Regeling vervallen per 01-01-2020

Bezoldigingsverordening Oss 1994

Geldend van 01-04-1994 t/m 31-12-2019

Intitulé

Bezoldigingsverordening Oss 1994

BEZOLDIGINGSVERORDENING OSS

Artikel 1

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    ambtenaar: 1. de ambtenaar in de zin van de Collectieve

    Arbeidsvoorwaardenregeling (CAR) Oss;

    • 2.

      de werknemer in de zin van artikel 2:5 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling (CAR) Oss;

    • 3.

      de werknemer waarmee een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht is afgesloten omdat betrokkene een zodanige arbeidstijd heeft dat deze geen deelnemer aan de IZA regeling kan zijn;

  • b.

    salaris: het salaris, als bedoeld in artikel 3:1, tweede lid, van de Collectieve

    Arbeidsvoorwaardenregeling (CAR) Oss;

  • c.

    salaris per uur: het 1/156 deel van het salaris bij een gemiddeld 36 urige werkweek;

  • d.

    salarisschaal II: de schaal als bedoeld in artikel 3:1, derde lid, sub a van de Collectieve

    Arbeidsvoorwaardenregeling (CAR) Oss opgenomen in bijlage II, behorend bij de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling (CAR) Oss;

    salarisschaal IIa: de schaal als bedoeld in artikel 3:1, derde lid, sub b, van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling (CAR) Oss opgenomen in bijlage IIa, behorend bij de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling (CAR) Oss;

  • e.

    salarisnummer: een aanduiding, bestaande uit een getal of uit een letter en een getal,

    dat in een salarisschaal naast een salaris is vermeld;

  • f.

    salarisanciënniteit: het salarisnummer vermeerderd met het aantal maanden waarop

    men conform het bij dit salarisnummer behorende salaris wordt bezoldigd.

  • g.

    maximumsalaris: het hoogste bedrag van een salarisschaal, dat kan worden bereikt door

    jaarlijkse salarisverhogingen;

  • h.

    bezoldiging: het salaris vermeerderd met de toelagen als genoemd in de artikelen

14, 15, 16, 17, 19 en 21 van deze verordening, alsmede de toelage genoemd in artikel 3:1:2 eerste t/m vijfde lid van het Ambtenarenreglement (AR) Oss, een en ander met dien verstande dat, indien de toelagen een wisselend karakter hebben, onder bezoldiging wordt verstaan het salaris, vermeerderd met het gemiddelde berekend over de 12 laatste volle kalendermaanden van de in dit lid bedoelde toelagen;

  • i.

    functie: het samenstel van werkzaamheden door de ambtenaar te verrichten;

  • j.

    functieschaal: de voor de functie vastgestelde schaal ingevolge functiewaarderings-

    onderzoek conform het reglement functie- en

    Inconveniëntenwaardering Oss 2004;

  • k.

    aanloopschaal: de schaal onmiddellijk voorafgaand aan de voor de functie

    vastgestelde functieschaal;

  • l.

    uitloopschaal: de schaal onmiddellijk volgend op de voor de functie vastgestelde

    functieschaal;

  • m.

    formatieplan: een beschrijving per organisatie-eenheid conform het Reglement

functie- en inconveniëntenwaardering Oss 2004 waarin tevens het maximaal benodigd functie niveau en omvang tot uitdrukking wordt gebracht (de zogenaamde mini-formatie);

  • n.

    functiewaar- het op systematische wijze in rangorde plaatsen van functies, met als

    deringsonderzoek: criterium de relatieve zwaarte van het werk;

  • o.

    conversie: de vertaling van de gevonden rangorde naar salarisschalen;

  • p.

    organieke functie: de beschrijving van het samenstel van werkzaamheden welke door

een ambtenaar verricht dient te worden en de daarvoor benodigde kwalificaties;

  • q.

    functiereeks: maximaal drie opeenvolgende organieke functie omschrijvingen van

    een (groeps)functie, met dien verstande dat binnen een reeks de functies naar inhoud op lopen in zwaarte, alsmede op het gebied van opleidings- en ervaringseisen toenemen;

  • r.

    volledige werktijd: een werktijd welke gemiddeld 38 werkuren per week omvat. Vanaf

    1 januari 1997 gemiddeld 36 werkuren per week.

  • s.

    Landelijk Overleg overlegorgaan waarbij de centrale van overheidspersoneel welke zijn

    Gemeentelijke toegelaten tot het LOGA met het College voor Arbeidszaken van de

    Arbeids- vereniging van Nederlandse Gemeente, met elkaar overleg

    voorwaarden: voeren over de collectieve arbeidsvoorwaardenregeling voor gemeenten.

Berekeningswijze

Artikel 2

1.Het recht op bezoldiging vangt aan met de dag waarop de aanstelling van de ambtenaar ingaat.

Indien in het aanstellingsbesluit geen datum van ingang is vermeld, vangt het recht op bezoldiging aan met de dag waarop de ambtenaar feitelijk in dienst is getreden.

2.Het recht op bezoldiging eindigt, in geval van ontslag, met ingang van de dag waarop het ontslag ingaat.

Artikel 3

Wanneer het salaris, een emolument of een toelage moet worden berekend over een gedeelte van een maand, wordt het bedrag per dag vastgesteld door het maandbedrag te delen door het aantal kalenderdagen van die maand.

Artikel 4

De salarissen van de ambtenaren, waarvan het salaris niet bij of krachtens de wet is geregeld, worden vastgesteld op de bedragen volgens de salarisschalen of, indien voor zijn betrekking een vast bedrag geldt, dit bedrag, opgenomen in bijlage II of IIa behorende bij de CAR-Oss.

Artikel 5

Het salaris van de ambtenaar met een niet volledige werktijd wordt vastgesteld op een evenredig deel van het salaris dat voor hem zou gelden bij een volledige werktijd.

Artikel 6

  • 1.

    Indien in het Landelijk Overleg Gemeentelijke Arbeidsvoorwaarden een collectieve salariswijziging wordt overeengekomen welke een algemeen karakter draagt, wordt door het college met ingang van de datum waarop die wijziging ingaat, een overeenkomstige wijziging aangebracht in de salarissen van de ambtenaren.

  • 2.

    Van de wijziging bedoeld in het vorige lid geeft het college kennis aan de raad.

Inpassing

Artikel 7

  • 1.

    Het college bepaalt met inachtneming van het functie- en inconveniëntenwaarderingsreglement Oss 2004 de voor de functie geldende functieschaal

  • 2.

    Bij plaatsing wordt de ambtenaar als regel ingepast in de aanloopschaal van de functie. Op grond van ervaring of diensttijd in een andere betrekking kan de ambtenaar bij plaatsing in de functieschaal worden ingepast. In zeer uitzonderlijke situaties, bijvoorbeeld wanneer op de arbeidsmarkt is gebleken dat het niet mogelijk is een ambtenaar aan te trekken met een salaris dat overeenkomt met een bedrag in de functieschaal van de functie en bovendien is vastgesteld dat de ambtenaar bij de vervulling van de functie een bepaalde meerwaarde heeft ten opzichte van de gestelde functie-eisen, kan inpassing geschieden in de uitloopschaal van de functie.

  • 3.

    Anders dan bij wijze van disciplinaire straf, als bedoeld in het Ambtenarenreglement (AR) Oss, kan zonder voorafgaand ontslag voor een ambtenaar geen salarisschaal gaan gelden met een lager maximumsalaris dan dat van de reeds voor hem geldende salarisschaal.

  • 4.

    Indien een ambtenaar - niet op zijn verzoek - een functie gaat vervullen waarvoor een lagere functieschaal geldt, behoudt hij het reeds verkregen salaris. De eventuele salarisgroei in de schaal volgens welke de ambtenaar voorheen werd bezoldigd, wordt gegarandeerd, met dien verstande dat het oordeel dat over de ambtenaar in de nieuwe functie wordt uitgesproken, geacht wordt hetzelfde oordeel te zijn als ware de ambtenaar nog in zijn oude functie aangesteld. Het gestelde in artikel 11 en artikel 12 blijft onverminderd van toepassing.

Artikel 8

  • 1.

    Bij plaatsing kent het college de ambtenaar het salaris toe dat:

    • a.

      wanneer hij 22 jaar of ouder is, in de voor hem geldende salarisschaal II is vermeld onder het salarisnummer 0, danwel wanneer hij 21 jaar of ouder is in de voor hem geldende salarisschaal IIa is vermeld onder het salarisnummer 0;

    • b.

      wanneer hij jonger dan 22 jaar is, in de voor hem geldende salarisschaal II, danwel jonger dan 21 jaar is, in de voor hem geldende salarisschaal IIa is vermeld onder het salarisnummer, dat overeenkomt met zijn leeftijd.

  • 2.

    Van het bepaalde in het vorige lid kan worden afgeweken door het toekennen van een hoger salaris, indien daartoe naar het oordeel van het college aanleiding bestaat.

Periodieke salarisverhoging

Artikel 9

  • 1.

    Het salaris van de ambtenaar wordt binnen de voor hem geldende salarisschaal periodiek verhoogd tot het naast hogere bedrag.

  • 2.

    De periodieke verhogingen worden toegekend:

    • a.

      wanneer de ambtenaar 22 jaar of ouder is en hij het maximumsalaris van de voor hem geldende salarisschaal nog niet heeft bereikt, danwel 21 jaar of ouder en hij het maximum salaris van de voor hem geldende salarisschaal IIa nog niet heeft bereikt, voor de eerste maal met ingang van de eerste dag van de maand waarin zijn aanstelling één jaar is verstreken en nadien telkens na één jaar;

    • b.

      wanneer de ambtenaar jonger dan de gestelde leeftijd in sub a is, met ingang van de eerste dag van de maand waarin zijn verjaardag valt.

  • 3.

    Het tijdstip waarop ingevolge het vorige lid aan de onder a. bedoelde ambtenaar voor de eerste maal een periodieke verhoging wordt toegekend, kan worden vervroegd indien daartoe naar het oordeel van het college aanleiding bestaat.

  • 4.

    Indien de in het tweede lid onder a. bedoelde ambtenaar reeds voor zijn de in dit lid genoemde leeftijd was aangesteld, worden hem de periodieke verhogingen toegekend met ingang van de eerste dag van de maand, waarin zijn verjaardag valt.

  • 5.

    Het salaris wordt, indien de salarisschaal II dit aangeeft en wanneer het maximumsalaris is bereikt, voor de eerste maal na drie jaar en vervolgens om de twee jaar verhoogd tot het naasthogere bedrag vermeld, onder een salarisnummer beginnende met de letter U.

  • 6.

    De tijd gedurende welke de ambtenaar ingevolge wettelijke verplichting, als bedoeld in hoofdstuk 3, onderdeel 'militaire dienst' van het Ambtenarenreglement (AR) Oss, wordt geacht in zijn betrekking met verlof te zijn, wordt voor de toekenning van het salaris als diensttijd in aanmerking genomen.

Artikel 10

  • 1.

    Het college kan aan de ambtenaar, die het maximumsalaris van de voor hem geldende salarisschaal nog niet heeft bereikt, een extra salarisverhoging tot een in de salarisschaal genoemd bedrag, niet uitgaande boven het maximumsalaris, toekennen op grond van:

    • a.

      buitengewone bekwaamheid, geschiktheid en ijver;

    • b.

      andere door het college van voldoende belang geachte, werkzaamheden.

  • 2.

    Bij de toepassing van het vorige lid blijft het tijdstip waarop ingevolge artikel 9 een salarisverhoging wordt toegekend onverlet, tenzij het college anders bepaalt.

Artikel 11

  • 1.

    Bij onvoldoende bekwaamheid, geschiktheid of ijver van de ambtenaar kan het college bepalen dat ten aanzien van hem de salarisanciënniteit met 12 maanden wordt bevroren zodat salarisverhoging, als bedoeld in artikel 9, achterwege blijft.

  • 2.

    Het college kan nadien bepalen dat de salarisverhogingen, welke met toepassing van het eerste lid achterwege zijn gelaten, al dan niet met terugwerkende kracht, alsnog worden toegekend.

  • 3.

    Van een beslissing tot toepassing van het eerste lid wordt de ambtenaar zo spoedig mogelijk, schriftelijk mededeling gedaan, onder vermelding van de redenen welke tot de beslissing hebben geleid. De bevriezing conform lid 1 gaat in op de 1e van de maand volgende op het tijdstip waarop de ambtenaar van dit besluit in kennis is gesteld.

Uitsluitingen ten aanzien van medewerkers aangesteld in Melkert-1 banen

Artikel 11a

  • 1.

    De artikelen 7 en 12 van deze verordening zijn niet van toepassing op medewerkers die zijn aangesteld op een Melkert-1 baan in het kader van de Regeling extra werkgelegenheid voor langdurig werklozen voor zover in genoemde artikelen gesproken wordt over plaatsing in de uitloopschaal.

  • 2.

    Artikelen 14 en de artikelen 16 tot en met 20 (met betrekking tot toelagen) van deze verordening, alsmede artikel 3.2.1 van het Ambtenarenreglement zijn niet van toepassing op medewerkers die zijn aangesteld op een Melkert-1 baan in het kader van de Regeling extra werkgelegenheid voor langdurig werklozen met dien verstande dat compensatie van toelagen zal plaatsvinden in de vorm van verlof.

Salariëringsmogelijkheden binnen een functie

Artikel 12

  • 1.

    In een functie waarin een ambtenaar is geplaatst, kan het college op voorstel van de directeur een ambtenaar bevorderen naar de functieschaal danwel naar de uitloopschaal.

  • 2.

    Wanneer voor de ambtenaar, als gevolg van het besluit conform lid 1, een salarisschaal gaat gelden met een hoger maximumsalaris, wordt het salaris in de nieuwe schaal vastgesteld op het bedrag, gelegen onmiddellijk boven het salaris dat de ambtenaar in de oude schaal zou hebben genoten, zulks onverminderd het bepaalde in artikel 10.

    • a.

      Voor de ambtenaar op wie salarisschaal II van toepassing is: indien deze verhoging niet één volle periodiek in de nieuwe schaal tot gevolg heeft, dan zal de ambtenaar in de eerst daarop volgende periodiek in de nieuwe schaal worden ingepast.

    • b.

      Voor de ambtenaar voor wie salarisschaal IIa van toepassing is: Indien het salarisverschil tussen dit naasthogere bedrag en het oude salaris minder bedraagt dan 75% van het salarisverschil tussen het bedrag dat de ambtenaar aan salaris zou hebben ontvangen indien hij niet zou zijn overgegaan naar de nieuwe schaal, maar een periodieke verhoging zou hebben gekregen, en het bedrag van zijn oude salaris, wordt de ambtenaar in de nieuwe schaal ingeschaald op het bedrag dat direct volgt op het naasthogere bedrag.

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 9 wordt het salaris in de nieuwe salarisschaal verhoogd tot een bedrag in die schaal, zodra en voor zoveel zulks nodig is om te bereiken dat het nieuwe salaris blijft uitgaan boven het salaris dat de ambtenaar in de oude schaal zou hebben genoten.

Voor de medewerker die in de oude schaal het maximum nog niet had bereikt, heeft dit tot gevolg dat de eerstvolgende periodiek in dezelfde maand wordt toegekend als wanneer deze in de oude schaal zou zijn toegekend.

Voor de medewerker die het maximum in de oude schaal had bereikt, wordt de eerstvolgende periodiek in de nieuwe schaal, behoudens het gestelde in artikel 11, één jaar na bevordering toegekend.

  • 4.

    Bevordering van de aanloopschaal naar de functieschaal is mogelijk voor de ambtenaar van wie is vastgesteld dat hij de functie volledig en goed uitoefent en voldoet aan de bij de functie behorende vereisten.

  • 5.

    Bevordering naar de bij de functie behorende uitloopschaal is slechts dan mogelijk indien is gebleken dat de ambtenaar in de functie in de loop der jaren een meerwaarde (uitgebreidere kennis van zaken, routine e.d.) heeft verkregen danwel blijk heeft gegeven te beschikken over bijzondere bekwaamheid en geschiktheid ter zake van werkzaamheden gelegen buiten de functie en zodoende gedurende geruime tijd uitgaat boven de voor een normale functievervulling gestelde eisen.

Een bevordering naar deze uitloopschaal vindt normaal niet eerder plaats nadat men gedurende 3 jaren op het maximum van de functie-schaal bezoldigd is. In bijzondere situaties waarbij de medewerker al voordat hij het maximum salaris in zijn functieschaal heeft bereikt blijk heeft gegeven over een bepaalde meerwaarde te beschikken kan het college deze termijn bekorten. Bevordering naar de uitloopschaal kan niet eerder plaatsvinden dan nadat het maximum van de functieschaal is bereikt.

6.Voor de ambtenaar die 55 jaar of ouder is behoeft, bij gebleken meerwaarde, de wachttijd van 3 jaar op het maximum van de functieschaal niet in acht te worden genomen.

Vervullen van een andere functie

Artikel 13

1.Het college kan ertoe besluiten dat een ambtenaar een andere functie gaat vervullen. Indien de ambtenaar een functie gaat vervullen met een hogere functieschaal vindt inpassing plaats zoals omschreven in artikel 7 lid 2, doch met dien verstande dat de ambtenaar altijd een salaris ontvangt gebaseerd op een hoger bedrag dan dat hij zou hebben genoten in zijn oude functie. Artikel 12, lid 2, sub b is van overeenkomstige toepassing.

Indien de aanloop of functieschaal geen mogelijkheid biedt het salaris op een hoger niveau vast te stellen, vindt een administratieve inpassing plaats in de naast hogere schaal overeenkomstig het bepaalde in artikel 12, lid 2, sub b.

Vervolgens zal het salaris op dit niveau worden bevroren.

Eerst nadat het college een besluit tot bevordering conform de bepalingen in artikel 12 lid 4 of lid 5 heeft genomen, kan men aanspraak maken op een verdere doorgroei in de desbetreffende schaal.

  • 2.

    Als de ambtenaar in een functie met een hogere functieschaal is geplaatst, telt de salarisanciënniteit in het vroegere ambt op het maximum doorgebracht als regel niet mee voor plaatsing in de nieuwe uitloopschaal.

  • 3.

    Bevordering van de ambtenaar naar een functie met een hogere functieschaal kan niet in 2 opeenvolgende jaren plaatsvinden, tenzij er sprake is van een extreem versneld groeien naar een voorbestemde functie.

  • 4.

    Bevorderingen naar een hogere functie in dezelfde functiereeks is eerst mogelijk nadat de ambtenaar blijk heeft gegeven deze hogere functie volledig te kunnen vervullen en voldoet aan alle voor de organieke functie geldende kwalificaties. Inpassing zal dan plaatsvinden in de functieschaal.

Toelagen

Artikel 14 (persoonlijke toelage)

  • 1. In zeer bijzondere gevallen kan aan de ambtenaar die het maximum van de voor hem geldende salarisschaal heeft bereikt door het college, wanneer daartoe naar hun oordeel op grond van buitengewone bekwaamheid, geschiktheid en ijver aanleiding bestaat, een toelage worden toegekend. Een dergelijke toelage wordt behoudens zeer bijzondere situaties niet toegekend indien men conform het gestelde in artikel 12 is ingepast in de uitloopschaal.

  • 2. De in het vorige lid bedoelde toelage is niet hoger dan 10% van het salaris van de betrokken ambtenaar, met dien verstande dat de som van het salaris en de toelage het hoogste bedrag van de naast hogere salarisschaal niet overschrijdt.

Artikel 15 (onregelmatigheidstoeslag)

  • 1.

    Aan de ambtenaar voor wie een salarisschaal geldt met een lager maximumsalaris dan dat van schaal 10, en voor wie werktijden zijn vastgesteld als bedoeld in artikel 3:3, van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling (CAR) Oss, wordt door het college een toelage toegekend.

  • 2.

    De in het vorige lid bedoelde toelage bedraagt per gewerkt uur een percentage van het voor de ambtenaar geldende salaris per uur. Dit percentage bedraagt:

    20% voor de uren op maandag tot en met vrijdag tussen 6 en 8 uur en tussen 18 en 22 uur;

    40% voor de uren op zaterdag tussen 6 en 22 uur;

    40% voor de uren op maandag tot en met zaterdag tussen 0 en 6 uur en tussen 22 en 24 uur;

    65% voor de uren op zondag en op de feestdagen genoemd in artikel 4:1:1, derde lid, van het Ambtenarenreglement (AR) Oss;

met dien verstande dat genoemde percentages worden berekend over ten hoogste het salaris per uur, dat is afgeleid van het salaris behorende bij salarisnummer 10 van salarisschaal 6 van bijlage II danwel bijlage IIa behorende bij de de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling (CAR) Oss.

3.In bijzondere gevallen kan het college een regeling treffen, welke het bepaalde in dit artikel aanvult of daarvan afwijkt.

Artikel 16 (gebroken diensten)

  • 1. Aan de ambtenaar voor wie een salarisschaal geldt met een lager maximum salaris dan dat van schaal 10, en voor wie werktijden zijn vastgesteld als bedoeld in artikel 3:3, van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling (CAR) Oss wordt door het college een toelage gebroken dienst toegekend.

  • 2. Onder een gebroken dienst wordt verstaan:

    een dienst waarbij tussen begin en einde diensttijd tenminste 10 uur is gelegen en

    welke onderbroken wordt door één rusttijd van meer dan 1 uur en 30 minuten.

  • 3. Gedurende de schoolvakantieperiode wordt het vorige lid overeenkomstig van toepassing verklaard met dien verstande dat tussen begin en einde diensttijd tenminste 8 uur is gelegen.

  • 4. De in lid 1 bedoelde toelage bedraagt per gebroken dienst € 9.87 (bruto) en dient bij algemene salariswijzigingen aangepast te worden. (norm 1-2-2002)

Artikel 17 (consignatie vergoeding)

  • 1. Aan de ambtenaar, voor wie een salarisschaal geldt met een lager maximumsalaris dan dat van schaal 10, en die buiten de werktijden die voor hem zijn vastgesteld als bedoeld in de artikelen 4:2 en 4:2:1 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling (CAR) Oss en het ambtenarenreglement (AR) Oss, zich regelmatig of vrij regelmatig bereikbaar en beschikbaar moet houden teneinde bij oproep arbeid te gaan verrichten, wordt door het college een toelage consignatievergoeding toegekend.

  • 2. De in het vorige lid bedoelde toelage bedraagt per uur bereikbaarheid en beschikbaarheid een percentage dat wordt berekend over het salaris behorende bij salarisnummer U III van salarisschaal 3 van bijlage II danwel het maximumsalaris behorende bij salarisschaal 3 van bijlage IIa behorende bij de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling (CAR) Oss. Dit percentage bedraagt:

    • a.

      5% voor de uren op maandag tot en met vrijdag tussen 6 en 22 uur en 3% voor de uren op die dagen tussen 0 en 6 uur en tussen 22 en 24 uur;

    • b.

      7% voor de uren op zaterdag tussen 6 en 22 uur en 5% voor de uren op die dag tussen 0 en 6 uur en tussen 22 en 24 uur;

    • c.

      8% voor de uren op zondag en op de feestdagen, genoemd in artikel 4:1:1, derde lid van het Ambtenarenreglement (AR) Oss, tussen 6 en 22 uur en 6% voor de uren op die dag en tussen 0 en 6 uur en 22 en 24 uur.

  • 3. De op basis van het tweede lid berekende toelage wordt verhoogd met 25% over de uren waarop aan de opgedragen bereikbaarheid en beschikbaarheid een extra plaatsgebondenheid op of rond de plaats van tewerkstelling is verbonden.

  • 4. In bijzondere gevallen kan het college een regeling treffen, welke het bepaalde in dit artikel aanvult of daarvan afwijkt.

Artikel 18 (EHBO-toelage)

Het college zal in het belang van de dienst aan een ambtenaar een tijdelijke toelage van € 107,76 per jaar toekennen voor het bezit van een erkend geldig diploma E.H.B.O.

Artikel 19 (Inconveniëntentoelage)

  • 1. Het college bepaalt met in achtname van het reglement functie- en inconveniëntenwaardering de voor een functie geldende inconveniëntenscore.

  • 2. Met ingang van 1 januari 1999 bedraagt de inconveniëntentoelage:

    • a.

      00 - 20 punten geen toelage

    • b.

      21 - 40 punten 1 x periodiek bedrag

    • c.

      > 41 punten 2 x periodiek bedrag.

  • 3. Het in lid 2 bedoelde periodiek bedrag is het verschil tussen het laatste en het voorlaatste schaalbedrag van schaal 4 van de salaristabel conform bijlage II of IIa van de CAR/AR.

Artikel 20 (schadevrij-rijden)

  • 1.

    Aan de ambtenaar, die bezoldigd wordt in de schalen 1 tot en met 4 van bijlage II danwel bijlage IIa behorende bij de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling (CAR) Oss en die werkzaam is als bestuurder van een dienstauto, wordt een tijdelijke toelage toegekend als premie voor schadevrij rijden, wanneer aan of met de auto geen schade is toegebracht, welke naar het oordeel van het hoofd van dienst geheel of gedeeltelijk aan de schuld van de bestuurder kan worden geweten.

  • 2.

    De toelage bedraagt € 0,05 per uur en maximaal € 45,40 per kalenderhalfjaar of een evenredig deel hiervan, naar gelang de ambtenaar een geheel kalenderhalfjaar of een gedeelte hiervan als bestuurder van een dienstauto werkzaam is geweest.

  • 3.

    Jaarlijks zal door de leiding een overzicht worden verstrekt aan de afdeling P&O van schadegevallen met dienstauto's en de betrokken bestuurders.

Vermindering toelagen

Artikel 21

  • 1.

    Aan de ambtenaar wiens bezoldiging vermindert als gevolg van het buiten zijn toedoen beëindigen of voor meer dan 25% verminderen van een der toelagen ingevolge de artikelen 15, 17 of 19 van deze verordening, wordt een aflopende dan wel een blijvende toelage toegekend op voet van de volgende leden.

  • 2.

    a. Aan de ambtenaar, die een toelage ex artikel 15, 17 of 19 van deze verordening, zonder

    wezenlijke onderbreking, gedurende een periode van 3 jaar heeft genoten, wordt met ingang van de eerste maand van de beëindiging, c.q. de blijvende vermindering, een aflopende toelage toegekend.

    • b.

      De duur van de aflopende toelage is gelijk aan 1/3 gedeelte van de tijd, gedurende welke de betreffende toelage werd genoten, afgerond op een hele maand naar boven.

    • c.

      De aflopende toelage bedraagt gedurende 1/3 van de onder b bedoelde duur 75% van het vervallen gedeelte van de toelage;

daarna gedurende 1/3 van de onder b bedoelde duur 50% van het vervallen gedeelte van de toelage;

daarna gedurende 1/3 van de onder b bedoelde duur 25% van het vervallen gedeelte van de toelage.

  • 3.

    Toepassing van artikel 3:1:2 van het Ambtenarenreglement (AR) Oss heeft geen invloed op het bepaalde in lid 2 van dit artikel.

  • 4.

    Aan de ambtenaar die de leeftijd van 60 jaren heeft bereikt en een toelage ex artikel 15, 17 of 19 van deze verordening gedurende ten minste 10 jaren zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten, wordt een blijvende toelage toegekend ter grootte van vermeldde toelage.

  • 5.

    Aan de ambtenaar, die de leeftijd van 50 jaren heeft bereikt en nog geen 60 jaren oud is, en een toelage ex artikel 15, 17 of 19 van deze verordening gedurende ten minste 25 jaren zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten, wordt een blijvende toelage toegekend ter grootte van vermeldde toelage;

  • 6.

    Aan de ambtenaar die op grond van lid 2 van dit artikel een aflopende toelage geniet, wordt bij het bereiken van de 50 c.q. 60 jarige leeftijd een blijvende toelage toegekend ter grootte van het alsdan resterende gedeelte van de aflopende toelage, indien hij de toelage ingevolge de artikelen 15, 17 of 19 van deze verordening voor het bereiken van genoemde leeftijden 25 c.q. 10 jaar zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten.

  • 7.

    In dit artikel wordt verstaan onder "wezenlijke onderbreking" een onderbreking van langer dan twee maanden. Van onderbreking in de zin van deze verordening is geen sprake, als deze voortvloeit uit het in opdracht van het college vervangen in een andere functie.

  • 8.

    Indien de toelage ex artikel 15, 17 of 19 van deze verordening geen vast bedrag per maand bedroeg, wordt voor de toepassing van dit artikel als berekeningsbasis genomen een gemiddelde van hetgeen aan zodanige toelage werd genoten in de 12 maanden voorafgaande aan de vermindering c.q. beëindiging van die toelage.

  • 9.

    a. Indien voor de toepassing van dit artikel geen termen meer aanwezig zijn ten gevolge

van het vervallen van de 25% norm als bedoeld in lid 1 van dit artikel, wordt alsdan het recht dat aan dit artikel wordt ontleend opgeschort, tenzij gedurende de opschorting opnieuw termen zijn ontstaan voor toepassing van lid 1.

Bij verhoging c.q. verlaging anders dan wegens algemene salarismaatregelen van de toelage ex artikel 15, 17 of 19 van deze verordening zodanig, dat betrokkene in aanmerking blijft komen voor een aflopende toelage, wordt deze aflopende toelage vanaf het ontstaan van de verhoging c.q. verlaging berekend van het alsdan optredende verschil in vergelijking met de toestand zoals deze was op het moment dat dit recht ingevolge lid 2 van dit artikel ontstond.

Bijzondere beloningen

Artikel 22

1.Aan de dienstdirecteuren wordt jaarlijks een budget toegekend voor extra beloningen.

Op basis van opgemaakte beoordelingen kan de directeur voor structurele verhoging van het prestatieniveau, uitgaande boven hetgeen normaal in die functie van de ambtenaar mag worden verwacht, danwel gedurende een bepaalde periode een buitengewone inspanning en prestatie te hebben geleverd, respectievelijk een extra periodiek danwel een gratificatie uit dit budget toekennen.

Voor andere "kleinere" maar waardevolle (groeps-) prestaties bestaat tevens de mogelijkheid tot andere vormen van extra beloningen in de vorm van attenties.

  • 2.

    Een extra periodiek kan aan een ambtenaar niet vaker dan tweemaal in een en dezelfde schaal worden toegekend en vindt nimmer in twee achtereenvolgende jaren plaats.

  • 3.

    Gratificaties kunnen aan een ambtenaar worden toegekend tot een maximum netto bedrag van € 750,-

  • 4.

    De hoogte van het in lid 1 genoemde budget alsmede de doorberekeningsnormen naar dit budget van de diverse extra beloningen zullen jaarlijks door het college worden vastgesteld.

Bijzondere Onkostenvergoeding

Artikel 23

Het college is bevoegd in bijzondere gevallen onkostenvergoedingen toe te kennen.

Bijzonderheden

Artikel 24

Voorstellen van de directeur aan het college aangaande bevorderingen en periodieken van ambtenaren dienen te zijn onderbouwd met een beoordeling.

Artikel 25

Medewerkers die een functie vervullen waarvan de functieschaal nog niet is vastgesteld, verkrijgen een salariëring afgeleid van een voorlopige functiewaardering. De ambtenaar zal zo spoedig mogelijk daarna in een functie(reeks) worden geplaatst.

Aanspraken bij ziekte

Artikel 26

  • 1.

    Een verhindering wegens ziekte als bedoeld in hoofdstuk 7 van de CAR/AR zal niet van invloed zijn op het tijdstip van toekenning van periodieke salarisverhogingen.

  • 2.

    Voor de toepassing van het bepaalde in hoofdstuk 7 van de CAR/AR worden de vergoeding bedoeld in artikel 3:3, de overgangstoelage onregelmatige dienst, alsmede de prestatiebeloning en de toeslag inconveniënten slechts geacht te behoren tot de bezoldiging tot een bedrag dat overeenkomt met hetgeen in de drie kalendermaanden of in de dertien kalenderweken, voorafgaande aan de datum waarop de verhindering tot het vervullen van de betrekking is ontstaan, gemiddeld per maand of per week is toegekend aan die vergoeding of die beloning, al naar gelang de bezoldiging van de ambtenaar per maand of per week wordt uitbetaald.

Voor zover de ambtenaar op even bedoelde datum minder dan drie kalendermaanden of dertien kalenderweken zijn betrekking heeft vervuld, wordt gerekend met het bedrag dat hem gemiddeld per maand of per week is toegekend over het tijdvak waarin hij vóór het ontstaan van de verhindering in dienst is geweest.

Artikel 27

Voor gevallen waarin deze verordening niet of niet naar billijkheid voorziet, treft het college een bijzondere regeling.

Overgangsbepaling

Artikel 28

  • 1.

    De overgangsbepaling van artikel 28 bezoldigingsbesluit Oss 1969 blijft van kracht.

  • 2.

    Personeelsleden die op 31 december 1993 een dienstverband hadden bij de voormalige gemeenten Berghem, Megen c.a. of Oss zal

artikel 7 van de Sociale Leidraad gemeentelijke herindeling 1993 Berghem, Megen c.a. en Oss worden gehanteerd als overgangsbepaling bij het vervallen of verminderen van toelagen.

Artikel 29

Deze verordening kan worden aangehaald als "Bezoldigingsverordening Oss 1994" en treedt in werking met ingang van 1 april 1994.

13 april 2004 heeft het college, onder toepassing van artikel 27 van de Bezoldigingsverordening, ingestemd met:

1. het inpassen van uitzendkrachten volgens de Bezoldigingsverordening Oss;

2. het inpassen van medewerkers in het kader van het Instapplan Allochtonen en vakantiekrachten volgens het dan geldende minimum(jeugd)loon;