Regeling vervallen per 01-01-2021

Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing 2016

Geldend van 01-11-2016 t/m 31-12-2020

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing 2016

Het Algemeen Bestuur van de Regionale Afvalstoffendienst Hoeksche Waard;

gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur d.d.; 23 november 2015

overwegende dat in zijn vergadering van is vastgesteld de begroting voor het dienstjaar 2016;

dat als gevolg hiervan de tarieven voor het jaar 2016 dienen te worden vastgesteld;

gelet op artikel 5 van de gemeenschappelijke regeling Regionale Afvalstoffendienst Hoeksche Waard;

mede gelet op artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

b e s l u i t :

vast te stellen de volgende

Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing 2016

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder ‘gebruik maken’: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer.

Artikel 2 Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1. Onder de naam ‘afvalstoffenheffing’ wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

  • 2. De afvalstoffenheffing bedoeld in deze verordening wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 3 Belastingplicht

De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

De belasting als bedoeld in artikel 3 wordt geheven naar de volgende grondslagen die naast elkaar verschuldigd zijn, te weten:

  • a.

    een vast bedrag per perceel, en

  • b.

    een bedrag per extra restafvalcontainer, en

  • c.

    een vast bedrag per soort container, per lediging, en

  • d.

    een vast bedrag per inworp in een ondergrondse verzamelcontainer,

een en ander naar de tarieven zoals opgenomen in artikel 5.

Artikel 5 Tarief

  • 1.1 De belasting wordt per perceel berekend naar een vast tarief, verhoogd met één of meer gedifferentieerde tarieven.

  • 1.2 Het vaste belastingtarief, als bedoeld in artikel 4, onder a, bedraagt per perceel per belastingjaar: € 104.=;

  • 1.3 Het vaste belastingtarief, als bedoeld in artikel 4, onder a, bedraagt per perceel per belastingjaar voor percelen die geen gebruik maken van een container met een gebruiksregistratiesysteem, of van een verzamelcontainer met een toegangsregistratiesysteem € 175,=;

  • 1.4 Het vaste belastingtarief, als bedoeld in artikel 4, onder b, bedraagt per extra restafvalcontainer per belastingjaar: € 50,=;

  • 1.5 Het gedifferentieerde belastingtarief, als bedoeld in artikel 4, onder c, bedraagt:

  • 1.5.1 per aanbieding ter lediging van een restafvalcontainer van 240 liter € 6,=;

  • 1.5.2 per aanbieding ter lediging van een restafvalcontainer van 140 liter € 4,=

  • 1.5 Het gedifferentieerde belastingtarief, als bedoeld in artikel 4, onder d, bedraagt per ontgrendeling van een verzamelcontainer met behulp van een afvalpas € 1,=.

Artikel 6 Vrijstelling

Indien sprake is van een perceel dat wordt gebruikt door een instelling in de zin van artikel 1, onder f, van de Wet toelating zorginstellingen, en de huishoudelijke afvalstoffen worden als bedrijfsafval van de instelling afgevoerd en bij de instelling in de heffing van de reinigingsrechten betrokken, wordt ter zake van dit perceel geen afvalstoffenheffing geheven.

Artikel 7 Belastingtijdvak

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belasting verschuldigd naar de grondslag als bedoeld in artikel 4, onderdelen a en b, is verschuldigd bij het begin van het belastingtijdvak, of zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. De belasting verschuldigd naar de grondslagen als bedoeld in artikel 4, onderdelen c en d is verschuldigd na het einde van het belastingtijdvak.

  • 3. Indien in afwijking van het tweede lid, de belastingplicht voor de belasting verschuldigd naar de grondslagen als bedoeld in artikel 4, onderdelen c en d in de loop van het belastingtijdvak eindigt, is de belasting verschuldigd bij het einde van de belastingplicht.

  • 4. Indien de belastingplicht voor de belasting verschuldigd naar de grondslag als bedoeld in artikel 4, onderdelen a en b, in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 5. Indien de belastingplicht voor de belasting, bedoeld in artikel 4, onderdelen a en b in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 5,=.

  • 6. Indien de grondslag van de belasting als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel c, in de loop van het belastingtijdvak wijzigt in die zin, dat minder belasting verschuldigd is, bestaat aanspraak op vermindering voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de vermindering minder bedraagt dan € 5,=.

  • 7. Het vierde lid is niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen het gebied van de Gemeenschappelijke Regeling verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt.

  • 8. Het vierde lid is niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen het gebied van de Gemeenschappelijke Regeling verhuist en aldaar een extra container in gebruik neemt.

  • 9. Voor de toepassing van het bepaalde in het vijfde en het zesde lid wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen afvalstoffenheffing of andere heffingen aangemerkt als één belastingaanslag.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1 In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de aanslag worden betaald uiterlijk drie maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2 In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

Artikel 11 Nadere regels door het dagelijks bestuur

Het dagelijks bestuur kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de afvalstoffenheffing.

Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De ‘Verordening afvalstoffenheffing 2015’ van 8 december 2014 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2016.

  • 4. Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening afvalstoffenheffing 2016’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering Van 7 december 2015.
de secretaris, de voorzitter,