Regeling vervallen per 01-01-2012

Financiële verordening gemeente Oud-Beijerland

Geldend van 30-03-2007 t/m 31-12-2011 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2007

Intitulé

Financiële verordening gemeente Oud-Beijerland

De raad van de gemeente Oud-Beijerland,

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;

gelet op artikel 2 van de organisatieverordening Oud-Beijerland 2005;

besluit vast te stellen:

Verordening op de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Oud-Beijerland.

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    administratie:het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken van gegevens en het verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Oud-Beijerland en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

  • b.

    financiële administratie: het onderdeel van de administratie dat omvat het systematisch maken en verwerken van aantekeningen betreffende de financiële gegevens van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Oud-Beijerland, teneinde te komen tot een goed inzicht in:1. de financieel-economische positie; 2. het financiële beheer; 3. de uitvoering van de begroting; 4. het afwikkelen van vorderingen en schulden; 5. alsmede tot het afleggen van rekening en verantwoording daarover.

  • c.

    administratieve organisatie: het stelsel van organisatorische maatregelen gericht op het tot stand brengen en het in stand houden van de goede werking van de bestuurlijke en ambtelijke informatieverzorging ten behoeve van de verantwoordelijke leiding.

  • d.

    rechtmatigheid : het in overeenstemming zijn met geldende wet- en regelgeving, waaronder gemeentelijke verordeningen, raadsbesluiten en collegebesluiten.

  • e.

    doelmatigheid : de mate waarin de gewenste prestaties worden gerealiseerd met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen.

  • f.

    doeltreffendheid: de mate waarin de beoogde maatschappelijke effecten van het beleid ook daadwerkelijk worden behaald.

  • g.

    investering: een uitgave voor een activum met een levensduur van meer dan één jaar (een activum is een middel die uit een gebeurtenis is voortgekomen, waarover de gemeente beschikkingsmacht heeft en de potentie heeft om bij te dragen in het genereren van middelen).

  • h.

    verbonden partijen: een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke organisatie waarin de gemeente een bestuurlijk en een financieel belang heeft.

  • i.

    werken: het product van bouw- dan wel wegenbouwkundige werken in hun geheel – niet zijnde leveringen of diensten – dat er toe bestemd is als zodanig een economische of technische functie te vervullen.

Hoofdstuk 2 Begroting en verantwoording

Artikel 2 Programmabegroting

  • 1 De raad stelt bij de aanvang van de nieuwe raadsperiode een programma-indeling vast.

  • 2 De raad stelt per programma vast:

    • a.

      de beoogde maatschappelijke effecten;

    • b.

      de activiteiten en de wijze waarop ernaar gestreefd zal worden die effecten te bereiken;

    • c.

      de baten en lasten.

  • 3 Bij de uiteenzetting van de financiële positie van de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven.

  • 4 Het college draagt zorg voor het verzamelen en vastleggen van gegevens over de geleverde goederen en diensten en de maatschappelijke effecten, opdat de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid zoals vastgesteld door de raad, kunnen worden.

Artikel 3 Kaders begroting

  • 1 Het college biedt medio juni van het begrotingsjaar aan de raad een nota aan over de kaders voor het volgende begrotingsjaar en de drie opvolgende jaren. In deze nota worden de bevindingen betrokken uit de rapportage van de begrotingsuitvoering bedoeld in artikel 6 en de jaarstukken bedoeld in artikel 7.

  • 2 De raad stelt deze nota vast.

Artikel 4 Autorisatie begroting en begrotingswijzigingen

  • 1 De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de totale lasten en de totale baten per programma en het overzicht van algemene dekkingsmiddelen.

  • 2 Het college is bevoegd te besluiten tot:

    • a.

      aan en verkopen van goederen, diensten en werken onder de € 30.000 die niet in de begroting zijn opgenomen;

    • b.

      doen van investeringen onder de € 100.000 die niet in de begroting zijn opgenomen.

    • c.

      het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties kleiner dan € 100.000; Van de op grond van artikel 2 genomen besluiten, doet de betreffende portefeuillehouder in de eerst mogelijke commissievergadering een mededeling. Bedoelde besluiten worden achteraf aan de raad voorgelegd. Het college voegt hierbij een voorstel voor wijziging van het budget of een voorstel voor het autoriseren van het investeringskrediet.

  • 3 Met inachtneming van het gestelde in lid 3 meldt het college, indien zij voorziet dat een geautoriseerd programmabudget of investeringskrediet dreigt te worden overschreden, dit aan de raad.

Artikel 5 Uitvoering begroting

  • 1 Het college stelt regels die waarborgen, dat de uitvoering van de begroting rechtmatig, doelmatig en doeltreffend verloopt.

  • 2 Het college draagt ten aanzien van de productenraming er zorg voor dat:

    • a.

      de lasten en baten, door middel van kostentoerekening, ondubbelzinnig zijn toegewezen aan de producten van de productenraming;

    • b.

      de budgetten uit de productenraming en kredieten voor investeringen passen binnen de kaders zoals geautoriseerd bij de vaststelling van de uiteenzetting van de financiële positie;

    • c.

      de lasten van de producten niet dusdanig worden overschreden dat de realisatie van andere producten binnen hetzelfde programma onder druk komt.

  • 3 Het college draagt er zorg voor dat de saldo’s van de programma’s zoals geautoriseerd in de (gewijzigde) begroting niet worden overschreden.

Artikel 6 Tussentijdse rapportage en informatie

  • 1 Het college informeert de raad door middel van een bestuursrapportage over:

    • 1.

      de afwijking op de realisatie van de begroting van de gemeente over de eerste maanden van het lopende boekjaar

    • 2.

      de verwachte ontwikkelingen, aangevuld met (nieuwe) beleidvoornemens.

  • 2 De inrichting van de tussentijdse rapportages sluit aan bij de inrichting van de programmabegroting.

  • 3 Gelet op artikel 4 lid 2stelt het college de raad voorafin de gelegenheid zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen voorzover het betreft niet bij begroting vastgestelde afzonderlijke verplichtingen inzake:

    • a.

      investeringen groter dan € 100.000;

    • b.

      aankoop en verkoop van goederen, diensten en werken groter dan € 30.000;

    • c.

      het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties kleiner dan € 100.000.

Artikel 7 Jaarstukken

  • 1 Het college draagt zorg voor een verantwoording van de productenrealisatie en programmarealisatie.

  • 2 Het college legt verantwoording af over de uitvoering van de programma’s. In de verantwoording geeft het college aan:

    • a.

      wat is bereikt;

    • b.

      welke activiteiten zijn ondernomen;

    • c.

      wat de kosten en baten zijn;

    • d.

      hoe de resultaten zich verhouden tot de in de begroting gestelde doelen.

  • 3 De raad bepaalt aan de hand van de uitvoering van de programma’s of de beleidsdoelen van de programma’s voor het lopende jaar bijstelling behoeven.

  • 4 In de jaarrekening wordt in de investeringsparagraaf verantwoording afgelegd over de geautoriseerde investeringskredieten.

Hoofdstuk 3 Financieel beleid

Artikel 8 Waardering

Het college biedt de raad een nota waardering en afschrijving vaste activa aan. De raad stelt de nota vast. In deze nota is opgenomen

  • a.

    welke activa worden gewaardeerd en tegen welke waarde;

  • b.

    welke termijn en welke methode van afschrijving wordt gehanteerd;

  • c.

    overige van belang zijnde aspecten ten aanzien van waardering en afschrijving.

Artikel 9 Inbare vorderingen

Bij het opstellen van de jaarrekening wordt voor de openstaande vorderingen ouder dan drie maanden een beoordeling op inbaarheid gedaan. Afhankelijk van de bevindingen wordt bij de jaarrekening een oordeel over de inbaarheid gedaan.

Artikel 10 Reserves en voorzieningen

Het college biedt de raad een nota reserves en voorzieningen aan. De raad stelt de nota vast. In deze nota is opgenomen

  • a.

    de vorming en besteding van reserves;

  • b.

    de vorming en besteding van voorzieningen;

  • c.

    de toerekening en verwerking van rente over de reserves en de voorzieningen, in relatie tot het weerstandsvermogen.

Artikel 11 Kostprijsberekening

Voor het bepalen van de kostprijs van producten, diensten en werken van de gemeente Oud-Beijerland maakt het college een integrale kostprijsberekening.

Artikel 12 Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen

Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor belastingen, rioolrechten en veelvoorkomende leges.

Artikel 13 Financieringsfunctie

Voor de uitoefening van de financieringsfunctie biedt het college de raad een Treasuryverordeningaan. De raad stelt de Treasuryverordening vast. In deze verordening zijn regels gesteld over:

  • a.

    het aantrekken en uitzetten van gelden;

  • b.

    het beheersen van de risico’s die verbonden zijn aan de financieringsfuncties;

  • c.

    het verstrekken en aangaan van leningen, garanties en financiële participaties.

Hoofdstuk 4 Financieel beheer en interne controle

Artikel 14 Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa met economisch nut, activa met maatschappelijk nut, voorraden, vorderingen en schulden, enzovoorts.;

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostenberekeningen;

  • d.

    het verschaffen van informatie over de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • e.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en ter zake geldende wet- en regelgeving;

  • f.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde de doelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 15 Interne controle

Het college draagt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking, en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

Artikel 16 Misbruik en oneigenlijk gebruik

Het college stelt regels vast voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

Artikel 17 Registratie bezittingen, activa en vermogen

  • 1 Het college draagt zorgt voor een actuele en volledige registratie van bezittingen.

  • 2 Het college draagt er zorg voor, dat de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente systematisch worden gecontroleerd.

  • 3 Bij afwijkingen in de registratie van bezittingen neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

Hoofdstuk 5 Financiële organisatie

Artikel 18 Financiële organisatie

Het college draagt de zorg voor en legt (in een besluit) vast:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidige toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

  • b.

    een passende scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan bestuursorganen is gewaarborgd;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de regels voor de opdrachtverlening en de verrekening van leveringen tussen de diensten van de gemeente;

  • e.

    de te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen.

Artikel 19 Aanbesteding en inkoop

Het college draagt zorg voor en legt vast de interne regels voor de inkoop en aanbesteding van goederen, diensten en werken.

Artikel 20 Subsidieverstrekking en steunverlening

Het college draagt zorg voor en legt vast de interne regels voor de steunverleningen de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 21 Inwerkingtreding

  • 1 Deze verordening treedt in werking per 27 maart2007 en werkt terug tot en met 1 januari 2007. De stukken voor het begrotingsjaar 2007 en latere begrotingsjaren voldoen aan de bepalingen van deze verordening.

  • 2 Deze verordening treedt in de plaats van de Financiële verordening gemeente Oud-Beijerland vastgesteld door de raad op 27 oktober 2003.

Artikel 22 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald onder de naam “Financiële verordening gemeente Oud-Beijerland”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 26 maart 2007.
De griffier,       de voorzitter,
M. Walrave      A. Latenstein van Voorst – Woldringh
Bekendgemaakt in De Schakel: 29 maart 2007  

Toelichting 1 Toelichting op de artikelen

<vet>Artikel 2 Programmabegroting </vet>Artikel 2 bevat een aantal bepalingen over de inrichting van de begroting waarin de kaderstellende functie van de raad tot uiting komt. De raad legt op basis van dit artikel een belangrijk deel van de infrastructuur van de begroting vast waarop de raad wil sturen en controleren.

De gemeente bepaalt zelf het aantal en de inhoud van de programma's van de begroting en kan daardoor de begrotingsopzet aanpassen aan de eigen politiek-bestuurlijke wensen. Omdat er een politiek-bestuurlijke keuze ten grondslag ligt aan de indeling van de programma’s, stelt de raad de indeling vast.

In de programma’s zijn op strategisch niveau de maatschappelijke doelen en effecten opgenomen. De maatschappelijke effecten worden gerealiseerd door de inzet van de middelen op productniveau en uiteindelijk dmv. de aankoop en verkoop van goederen, diensten en werken. In onderstaand overzicht wordt duidelijk gemaakt op welk niveau men over de voorkomende begrippen spreekt.

-figuur-

Meestal zal die programma-indeling voor enkele jaren gelden, bijvoorbeeld voor een gehele raadsperiode. Indien daartoe aanleiding is, kan de raad de indeling wijzigen.

In derde lid wordt de verplichting in het BBV om in de begroting aandacht te besteden aan de investeringen nader uitgewerkt door te bepalen dat er bij de uiteenzetting van de financiële positie een overzicht van de investeringen wordt gegeven.

Een programma is gebaseerd op de drie w-vragen: wat willen we bereiken, wat gaan we daar voor doen en wat mag dat kosten? In het dualistisch bestel beantwoordt de raad met behulp van het college de w-vragen.

<vet>Artikel 3 Kaders begroting </vet>De artikelen 2 en 3 betreffen vooral de infrastructuur van de begroting. Artikel 4 gaat over het meer-jarige budgettaire kader. Dat vormt de grondslag voor de eigenlijke begroting. Gegeven het grote belang van het budgetrecht van de raad, is het logisch dat de raad expliciet een budgettair kader vaststelt.

<vet>Artikel 4 Autorisatie begroting en begrotingswijzigingen </vet>Artikel 4 bevat nadere regels voor de autorisatie van de begroting en investeringskredieten, waarbij er autorisatie plaats vindt op programmaniveau. In de wet ligt het budgetrecht alleen bij de raad en dient zodoende bij overschrijding van het budget extra budget ter beschikking te stellen.

Door lid 2 krijgt het college de bevoegdheid om tot

 

- aankoop van goederen en diensten tot € 30.000 - investeringen onder de € 100.000

te besluiten en deze achteraf door de raad te laten autoriseren.

<vet>Artikel 5 Uitvoering begroting </vet>In artikel 5 legt de raad het college een aantal eisen op die voor een goede uitvoering van de begroting noodzakelijk zijn. In het eerste lid wordt bepaald dat het college de rechtmatigheid, de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de uitvoering dient te waarborgen. Lid 2 stelt eisen voor de onderwerpen die van belang zijn voor de opstelling van de productraming. Lid 3 doet hetzelfde voor de uitvoering van de programma’s van de begroting.

In het duale stelsel geeft de raad geen nadere uitvoeringsregels om aan de prestatie-eis te voldoen. Deze uitvoeringsregels zijn aan het college.

<vet>Artikel 6 Tussentijdse rapportage en informatie </vet>Artikel 6, eerste tot en met vierde lid, formaliseert een belangrijk onderdeel van de planning en control van de raad. De raad geeft namelijk aan de aard van de informatie die het college standaard dient te verstrekken evenals de reguliere frequentie. Op basis van deze informatie kan de raad de uitvoering van de begroting volgen en besluiten of bijsturing nodig is.

Artikel 6 regelt wanneer de raad tussentijds over de stand van zaken in het lopende begrotingsjaar moet worden geïnformeerd. In dit artikel is gekozen voor één tussenrapportage. Er kan natuurlijk ook gekozen worden voor twee tussenrapportages. Een andere mogelijkheid is een tussenrapportage per kwartaal, waarmee wordt aangesloten op cyclus voor het aanleveren van financiële informatie aan o.a. het CBS en de Europese Unie.

Het derde lid gaat in op de informatieplicht van het college voor nieuwe, niet in de begroting opgenomen activiteiten.

De raad autoriseert het college met het vaststellen van de begroting op hoofdlijnen het door het college uit te voeren beleid. Hiermee worden alle afzonderlijke verplichtingen die in de programma’s besloten liggen in materiële zin oftewel financieel geaccordeerd. Bij de uitvoering van de begroting geldt voor het college de informatieplicht uit het vierde lid artikel 169 Gemeentewet. Bij het aangaan van verplichtingen of het uitoefenen van bevoegdheden door het college met ingrijpende gevolgen voor de gemeente moet het college eerst het gevoelen van de raad inwinnen. De raad schrijft nu in dit artikel voor welke privaatrechtelijke rechtshandelingen in elk geval vooraf aan de raad moeten worden gemeld. De raad perkt hiermee de beoordelingsvrijheid in van het college door zelf te bepalen wat belangrijk genoeg is om vooraf aan de raad mee te delen. De raad schept op deze wijze echter ook zekerheid voor het college. Het college weet welke informatie hij in elk geval vooraf aan de raad moet mededelen. Het haalt mogelijke misverstanden en politieke spanningen uit de lucht.

Voor verschillende privaatrechtelijke rechtshandelingen kunnen in de verordening limietbedragen worden ingevuld. Bij de rechtshandelingen boven deze limieten wordt het college verplicht vooraf het gevoelen van de raad in te winnen. Beneden deze bedragen blijft overigens de informatieplicht voor het college gelden, zoals neergelegd in artikel 169, vierde lid, Gemeentewet, dat wil zeggen dat het college gehouden is de raad te informeren over het gebruik van collegebevoegdheden indien er om welke reden dan ook ingrijpende gevolgen zijn te verwachten. Een andere mogelijkheid voor de vormgeving van dit artikel is het uitdrukken van de limieten in percentages van het begrotingstotaal.

Het limietbedrag in de verordening is voldoende hoog vastgesteld, zodat het college niet bij elke kleine zaak eerst de raad moet raadplegen. Anders zou kostbare tijd van de raad en het college verloren gaan en de handelingsvrijheid van het college worden gefrustreerd. Iets wat de dualiseringsoperatie juist probeert te voorkomen.

De raad en het college zullen steeds moeten afwegen de kosten die aan de informatievoorziening is verbonden versus het nut, de toegevoegde waarde ervan. Al snel namelijk wordt er in de praktijk een overvloed aan informatie gevraagd.

<vet>Artikel 7 Jaarrekening </vet>Artikel 7 is het sluitstuk van de begrotingscyclus, de verantwoording over de begrotingsuitvoering door het college, cq. de controle van de raad daarop. Basis daarvoor is de productrealisatie. In het eerste lid wordt daarvoor een kwaliteitseis gesteld. Het tweede lid is de tegenpool van artikel 2, lid 2.

<vet>Artikel 8 Waardering &amp; afschrijving vaste activa </vet>De verordening moet volgens artikel 212 Gemeentewet in elk geval bevatten de ‘regels voor waardering en afschrijving activa’. Artikel 8 stelt de regels voor de waardering en afschrijving van de vaste activa. Het eerste lid bepaalt wat in de nota waardering en afschrijving vaste activa moet worden opgenomen.

<vet>Artikel 9 Voorziening oninbare vorderingen </vet>Artikel 9 geeft de regels voor de bepaling van de hoogte van de voorziening voor oninbare vorderingen. In dit artikel is gekozen om op basis van een beoordeling op inbaarheid een voorziening te vormen.

<vet>Artikel 10 Reserves en voorzieningen </vet>Een belangrijk beleidsmatig aspect betreft de omvang van het eigen vermogen van een gemeente. Het eigen vermogen van een gemeente bestaat uit de algemene reserves en bestemmingsreserves. Hoe groot moet het eigen vermogen zijn om risico’s op te vangen en gaan we een investering financieren door belastingverhoging of door het interen op het eigen vermogen, zijn financieel beleidsmatige vragen. Deze worden in de nota rondom het weerstandsvermogen door de raad beantwoord.

Artikel 10 bepaalt, dat het college een nota over de reserves en voorzieningen aanbiedt ter behandeling en vaststelling door de raad. In deze nota kan de raad het kader vaststellen voor de omvang van de reserves . Kaders stellen voor voorzieningen is veelal niet aan de orde, omdat voorzieningen een verplichtend karakter kennen. Wel is het inzichtelijk in de nota in te aan op de voorzieningen.

<vet>Artikel 11 Kostprijsberekening </vet>Artikel 212 Gemeentewet bepaalt in het tweede lid, letter b dat de verordening in ieder geval bevat de grondslagen voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen prijzen en tarieven voor rechten. In dit artikel wordt vermeld dat kostprijzen van de gemeentelijke diensten worden bepaald op basis van de integrale kostprijs.

<vet>Artikel 12 Vaststelling hoogte belastingen, rechten </vet>Het vaststellen van de tarieven voor belastingen, rechten en leges is een bevoegdheid van de raad, die niet kan worden gedelegeerd ( artikel 156 Gemeentewet).

Het vaststellen van de prijs voor een gemeentelijke dienst of de levering van goederen of werken ( welke niet vallen onder artikel 229 Gemeentewet) is een privaatrechtelijk besluit. Dergelijke besluiten zijn een bevoegdheid van het college (eerste lid, letter e artikel 160 Gemeentewet).

Daar waar bij het vaststellen van de prijs voor een gemeentelijke dienst of de levering van goederen of werken een publiek belang in het geding is en prijzen lager dan marktconform worden vastgesteld, kan de raad het publiek belang definiëren en het college kaders meegeven voor het afwijken van marktconforme prijzen.

<vet>Artikel 13 Financieringsfunctie </vet>De financieringsfunctie (Treasury) is een belangrijk onderdeel van het middelenbeheer. De verordening moet volgens artikel 212 Gemeentewet in elk geval bevatten de “de kaders voor het uitvoeren van de financieringsfunctie”. De uitvoering van de financieringsfunctie komt aan de orde in de financieringsparagraaf in de begroting en de rekening zoals die in het Besluit begroting en verantwoording is voorgeschreven.

<vet>Artikel 14 Administratie </vet>In artikel 14 worden de kaders gegeven voor de inrichting van administraties van de gemeente. In hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens moeten worden vastgelegd en aan welke eisen de vastgelegde gegevens moeten voldoen. Deze verordening regelt niet – inherent aan het dualisme – de regels en activiteiten die daarvoor in de uitvoering nodig zijn. Dat is een taak van het college.

<vet>Artikel 15 Interne controle </vet>De accountant toetst jaarlijks van de gemeenterekening of deze een getrouw beeld geeft van de gemeentelijke financiën en of de (financiële) beheershandelingen die eraan ten grondslag liggen rechtmatig zijn verlopen. Artikel draagt het college op maatregelen te treffen opdat gedurende het jaar of vooraf aan de accountantscontrole de gemeente zelf nagaat of de cijfers in de administraties een getrouw beeld geven en of de financiële beheershandelingen die aan de baten en lasten en de balansmutaties ten grondslag liggen rechtmatig (zijn) verlopen.

<vet>Artikel 16 Misbruik en oneigenlijk gebruik </vet>Artikel 16 bepaalt dat in gemeentelijke regelingen en werkprocedures voldoende maatregelen worden getroffen om misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen te beperken. Het gaat hierbij om bijvoorbeeld het treffen van voldoende verificatiemaatregelen vooraf van de antecedenten van een aanvrager van een gemeentelijke subsidie, zodat subsidies wel daadwerkelijk worden verstrekt aan rechthebbenden. Het treffen van afdoende beleid op het gebied van misbruik en oneigenlijk gebruik maakt deel uit van het rechtmatigheidoordeel van de accountant. Overigens is het natuurlijk zo dat de afweging om hiervoor in meer of mindere mate regels voor te stellen een politiek besluit is dat bij de gemeenteraad en het college thuishoort.

<vet>Artikel 17 Registratie bezittingen en activa </vet>Voor een goed beeld van de financiële positie is een volledige registratie van de gemeentelijke bezittingen onontbeerlijk. Om te garanderen dat de registratie actueel en juist is, wordt in dit artikel het college opgedragen periodiek de registratie te controleren en bij afwijkingen maatregelen tot herstel te treffen.

<vet>Artikel 18 Financiële organisatie </vet>In dit artikel worden uitgangspunten voor de inrichting van de financiële organisatie gegeven, waaraan het college bij het stellen van regels voor de ambtelijke organisatie invulling moet geven. De uitgangspunten vormen kaders voor het college, waaraan hij zich moet houden.

In de onderdelen a en b worden eisen gesteld aan de toedeling van taken aan organisatieonderdelen van de gemeente en de toewijzing van functies aan functionarissen. In de onderdelen c t/m e worden eisen gesteld aan de budgettoedeling en de verantwoording daarover.

<vet>Artikel 19 Aanbesteding en inkoop </vet>De inkoop van goederen en diensten en de aanbesteding van werken zijn belangrijke en kwetsbare activiteiten die een groot budgettair effect kunnen hebben. Het hanteren van een protocol is naast de desbetreffende administratieve aspecten tevens te zien als een vorm van risicobeheersing. De aansprakelijkheid kan worden beperkt en er wordt jegens derden rechtszekerheid gecreëerd. Artikel 20 legt aan het college de zorg op om regels op te stellen voor de aanbesteding van werken en inkoop van goederen en diensten. De regelgeving van de Europese Unie dient daarbij nageleefd te worden. Doordat de regels worden vastgelegd kan de accountant bij zijn controle van de jaarstukken nagaan of de interne regels (en de Europese regelgeving) zijn nageleefd, het is een onderdeel van de rechtmatigheidstoets. De accountant beoordeelt hiervoor eveneens het systeem van interne regels.

<vet>Artikel 20 Subsidieverstrekking en steunverlening </vet>Een ander kwetsbare activiteit van gemeenten is de subsidieverlening en steunverlening aan ondernemingen. Ook hiervoor is het hanteren van een protocol te zien als een vorm van risicobeheersing. Daarnaast is op delen van deze activiteit de Europese regelgeving inzake staatssteun van toepassing.

<vet>Artikel 21 Inwerkingtreding </vet>De verordening treedt in de plaats van de vorige op grond van artikel 2 2 Gemeentewet ingestelde verordening. Het artikel bepaalt dat de verordening van toepassing is op alle stukken van het genoemde begrotingsjaar en latere jaren. De jaarstukken van het vorig begrotingsjaar moeten nog voldoen aan de bepalingen uit de oude verordening.

<vet>Artikel 22 Citeertitel </vet>In dit artikel wordt de naam gegeven, waarmee men in de gemeentelijke stukken naar deze verordening kan verwijzen.

<vet>Vaststelling </vet>Uitgaande stukken van de raad moeten door de burgemeester worden ondertekend (artikel 75, lid 1 Gemeentewet). De griffier moet de uitgaande stukken van de raad medeondertekenen (artikel 107c Gemeentewet).