeoordeling, kan een groepsgratificatie worden toegekend.

  • 2.

    De hoogte van de groepsgratificatie bedraagt minimaal de som van € 100,-- netto maal het aantal personen in de groep en maximaal de som van € 450,-- netto maal het aantal personen in de groep.

Artikel 24 Tijdelijke persoonlijke toelage

  • 1.

    Aan een ambtenaar die gedurende een tijdvak van 2 jaar een uitstekende individuele prestatie heeft geleverd hetgeen blijkt uit een beoordelingsgesprek, kan gedurende één jaar een tijdelijke persoonlijke toelage worden toegekend.

  • 2.

    De in het vorige lid bedoelde toelage bedraagt maximaal twee periodieken boven het salaris van de ambtenaar. Wanneer de ambtenaar het maximumsalaris heeft bereikt dan wordt gekeken naar de nabij gelegen hogere schaal.

  • 3.

    Een jaar na toekenning van de toelage wordt door het afdelingshoofd beoordeeld of het presteren van de ambtenaar nog steeds een uitstekende individuele prestatie is. Wanneer daarvan sprake is, dan wordt de toelage met één jaar verlengd. Indien de individuele prestatie niet meer uitstekend is dan wordt de tijdelijke persoonlijke toelage gestopt.

  • 4.

    Twee jaar na toekenning van de toelage wordt bij aanhoudend uitstekende individuele prestatie hetgeen blijkt uit een door het afdelingshoofd opgemaakte beoordeling, de tijdelijke persoonlijke toelage een recht.

Artikel 25 Persoonlijke toelage na bereiken maximum functionele schaal

  • 1.

    Aan een ambtenaar die het maximum van de voor hem geldende schaal heeft bereikt, kan een persoonlijke toelage als bedoeld in artikel 3:7:8 van de CAR/UWO worden toegekend, indien betrokkene gedurende 2 of meer jaren uitstekend heeft gefunctioneerd hetgeen blijkt uit een beoordelingsgesprek.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde toelage bedraagt maximaal twee periodieken in de nabij gelegen hogere schaal.

  • 3.

    De in het eerste lid bedoelde toelage wordt ingetrokken, indien de gronden waarop de toelage werd toegekend niet meer aanwezig zijn, tenzij het college van oordeel is dat er omstandigheden zijn om de toelage geheel of gedeeltelijk te handhaven.

  • 4.

    Ambtenaren in de functie van Medewerker Technische Uitvoering A die voldoen aan de voorwaarden gesteld in lid 1, komen bij goed functioneren automatisch in aanmerking voor de in het eerste lid bedoelde toelage.

Artikel 26 Uitvoeringsregeling

Voor de uitvoering van artikel 22, 23, 24 en 25 geldt dat de direct leidinggevende in een functioneringsgesprek of beoordelingsgesprek heeft geconstateerd hoe het functioneren van de ambtenaar was in de afgelopen periode.

Artikel 27 Nadere regels instrumenten flexibele beloning

Het college kan, gehoord het GO, nadere regels stellen omtrent de toepassing en de hoogte van instrumenten van flexibele beloning als bedoeld in de artikelen 22 tot en met 25.

Hoofdstuk 4 Inconveniënten

Artikel 28 Bezwarende omstandigheden

  • 1.

    Onder bezwarende omstandigheden wordt verstaan: omstandigheden die voortvloeien uit het werk of de werkomgeving en die bezwarend zijn in die zin dat ze als extra belastend worden gezien, in redelijkheid niet te vermijden zijn en waarmee niet op een andere wijze in de beloning rekening is gehouden.

  • 2.

    Voor de toepassing worden onder bezwarende omstandigheden als in het eerste lid bedoeld, de volgende omstandigheden onderscheiden:

    • a.

      Spierbelasting;

    • -

      dynamische spierbelasting: de mate van krachtsuitoefening als gevolg van de zwaarte van de materialen, onderdelen, werktuigen, gereedschappen en dergelijke waarmee wordt gewerkt, dit in samenhang met de duur van de belasting. Incidentele zware belasting blijft buiten beschouwing.

    • -

      statische spierbelasting: inspannende houding en eenzijdige beweging zonder mogelijkheid van tussentijdse ontspanning.

    • b.

      Werkomgeving;

    • -

      verontreiniging van lichaam(sdelen) en/of kleding door vuil en/of olie/vet;

    • -

      afkeer: werken in situaties, die stank (onaangename geur) geven of die walging/afkeer oproepen of lichamelijke reacties (huidprikkelingen, irritatie) teweegbrengen, zoals rook, damp, nevel, stof, onaangename materialen;

    • -

      weer: werken in weersomstandigheden die bezwarend zijn bij de werkuitvoering door het onaangename karakter, zoals regen, sneeuw, mist, koude, hitte, wind; werken bij grote hitte of koude of bij sterke temperatuurswisselingen of in een onbehaaglijke atmosfeer.

    • c.

      Geluidsoverlast;

      werken in situaties waarin het gebruik van gehoorbeschermingsmiddelen niet mogelijk of niet afdoende is waardoor het lawaai hinderlijk is, dan wel onaangenaam is in fysieke zin.

    • d.

      Persoonlijk risico;

      de mate waarin het risico waaraan de voor zijn taak berekende functionaris, met inachtneming van alle wettelijke en bedrijfsveiligheidsvoorschriften, blootstaat aan het oplopen van schade aan de gezondheid door lichamelijk letsel of ziekte als een bezwaar wordt gevoeld (bijv. het werken met giftige stoffen). Ook het gebruik en beheer van de dienstauto’s wordt hieronder verstaan, door het verhoogde risico dat ambtenaren lopen wanneer zij veel onderweg zijn in dienstauto’s.

  • 2.

    Aan elke omstandigheid wordt een even zwaar gewicht toegekend.

Artikel 29 Toelage voor werken onder bezwarende omstandigheden

  • 1.

    De hoogte van de bezwarende omstandigheden toelage is afhankelijk van twee factoren:

    • a.

      de tijd gedurende welke onder bezwarende omstandigheden is gewerkt en

    • b.

      het aantal bezwarende omstandigheden dat aan het werk is verbonden.

  • 2.

    Wanneer de tijd en het aantal bezwarende omstandigheden bekend zijn, kan uit het hierna vermelde schema de breuk worden afgeleid. Vervolgens is er een indeling gemaakt in vier klassen ieder met een percentage van de maximale toelage per maand, zoals genoemd in artikel 30.

    Aantal bezwarende omstandigheden (b.o.)

Periode van het jaar

1 b.o.1/3

2 b.o.

2/3

3 of meer b.o

3/3

t/m 3 maanden 1/4

1/12

2/12

3/12

4 t/m 6 maanden 2/4

2/12

4/12

6/12

7 t/m 9 maanden 3/4

3/12

6/12

9/12

10 t/m 12 maanden 4/4

4/12

8/12

12/12

De breuken in bovenstaand schema zijn als volgt in klassen verdeeld: 1/12 t/m 3/12 is 25% van de vergoeding; 4/12 t/m 6/12 is 50% van de vergoeding; 7/12 t/m 9/12 is 75% van de vergoeding; 10/12 t/m 12/12 is 100% van de vergoeding.

  • 3.

    Incidentele bezwarende omstandigheden komen niet voor een toelage in aanmerking.

Artikel 30 Maximale toelage

  • 1.

    De bruto hoogte van de vergoeding is maximaal het verschil tussen max. schaal 3 en max schaal 4. Bij 3 of meer bezwarende omstandigheden is dit 100% van dit bedrag.

  • 2.

    De ambtenaar die geen volledige betrekking vervult, ontvangt een in evenredigheid van het aantal uren van een volledige betrekking berekend deel van de toelage. Bedragen worden naar boven op één euro afgerond.

Artikel 31 Toekenning toelage

  • 1.

    Toekenning van de toelage vindt slechts plaats als de ambtenaar ook daadwerkelijk het werk waaraan bezwarende omstandigheden zijn verbonden, verricht.

  • 2.

    De vergoeding wordt ingetrokken of verminderd als de omstandigheden op grond waarvan toekenning plaats had niet meer of niet meer in dezelfde mate aanwezig zijn. Een aflopende toelage wordt niet toegekend.

Artikel 32 Aflopende toelage

  • 1.

    Aan de ambtenaar die buiten zijn toedoen geen werk waaraan bezwarende omstandigheden zijn verbonden meer kan verrichten, wordt een aflopende berekening toegekend indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de voorgaande twee jaren is een bezwarende omstandigheden toelage toegekend;

    • b.

      de bedrijfsarts heeft aangegeven dat er medisch gezien bezwaren zijn tegen het verrichten van werk onder bezwarende omstandigheden;

    • c.

      de bezoldiging ondergaat een blijvende verlaging als gevolg van het wegvallen van de bezwarende omstandigheden toelage.

  • 2.

    De aflopende toelage als bedoeld in het vorige lid wordt toegekend gedurende drie jaren.

  • 3.

    De hoogte van de aflopende toelage bedraagt achtereenvolgens 75%, 50% en 25% van de laatstgenoten toelage.

  • 4.

    Aan de ambtenaar die de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt en die om medische redenen geen werk meer kan verrichten zoals bedoeld in artikel 28, wordt een blijvende toelage toegekend, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de voorgaande 10 jaren is een bezwarende omstandigheden toelage toegekend;

    • b.

      de bedrijfsarts heeft aangegeven dat er medisch gezien bezwaren zijn tegen het verrichten van werk zoals bedoeld in artikel 28;

    • c.

      de bezoldiging ondergaat een blijvende verlaging als gevolg van het wegvallen van deze toelage.

  • 5.

    De hoogte van de blijvende toelage als bedoeld in het vorige lid bedraagt 100% van de laatst genoten bezwarende omstandigheden toelage.

  • 6.

    De hoogte van de aflopende en de blijvende toelage wordt aangepast aan algemene salariswijzigingen.

    Hoofdstuk 5 Aanvullend verlof

Artikel 33 Regulier verlof

  • 1.

    Aanvullend op het basisverlof zoals bepaald in artikel 6:2 van de CAR/UWO heeft een ambtenaar bij een fulltime dienstverband recht op aanvullend verlof:

    • a.

      7,2 uur extra basisverlof. Dit verlofrecht is ontstaan uit onderhandelingen bij reorganisatie in 1988;

    • b.

      een vrije middag op 31 december;

    • c.

      Goede vrijdag en Bevrijdingsdag;

    • d.

      leeftijdsverlof, dat als volgt is opgebouwd:

    • -

      7,2 uur vanaf 30 jaar;

    • -

      14,4 uur vanaf 40 jaar;

    • -

      21,6 uur vanaf 45 jaar;

    • -

      28,8 uur vanaf 50 jaar;

    • -

      36 uur vanaf 55 jaar;

    • -

      43,2 uur vanaf 60 jaar.

  • 2.

    Het bovenstaande verlof geldt voor parttimers naar rato.

Artikel 33a Verlof meenemen

  • 1.

    Per jaar mag bij een fulltime dienstverband maximaal 72 uur worden meegenomen. Bij een parttime dienstverband geldt dit aantal naar rato. Dit verlof wordt geacht het volgende of daaropvolgende jaar te zijn opgenomen.

  • 2.

    Verlofrechten verjaren na vijf jaar.

  • 3.

    Restant verlof mag alleen worden uitbetaald bij uitdiensttreding. Tussentijdse uitbetaling is niet toegestaan.

  • 4.

    Verkoop van verlof is alleen mogelijk binnen de voorwaarden van de cafetariaregeling.

Artikel 34 Buitengewoon verlof

  • 1.

    Artikel 6:4 van de CAR/UWO geeft recht op buitengewoon verlof, hetgeen hierna volgt en tevens wordt aangevuld.

  • 2.

    Een ambtenaar heeft recht op:

    • a.

      adoptie en pleegzorgverlof

      Een ambtenaar heeft recht op vier weken verlof gedurende een tijdvak van 18 weken. Dit tijdvak begint twee weken voor de feitelijke adoptie/pleegzorg. Wanneer er meerdere kinderen tegelijk worden aangenomen, bestaat er slechts recht op één keer verlof. Ook pleegouders krijgen recht op vier weken verlof als bij plaatsing in het gezin duidelijk is dat het kind duurzaam in het gezin wordt opgenomen.

      Tijdens het verlof wordt het loon volledig doorbetaald. De ambtenaar is wel verplicht om mee te werken met het aanvragen van een uitkering op grond van de Wet Arbeid en Zorg bij het UWV. Zie hoofdstuk 3 van de Wet arbeid en zorg (Waz)

    • b.

      kraamverlof

      De ambtenaar heeft recht op 2 dagen betaald verlof na de bevalling van de partner. Het verlof dient binnen 4 weken te worden opgenomen vanaf het moment dat het kind feitelijk op hetzelfde adres als de moeder woont. Zie hoofdstuk 4 van de Wet arbeid en zorg (Waz)

    • c.

      kortdurend zorgverlof

      De ambtenaar heeft per jaar recht op 10 dagen zorgverlof (parttimers naar rato). Dit zorgverlof kan opgenomen worden bij ernstige ziekte van kind, partner of ouders. De kosten van dit zorgverlof zijn voor 50% voor de werkgever en voor 50% van de ambtenaar. De ambtenaar mag hierbij verlofdagen inzetten. Zie hoofdstuk 5 van de Wet arbeid en zorg (Waz)

    • d.

      langdurend zorgverlof

      De ambtenaar heeft per jaar recht op verlof van maximaal zes keer de arbeidsduur per week voor de verzorging van een naaste (ouder, partner, kind) met een levensbedreigende ziekte. Het standaardverlof is de helft van de arbeidsduur per week voor een periode van 12 weken. Maar de ambtenaar kan een verzoek indienen om het verlof in een afwijkende vorm te genieten. Het is de verantwoordelijkheid van de leidinggevende om in overleg met de ambtenaar afspraken te maken over de duur en de aard van dit verlof. De ambtenaar heeft recht op 50% doorbetaling van zijn bezoldiging over de uren waarin hij langdurend zorgverlof geniet. De ambtenaar kan het inkomen eventueel aanvullen door zijn levenslooptegoed in te zetten. Zie hoofdstuk 5 van de Wet arbeid en zorg en artikel 6:4:1a van de CAR/UWO.

    • e.

      verlof bij overlijden van partner en verwanten in 1e en 2e graad

      De ambtenaar heeft recht op 4 dagen verlof bij het overlijden van de partner, kind of ouders. De ambtenaar heeft recht op 2 dagen verlof bij het overlijden van schoonouders, broers, zusters, zwagers, schoonzusters, grootouders of kleinkinderen. Het verlof wordt uitgebreid van 2 naar 4 dagen wanneer de ambtenaar de uitvaart regelt.

    • f.

      calamiteitenverlof

      De ambtenaar kan gebruik maken van calamiteitenverlof bij bijzondere persoonlijke omstandigheden. Onder deze omstandigheden wordt in ieder geval verstaan:

    • -

      eerste opvang van een plotseling ziek kind of partner;

    • -

      andere onvoorziene plotselinge gebeurtenissen zoals: bevalling van partner, plotselinge ziekte kinderen, brand, gesprongen waterleidingen, andere onvoorziene plotselinge gebeurtenissen, wettelijke verplichting die niet in vrije tijd kan worden gedaan.

      Bij al deze omstandigheden is het verlof de tijd die naar billijkheid nodig is om maatregelen te treffen. Zie hoofdstuk 4 van de Wet arbeid en zorg (Waz).

Artikel 35 Buitengewoon verlof met behoud van bezoldiging

Een ambtenaar heeft recht op buitengewoon verlof met behoud van bezoldiging als volgt:

  • a.

    1 dag bij het 25-, 40-, 50- en 60-jarig huwelijksjubileum van ouders en schoonouders;

  • b.

    2 dagen bij het eigen huwelijk of geregistreerd partnerschap;

  • c.

    1 dag bij het eigen 25- en 40-jarig huwelijksjubileum;

  • d.

    1 dag bij verhuizing;

  • e.

    1 dag bij ondertrouw of bij het tekenen van een samenlevingscontract.

    Hoofdstuk 6 Cafetariaregeling

Artikel 36 Uitruilen Arbeidsvoorwaarden

  • 1.

    Binnen de fiscale mogelijkheden kunnen daartoe aangewezen arbeidsvoorwaarden tegen elkaar worden uitgeruild. Arbeidsvoorwaarden kunnen als doel of als bron worden aangewend. Geld of tijd (een bron) kan worden ingeruild tegen een in deze regeling aangewezen doel.

  • 2.

    Hoofdstuk 6 inzake de cafetariaregeling is onverkort van toepassing op vrijwilligers bij de gemeentelijke brandweer zoals aangesteld conform artikel 19 lid 1 van de CAR-UWO. Of dit ook daadwerkelijk kan hangt van individuele factoren af en de regels die de fiscus hiervoor stelt.

  • 3.

    Aanvragen voor het uitruilen van verkopen van uren en kopen van uren worden voor 1 november in het voorafgaande jaar waarin de uitruil plaatsvindt met behulp van het aanmeldingsformulier ingediend. Voor 1 januari van het betreffende uitruiljaar wordt op de aanvraag beslist.

Artikel 37 Bezoldiging, vakantietoelage en eindejaarsuitkering

  • 1.

    Bezoldiging als bedoeld in artikel 3:1, lid 2 van de CAR/UWO, vakantietoelage (8% van het salaris per kalendermaand) en de eindejaarsuitkering in de zin van de CAR/UWO kunnen worden ingezet als bron.

  • 2.

    Het inzetten van de eindejaarsuitkering heeft gevolgen voor de pensioengrondslag, tenzij er voldoende fiscale ruimte in de pensioenvoorziening aanwezig is.

Artikel 38 Verlof verkopen

  • 1.

    De ambtenaar kan ingevolge artikel 4a:1 van de CAR/UWO het college schriftelijk verzoeken om max. 72 uur per jaar (parttimers naar rato) te verkopen, onder de voorwaarde dat jaarlijks minimaal 144 verlofuren geoormerkt zijn voor opname. Leeftijdsverlof, zoals bedoeld in artikel 33, en structureel meer/extra werk komen niet voor verkoop in aanmerking.

  • 2.

    Het college wijst dit verzoek in principe toe, tenzij zwaarwegende dienst -of bedrijfsbelangen zich hiertegen verzetten.

  • 3.

    De ambtenaar kan ingevolge artikel 6:2, lid 2 van de CAR/UWO, voorafgaand aan het betreffende kalenderjaar verzoeken om 50,4 uur (parttimers naar rato) extra te werken (meerwerk). Deze uren komen in aanmerking voor verkoop. Deze extra uren hebben geen invloed op de formele aanstellingsomvang. Het afdelingshoofd beoordeelt of er binnen de bedrijfsvoering ruimte is om extra werk op te dragen.

  • 4.

    Overwerkuren, niet zijnde structureel meer werken/overwerken of ADV, die zijn bijgeschreven op de verlofkaart en waarbij de ambtenaar aantoonbaar niet heeft kunnen voldoen aan de inspanningsverplichting om deze op te nemen, kunnen het volgende jaar worden verkocht.

  • 5.

    Het totaal te verkopen meerwerk en overwerkuren mag niet meer dan 50,4 uur per jaar zijn.

  • 6.

    Voor ambtenaren die in de loop van het jaar van verkoop van verlof de dienst verlaten, wordt alsnog het te verkopen recht vastgesteld en indien van toepassing herrekend.

Artikel 39 Pong

  • 1.

    De ambtenaar kan de Pong inzetten als bron, eventueel in combinatie met een andere individuele bron. De Pong is niet pensioengevend, tenzij in de toekomst zou worden vastgesteld dat een dergelijke toelage bij CAO wel pensioengevend is.

  • 2.

    De Pong wordt na inhouding van belasting uitbetaald op 1 november van het volgende kalenderjaar tenzij gebruik wordt gemaakt van uitruil in de zin van artikel 38.

  • 3.

    De peildatum is 1 januari van het kalenderjaar waarop de Pong wordt ingezet.

  • 4.

    Als de ambtenaar in de loop van het jaar in dienst treedt, ontstaat aanspraak op de Pong naar rato van het aantal maanden dat ambtenaar in dienst is geweest. Ambtenaren die na 1 november in dienst treden, hebben voor dat jaar geen recht op Pong.

  • 5.

    Ambtenaren die in de loop van het jaar na toekenning van de Pong uit dienst treden, moeten het teveel ontvangen bedrag terugbetalen. Dit wordt verrekend met de laatste salarisbetaling. Ambtenaren die na 1 november uit dienst treden hoeven het ontvangen bedrag niet terug te betalen.

Artikel 40 Verlof kopen

  • 1.

    Jaarlijks kunnen maximaal 72 verlofuren worden gekocht (parttimers naar rato).

  • 2.

    Verlof kan worden gekocht met de bronnen: bezoldiging, eindejaarsuitkering, vakantiegeld.

  • 3.

    Het is niet mogelijk om gedurende een jaar zowel verlofuren te kopen als te verkopen.

Artikel 41 Spaarloon

  • 1.

    Deelname aan de spaarloonregeling staat open voor de ambtenaar die vanaf de eerste dag van het kalenderjaar in dienst is en voor wie bij de inhouding van de loonbelasting de algemene heffingskorting wordt toegepast.

  • 2.

    Voor fiscaal voordelige deelname aan de spaarloonregeling kunnen alle bronnen worden ingezet.

  • 3.

    Gelijktijdige deelname aan de spaarloonregeling en levensloopregeling is uitgesloten.

Artikel 42 Levensloop

  • 1.

    Met de levensloopregeling kan de ambtenaar sparen voor een periode van (gedeeltelijk) onbetaald verlof.

  • 2.

    Gelijktijdige deelname aan spaarloonregeling en levensloopregeling is uitgesloten.

  • 3.

    In totaal mag maximaal 210% van het bruto jaarsalaris worden gespaard en, zolang de 210 grens nog niet is overschreden, maximaal 12% per jaar. De 12% grens is inclusief werkgeversbijdrage van 1,5%.

  • 4.

    De 12% grens geldt niet voor ambtenaren die op 31 december 2005 de leeftijd van 51 jaar, maar nog niet van 56 jaar hebben bereikt. Voor deze groep geldt alleen de 210% grens.

Artikel 43 Extra pensioen

De ambtenaar kan alle bronnen inzetten voor het opbouwen van extra pensioen bij het ABP.

Artikel 44 Fiets

  • 1.

    Ambtenaren die op de fiets naar het werk gaan, kunnen één maal per 3 jaar fiscaal voordelig een fiets aanschaffen bij een rijwielhandelaar naar keuze. De ambtenaar moet kunnen aantonen dat de fiets meer dan de helft van het aantal dagen dat gereisd wordt in het kader van woon-werkverkeer, wordt gebruikt voor het woon-werkverkeer.

  • 2.

    Na aanschaf van de fiets, ontvangt de ambtenaar maximaal € 749,-- terug. Dit bedrag moet binnen een jaar door de ambtenaar worden terugbetaald met behulp van één van de bronnen.

  • 1.

    Op verzoek van de ambtenaar kan dit bedrag worden terugbetaald over gelijke termijnen van drie jaar.

  • 2.

    Naast het fiscaal voordelig aanschaffen van een fiets, kan de ambtenaar aanvullend in totaal maximaal € 240,-- aan de Nationale Fietsbon besteden, mits de bonnen als set van € 80,-- per jaar worden uitgegeven aan de met de fiets samenhangende zaken die direct dienstbaar zijn aan het woon-werkverkeer. Tevens kan aanvullend de verstrekking van een gangbare fietsverzekering belastingvrij worden aangeschaft.

Artikel 45 Vergoeding woon-werkverkeer

  • 1.

    Ambtenaren kunnen geldelijke bronnen uitruilen tegen een belastingvrije, vaste reiskostenvergoeding van 0,19 cent per kilometer van de totale afstand die wordt afgelegd tussen woon -en standplaats. De vergoeding kent een maximum van 75 kilometer enkele reisafstand en is onafhankelijk van welk vervoersmiddel men gebruik maakt.

  • 2.

    Er dient minimaal 70% van het aantal werkdagen naar de standplaats te worden gereisd. De norm bij een fulltime dienstverband is door de belastingdienst gesteld op 214 werkdagen waarbij minimaal 150 dagen per jaar moet worden gereisd. Bij parttime functies wordt dit naar rato berekend.

  • 3.

    De vergoeding staat alleen open voor ambtenaren die niet op een andere manier in aanmerking komen voor een reiskostenvergoeding.

Artikel 46 Vakliteratuur en vakbondscontributie

  • 1.

    Noodzakelijke vakliteratuur (met uitzondering van abonnementen), die niet door het college wordt verstrekt, kan fiscaal voordelig worden aangeschaft met één van de bronnen.

  • 2.

    Het lidmaatschap van de vakbondscontributie kan fiscaal voordelig worden voldaan met behulp van één van de bronnen.

Artikel 47 Gevolgen van het inzetten van bronnen

  • 1.

    De pensioengrondslag blijft ongewijzigd als bezoldiging of de Pong wordt ingezet voor de spaarloonregeling, levensloopregeling, extra pensioen, de fiets en vakliteratuur.

  • 2.

    Bezoldiging die wordt ingezet voor vakbondscontributie en woon-werkverkeer leidt tot verlaging van pensioenopbouw.

  • 3.

    De verlaging van het bruto loon kan negatieve gevolgen hebben voor de hoogte van salaris-afhankelijke uitkeringen zoals: eindejaarsuitkering, vakantietoelage, doorbetaling bij ziekte, WIA uitkering, suppletie, WW uitkering, ZW uitkering.

  • 4.

    Het inzetten van een deel van de vakantietoelage leidt tot een verlaging van de volgende uitkeringen: WIA uitkering, suppletie, WW-uitkering, ZW uitkering.

  • 5.

    De verkoop van verlofuren heeft geen consequenties voor uitkeringen, zoals hiervoor genoemd.

Artikel 48 Aanvulling aanstellingsbesluit

Het ingevulde en door de werknemer ondertekende aanvraagformulier wordt beschouwd als een aanvulling op het aanstellingsbesluit waarin wordt aangegeven welke bron(nen) met welke doel worden geruild. Hierin wordt verwezen naar de in deze regels genoemde gevolgen voor loongerelateerde grondslagen zoals de pensioengrondslag alsmede de gevolgen bij uitdiensttreding.

Artikel 49 Afwezigheid ivm langdurig verlof of ziekte

  • 1.

    Bij afwezigheid in verband met langdurig verlof of ziekte zullen alle op geld waardeerbare vergoedingen (art. 14, 16, 17, 19, 20, 31 en 45) bij een afwezigheid van zes weken of langer worden stopgezet. De vergoedingen zullen pas weer worden verstrekt als de ambtenaar weer is begonnen met zijn werkzaamheden, naar rato van het percentage dat men is hersteld.

  • 2.

    Bij afwezigheid ivm ziekte zal de ADV opbouw bij een afwezigheid van twee weken of langer worden stopgezet. De ADV opbouw zal pas weer worden verstrekt als de ambtenaar weer voor 100% is hersteld.

  • 3.

    Bij afwezigheid ivm langdurig verlof zal de ADV opbouw bij een afwezigheid van zes weken of langer worden stopgezet. De ADV opbouw zal pas weer worden verstrekt als het verlof van de ambtenaar is beëindigd.

  • 4.

    Verrekening van de korting op ADV zoals genoemd in lid 2 en 3, zal achteraf plaatsvinden in de maand januari volgend op het afgelopen kalenderjaar.

    Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 50 Onvoorziene gevallen

Voor gevallen waarin deze Aanvullende regels CAR/UWO niet of niet naar billijkheid voorzien, treft het college een bijzondere regeling.

Artikel 51 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    Deze aanvullende regels kunnen worden aangehaald als “Aanvullende regels CAR/UWO Opsterland 2011”.

  • 2.

    Deze aanvullende regels treden in werking op 19 april 2011, met uitzondering van artikel 20a (beëindiging consignatievergoeding gladheidbestrijding). Dit artikel treedt in werking met terugwerkende kracht vanaf 1 november 2006.

  • 3.

    Met de inwerkingtreding van de Aanvullende regels CAR/UWO Opsterland 2011 worden de Aanvullende regels CAR/UWO Opsterland 2010, vastgesteld bij collegebesluit van 26 januari 2010, ingetrokken.

    Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van 19 april 2011.

    De voorzitter, De secretaris,

    Francisca Ravestein Koen van Veen.