Regeling vervallen per 01-01-2021

Gemeentelijke belastingen, regeling

Geldend van 02-02-2007 t/m 31-12-2020

Intitulé

Gemeentelijke belastingen, regeling

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oud-Beijerland;

gelet op de artikelen 6, derde lid, 13 eerste lid en 14, eerste lid van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de artikelen 29 en 31 van de Invorderingswet 1990 in verbinding met artikel 231, tweede lid, onderdeel a, en derde lid van de Gemeentewet en de betreffende bepalingen van de belastingverordeningen;

B E S L U I T:

vast te stellen de volgende:

Regeling met betrekking tot de heffing en de invordering van de gemeentelijke belastingen.

Hoofdstuk 1

Artikel 1 Reikwijdte van de regeling

De in deze regeling opgenomen regels gelden bij de heffing en invordering van de gemeentelijke belastingen op grond van de onderscheiden belastingverordeningen voorzover deze regels in artikel 4 voor de betreffende gemeentelijke belasting van toepassing zijn verklaard.

Artikel 2 Aangifte

  • 1 De belastingplichtige die niet binnen zes maanden na afloop van het belastingjaar of kalenderjaar is uitgenodigd tot het doen van aangifte of aan wie niet binnen twee maanden na afloop van het belastingjaar of kalenderjaar een aanslag is opgelegd, is gehouden binnen veertien dagen na afloop van die maanden bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar een schriftelijk verzoek in te dienen om te worden uitgenodigd tot het doen van aangifte.

  • 2 Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar ontstaat dan wel het aantal honden dat door de belastingplichtige wordt gehouden wijziging ondergaat, moet de belastingplichtige binnen veertien dagen na het tijdstip waarop de belastingplicht is ontstaan of de wijziging van het aantal honden heeft plaatsgevonden, bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar schriftelijk verzoeken om te worden uitgenodigd tot het doen van aangifte.

  • 3 Het model voor het uitnodigen tot het doen van aangifte voor de gemeentelijke belasting als bedoeld in artikel 4, onderdeel d, wordt vastgesteld overeenkomstig de bij deze regeling behorende bijlagen.

Artikel 3 Rente

  • 1 Het percentage van de invorderingsrente volgt het percentage dat op grond van artikel 29 van de Invorderingswet 1990 voor het betreffende kalenderkwartaal voor de rijksbelastingen is vastgesteld.

  • 2 Bij de invordering van de gemeentelijke belastingen vindt de ministeriële regeling bedoeld in artikel 31 van de Invorderingswet 1990 overeenkomstige toepassing.

  • 3 In afwijking van de in het tweede lid bedoelde regeling wordt geen invorderingsrente in rekening gebracht indien deze in totaal een bedrag van € 23,00 niet te boven gaat.

Artikel 4 Gelding

Met betrekking tot:

  • a.

    de onroerende-zaakbelastingen vindt artikel 3 toepassing;

  • b.

    de roerende-zaakbelastingen vindt artikel 3 toepassing;

  • c.

    de rioolrechten vindt artikel 3 toepassing;

  • d.

    de hondenbelasting vinden de artikelen 2 en 3 toepassing;

  • e.

    de baatbelasting vindt artikel 3 toepassing;

  • f.

    de leges vindt artikel 3 toepassing;

  • g.

    de parkeerbelastingen vindt artikel 3 toepassing; de lijkbezorgingsrechten vindt artikel 3 toepassing;

  • h.

    de brandweerrechten vindt artikel 3 toepassing;

  • i.

    de marktgelden vindt artikel 3 toepassing;

  • j.

    de havengelden vindt artikel 3 toepassing.

Artikel 5 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1 De bestaande “Regeling gemeentelijke belastingen” van 15 februari 2005 en “Regeling gemeentelijke belastingen” van 24 maart 1998 wordt met ingang van de in lid 2 geldende dag ingetrokken. Zij blijven van toepassing op situaties die zich voor die desbetreffende datum hebben voorgedaan.

  • 2 Deze regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3 De datum van ingang is 1 januari 2007.

  • 4 Deze regeling wordt aangehaald als: “Regeling gemeentelijke belastingen”.

Ondertekening

Oud-Beijerland, d.d.
het college van burgemeester en wethouders voornoemd,
de secretaris,            de burgemeester
J. Brouwer                  A. Latenstein van Voorst - Wolringh