Regeling vervallen per 01-01-2021

Nadere regels ter uitvoering van de Verordening Jeugdhulp bij de Gemeente Oud-Beijerland

Geldend van 01-01-2015 t/m 31-12-2020

Intitulé

Nadere regels ter uitvoering van de Verordening Jeugdhulp bij de Gemeente Oud-Beijerland

Nadere regelster uitvoering van de Verordening Jeugdhulp bij de

GemeenteOud-Beijerland

Inleiding

In de Verordening Jeugdhulp Zuid Holland Zuid staan de verplichtingen van de gemeenten in de regio als gevolg van de invoering van de Jeugdwet. In de verordening is ruimte gelaten aan colleges voor de uitwerking van een aantal zaken in nadere regels.

Het college kan op grond van artikel 9, leden 3 en 4, nadere regels vaststellen met betrekking tot het Persoonsgebonden Budget (PGB). Ook kan het college op grond van artikel 9 lid 4 nadere regels vaststellen met betrekking tot de voorwaarden van toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening. Tenslotte moet het college op grond van artikel 15 lid 4 nadere regels vaststellen voor inspraak en medezeggenschap. In de regeling die voor u ligt zijn deze nadere regels uitgewerkt.

Eerst worden de nadere regels met betrekking tot het PGB uitgewerkt, daarna een nadere regel waarin wordt vastgelegd dat aanvragers van jeugdhulp recht hebben op een second opinion en tenslotte worden inspraak en medezeggenschap met betrekking tot het jeugdhulpbeleid geregeld.

I. Persoonsgebonden budget (PGB)

In de Jeugdwet is, in artikel 8.1.1, neergelegd dat:

  • -

    de jeugdige of zijn ouders op eigen kracht voldoende in staat moeten zijn om de aan het PGB verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;

  • -

    de jeugdige of zijn ouders aan moeten tonen dat een aangeboden individuele voorziening in natura niet passend is;

  • -

    de kwaliteit van de jeugdhulp door middel van een PGB gewaarborgd is.

In de Verordening jeugdhulp is daarnaast, in artikel 9 lid 2, bepaald dat de hoogte van het PGB bepaald wordt aan de hand van en tot het maximum van de kostprijs van een individuele voorziening in natura, die zou zijn verstrekt indien er geen PGB was.

In deze regeling wordt vastgelegd hoe de hoogte van het PGB tot stand komt (onderdeel 1), wat de criteria zijn voor het toekennen van een PGB (onderdeel 2) en worden de voorwaarden vastgelegd waaronder degene aan wie een PGB wordt verstrekt de jeugdhulp kan betrekken van iemand die tot zijn sociale netwerk behoort (onderdeel 3).

1.De wijze waarop de hoogte van het PGB wordt vastgesteld

Artikel 1.

Het college stelt het tarief voor het PGB vast op basis van het door de jeugdige of zijn ouders ingediende ondersteuningsplan in de zin van artikel 7 lid 3 van de Verordening, waarin tevens een begroting is opgenomen met betrekking tot de concrete invulling van de besteding van dat PGB. Naast de prijs en het aantal uren wordt ook het beoogde resultaat van de ondersteuning vermeld.

Artikel 2.

  • 1. De hoogte van het PGB bedraagt maximaal 100% van de in de betreffende situatie minst kostbare adequate individuele voorziening in natura.

  • 2. Indien de minst kostbare adequate voorziening in tarief hoger uitvalt dan het AWBZ PGB-tarief 2014, bedraagt het PGB tarief maximaal het AWBZ-tarief 2014.

  • 3. Er geldt een uitzondering voor het PGB-tarief voor kortdurend verblijf. Dat bedraagt euro 101 (per etmaal) conform het AWBZ-tarief van 2014.

Artikel 3.

Indien de kosten hoger uitvallen dan het bedrag uit artikel 2, wordt het PGB slechts verleend indien de jeugdige of zijn ouders aangeven deze extra kosten zelf te zullen bekostigen.

2. Criteria voor het toekennen van het PGB

Artikel 4.

Het college kent een individuele voorziening toe uitsluitend indien in het verslag zoals bedoeld in artikel 7 van de Verordening Jeugdhulp wordt vastgesteld dat de jeugdige:

  • a.

    op eigen kracht of met zijn ouders of andere personen uit zijn naaste omgeving geen oplossing voor zijn hulpvraag kan vinden;

  • b.

    geen oplossing kan vinden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een andere voorziening, of;

  • c.

    geen oplossing kan vinden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een overige voorziening.

Artikel 5.

Conform artikel 4 van de Wet verstrekt het college alleen een individuele voorziening in de vorm van een PGB:

  • a.

    als de jeugdige of zijn ouders, al dan niet met hulp uit hun sociale netwerk dan wel van een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde, in staat zijn de aan een PGB verbonden taken zoals verbonden aan het ondersteuningsplan, op verantwoorde wijze uit te voeren;

  • b.

    als de jeugdige of zijn ouders overtuigend kunnen motiveren waarom zij de individuele voorziening die door een aanbieder wordt geleverd, niet passend achten;

  • c.

    als naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de jeugdhulp die de jeugdige of zijn ouders willen betrekken van een aanbieder of een persoon die behoort tot het sociale netwerk, van goede kwaliteit is en bijdraagt aan het beoogde resultaat.

3. De voorwaarden waaronder jeugdhulp met een PGB kan worden betrokken bij een persoon uit het sociale netwerk

Artikel 6.

1.Voor het betrekken van jeugdhulp bij een persoon uit het sociale netwerk, gelden onverminderd de kwaliteitscriteria in hoofdstuk 4 van de Wet.

Personen die behoren tot het sociale netwerk van de aanvrager van een PGB mogen uitsluitend worden ingeschakeld voor deze individuele voorziening indien zij:

  • 1.

    niet meer dan 20 euro per uur ontvangen voor hun diensten;

  • 2.

    verklaren het PGB niet te zullen gebruiken voor de betaling van tussenpersonen of belangenbehartigers;

  • 3.

    aantonen daadwerkelijk in staat te zijn de zorg in het kader van het PGB te verlenen;

  • 4.

    op geen enkele wijze druk op de ontvanger van het PGB hebben uitgeoefend bij diens besluitvorming;

  • 2.

    De vergoeding voor het aanbieden van kortdurend verblijf bedraagt maximaal 30 euro per etmaal.

    • II. Second opinion

Artikel 7.

    • In de gezondheidszorg bestaat de mogelijkheid om een second opinion aan te vragen als men wil weten wat de mening is van een andere dan de eigen hulpverlener over een bepaalde hulpvraag. De gemeente wil benadrukken dat een dergelijke second opinion ook mogelijk is bij aanvragen voor jeugdhulp. Hiervoor kunnen cliënten een second opinion aanvragen bij een medewerker van het jeugdteam, anders dan de behandelend medewerker. Ook is een second opinion mogelijk bij het Diagnostisch Adviesnetwerk (DAN).

    • III Inspraak en medezeggenschap

Artikel 8. Cliëntenplatform Zuid-Holland Zuid

Het college stelt cliënten, ingezetenen en vertegenwoordigers van cliëntgroepen, middels een platform, vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp. Het college voorziet hierbij het Cliëntenplatform Zuid-Holland Zuid van ondersteuning om zijn rol effectief te kunnen vervullen.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oud-Beijerland van 23 december 2014.

de burgemeester, de secretaris,