Regeling vervallen per 01-01-2021

Notitie over de (on)mogelijkheden van de toepassing van de verruimde vermogensnorm (Kwijtschelding)

Geldend van 01-01-2013 t/m 31-12-2020

Intitulé

Notitie over de (on)mogelijkheden van de toepassing van de verruimde vermogensnorm (Kwijtschelding)

Kwijtschelding

Notitie over de (on)mogelijkheden van de toepassing van de verruimde vermogensnorm

SVHW

September 2012

1. Inleiding

Met ingang van belastingjaar 2012 heeft de meerderheid van de deelnemers aan het SVHW de zogenoemde verruimde vermogensnorm ingevoerd via de Verordening kwijtschelding. Inmiddels zijn over de juridische basis hiervan een aantal vragen gerezen. In het navolgende geven wij onze bevindingen weer.

2. Juridische basis

Op 12 mei 2011 is artikel 255, vierde lid, van de Gemeentewet aangepast in die zin, dat de gemeente voor de toetsing van het vermogen ruimere normen in aanmerking kunnen nemen (Staatsblad 2011, 309). Deze wijziging is ingegaan per 1 juli 2011.

Het vierde lid van artikel 255, Gemeentewet, luidt sindsdien als volgt:

Met inachtneming van door Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Financiën, te stellen regels kan de raad met betrekking tot de wijze waarop de kosten van bestaan en de wijze waarop het vermogen in aanmerking worden genomen afwijkende regels stellen die er toe leiden dat in ruimere mate kwijtschelding wordt verleend.

De wijziging hield in dat gemeenten, voor de manier waarop bij de kwijtschelding, het vermogen wordt getoetst, een ruimere norm mogen aannemen dan tot dat moment. Tot op dat moment moesten gemeenten aansluiten bij de Rijksregeling in artikel 12 van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990.

De nieuwe, verruimde normen zouden worden vastgelegd in de Nadere regels kwijtschelding gemeentelijke en waterschapsbelastingen. Dit is een ministeriële regeling.

Het was de intentie, dat de Nadere regels per 1 januari 2012 zouden worden aangepast. Er zou in de Nadere regels worden opgenomen, dat voor de wijze waarop het vermogen wordt bepaald, een maximum zou gelden, zoals geregeld in artikel 34 van de Wet werk en bijstand. Gemeenten zouden dus, per 1 januari 2012, het vermogen kunnen toetsen aan de hand van artikel 34 van de Wet Werk en Bijstand.

In juni/juli is dit onderwerp in het AB van het SVHW aan de orde geweest. Besloten is een brief aan de deelnemers te schrijven, met daarin de berekening van de gevolgen van de toepassing van de verruiming. Deze brief is eind juli 2011 aan de deelnemers verzonden. Daarna is deze brief weer in het AB behandeld.

De VNG geeft in de ledenbrief van 15 juli 2011 aan er bij het ministerie van BZK op aan te dringen de regels zo spoedig mogelijk aan te passen.

Op 23 september 2011 geeft de VNG in de ledenbrief aan, dat er wellicht een beperktere norm komt, die het midden houdt tussen artikel 12 van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 en artikel 34 van de Wet Werk en Bijstand. Zeker is dat echter op dat moment niet.

Op 27 september 2011 hebben wij de deelnemers gemeld, dat de norm wellicht nog gewijzigd kon worden.

Eind 2011 hebben nagenoeg alle gemeenteraden van onze deelnemers de vermogensnorm in de Verordeningen kwijtschelding bepaald op de normen van artikel 34 van de Wet Werk en Bijstand.

Over de aanpassing van de Ministeriële regeling is eerst weer iets vernomen op 2 maart 2012. In een brief aan de Kamer geeft de Minister aan dat de nadere regels niet worden aangepast.

De minister erkent dat het gelijkstellen van de vermogensnorm bij kwijtschelding van lokale lasten aan de vermogensnorm in de Wet Werk en bijstand voor gemeenten belangrijke administratieve voordelen heeft. Zij verwacht echter dat de verruiming van de vermogensnorm de armoedeval verergert. Het streven van het Kabinet is dat werken lonend moet zijn voor alle huishoudens. Het verruimen van de vermogensnorm is daarmee in strijd.

3.Consequenties

Feitelijk is er een juridisch vacuüm ontstaan. Er is nu sprake van de rare situatie dat de wet het toestaat om andere normen te hanteren voor de vermogenstoets (art. 255, vierde lid, Gemeentewet). De gemeente moet daarbij, aldus de wet, de Nadere regels in acht nemen. Hierin staat echter niets over de vermogensnorm. Kort gezegd doet de gemeente het dus altijd goed. Wat de gemeente ook regelt qua afwijking, het is altijd in overeenstemming met de Nadere regels, want die schrijven geen maximum of minimum voor.

Omdat de aanslagen op 29 februari 2012 zijn opgelegd, en de gemeentelijke Verordeningen kwijtschelding nagenoeg allemaal uitgaan van artikel 34 van de Wet Werk en Bijstand, zijn de ingekomen kwijtscheldingsverzoeken ook op deze wijze afgehandeld. De gemeente overtreedt hiermee geen wettelijke bepaling. Gesteld zou ook nog kunnen worden, dat de burgers recht hebben op de verruimde toets, gelet op de geldende verordening ten tijde van de aanslagoplegging.

Het zou logisch zijn, indien de wetgever de verruimingsmogelijkheid van artikel 255, vierde lid, Gemeentewet, weer zou schrappen. Dat staat echter, in het huidige politieke klimaat, niet erg hoog op de agenda.

4.Overweging

Door alle gewijzigde voornemens van rijkswege, is onder de deelnemers van het SVHW wel onduidelijkheid ontstaan. Om die reden hebben wij een en ander in deze notitie nogmaals uiteen gezet.

Hoewel wij menen dat met de verruiming geen wet wordt overtreden, willen wij onze deelnemers in overweging geven zich aan te sluiten bij de wens van de Minister. Er wordt dan weer aangesloten bij de “oude” regeling van artikel 12 van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990.

In de door ons aangeleverde concepten voor de verordeningen 2013 hebben wij de aanpassing reeds verwerkt.

Klaaswaal, september 2012

P.Bervoets

J.K. Lanser