Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening parkeerbelastingen 2014

Geldend van 01-01-2014 t/m 31-12-2014

VERORDENING PARKEERBELASTINGEN 2014

De raad van de gemeente Oud-Beijerland; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 19 november 2013, nr. Z-13.13207; gelet op artikel 225 en 228 van de Gemeentewet en de Parkeerverordening 1997; besluit vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2014.

(Verordening parkeerbelastingen 2014).

Artikel 1 - Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    parkeren:

    het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • b.

    motorvoertuigen

    hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 onder ia van het RVV 1990;

  • c.

    houder:

    degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren was ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens;

  • d.

    parkeerapparatuur:

    parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, centrale computer, en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

    e.centrale computer:

    computer van het bedrijf waarmee de gemeente Oud-Beijerland een overeenkomst heeft gesloten, bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen in het kader van het verlenen van diensten op het gebied van betaald parkeren met gebruik van een telefoon.

Artikel 2 - Belastbaar feit

  • 1. Onder de naam 'parkeerbelastingen' worden de volgende belastingen geheven:

    a. een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

    b. een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een voertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

  • 2.

    • Onder de naam parkeerplaatsengeld wordt geheven de belasting als bedoeld in artikel 228 Gemeentewet, ter zake van parkeerplaatsgebruik, waaronder moet worden verstaan het afzetten van een parkeerapparatuurplaats of een vergunninghouderplaats dan wel het houden van een voorwerp, niet zijnde een voertuig, op of boven een parkeerapparatuurplaats of een vergunninghoudersplaats.

Artikel 3 - Belastingplicht

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 2.

    Als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

  • 2.a.

    degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

  • 2.b.

    zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het voertuig, met dien verstande dat:

1e als een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het voertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd;

2e als blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

  • 3.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, als deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig gebruik maakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

  • 4.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.

  • 5.

    Het parkeerplaatsengeld, als bedoeld in artikel 2, tweede lid, wordt geheven van degene, die de parkeerapparatuurplaats of vergunninghoudersplaats afzet of laat afzetten dan wel de in artikel 2, tweede lid bedoelde voorwerpen, niet zijnde een voertuig, op een parkeerapparatuurplaats of op een vergunninghoudersplaats houdt.

Artikel 4 - Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

Artikel 5 Wijze van heffing

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college van burgemeester en wethouders gestelde voorschriften.

  • 2.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte.

  • 3.

    Het parkeerplaatsengeld, bedoeld in artikel 2, tweede lid, wordt geheven bij wege van voldoeningen op aangifte en moet worden betaald bij de aanvang van de belastingplicht.

Artikel 6 - Ontstaan van de belastingschuld

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren, tenzij het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een telefoon inloggen op de centrale computer.

  • 2. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

  • 3. Het parkeerplaatsengeld, als bedoeld in artikel 2, tweede lid, is verschuldigd bij de aanvang van de belastingplicht.

Artikel 7 - Termijnen van betaling

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald bij de aanvang van het parkeren.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid moet de belasting overeenkomstig de aangifte worden betaald binnen een maand na het einde van het parkeren, indien het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een telefoon inloggen op de centrale computer.

  • 3. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

  • 4. Een naheffingsaanslag moet terstond worden betaald.

Artikel 8 - Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.

Artikel 9 - Kosten

De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

Artikel 10 - Kwijtschelding

Bij de invordering van de parkeerbelastingen wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 11 - Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de parkeerbelasting.

Artikel 12 - Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De 'Verordening Parkeerbelastingen 2013' van 4 december 2012 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2014

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening parkeerbelastingen

    2014'.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Oud-Beijerland van 3 december 2013.

De griffier, de voorzitter,

E.G. Bunt K. Tigelaar

Tarieventabel 2014

Tarieventabel parkeerbelastingen en precariobelasting 2014 behorende bij de Verordening parkeerbelastingen 2014.

1. Het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in artikel 2,

eerste lid, onderdeel a, bedraagt:

  • -

    straatparkeren € 1,05 per 60 minuten

  • -

    terrein- en garageparkeren € 0,95 per 60 minuten

  • -

    parkeren op parkeerterrein naast het politiebureau € 2,00 per dagkaart

  • -

    dagtarief Parkeerterrein Ankerplein € 11,40 per dagticket

  • -

    bij verloren ticket Parkeerterrein Ankerplein € 25,00

2. Het tarief voor het parkeren als bedoeld in artikel 2, eerste lid,

onderdeel b(vergunningen),bedraagt:

a.

voor bewoners:

per kalenderjaar of een gedeelte daarvan:

-1e bewonersvergunning per adres

-2e bewonersvergunning per adres

-3e e.v. bewonersvergunning per adres

€ 0,00

€ 57,25

€ 114,55

b.

Voor bewoners ten behoeve van hun bezoekers, niet

woonachtig in dezelfde vergunninghouderzone, per dag:

€ 2,05

c.

voor in het gebied gevestigde bedrijven:

-per jaar of een gedeelte daarvan:

-1e vergunning per adres

-2e vergunning per adres

-3e vergunning e.v. per adres

-per kwartaal of een gedeelte daarvan:

-1e vergunning per adres

-2e vergunning per adres

-3e vergunning e.v. per adres

N.B. Indien een bedrijf naast een 1e vergunning voor een jaar een kwartaalvergunning aanvraagt, wordt de laatste als een 2e vergunning beschouwd ad. € 96,95.

€ 196,85

€ 387,75

€ 387,75

€ 49,20

€ 96,95

€ 96,95

d.

voor bedrijven, die niet in het gebied gevestigd zijn en tijdelijk in het gebied werkzaamheden dienen te verrichten:

-per kalendermaand

-per dag:

€ 16,50

€ 5,20

e.

voor een mantelzorgvergunning

€ 0,00

f.

voor een bedrijfsvergunning zorgverlener

€ 0,00

g.

voor het aanpassen/wijzigen van de parkeervergunning, per mutatie:

€ 14,30

3. Het parkeerplaatsengeld als bedoeld in artikel 2, tweede lid, bedraagt:

Voor het afzetten van een parkeerapparatuurplaats of een vergunninghoudersplaats met een voorwerp, niet zijnde een voertuig:

-de bedragen conform de onder 1. genoemde tarieven voor

- straat- en terreinparkeren

4. Naheffingsaanslag

De kosten van de naheffingsaanslag van de belasting bedoeld in artikel 9, onderdeel 1, bedragen

€ 58,00

5. Gehandicapten

Indien het geparkeerde voertuig, voor en na het parkeren, wordt gebruikt door een persoon, die houder is van een invalidenparkeerkaart, als bedoeld in de Regeling Gehandicaptenparkeerkaart 2001, wordt het in onder 1. van deze tarieventabel bedoelde tarief op € 0,00 vastgesteld. Het voertuig dient daartoe achtergelaten te worden met de invalidenparkeerkaart zichtbaar achter de voorruit.

Behorende bij raadsbesluit van 3 december 2013.

De griffier van Oud-Beijerland,

E.G. Bunt

TOELICHTING Verordening parkeerbelastingen 2014

Er is, zoals gebruikelijk, gekozen voor een volledig nieuwe verordening. Hierdoor wordt de duidelijkheid van de verordening bevorderd en de kans op fouten in de verordening verminderd. Inhoudelijk is de verordening niet gewijzigd. In de tarieventabel is gewijzigd.

1.Tarieven parkeerapparatuur:

Begin 2014 worden de uitkomsten verwacht van het evaluatie-onderzoek over het parkeren. Afhankelijk van de uitkomsten worden de tarieven in 2014 of per 1 januari 2015 aangepast.

Een jaar geleden zijn twee tarieven toegevoegd aan de tarieventabel in verband met het ingevoerde ‘slagboomparkeren’ op het Parkeerterrein Gemeentekwadrant.

  • -

    € 11,40 voor een dagtarief op dit terrein

  • -

    € 25,00 in de situatie dat een ticket is verloren.

De prijs van een dagticket van 12 uur bedraagt van 9.00 uur tot 21.00 uur x 0,95 cent per uur = € 11,40.

Voor de prijs van een verloren ticket bestaat de ongeschreven regel dat de hoogte van de prijs van een verloren ticket ongeveer 2 maal de waarde van een dagkaart bedraagt. Dit betekent dat het tarief bij een verloren ticket een afgerond bedrag van € 25,- bedraagt. In afwachting van het evaluatie-onderzoek worden deze tarieven voorlopig ook niet aangepast.

2.Vergunningen:

Overeenkomstig het vastgestelde beleid zullen deze tarieven ten opzichte van 2013 worden verhoogd met 2 % (inflatie).

4.Naheffingsaanslag:

Eén tarief wordt op een andere wijze verhoogd nl. het tarief voor een naheffingsaanslag. Het wettelijk maximum wordt gevolgd.

Het wettelijk maximum voor een naheffingsaanslag wordt met ingang van 1-1-2014 opgetrokken van € 56,00 naar € 58,00.

Het college van burgemeester en wethouders.