Regeling vervallen per 01-01-2012

Verordening Meedoen is belangrijk Gemeente Oss 2012

Geldend van 17-05-2012 t/m 31-12-2011 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2012

Intitulé

Verordening Meedoen is belangrijk Gemeente Oss 2012

Hoofdstuk 1 - Algemene bepalingen

De Raad van de gemeente Oss,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van de gemeente Oss d.d. 20 maart 2012,

gelet op artikelen 108 en 147, eerste lid, van de Gemeentewet en artikel 8, eerste lid, onderdeel g, van de Wet werk en bijstand,

overwegende dat het wenselijk is financiële belemmeringen voor deelname aan maatschappelijke activiteiten op het gebied van sportieve, sociaal-culturele en educatieve activiteiten te verminderen of zoveel mogelijk op te heffen, zowel voor volwassenen als voor kinderen die onderwijs of een beroepsopleiding volgen;

BESLUIT:

vast te stellen:

Verordening Meedoen is belangrijk gemeente Oss 2012

Artikel 1 – Begripsbepalingen

  • 1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (WWB), de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet.

  • 2. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      WWB: de Wet Werk en Bijstand;

    • b.

      Belanghebbende: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken (Algemene Wet Bestuursrecht) en welke in de categorieaanduiding in artikel 2 nader is omschreven;

    • c.

      Maatschappelijke participatie: het deelnemen aan activiteiten van sportieve, sociaal-culturele of educatieve aard zoals bedoeld in artikel 4 van deze verordening;

    • d.

      Tegemoetkoming: de bijdrage die op grond van artikel 108 en artikel 149 van de Gemeentewet verstrekt kan worden, bedoeld in hoofdstuk 2 van deze verordening;

    • e.

      Categoriale bijzondere bijstand: de bijstand die op grond van artikel 35, lid 5 verstrekt kan worden, bedoeld in hoofdstuk 3 van deze verordening;

    • f.

      Schoolgaande kinderen: kinderen van 4 tot 18 jaar die voltijd onderwijs of een beroepsopleiding volgen;

    • g.

      Ten laste komend kind: het kind als bedoeld in artikel 4 sub e WWB;

    • h.

      Student: studeren van 18 jaar en ouder die recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet op de studiefinanciering (WSF) of de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS);

    • i.

      Peildatum: de eerste van de maand waarin de aanvraag is ingediend;

    • j.

      Kalenderjaar: tijdvak van een jaar lopend van 1 januari tot 1 januari van het jaar daaropvolgend;

    • k.

      College: het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Oss;

    • l.

      Gemeenteraad: de gemeenteraad van de gemeente Oss.

Artikel 2 – Kring van rechthebbenden

  • 1. Recht op een tegemoetkoming of categoriale bijzondere bijstand bestaat voor de in Nederland woonachtige Nederlander of een daarmee gelijkgestelde vreemdeling als bedoeld in artikel 11, lid 2 en 3 WWB.

  • 2. Geen recht op tegemoetkoming bestaat voor studenten.

  • 3. Recht op tegemoetkoming of categoriale bijzonderde bijstand bestaat voor een alleenstaande, een alleenstaande ouder met zijn ten laste komende kinderen of een gezin waarbij het in aanmerking te nemen inkomen op de peildatum niet hoger is dan 110 procent van de op hem of haar van toepassing zijnde bijstandsnorm.

  • 4. Recht op tegemoetkoming of categoriale bijzondere bijstand bestaat voor een alleenstaande, een alleenstaande ouder met zijn ten laste komende kinderen of een gezin waarbij het in aanmerking te nemen vermogen op de peildatum lager is dan de toepasselijke vermogensgrens als bedoeld in artikel 34, lid 2 WWB.

Artikel 3 - Categorieën

Voor belanghebbenden aan wie een uitkering voor deelname maatschappelijke participatie kan worden verleend geldt een categorieaanduiding. De categorieën worden aangeduid als:

  • a.

    de persoon jonger dan 4 jaar en ouder dan 18 jaar (tegemoetkoming deelname maatschappelijke participatie op basis van artikel 108 en artikel 149 van de Gemeentewet);

  • b.

    het ten laste komend schoolgaand kind dat onderwijs of een beroepsopleiding volgt (categoriale bijzondere bijstand op basis van artikel 35 lid 5 WWB).

Artikel 4 - Maatschappelijke participatie

Maatschappelijk participatie is het deelnemen aan activiteiten van sportieve, sociaal-culturele of educatieve aard met als doel sociale uitsluiting tegen te gaan. Onder kosten van maatschappelijke participatie worden in ieder geval verstaan de gemaakte of te maken kosten van:

  • a.

    lidmaatschap van verenigingen op het gebied van sport, cultuur of ontspanning, alsmede bijkomende kosten die direct verband houden met dit lidmaatschap;

  • b.

    schoolkosten, niet zijnde de schoolkosten bedoeld in de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS) voor schoolgaande kinderen van 4 tot 12 jaar en voor schoolgaande kinderen van 12 tot 18 jaar;

  • c.

    Zwemlessen van de ten laste komende kinderen van 4 jaar of ouder die niet over het zwemdiploma A of B beschikken.

Hoofdstuk 2. Personen jonger dan 4 jaar en ouder dan 18 jaar

Artikel 5 - Tegemoetkoming kosten maatschappelijke participatie

  • 1. Het college verstrekt op aanvraag een tegemoetkoming aan een belanghebbende voor de kosten van maatschappelijke participatie in de vorm van sociale-, culturele- of sportactiviteiten, dan wel een voorziening in natura in de vorm van de minima vervoerspas voor het collectief vraagafhankelijk vervoer, die hij ten behoeve van zichzelf en zijn ten laste komend kind jonger dan 4 jaar en alle meerderjarige gezinsleden maakt of wil maken.

  • 2. De bijdrage voor sociale-, culturele of sportactiveiten bedraagt € 100, - per persoon per kalenderjaar voor de onder het eerste lid genoemde personen.

  • 3. Aan een rechthebbende van 18 jaar en ouder kan op aanvraag de minima vervoerspas worden verstrekt. Met deze pas kan tegen gereduceerd tarief worden deelgenomen aan het collectief vraagafhankelijk vervoer van de gemeente Oss.

Hoofdstuk 3. Het ten laste komende kind dat onderwijs OF Beroepsopleidng volgt

Artikel 6 - Categoriale bijzondere bijstand

  • 1. Het college verstrekt op aanvraag categoriale bijzondere bijstand aan een persoon met een hem ten laste komend schoolgaand kind dat onderwijs of een beroepsopleiding volgt, met betrekking tot kosten in verband met maatschappelijke participatie van dat kind.

  • 2. De bijdrage voor sociale-, culturele of sportactiveiten bedraagt € 100,- per persoon per kalenderjaar voor de onder het eerste lid genoemde personen.

  • 3. De bijdrage voor schoolkosten bedraagt € 250, - per kalenderjaar voor een schoolgaand kind jonger dan 18 jaar dat is ingeschreven bij een instelling voor voortgezet onderwijs of een beroepsopleiding.

  • 4. De bijdrage voor schoolkosten bedraagt € 100, - per kalenderjaar voor een schoolgaand kind van 4 jaar of ouder dat is ingeschreven bij een instelling voor basisonderwijs.

  • 5. De bijdrage voor zwemlessen bedraagt € 100,- per kalenderjaar per ten laste komend kind van 4 of ouder die niet over het zwemdiploma A of B beschikken gedurende maximaal 2 jaar.

Hoofdstuk 4 - Slotbepalingen

Artikel 7 - Hardheidsclausule

Burgemeester en Wethouders kunnen in bijzondere gevallen ten gunste van de rechthebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 8 - Indexering

De bedragen in de verordening kunnen jaarlijks per 1 januari worden geïndexeerd volgens door het college in nadere regels vastgestelde rekensystematiek.

Artikel 9 - Controle op rechtmatigheid

Het college controleert periodiek de rechtmatigheid van de verstrekkingen. Hierbij wordt uitgegaan van het beginsel risicosturing dat aan het concept Hoogwaardig Handhaven ten grondslag ligt. De wettelijke grondslag hiervoor is de Antimisbruik verordening. De in deze verordening aan Burgemeester en Wethouders geformuleerde opdracht tot het stellen van nadere regels voor de uitvoering, is van overeenkomstige toepassing op de Verordening Meedoen is belangrijk.

Artikel 10- Terugvordering

In geval van ten onrechte uitgekeerde tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 2 van deze verordening is paragraaf § 6.4 - Terugvordering uit Hoofdstuk 6 van de Wet werk en bijstand van overeenkomstige toepassing.

Artikel 11 - Onvoorziene situaties

In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslissen Burgemeester en Wethouders.

Artikel 12 - Beleid

Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van de uitvoering van deze verordening nadere regels stellen.

Artikel 13 - Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als de Verordening Meedoen is belangrijk Gemeente Oss 2012.

Artikel 14 - Inwerkingtreding

De Verordening Meedoen is belangrijk 2009, laatstelijk gewijzigd vastgesteld in de vergadering van 9 februari 2012, wordt ingetrokken per 1 januari 2012.

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2012.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 10 mei 2012,

De griffier, De voorzitter,

Drs. P.H.A. van den Akker Drs. W.J.L. Buijs-Glaudemans

.

Toelichting

Algemeen deel

In de motie Blanksma-Spekman c.s.1 vraagt de Tweede Kamer de regering om gemeenten financieel af te rekenen als zij onvoldoende bijdragen aan de doelstelling om het aantal kinderen uit arme gezinnen dat om financiële redenen maatschappelijk niet meedoet, met de helft terug te dringen. Bij de uitvoering van deze motie heeft de regering echter gekozen voor een uitwerking die recht doet aan het uiteindelijke doel van de motie, namelijk het steviger stimuleren van gemeenten om daadwerkelijk werk te maken het aantal kinderen uit arme gezinnen dat maatschappelijk niet meedoet om financiële redenen terug te dringen. Daartoe voorziet dit wetsvoorstel in een verordeningsplicht voor gemeenteraden ten aanzien van artikel 35 lid 5 WWB.

Maatschappelijke participatie van kinderen is van groot belang met het oog op een zelfredzame toekomst. In dat verband is het gewenst dat inkomensondersteuning ten behoeve van die participatie rechtstreeks aan zoveel mogelijk minderjarige kinderen van de doelgroep ten goede komt.

Doordat in artikel 8 van de WWB een onderdeel is toegevoegd worden gemeenteraden verplicht regels op te nemen in een verordening over de wijze waarop meegewerkt wordt aan het bevorderen van de maatschappelijke participatie. Daarom heeft de regering er voor gekozen om de gemeenteraden voor te schrijven dat zij gehouden zijn een verordening op te stellen met betrekking tot het verlenen van categoriale bijzondere bijstand voor de kosten in verband met maatschappelijke participatie van ten laste komende kinderen die onderwijs of een beroepsopleiding volgen (conform artikel 35, vijfde lid, van de WWB). De gemeenteraden zijn gehouden om in ieder geval in de verordening invulling te geven aan het begrip maatschappelijke participatie.

Betekenis verordeningsplicht en inhoud verordening

Strekking van de verordeningsplicht is dat gemeenten werk maken van maatschappelijke participatie van kinderen. Daartoe zijn in de vorige kabinetsperiode extra middelen aan het gemeentefonds toegevoegd. Voor gemeenten die al maatregelen hebben genomen om de participatie van kinderen te bevorderen – zoals de gemeente Oss - betekent dit dat zij hun beleid rechtstreeks in de verordening kunnen opnemen en daarmee voldaan hebben aan de verordeningsplicht.

De verordeningsplicht verandert niets aan de gemeentelijke beleidsvrijheid op dit punt. Dit wetsvoorstel dwingt daarom niet tot het creëren van categoriale bijzondere bijstand voor schoolgaande kinderen. Een doeltreffender vorm van bijstandverlening is volgens het Rijk de individuele bijzondere bijstand, waardoor de bijstandverlening daadwerkelijk gemaakte kosten compenseert. Uiteraard dienen daarbij de kaders van de WWB niet te buiten gegaan worden. Dat betekent ondermeer dat als het categoriale regelingen betreft, de inkomensnormering van 110% gerespecteerd wordt en dat geen inkomensondersteuning plaatsvindt aan personen die uitgesloten zijn van het recht op bijstand. Met de verordeningsplicht krijgen colleges de opdracht om gerichte –generieke dan wel individuele- participatiebevorderende maatregelen te treffen voor schoolgaande kinderen. Daarmee wordt de door het Rijk gewenste transparantie en verantwoording van beleid bereikt.

De gemeente Oss kende al regelingen voor de participatie van schoolgaande kinderen welke waren opgenomen in de Verordening Meedoen is Belangrijk. Deze verordening regelde zowel de tegemoetkomingen voor volwassenen voor sociale en culturele activiteiten als de tegemoetkomingen voor schoolgaande kinderen. Op grond van de wijzigingen in de WWB per 1 januari 2012 dient de gemeente specifiek beleid ten behoeve van de participatie van schoolgaande kinderen in een verordening op te nemen. Voor Oss zou de consequentie zijn dat de gemeente twee verordening zou hebben; de verordening Meedoen is Belangrijk voor volwassenen en kinderen beneden de 4 jaar en een verordening Participatie Schoolgaande Kinderen.

Zowel de tegemoetkomingen in het kader van de maatschappelijke participatie van volwassenen als de categoriale bijzondere bijstand voor ten laste komende kinderen die onderwijs of een beroepsopleiding volgen zijn vanuit praktische overwegingen in één verordening ondergebracht. Daarbij moet wel worden bedacht dat de wettelijke grondslagen verschillend zijn. Eerstgenoemde ontleend zijn rechtsgrond aan de Gemeentewet, laatstgenoemde is een opdracht vanuit de Wet werk en bijstand.

Toelichting per artikel

Artikel 1

Ten aanzien van de begrippen die in de verordening worden gebruikt is aansluiting gezocht bij wettelijke omschrijvingen. Voorts is aan aanvullende, voor de uitvoering van de Wet Werk en Bijstand, belangrijke begrippen een eigen omschrijving gegeven.

  • a.

    WWB: Deze omschrijving behoeft geen nadere toelichting.

  • b.

    Belanghebbende: Deze omschrijving behoeft geen nadere toelichting.

  • c.

    Maatschappelijke participatie: In deze beschrijving is aangegeven wat wettelijk gezien onder dit begrip mag vallen.

  • d.

    Tegemoetkoming: de bijdrage die op grond van artikel 108 en artikel 149 van de Gemeentewet verstrekt kan worden, bedoeld in hoofdstuk 2 van deze verordening. Duidelijk is aangegeven dat er ten aanzien van de twee te onderscheiden doelgroepen (tegemoetkoming en categoriale bijzondere bijstand) een verschil bestaat.

  • e.

    Categoriale bijzondere bijstand: de bijdrage die op grond van artikel 35 lid 5 WWB , bedoeld in hoofdstuk 3 van deze verordening. Duidelijk is aangegeven dat er ten aanzien van de twee te onderscheiden doelgroepen (tegemoetkoming en categoriale bijzondere bijstand) een verschil bestaat.

  • f.

    Schoolgaande kinderen: kinderen van 4 tot 18 jaar die voltijd onderwijs of een beroepsopleiding volgen.

  • g.

    Ten laste komend kind: het kind jonger dan 18 jaar voor wie aan de alleenstaande ouder of de gehuwde op grond van artikel 18 van de Algemene Kinderbijslagwet kinderbijslag wordt betaald of zal worden betaald (artikel 4 sub e WWB).

  • h.

    Student: studerende van 18 jaar en ouder die recht heeft op studiefinanciering op grond van de WSF of de WTOS.

  • i.

    Peildatum: Deze omschrijving moet worden gezien in relatie tot het gestelde bij het toetsinkomen.

  • j.

    Kalenderjaar Een bijdrage voor een specifiek doel kan maximaal eenmaal per kalenderjaar worden verstrekt.

  • k.

    College: Deze omschrijving behoeft geen nadere toelichting.

  • l.

    Gemeenteraad: Deze omschrijving behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 2

In dit artikel is de kring van rechthebbenden beschreven. Voor bepaling van het recht op tegemoetkoming zijn de bepalingen uit de Wet werk en bijstand van overeenkomstige toepassing. De belangrijkste daarvan zijn leefvorm, inkomen, vermogen en rechtmatig verblijf in Nederland. Studenten komen niet in aanmerking voor een tegemoetkoming, omdat ze door hun studie al voldoende meedoen aan de maatschappij. Voor de categoriale bijzondere bijstand gelden van rechtswege de regels van de WWB.

Artikel 3

De categorie-indeling is gebaseerd op de doelgroepen die met deze verordening moeten worden bediend. Nogmaals wordt hier het onderscheid gemaakt in enerzijds burgers die op basis van het gemeentelijke minimabeleid een tegemoetkoming kunnen krijgen en anderzijds ten laste komende kinderen die onderwijs of een beroepsopleiding volgen en die op basis van de Wet werk en bijstand categoriale bijstand kunnen krijgen.

Artikel 4

Maatschappelijke participatie betekent mee (kunnen) doen in de maatschappij. Voorkomen moet worden dat burgers door financiële beperkingen in een sociaal isolement geraken. In dit artikel staan de kosten die in aanmerking komen voor een bijdrage. Kosten kunnen uitsluitend worden vergoed voor activiteiten die in Nederland plaatsvinden (in verband met het in de WWB opgenomen territorialiteitsbeginsel).

De gemeentelijke regeling mag geen overlap hebben met wettelijke regelingen, zoals de Wet onderwijstegemoetkoming en schoolkosten (WTOS). De WTOS kent een bijdrage voor ouders van scholieren op het voortgezet onderwijs. Daarom zijn schoolkosten in deze verordening gedefinieerd als kosten waarop de WTOS niet ziet. Het kan bijvoorbeeld gaan om de vrijwillige ouderbijdrage, excursies en kosten van schoolreizen.

Met samenhangende kosten worden kosten bedoeld die men moet maken om het lidmaatschap werkelijk uit te oefenen, bijvoorbeeld speciale sportkleding, zoals judopak, zwemkleding of voetbalshirt en schoenen.

Artikel 5

Uit deze omschrijving wordt duidelijk wie rechthebbenden kunnen zijn voor een tegemoetkoming in het kader van de maatschappelijke participatie. Hierbij wordt de leefvormen systematiek van de WWB gevolgd (inclusief gezinsnorm). Het betreft voor deze categorie tegemoetkomingen in de vorm van een forfaitair bedrag voor sociale-, culturele of sportactiveiten en de minima vervoerspas van de gemeente Oss.

Sociale-, culturele of sportactiviteiten

Deze activiteiten kunnen in georganiseerd verband plaats vinden dan wel op individuele basis. Gedacht kan worden aan deelname aan sociale activiteiten (vb bioscoop bezoek, pretparken etc), culturele activiteiten (vb musea, lidmaatschap bibliotheek etc) en/of sportactiviteiten (vb sportvereniging, fitness etc). Desgevraagd dient rechthebbende bewijzen van deelname aan deze activiteiten te tonen.

De tegemoetkoming strekt zich ook uit tot kinderen van 0 tot 4 jaar en heeft dan bijvoorbeeld betrekking op plaatsing van kinderen in een peuterspeelzaal, of deelname aan baby- of peuter zwemmen.

Per persoon bedraagt de bijdrage € 100,-- per kalenderjaar. Deze bijdrage kan voor meerdere activiteiten ingezet. Het bedrag is bedoeld als een tegemoetkoming.

Minima vervoerspas

Met de minima vervoerspas kan tegen gereduceerd tarief worden gereisd met het collectief vraagafhankelijk vervoer van de gemeente Oss. De pas geeft een reductie per reiszone. Het tarief van Taxihopper wordt jaarlijks opnieuw vastgesteld aan de hand van de OV-tarieven.

Artikel 6

Het college kan op grond van artikel 35 lid 5 WWB categoriale bijzondere bijstand verlenen aan ouders van ten laste komende schoolgaande kinderen die onderwijs of een beroepsopleiding volgen. Ten laste komende kinderen zijn eigen of stiefkinderen jonger dan 18 jaar voor wie de ouder aanspraak op kinderbijslag kan maken. Vanwege de beperking dat het kind onderwijs moet volgen geldt een leeftijdsondergrens van 4 jaar.

Sociale-, culturele- en sportactiveiten

Voor de toelagen voor deze activiteiten wordt verwezen naar het gestelde onder de toelichting bij artikel 5.

Schoolkosten

Onder het volgen van onderwijs wordt verstaan het volgen van basisonderwijs of voortgezet onderwijs. Hoewel kinderen vanaf de vijfde verjaardag leerplichtig zijn volgen zij in het algemeen al vanaf het vierde jaar al basisonderwijs. Voortgezet onderwijs is onderwijs aan kinderen vanaf ongeveer 12 jaar (VMBO, HAVO en VWO). Het voortgezet onderwijs sluit aan op het basisonderwijs en bereidt leerlingen voor op het middelbaar en hoger beroepsonderwijs.

Het college kan een bijdrage voor een tegemoetkoming in de schoolkosten verstrekken. Het gaat om kinderen in de leeftijd van 4 tot 18 jaar die basisonderwijs, voortgezet onderwijs of een beroepsopleiding volgen. Bij schoolkosten moet gedacht worden aan de kosten van aanschaf van leer- en overblijfmiddelen, excursies, verplichte sportkleding, ouderbijdrage en schoolfonds. In de verordening wordt alleen nog onderscheid gemaakt tussen basisonderwijs en voortgezet onderwijs of een beroepsopleiding. De voorwaarde gebaseerd op leeftijdsonderscheid is in de praktijk niet nodig om de rechtmatigheid en bereik van de verstrekking te borgen. Burgemeester en wethouders verstrekken voor een kind op de basisschool een vergoeding van € 100,- per kalenderjaar. De vergoeding voor een kind op het voortgezet onderwijs of een beroepsopleiding bedraagt € 250,- per kalenderjaar.

 Zwemlessen

Het college kaneen bijdrage verstekken in de kosten van zwemlessen indien de ten laste komende kinderen van 4 jaar of ouder van de rechthebbenden niet beschikken over de zwemdiploma’s A of B. De vergoeding bedraagt € 100- per kalenderjaar en kan gedurende maximaal twee jaar worden verstrekt. De gemaakte kosten dienen desgevraagd te worden aangetoond door het overleggen van de zwemkaart.

Artikel 7

Geen nadere toelichting.

Artikel 8

Het college kan de toelagen als genoemd in deze verordening Indexeren op de 1e januari van een nieuw kalenderjaar. In 2012 wordt in ieder geval niet tot indexering van de toelagen overgegaan. Indien in de komende jaren wel indexering plaats zal vinden dient het college hiervoor een besluit te nemen. Leidraad met betrekking tot de indexering is dan het handboek Schulinck (de juridische adviseur) evenals de adviezen van de VNG. De indexeringspercentages worden door Schulinck berekend aan de hand van de consumentenprijsindex voor alle huishoudens van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).

Artikel 9

De claimbeoordeling van aanvragen zijn gebaseerd op risicosturing.

De klant geeft aan wat hij aanvraagt en verklaart of hij tot de kring van rechthebbenden behoort. De claimbeoordeling houdt in dat de afgelegde verklaring juist is, waarna het besluit wordt genomen, kenbaar gemaakt en tot betaling wordt overgegaan. De borging van de risico’s op onrechtmatige verstrekkingen wordt gerealiseerd door periodieke controles op basis van steekproeven.

Burgemeester en Wethouders kunnen bewijzen van gemaakte kosten met betrekking tot alle soorten verstrekkingen uit deze verordening opvragen tot 2 jaar na datum van aanvraag.

Sociale en culturele activiteiten :

Verificatie van de gemaakte kosten vindt plaats aan de hand van door de rechthebbende te tonen bewijzen als (bijvoorbeeld) een lidmaatschapskaart van een sportvereniging, abonnement schouwburg, de museumjaarkaart of bewijs van plaatsing van een kind tot 4 jaar in een peuterspeelzaal.

Schoolkosten:

Verificatie is gebaseerd op GBA-gegevens en de inschrijvingen op basis van De leerplichtwet. Deze gegevens zijn al aanwezig en ter beschikking. Aan de belanghebbende hoeft zelf geen informatie te worden gevraagd omdat deze niets bijdraagt aan de bestaande mogelijkheden tot doelmatige verificatie. De afdeling Werk en Inkomen kan de registers in het kader van de Leerplichtwet raadplegen voor sluitende controle op de rechtmatigheid.

Zwemlessen

Verificatie van de kosten vindt plaats door het tonen van de zwemkaart.

Artikel 10

Bij terugvordering van categoriale bijzondere bijstand gelden de bepalingen daarover uit de WWB. Bij eventuele terugvordering van tegemoetkomingen op grond van hoofdstuk 2 zijn de terugvorderingbepalingen van de WWB van overeenkomstige toepassing. Dit ter bevordering van de eenduidigheid. Burgemeester en Wethouders werken terug- en invordering van ten onrechte verstrekte uitkering nader uit in beleidsregels.

Artikel 11 tot en met 14

Geen nadere toelichting