Regeling vervallen per 01-01-2015

Re-integratieverordening WWB, IOAW en IOAZ gemeente Oss 2012

Geldend van 17-05-2012 t/m 31-12-2014 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2012

Intitulé

Re-integratieverordening WWB, IOAW en IOAZ gemeente Oss 2012

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

De raad van de gemeente Oss,

Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van de gemeente Oss van 20 maart 2012,

Gelet op artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet, de artikelen 7 en 8 en 10 tweede lid van de Wet werk en bijstand, de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers en de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen werknemers,

Overwegende, dat intrekking van de Wet investeren in jongeren en wijziging van de Wet werk en bijstand per 1 januari 2012 het noodzakelijk maakt om de verordening die zijn grondslag vindt in laatstgenoemde wet aan te passen,

Overwegende, dat het noodzakelijk is het ondersteunen bij arbeidsinschakeling en het aanbieden van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling van belanghebbenden bedoeld in artikel 7 eerste lid onderdeel a van de Wet werk en bijstand te regelen,

BESLUIT:

Vast te stellen:

Re-integratieverordening WWB, IOAW en IOAZ gemeente Oss 2012.

Artikel 1 Begrippen

  • 1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (WWB), de Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ), de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet.

  • 2. In deze verordening wordt verstaan onder

    • a)

      Uitkeringsgerechtigden: personen met een uitkering ingevolge de WWB, IOAW of IOAZ;

    • b)

      De wet: de WWB;

    • c)

      Anw-ers: personen met een uitkering volgens de Algemene nabestaandenwet die ingeschreven zijn bij het UWV-Werkbedrijf;

    • d)

      Nug: niet-uitkeringsgerechtigde (conform artikel 6 van de wet)

    • e)

      voorziening: een voorziening bedoeld in artikel 7 eerste lid onder a WWB, deze verordening en het re-integratieplan als bedoeld in artikel 3 eerste lid;

Hoofdstuk 2 Beleid en financiën

Artikel 2 Opdracht college

  • 1. Het college biedt aan uitkeringsgerechtigden tot 65 jaar, aan Anw-ers, aan Nuggers, alsmede aan personen als bedoeld in artikel 10 tweede lid WWB, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling aan en, voor zover het college dat noodzakelijk acht, een voorziening gericht op die arbeidsinschakeling. Artikel 40 eerste lid WWB is van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van een cliënt, het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in de arbeid of, voor de cliënt voor wie arbeidsinschakeling een te hoog gegrepen doel is, met het oog op zelfstandige maatschappelijke participatie, zelfredzaamheid en het voorkomen van sociaal isolement.

  • 3. Het college draagt zorg voor voldoende diversiteit in het aanbod aan ondersteuning en voorzieningen.

  • 4. Ten aanzien van de uitkeringsgerechtigde jonger dan 27 jaar stelt het college een plan van aanpak op, afgestemd op de omstandigheden, krachten en bekwaamheden van deze belanghebbende.

Artikel 3 Aanspraak op ondersteuning

  • 1. Uitkeringsgerechtigden, ANW-ers, Nuggers alsmede personen als bedoeld in artikel 10 tweede lid WWB, hebben aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. Het college doet een aanbod dat past binnen de criteria die gesteld zijn in deze verordening en op grond van deze verordening genomen uitvoeringsbesluiten.

Artikel 4 Verplichtingen van de belanghebbende

  • 1. Een persoon die door het college een voorziening wordt aangeboden is verplicht hiervan gebruik te maken.

  • 2. De persoon die deelneemt aan een voorziening is gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, de Wet Structuur Uitvoering Werk en Inkomen, deze verordening, alsmede aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden.

  • 3. Indien een uitkeringsgerechtigde die deelneemt aan een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, dan kan het college de uitkering verlagen conform hetgeen hierover is bepaald in de afstemmingsverordening.

  • 4. Indien de persoon, niet zijnde een uitkeringsgerechtigde, die gebruik maakt van een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, kan het college de kosten van de voorziening dan wel de subsidie geheel of gedeeltelijk terugvorderen.

Artikel 5 Criteria ontheffing arbeidsplicht

Het college kan met inachtneming van artikel 9 tweede lid van de wet, onderscheidenlijk artikel 37a van de IOAW en IOAZ bepalen dat aan belanghebbende tijdelijk, geheel of gedeeltelijk, ontheffing wordt verleend van de verplichting als bedoeld in artikel 9 eerste lid WWB.

Artikel 6 Budget- en subsidieplafonds

  • 1. Het college kan bij uitvoeringsbesluit een of meer subsidie- of budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen. Een door het college ingesteld subsidie- of budgetplafond vormt een weigeringsgrond bij  de aanspraak op een specifieke voorziening.

  • 2. Het college kan een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening.

Hoofdstuk 3 Voorzieningen

Artikel 7 Algemene bepalingen over voorzieningen

  • 1. Het college kan, in aanvulling op de verplichtingen die voortvloeien uit de wet en deze verordening, aan een voorziening nadere verplichtingen verbinden die verband houden met de voorziening.

  • 2. Het college kan een voorziening beëindigen:

    • a)

      indien de persoon die aan de voorziening deelneemt de verplichtingen die voortvloeien uit de wet niet nakomt;

    • b)

      indien de persoon die deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep van de wet;

    • c)

      indien de persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van deze voorziening;

    • d)

      indien naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling.

  • 3. Bij uitvoeringsbesluit kan het college ten aanzien van de voorzieningen, bedoeld in de artikelen 8 tot en met 18, nadere regels stellen. Deze regels kunnen in ieder geval betrekking hebben op:

    • a)

      de voorwaarden waaronder een voorziening wordt aangeboden;

    • b)

      de weigeringsgronden bij het aanbieden van voorzieningen;

    • c)

      de intrekking of wijziging van de subsidieverlening of – vaststelling;

    • d)

      de aanvraag, van en de besluitvorming over subsidies en premies;

    • e)

      de betaling van subsidies en het verlenen van voorschotten;

    • f)

      het vragen van een eigen bijdrage;

    • g)

      overige criteria voor het aanbieden van voorzieningen en het verstrekken van subsidies.

Artikel 8 Onderzoek

  • 1. Het college kan een onderzoek (laten) doen naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling van belanghebbende.

  • 2. Het doel van het onderzoek is het vaststellen van de meest geschikte voorziening. Het onderzoek kan mede gericht zijn op het vaststellen van de capaciteiten en de belastbaarheid van de klant.

Artikel 9 Scholing

  • 1. Het college kan, ook als er geen sprake is van een integraal re-integratietraject, een vorm van scholing aanbieden gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. De scholing heeft tot doel de afstand tot het verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid te verkleinen of te overbruggen.

Artikel 10 Werkstages

  • 1. Het college kan aan de personen, bedoeld in artikel 1, onderdeel a en d, een werkstage aanbieden, gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. Het doel van de werkstage is het opdoen van werkervaring dan wel het leren functioneren in een arbeidsrelatie.

  • 3. Deze werkstage duurt maximaal 6 maanden.

  • 4. Het college plaatst de persoon alleen indien door zijn plaatsing de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en indien door zijn plaatsing geen verdringing plaatsvindt.

  • 5. In een schriftelijke overeenkomst worden tenminste vastgelegd het doel van de werkstage, alsmede de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt.

Artikel 11 Sociale activering

  • 1. Het college kan aan uitkeringsgerechtigden activiteiten aanbieden in het kader van sociale activering.

  • 2. Onder sociale activering wordt verstaan het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten ter voorbereiding op een traject gericht op arbeidsinschakeling of gericht op zelfstandige maatschappelijke participatie, zelfredzaamheid en het voorkomen van sociaal isolement.

Artikel 12 Tijdelijk dienstverbanden in het kader van het project ‘Werkende weg’ uitgevoerd door een re-integratiebedrijf

  • 1. Het college kan één of meerdere re-integratiebedrijven de opdracht geven om uitkeringsgerechtigden als bedoeld in artikel 1 lid a een tijdelijk dienstverband van maximaal 1 jaar aan te bieden, gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. Het dienstverband als bedoeld in lid 1 is erop gericht om uitkeringsgerechtigden zo spoedig mogelijk te detacheren bij een bedrijf of instelling. De detachering wordt vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst.

  • 3. Met het re-integratiebedrijf wordt afgesproken dat de bezoldiging minimaal het wettelijk bruto minimumloon bedraagt.

Artikel 13 Loonkostensubsidies

  • 1. Het college kan subsidie verstrekken aan werkgevers die met een persoon als bedoeld in artikel 1 lid a en d een arbeidsovereenkomst sluiten gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. Bij uitvoeringsbesluit kan het college regels stellen ten aanzien van de duur van de subsidie, de hoogte, en de verplichtingen die aan de subsidie worden verbonden.

  • 3. Met de werkgever wordt afgesproken dat de CAO van betreffende instelling of bedrijf van toepassing is.

Artikel 14 Voorzieningen voor Nuggers en Anw-ers

  • 1. Het college kan aan Nuggers en Anw-ers de volgende voorzieningen aanbieden:

    • a)

      oriënterende trajecten;

    • b)

      intensieve trajecten;

    • c)

      bijzondere trajecten.

  • 2. Het college kan bij uitvoeringsbesluit regels stellen met betrekking tot een bijdrage in de kosten van de voorziening zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel.

Artikel 15 Verlengde inkomensvrijlating voor alleenstaande ouders

Het college maakt gebruik van de bevoegdheid om het inkomen van alleenstaande ouders van 27 jaar en ouder vrij te laten als bedoeld in artikel 30, tweede lid, onderdeel c van de wet. 

Artikel 16 Overige vergoedingen

Het college kan een vergoeding verstrekken voor kosten die gemaakt zijn voor de arbeidsinschakeling.

Artikel 17 Voorzieningen gericht op nazorg

Het college besteedt bij de uitkeringsgerechtigde en aan de jongere die algemeen geaccepteerde arbeid heeft aanvaard, niet zijnde een voorziening als bedoeld in de artikelen 12, 13 en 14, een periode van 6 maanden aandacht aan nazorg.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 18 Onvoorziene omstandigheden

In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze niet voorziet, beslist het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 19 Intrekking voorafgaande verordeningen

De re-integratieverordening Wet werk en bijstand, laatstelijk gewijzigd vastgesteld in de vergadering van 9 februari 2012, alsmede de Verordening werkleeraanbod Wet investeren in jongeren, vastgesteld in de vergadering van 20 mei 2010 worden ingetrokken. Ten aanzien van de uitkeringsgerechtigden die op 31 december 2011 uitkeringsgerechtigde was en de jongere die op 31 december 2011 al onder de WIJ viel, blijven die verordeningen van toepassing zolang dat voor het uitvoeren van de al gestarte voorziening nodig is en zijn recht op uitkering niet eindigt of wijzigt. Dit geldt uiterlijk tot en met 30 juni 2012.

Artikel 20 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van belanghebbende afwijken van bepalingen in deze verordening, indien toepassing tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 21 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Re-integratieverordening WWB, IOAW en IOAZ gemeente Oss 2012”.

Artikel 22 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2012.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 10 mei 2012,

De griffier, De voorzitter,

Drs. P.H.A. van den Akker Drs. W.J.L. Buijs-Glaudemans

Toelichting bij de Re-integratieverordening WWB, IOAW en IOAZ 2012

Algemene toelichting

Inleiding

Op grond van WWB heeft het college van B&W de opdracht te zorgen voor de re-integratie van bijstandsgerechtigden, nuggers en Anw-ers. De Ioaw en de Ioaz bevatten een vergelijkbare taakstelling. De WWB, Ioaw en Ioaz dragen aan de gemeenteraad op om een verordening vast te stellen waarin het beleid van de gemeente ten aanzien van haar re-integratietaak wordt neergelegd. Tevens wordt hierin de aanspraak van burgers op ondersteuning bij re-integratie geregeld.

De basis voor de verordening is neergelegd in artikel 8, eerste lid onder a en tweede lid en artikel 10 eerste en tweede lid van de WWB, alsmede artikel 34 en 35 van de Ioaw en Ioaz.

Per 1 januari 2012 treedt de “Wet tot wijziging van de Wet werk en bijstand en samenvoeging van die wet met de Wet investeren in jongeren gericht op bevordering van deelname aan de arbeidsmarkt en vergroting van de eigen verantwoordelijkheid van uitkeringsgerechtigden” in werking.

Gevolg hiervan is o.a. dat de Wet investeren in jongeren wordt ingetrokken. Ook personen jonger dan 27 jaar vallen weer onder de WWB, zij het met een aangescherpt regime. Daarmee komt de Verordening Werkleeraanbod (de re-integratieverordening gebaseerd op de WIJ) te vervallen.

Ingrijpende beleidsmatige wijzigingen zijn voor 2012 niet beoogd. De Wet werken naar vermogen treedt immers naar verwachting per 1 januari 2013 in werking. Binnen deze wet wordt op een andere manier naar re-integratie gekeken en worden ook de doelgroepen voor de gemeente uitgebreid. Dit noopt dan tot een herbezinning op het beleidskader voor re-integratie en een op andere uitgangspunten gebaseerde verordening.

Staatssteun

Ondanks het feit dat gemeenten beleidsvrijheid hebben met betrekking tot de inrichting van het re-integratiebeleid, worden zij toch gebonden aan de regels die de Europese Unie stelt. Dit betreft onder meer het onderwerp staatssteun, wat is neergelegd in de Verordening Werkgelegenheidssteun (Nr. 2204/2002) en de Verordening de minimis-steun (Verordening (EG) Nr. 69/2001).

Naast de inhoudelijke regels vragen de EG-verordeningen om uitgebreide informatiestromen richting Europese Commissie. Deze informatieverplichtingen worden beperkt door afspraken van het Ministerie van SZW met de Europese Unie, die hun weerslag hebben gevonden in het document “Subsidiëring arbeidsplaatsen in het kader van re-integratie werkzoekenden – beleidsaanbeveling van belang voor het opstellen van de gemeentelijke re-integratieverordeningen in het kader van de Wet Werk en Bijstand.”

Relatie met andere verordeningen

De WWB geeft de gemeenteraad ook opdracht om verordeningen vast te stellen op een tweetal terreinen, die een relatie hebben met de re-integratieverordening: afstemming en cliëntenparticipatie. De WWB vraagt tevens aan gemeenten een verordening op te stellen waarin het samenstel van de rechten en plichten van de cliënt wordt geregeld.

De re-integratieverordening en de afstemmingsverordening zijn nauw met elkaar verbonden. Immers, aan de plicht tot meewerken aan een traject kunnen sancties worden verbonden die gevolgen hebben voor de hoogte van de uitkering. Dit zou ervoor pleiten de beide verordeningen te integreren. Echter, de gemeente kan ook aan de verstrekking van bijstand verplichtingen verbinden, die geen directe relatie hebben met re-integratie. De gemeente Oss heeft er daarom voor gekozen om de verordeningen te scheiden.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen

Hierbij is zoveel mogelijk aangesloten bij de begripsbepalingen uit de Wet Werk en Bijstand (WWB).

Artikel 2 Opdracht college

In het eerste lid is de opdracht aan het college vormgegeven analoog aan artikel 7 van de WWB. Hiervoor is gekozen uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie. In de WWB is in artikel 10, derde lid aangegeven dat de aanspraak op voorzieningen alleen geldt voor die personen die ook daadwerkelijk inwoners van de gemeente zijn, door middel van een verwijzing naar artikel 40, eerste lid van de wet. Door deze verwijzing ook aan de opdracht aan het college te koppelen, wordt aangegeven voorzieningen alleen voor de eigen doelgroep in te willen zetten.

Het tweede lid is de vertaling van de opdracht uit de WWB dat de gemeente evenwichtige aandacht aan de diverse doelgroepen moet besteden, en rekening moet houden met de combinatie arbeid en zorg. In het re-integratieplan, maar met name in de uitvoering komt vervolgens tot uiting hoe dit punt uitgewerkt wordt.

Het derde lid geeft het college de specifieke opdracht een zodanig aanbod van voorzieningen te realiseren, dat zoveel mogelijk personen ondersteund kunnen worden. Dit is met name van belang omdat de gemeente de aanspraak op een voorziening niet kan weigeren als slechts het budget ontoereikend is: er dient altijd een alternatief voorhanden te zijn.

Het vierde lid verwijst naar de nieuwe manier waarop het college de aanvrager jonger dan 27 jaar benadert, nadat de WIJ is ingetrokken.

Artikel 3 Aanspraak op ondersteuning

De WWB stelt niet zo expliciet dat de aanspraak op voorzieningen in de verordening geregeld moet worden. Immers, het is ook al in de WWB zelf geregeld. Eveneens uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie is ervoor gekozen een algemene bepaling over de aanspraak op te nemen (eerste lid).

In het tweede lid wordt expliciet de koppeling gelegd tussen de algemene aanspraak van de cliënt en de criteria die gehanteerd worden bij het aanbieden van voorzieningen. Daarbij wordt verwezen naar elk document waarin die criteria geformuleerd kunnen worden.

Artikel 4 Verplichtingen van de belanghebbende

In de WWB is al uitgebreid aangegeven welke verplichtingen gelden bij het recht op een uitkering. Wederom uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie zijn in het eerste en tweede lid de verplichtingen conform de wet geformuleerd.

Het derde lid biedt de verbinding met de afstemmingsverordening. Deze verordening regelt het opleggen van een maatregel indien de uitkeringsgerechtigde niet aan zijn verplichtingen voldoet. Deze maatregel bestaat uit het verlagen van de uitkering met een bepaald percentage. Echter, voor personen zonder uitkering, ANW-ers en personen in gesubsidieerde arbeid kan de gemeente de uitkering niet verlagen als maatregel. Daarom is in het vierde lid de mogelijkheid opgenomen dat in die gevallen de gemeente (een deel van) de kosten die gemaakt zijn terug kan vorderen.

Artikel 5 Criteria ontheffing arbeidsplicht

Het college kan in individuele gevallen ontheffing verlenen van de verplichting als bedoeld in artikel 9 eerste lid van de wet (naar vermogen algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen en gebruik te maken van een door het college aangeboden voorziening) indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.

Artikel 6 Subsidie- en budgetplafonds

De gemeente kan, om de financiële risico’s te beheersen, een verdeling maken van de middelen over de verschillende voorzieningen. Dit kan in het re-integratieplan gebeuren. Het uitgeput zijn van begrotingsposten kan echter nooit een reden zijn om aanvragen voor voorzieningen te weigeren. Om dat wel mogelijk te maken kan de gemeente bij verordening subsidie- en budgetplafonds instellen.

De WWB stelt dat het ontbreken van financiële middelen alleen geen reden kan zijn voor de afwijzing van een aanvraag. De gemeente dient dan na te gaan welke andere, goedkopere alternatieven er beschikbaar zijn. Dit houdt dus is dat er geen algemeen plafond ingesteld kan worden. Wat wel kan is dat per voorziening een plafond wordt ingebouwd; dit laat de mogelijkheid open dat er naar een ander instrument wordt uitgeweken. Het college zal hier terughoudend mee zijn, omdat het perspectief van de cliënt voorop moet staan.

Bij dit artikel wordt uitgegaan van de bevoegdheid van het college om plafonds in te stellen. Een mogelijkheid is dat bij de vaststelling van de plafonds wordt verwezen naar de bedragen die in het re-integratieplan of in de begroting voor de verschillende voorzieningen worden gereserveerd.

Een budgetplafond geldt voor de uitgaven die het college doet in het kader van voorzieningen. Een subsidieplafond geldt voor voorzieningen die subsidies inhouden. Een subsidieplafond dient wel bekendgemaakt te worden vóór de periode waarvoor deze geldt (art. 4:27 lid 1 Awb).

Artikel 7 Algemene bepalingen over voorzieningen

In de lijn van het systeem van deze verordening strekt dit artikel ertoe enkele zaken te regelen die te maken hebben met alle voorzieningen, ook die voorzieningen die niet met name in de verordening zijn opgenomen. De gemeente koopt bijvoorbeeld naast de in deze verordening expliciet genoemde voorzieningen reguliere re-integratietrajecten in als aanbodversterkende trajecten, directe bemiddeling en plaatsing, scholing, diagnostische instrumenten, beoordeling ziekteverzuim en trajecten gericht op sociale activering.

Het eerste lid geeft het college de bevoegdheid om aan een voorziening nadere verplichtingen te verbinden. Dit kunnen verplichtingen van diverse aard zijn. Zo kan bepaald worden dat een cliënt gedurende het traject op gezette tijden met de consulent de voortgang bespreekt.

Het tweede lid geeft aan dat het college een voorziening kan beëindigen en in welke gevallen zij dat kan doen. Onder beëindigen wordt hierbij ook verstaan het stopzetten van de subsidie aan een werkgever of het opzeggen van de arbeidsovereenkomst bij een detacheringsbaan. Bij deze laatste wijze van beëindigen dienen vanzelfsprekend de toepasselijke bepalingen uit het arbeidsrecht en de eventueel aanwezige rechtspositieregeling in acht te worden genomen.

Het derde lid geeft het college de algemene bevoegdheid om voor voorzieningen nadere regels te stellen. Dit heeft met name tot doel om bij subsidieverstrekking de uitvoering zoveel mogelijk aan het college over te laten.

Artikel 8 Onderzoek

Dit artikel beschrijft het logische beginpunt van een voorziening. Alvorens een voorziening toe te kennen dient immers aan de hand van de situatie van de belanghebbende te worden beoordeeld, of een voorziening noodzakelijk is en welke voorziening het meest geschikt is om te komen tot een zo snel mogelijke arbeidsinschakeling. Het onderzoek zal gericht zijn op het vaststellen van de capaciteiten en de belastbaarheid van de belanghebbende. Daarbij zal, indien van toepassing, ook de psychische en medische situatie van de belanghebbende in ogenschouw moeten worden genomen, om aldus te komen tot een oordeel over de mogelijkheden van de belanghebbende.

Artikel 9 Scholing

Scholing is bij uitstek een maatwerkinstrument, waarbij het moeilijk is vooraf algemene richtlijnen te geven die in de verordening moeten worden opgenomen. Wel spreekt voor zich, dat vastgelegd wordt dat het steeds moet gaan om scholing die gericht is op arbeidsinschakeling of op een verbetering van de uitgangspositie op de arbeidsmarkt (eerste en tweede lid). Normaal gesproken zal de scholing deel uitmaken van een integraal re-integratietraject. Voor bepaalde categorieën kan het zinvol zijn om ook al los van een traject scholing aan te bieden, zoals voor alleenstaande ouders met kinderen onder de vijf jaar, die mogelijk geen arbeidsverplichting hebben maar die vooruitlopend op de aankomende arbeidsverplichting hun startkwalificatie willen verhogen.

Artikel 10 Werkstages

Werkstages zijn een betrekkelijk nieuw instrument voor gemeenten om langdurig werklozen te reïntegreren. Voor de term werkstage is gekozen om te benadrukken dat het gaat om een soort scholingsinstrument: niet de arbeid zelf, maar het leren werken staat centraal.

Het is belangrijk in de gaten te houden onder welke voorwaarden de werkstage aangeboden wordt. Dit vanwege het gevaar dat de werkstage beschouwd kan worden als een gewone arbeidsovereenkomst. Volgens het arbeidsrecht is er sprake van een arbeidsovereenkomst indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • ·

    er dient sprake te zijn van de persoonlijke verplichting om arbeid te verrichten;

  • ·

    die arbeid wordt verricht onder gezag van een ander;

  • ·

    die ander betaalt voor de arbeid een bepaald bedrag aan loon;

  • ·

    de arbeid wordt verricht gedurende enige tijd.

De Hoge Raad heeft bepaald dat er bij werkstages weliswaar sprake is van het persoonlijk verrichten van arbeid, maar dat dit overwegend gericht is op het uitbreiden van de kennis en ervaring van de werknemer. Daarnaast is bij een werkstage in de regel geen sprake van beloning. Het is daarom verstandig terughoudend te zijn met het verstrekken van een gerichte stagevergoeding. Er kan wel een onkostenvergoeding worden gegeven, maar daarbij moet dan ook daadwerkelijk sprake zijn van een vergoeding van gemaakte kosten.

Het is in dit kader ook van belang te wijzen op de Modelaanpak Jeugdwerkloosheid die door de Raad voor Werk en Inkomen is opgesteld. Deze modelaanpak beschrijft onder meer de voorwaarden waaronder werken met behoud van uitkering vormgegeven zou moeten worden. Over de werkstage wordt daarover het volgende gezegd.

“Doel: jongeren aanvullende kennis en ervaring op laten doen om daarmee hun kansen op de arbeidsmarkt te vergroten. Arbeidsrelatie: tijdelijke en boventallige werkstage van 3 (maximaal 6) maanden, geconditioneerd met scholing dan wel uitzicht op een aanstelling, en het recht om als interne kandidaat te solliciteren op vacatures. Jongeren kunnen een bonus krijgen, die voor zover verstrekt binnen de kaders van de Wet Werk en Bijstand door gemeenten niet wordt ingehouden op de uitkering. Financiering: behoud van bijstandsuitkering.”

Het eerste lid van dit artikel geeft de algemene bepaling voor het aanbieden van een werkstage. Het tweede lid geeft nog eens specifiek aan wat het doel is van de werkstage, om het verschil met een normale arbeidsverhouding aan te geven. Dit is met name van belang om te voorkomen dat de cliënt claimt dat sprake is van een arbeidsovereenkomst, en bij de rechter loonbetaling afdwingt. De werkstage kan twee doelen hebben. Op de eerste plaats kan het gaan om het opdoen van specifieke werkervaring. Dit is vergelijkbaar met de zogenaamde ‘snuffelstage’, waarbij de cliënt de gelegenheid krijgt om te bezien of het soort werk als passend kan worden beschouwd. Op de tweede plaats kan het gaan om het leren werken in een arbeidsrelatie. In de werkstage kan de cliënt wennen aan aspecten als gezag, op tijd komen, werkritme en samenwerken met collega’s. Het derde lid geeft de maximale duur van de werkstage aan.

Het vierde lid geeft aan dat er bij plaatsing geen verdringing plaats vindt, of dat de concurrentieverhoudingen niet nadelig worden beïnvloed. Het college kan dit doen door expliciet na te gaan dat het werk dat verricht gaan worden niet productief is, of dat er geen recent ontslag op economische gronden heeft plaatsgevonden.

In het vijfde lid wordt bepaald dat er voor de werkstage een schriftelijke overeenkomst (stage-overeenkomst) wordt opgesteld. Hierin kan expliciet het doel van de stage worden opgenomen, alsmede de wijze van begeleiding. Door deze schriftelijke overeenkomst kan nog eens gewaarborgd worden dat het bij een werkstage niet gaat om een reguliere arbeidsverhouding.

Artikel 11 Sociale activering

Volgens de WWB dient ook sociale activering uiteindelijk gericht te zijn op arbeidsinschakeling. Voor bepaalde doelgroepen is arbeidsinschakeling echter een te hoog gegrepen doel. Voor deze personen staat dan ook niet re-integratie, maar maatschappelijke participatie voorop. Om dit laatste doel te bereiken kan hierbij gedacht worden aan vrijwilligerswerk, mantelzorg of deelname aan activiteiten in wijk of buurt.

Artikel 12 Tijdelijke dienstverbanden in het kader van het project ‘Werkende weg’ uitgevoerd door een re-integratiebedrijf

De idee achter dit project is dat cliënten geen uitkering meer krijgen, maar een tijdelijk arbeidscontract. Het formeel werkgeverschap wordt bij deze voorziening neergelegd bij een re-integratiebedrijf. Tijdens het dienstverband wordt een traject gericht op uitstroom gevolgd. Het recht op ten minste het (bruto) wettelijk minimumloon is wel onlosmakelijk verbonden met de plicht dat de gemaakte afspraken in het arbeidscontract nagekomen moeten worden. Ongeoorloofd verzuim betekent automatisch minder inkomsten.

De gemeente dient hierbij rekening te houden met EG-regelgeving rond staatssteun. Zie hiervoor het algemene deel van de toelichting.

Het eerste lid biedt het re-integratiebedrijf de mogelijk om in opdracht van het college het dienstverband aan te gaan.

In het tweede lid wordt bepaald dat het dienstverband erop gericht is dat betrokkene zo spoedig mogelijk gedetacheerd wordt. Op dat moment dienen op twee vlakken afspraken gemaakt te worden. Ten eerste tussen het inlenende bedrijf en de werkgever. Hierin worden zaken geregeld als de verhouding tot de werkgever, de hoogte van de inleenvergoeding en de wijze waarop de begeleiding wordt vormgegeven. In de overeenkomst tussen werknemer en inlener worden afspraken gemaakt over werktijden, verlof, de inhoud van het werk, etc.

Het derde lid gaat over de bezoldiging van de werknemer.

Artikel 13 Loonkostensubsidies

Het instrument loonkostensubsidies gericht op re-integratie is onder de WWB geheel vormvrij geworden. Het beleid van de gemeente komt tot uitdrukking in de hoogte van de subsidie, de termijn en de aan de subsidie verbonden verplichtingen (b.v. bieden van scholing en begeleiding).

De gemeente dient hierbij rekening te houden met EG-regelgeving rond staatssteun. Zie hiervoor het algemene deel van de toelichting.

Het eerste lid geeft de basis voor de loonkostensubsidie, waarbij expliciet wordt aangeven dat het primair gaat om een re-integratievoorziening. Tevens wordt de doelgroep beperkt tot uitkeringsgerechtigden. Het tweede lid geeft het college de bevoegdheid nadere regels te stellen over de hoogte van de subsidie, de termijn, en de praktische uitvoering (aanvraag, informatieverplichtingen, terugvordering, etc.). De hoogte kan onder andere vastgesteld worden op basis van de productiviteitswaarde van de werknemer, de financiële situatie van de instelling of het bedrijf en het maatschappelijk belang van de instelling of het bedrijf.

Het derde lid gaat over de rechtspositie van de werknemer. De gemeente dient hierover afspraken te maken met het bedrijf of de instelling.

Artikel 14  Voorzieningen voor Nuggers en Anw-ers

Het college kan aan Nuggers en Anw-ers drie soorten trajecten aanbieden. Bij oriënterende trajecten gaat het om eenvoudige instrumenten met een oriënterend karakter. Voorbeelden hiervan zijn sollicitatietraining, assessment en beroepskeuzeadvies. Bij intensieve trajecten gaat het om meer intensieve begeleiding naar arbeid waarbij re-integratiebedrijven worden ingeschakeld. Tevens kunnen korte cursussen of vakgerichte bijscholing onderdeel uitmaken van het traject. Bij bijzondere trajecten gaat het om geheel nieuwe beroepsopleidingen die vaak meerdere jaren in beslag nemen.

Artikel 15 Verlengde inkomensvrijlating voor alleenstaande ouders

In de WWB wordt een nieuwe voorziening geschapen voor alleenstaande ouders, te weten de verlengde vrijlating. Tegenover afschaffing van de vrijlating van de (aan zorg gerelateerde) inkomensafhankelijke combinatiekorting staat een nieuwe vrijlating van 12,5 % van de arbeidsinkomsten tot maximaal € 120,= per maand voor een maximale periode van 30 maanden. Een en ander onder voorwaarde dat de zesmaandenperiode van de ‘reguliere’ inkomensvrijlating is verstreken, dat de ouder de volledige zorg heeft van een ten laste komend kind tot 12 jaar en dat de arbeid bijdraagt aan de arbeidsinschakeling.

Artikel 16 Overige vergoedingen

Ter stimulering van arbeidsinschakeling kan het college een vergoeding verstrekken voor een aantal kostenposten die bijdragen aan arbeidsinschakeling. Deze kosten zijn bijvoorbeeld verhuiskosten, reiskosten en verwervingskosten. Bij kosten in relatie tot arbeid worden aantoonbare meerkosten bedoeld. Deze vergoeding kan alleen maar verstrekt worden aan personen die in deeltijd werkzaam zijn. In beleidsregels (richtlijnen voor de uitvoering) die door het college zullen worden vastgesteld zal dit nader uitgewerkt worden.

Artikel 17 Voorzieningen gericht op nazorg

Mede gezien de beperkte budgetten is het belangrijk ervoor te zorgen dat cliënten na uitstroom niet na een korte periode terugvallen in de uitkering. De gemeente wil aandacht besteden aan nazorg, met als doel een werkelijk duurzame plaatsing te realiseren. Bij nazorg moet onder andere gedacht worden aan het onderhouden van (telefonisch) contact met de cliënt en het bedrijf over hoe het de voormalig uitkeringsgerechtigde in zijn baan vergaat. Indien nodig, bijvoorbeeld als betrokkene dreigt uit te vallen, kan de gemeente snel actie ondernemen. Bij dit artikel is ervan uitgegaan dat nazorg geboden kan worden ná acceptatie van algemeen geaccepteerde arbeid, dus niet bij gesubsidieerde arbeid. Bij gesubsidieerde arbeid maakt begeleiding en advisering normaal gesproken al onderdeel uit van het traject.

Artikel 18 Onvoorziene omstandigheden

Deze restclausule biedt burgemeester en wethouders de mogelijkheid in alle niet-voorziene situaties te handelen naar bevind van zaken. Omdat ook deze beslissingen onderworpen zijn aan de voorgeschreven bezwaar- en beroepsprocedures, dient ook in deze gevallen de beslissing gemotiveerd genomen te worden

Artikel 19 Intrekking voorafgaande verordeningen

De Re-integratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Oss, alsmede de Verordening werkleeraanbod WIJ verliezen hun functie en worden ingetrokken. De nieuwe verordening heeft zoveel mogelijk onmiddellijke werking. Het zittende bestand valt echter niet meteen onder alle aspecten van de wetswijziging. Dit geldt met name voor de doelgroep die nu onder de WIJ valt en onder de daaraan gekoppelde verordening. Het is noodzakelijk om voor deze groepen nog tot en met 30 juni 2012 gebruik te kunnen maken van een doorwerking van de in te trekken verordeningen.

Artikel 20, 21, 22

Deze artikelen spreken voor zich.